Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0187

Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2013 over het Europees integratieproces van Kosovo (2012/2867(RSP))

PB C 45 van 5.2.2016, p. 73–80 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/73


P7_TA(2013)0187

Het Europees integratieproces van Kosovo

Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2013 over het Europees integratieproces van Kosovo (2012/2867(RSP))

(2016/C 045/11)

Het Europees Parlement,

gezien het speciaal verslag nr. 18/2012 van de Europese Rekenkamer, „Bijstand van de Europese Unie aan Kosovo op het gebied van de rechtsstaat” van 30 oktober 2012,

gezien het besluit van de Raad van 22 oktober 2012 tot machtiging van de Commissie om onderhandelingen te openen over een kaderovereenkomst met Kosovo inzake de deelname aan programma's van de Unie,

gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 over een haalbaarheidsstudie voor een stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Kosovo (COM(2012)0602),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2012„Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2012-2013” (COM(2012)0600),

gezien het aflopen van het mandaat van de internationale civiele vertegenwoordiger in september 2012 en de geleidelijke sluiting van het internationaal civiel bureau eind 2012,

gezien de rapporten van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties over de lopende activiteiten van de VN-missie voor interim-bestuur in Kosovo (UNMIK) en daarmee verband houdende ontwikkelingen, waarvan het meest recente van 8 november 2012 betrekking heeft op de periode 16 juli tot 15 oktober 2012,

gezien de ratificatie op 7 september 2012 door de Assemblee van Kosovo van de overeenkomst met de EU over de verlenging van het EULEX-mandaat tot juni 2014,

gezien het Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 betreffende de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX Kosovo), zoals gewijzigd door Gemeenschappelijk Optreden 2009/445/GBVB van de Raad van 9 juni 2009, door Besluit 2010/322/GBVB van de Raad van 8 juni 2010 en door Besluit 2012/291/GBVB van de Raad van 5 juni 2012,

gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 7 december 2009, 14 december 2010 en 5 december 2011, waarin benadrukt en opnieuw bevestigd werd dat ook Kosovo, onverlet het standpunt van de lidstaten over de status daarvan, uitzicht moet worden geboden op een uiteindelijke visumliberalisering, zodra aan alle voorwaarden is voldaan, en waarin het opstarten van een visumdialoog in januari 2012 en de presentatie van een routekaart voor visumliberalisering in juni 2012 met voldoening is begroet,

gezien de gestructureerde dialoog over de rechtsstaat die op 30 mei 2012 van start gegaan is,

gezien de in maart 2012 geïnstalleerde nationale raad voor Europese integratie die onder het kabinet van de president ressorteert en die een coördinerende functie op hoog niveau vervult om overeenstemming te bereiken over de Europese agenda met een op integratie gerichte en partijoverschrijdende aanpak,

gezien de conclusies van de Raad van 28 februari 2012 over de uitbreiding en het stabilisatie- en associatieproces,

gezien resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad, het advies van het Internationaal Gerechtshof van 22 juli 2010 over de vraag of de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in overeenstemming is met het internationaal recht, en de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 9 september 2010 (1) waarin zij de inhoud van dat advies onderschreef en zich verheugd toonde over de bereidheid van de EU om de dialoog tussen Belgrado en Pristina te faciliteren,

gezien het verslag van oktober 2012 van de missie in Kosovo van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE): „Fair Trial Rights in Election Related Cases”,

gezien de gezamenlijke verklaringen van de interparlementaire bijeenkomsten EP-Kosovo van 28—29 mei 2008, 6—7 april 2009, 22—23 juni 2010 en 20 mei 2011,

gezien zijn eerdere resoluties,

gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de beëindiging van de onafhankelijkheid onder toezicht een mijlpaal is voor Kosovo en de verantwoordelijkheid van de Kosovaarse autoriteiten vergroot om hervormingen aan te nemen en uit te voeren in het kader van de Europese integratie;

B.

overwegende dat 98 van de 193 leden van de Verenigde Naties, waaronder 22 van de 27 EU-lidstaten, de onafhankelijkheid van Kosovo erkennen;

C.

overwegende dat alle EU-lidstaten het Europese perspectief van Kosovo steunen, overeenkomstig de EU-toezeggingen aan de hele Westelijke Balkan en onverminderd het standpunt van de lidstaten over de status van Kosovo;

D.

overwegende dat de hervatting van de dialoog tussen Belgrado en Pristina een belangrijke stap is in de richting van normalisering van de betrekkingen tussen beide partijen, mits de partijen op effectieve en constructieve wijze op resultaat gerichte onderhandelingen aangaan;

E.

overwegende dat goede nabuurschapsbetrekkingen essentieel zijn voor de veiligheid en stabiliteit in de regio;

F.

overwegende dat zich belangrijke ontwikkelingen hebben voorgedaan in de betrekkingen tussen de EU en Kosovo, met inbegrip van de publicatie van het haalbaarheidsonderzoek van de Commissie en de lancering van de visumdialoog en van de gestructureerde dialoog over de rechtsstaat;

G.

overwegende dat het Europese perspectief voor Kosovo een krachtige stimulans betekent voor het uitvoeren van de noodzakelijke hervormingen;

H.

overwegende dat de aanhoudend zwakke rechtsstaat de opbouw van democratie vertraagt en de economie schade toebrengt, en daardoor de ontwikkeling op de lange termijn ondermijnt;

I.

overwegende dat de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, alsook het onderzoek naar en de vervolging van oorlogsmisdaden, tot de belangrijkste prioriteiten van de EULEX-missie behoren;

1.

is verheugd over de uitkomst van de haalbaarheidsstudie van de Commissie, waarin geconcludeerd wordt dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EU en Kosovo gesloten kan worden in een situatie waarin de lidstaten van de EU verschillende standpunten huldigen inzake de status van Kosovo, op voorwaarde dat Kosovo aan een aantal basisvoorwaarden voldoet; moedigt Kosovo aan om zich meer in te spannen om de in de haalbaarheidsstudie vastgestelde prioriteiten voor de korte termijn te verwezenlijken;

2.

benadrukt dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst een belangrijke stap is op weg naar de toekomstige integratie in Europese structuren en uiteindelijk het lidmaatschap van de Unie; is ervan overtuigd dat deze overeenkomst nieuwe kansen zal scheppen om de samenwerking met de buurlanden en daarmee ook de integratie van Kosovo in de regio te versterken;

3.

verzoekt de overige vijf EU-lidstaten door te gaan met de erkenning van Kosovo en alles in het werk te stellen om de economische, sociale, politieke en diplomatieke betrekkingen tussen hun burgers en de burgers van Kosovo te vergemakkelijken;

4.

neemt nota van de beëindiging van de onafhankelijkheid onder toezicht op 10 september 2012, naar aanleiding van het oordeel van de internationale stuurgroep van 2 juli 2012 dat het alomvattend voorstel voor de regeling van de status van Kosovo grotendeels is uitgevoerd; is verheugd over de beëindiging van het mandaat van de internationale civiele vertegenwoordiger en het werk dat tot dusver uitgevoerd is door de speciale vertegenwoordiger van de EU/het hoofd van de EU-delegatie;

5.

verwelkomt de nieuwe dialoog op hoog niveau tussen Belgrado en Pristina die geïnitieerd en gefaciliteerd is door de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, omdat de dialoog hierdoor een nieuwe impuls heeft gekregen; roept ertoe op om alle overeenkomsten die tot dusver gesloten zijn, met name betreffende de strategie voor geïntegreerd grensbeheer en het opzetten van controleposten aan de gemeenschappelijke grens tussen de partijen zoals bepaald in de overeenkomst, volledig uit te voeren; is verheugd over de benoeming van een verbindingsofficier uit Kosovo in Belgrado, hetgeen een belangrijke stap in deze richting vormt;

6.

stelt teleurgesteld vast dat de negende gespreksronde van de dialoog tussen Belgrado en Pristina op hoog politiek niveau niet heeft geleid tot een omvattend akkoord over de mate van autonomie van de associatie van Servische gemeenten; dringt er bij beide partijen op aan de onderhandelingen voort te zetten en te intensiveren om zo spoedig mogelijk tot een voor beide partijen aanvaardbare en duurzame oplossing te komen voor alle openstaande kwesties; benadrukt dat normalisering van de betrekkingen in het belang is van zowel Servië als Kosovo en essentieel is om het proces van Europese integratie weer op gang te brengen;

7.

beklemtoont dat er de grootst mogelijke transparantie moet worden toegepast in de communicatie over de uitkomsten van de dialoog tussen Belgrado en Pristina en in het hierbij betrekken van de betreffende parlementen en maatschappelijke organisaties; benadrukt in dit verband dat de onderhandelaars van Kosovo en Servië vertrouwen bij het publiek moeten kweken en de burgers moeten raadplegen;

8.

herhaalt dat ideeën over opdeling van Kosovo of enig ander land van de westelijke Balkan in strijd zijn met de geest van de Europese integratie; herhaalt zijn steun voor de territoriale integriteit van Kosovo en voor gezamenlijk overeengekomen oplossingen voor bestaande geschillen; roept alle betrokken partijen op om constructief deel te nemen aan de door de EU gefaciliteerde dialoog en geen stappen te ondernemen die spanningen in de regio kunnen veroorzaken;

9.

onderstreept de noodzaak van lokale verantwoordelijkheid voor en eigen zeggenschap over van het verzoeningsproces; is van mening dat de autoriteiten van Kosovo verdere stappen moeten doen om toenadering te zoeken tot de Servische minderheid, met name in het noorden, om te zorgen voor maatschappelijke integratie over de hele linie en om te waarborgen dat het bij de grondwet vastgelegde beginsel dat Serviërs in hun eigen taal toegang hebben tot alle officiële diensten wordt uitgevoerd; is tegelijkertijd van mening dat de samenwerking tussen alle Kosovaarse Serviërs moet worden versterkt en dat de Commissie daaraan gerelateerde projecten moet steunen en concrete menselijke contacten moet bevorderen; moedigt alle Kosovaarse Serviërs en hun politieke vertegenwoordigers aan om alle mogelijkheden die de grondwet van Kosovo hen biedt te gebruiken om een constructieve rol in de politiek en de samenleving te spelen; ziet de opening van het kantoor van de overheid in Noord-Mitrovica als een positieve stap; merkt echter op dat veel activisten uit het maatschappelijk middenveld in Noord-Mitrovica minder vrijheid hebben om hun werk te doen en het afgelopen jaar zijn geconfronteerd met een versterking van het breed gedeelde nationalistische sentiment;

10.

roept op tot volledige transparantie inzake de financiering van scholen en ziekenhuizen in Noord-Kosovo overeenkomstig de bepalingen van het plan-Ahtisaari;

11.

betreurt de vernieling van twee Servische begraafplaatsen en dringt er bij de Kosovaarse autoriteiten op aan degenen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke gruwelijke daden voor het gerecht te brengen;

12.

doet een beroep op de autoriteiten van Kosovo en EULEX om stappen te ondernemen om een routekaart op te stellen en het decentralisatieproces volledig uit te voeren om het functioneren van de lokale overheden te verbeteren overeenkomstig de grondwet van Kosovo, ook in het noorden;

13.

is verheugd dat de raad van bestuur van de Regionale Samenwerkingsraad heeft besloten Kosovo als lid van deze organisatie te accepteren; beschouwt dit als een belangrijke stap op de weg van het land naar regionale en Europese integratie;

14.

is verheugd over de herziening en uitbreiding van het EULEX-mandaat en de benoeming van Bernd Borchardt als hoofd van de missie; is van mening dat het verslag van de Europese Rekenkamer over de EU-bijstand aan Kosovo op het gebied van de rechtsstaat een aantal zeer belangrijke punten van zorg aanroert, met name wat betreft de efficiëntie van dergelijke bijstand, corruptie op hoog niveau, de georganiseerde misdaad en het ontbreken van duidelijke doelstellingen; onderschrijft de analyse en aanbevelingen uit het verslag en doet een beroep op alle betrokken actoren om de aanbevelingen uit voeren om zodoende de effectiviteit van de EU-bijstand te vergroten;

15.

onderstreept het belang van een succesvolle uitvoering van de EULEX-missie voor de duurzame ontwikkeling, de consolidatie van de instellingen en de stabiliteit van Kosovo; onderstreept het belang voor Kosovo om de nauwe samenwerking met EULEX te verstevigen en om het werk van EULEX op alle gebieden van haar mandaat te steunen; onderstreept dat EULEX dringend de transparantie en de verantwoording van haar werkzaamheden moet verbeteren en dringt aan op een efficiënt en transparant systeem in de structuren van EULEX dat ervoor zorgt dat klachten van burgers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in aanmerking worden genomen; spoort EULEX aan beter te communiceren over haar resultaten naar de burgers van Kosovo en daarnaast te werken aan het vergroten van het vertrouwen in de missie en oog te hebben voor de verwachtingen van de burgers;

16.

onderstreept de noodzaak van doeltreffend intern beheer, coördinatie en samenwerking binnen EULEX; verzoekt EULEX haar inspanningen ten behoeve van de verbetering van de rechtsstaat in Kosovo te vernieuwen en te versterken en de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden te concentreren op de onderdrukking van de georganiseerde misdaad en corruptie op hoog niveau; benadrukt de verantwoordelijkheid van EULEX betreffende haar uitvoerende macht, alsook haar mandaat om te controleren, te begeleiden en te adviseren; doet een beroep op de lidstaten van de EU om ervoor te zorgen dat EULEX over adequaat personeel beschikt, zowel wat betreft de kwaliteit als de tijdsduur en de genderbalans, en dat er bij de samenstelling van het personeel rekening wordt gehouden met de omstandigheden ter plekke;

17.

steunt de speciale onderzoekstaskforce, opgericht naar aanleiding van het verslag van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van december 2010; is van mening dat grondig onderzoek naar alle beschuldigingen die in dat rapport zijn beschreven in het belang van Kosovo is; dringt er bij de Kosovaarse autoriteiten en de autoriteiten van de buurlanden op aan om volledig samen te werken en de speciale onderzoekstaskforce te steunen;

18.

benadrukt dat er betere samenwerking en coördinatie van de ondersteuning tussen de lidstaten, EU-instellingen en andere internationale donoren nodig is om overlapping van activiteiten te voorkomen en om voor een efficiënt beheer van hulpmiddelen te zorgen; verwelkomt het lidmaatschap van Kosovo van de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (EBWO) per december 2012;

19.

moedigt de Kosovaarse autoriteiten aan om meer inspanningen te verrichten om de hoge werkloosheid en de armoede in het land te bestrijden door middel van verdere economische hervormingen en verbetering van het investeringsklimaat;

20.

is verheugd over het van start gaan van de visumdialoog en de presentatie van de routekaart voor visumliberalisering in juni 2012; dringt aan op een spoedige en strikte uitvoering van de routekaart; verzoekt de Raad en de Commissie om het Europees Parlement regelmatig te informeren over de vooruitgang die op dit terrein wordt geboekt;

21.

doet een beroep op de autoriteiten van Kosovo om te uitvoering te geven aan de vier prioriteiten voor de korte termijn, die gelden als criteria voor het van start gaan van onderhandelingen over de samenwerkings- en associatieovereenkomst, namelijk de rechtstaat, minderheden, bestuurlijk vermogen en handel, en vergroting van het bestuurlijke vermogen voor onderhandelingen, met name door verdere herstructurering van het Ministerie van Handel;

22.

dringt er bij de autoriteiten van Kosovo op zich meer in te zetten en blijk te geven van politieke om de rechtsstaat te versterken, met name door bewijs te geven van de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie; neemt met belangstelling kennis van het van start gaan van de gestructureerde dialoog over de rechtsstaat als het forum op hoog niveau om toezicht te houden op de voortgang op het gebied van de rechtsstaat; dringt er bij de autoriteiten van Kosovo op aan om een eind te maken aan de praktijk om grote aantallen veroordeelde criminelen gratie te verlenen ter gelegenheid van de viering van de verjaardag van de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo, en om strengere criteria te hanteren bij het verlenen van gratie, met volledige inachtneming van de scheiding der machten;

23.

dringt er bij de autoriteiten van Kosovo op aan om de onafhankelijkheid, doeltreffendheid, verantwoordingsplicht en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te verbeteren en haar onafhankelijkheid te eerbiedigen, zowel in hun handelen als in hun publieke uitspraken, onder meer in verband met het onderzoek naar of de aanhouding van openbare figuren, en om het mandaat van EULEX en de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden te respecteren;

24.

maakt zich zorgen omdat er geen wezenlijke vooruitgang is geboekt met de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad; doet een beroep op de autoriteiten van Kosovo blijk te geven van werkelijke politieke wil en moed om de bestrijding van corruptie op hoog niveau aan te pakken en meer transparantie en goed bestuur te laten zien, onder meer door de werkzaamheden van de politie en die van de gerechtelijke autoriteiten van Kosovo beter te coördineren; uit opnieuw zijn bezorgdheid over de omvang van de georganiseerde misdaad in Kosovo; neemt kennis van de anticorruptiestrategie van de overheid en is van mening dat Kosovo deze strategie met serieuze inzet moet aannemen en uitvoeren; uit zijn zorgen over het feit dat er niet volledig wordt deelgenomen aan de samenwerking in het kader van Europol en Interpol omdat de status van Kosovo niet is erkend en doet een beroep op de lidstaten om een betere samenwerking tussen EULEX en Europol en Interpol mogelijk te maken en naar mogelijkheden te zoeken om Kosovo en Europol en Interpol te laten deelnemen, in elk geval als waarnemer;

25.

merkt in dit verband op dat in het verslag van de Rekenkamer een aantal gevallen wordt genoemd waarin de autoriteiten van Kosovo hebben besloten het advies en de aanbevelingen van EU-instellingen of van door de EU gefinancierde deskundigen juist op het gebied van de bestrijding van corruptie, niet op te volgen; merkt in dit verband op de georganiseerde misdaad in Kosovo een aanzienlijke bedreiging vormt en dat deze wordt bevorderd door straffeloosheid, frequente politieke bemoeienis met de rechterlijke macht en de rechtshandhavingsautoriteiten, en corruptie op hoog niveau;

26.

merkt op dat corruptie en georganiseerde misdaad wijdverspreid zijn in de regio en een obstakel voor de democratische, sociale en economische ontwikkeling van Kosovo vormen; dringt in dit verband aan op een regionale strategie en meer samenwerking tussen alle landen in de regio om deze plagen effectiever te bestrijden, met name de handel in en uitbuiting van vrouwen en minderjarigen voor seksuele exploitatie en gedwongen bedelarij; is verheugd over het geslaagde werk op dit gebied van het „Ohrid samenwerkingsverband” van de regeringen in Pristina, Skopje, Podgorica en Tirana;

27.

uit zijn bezorgdheid over het beperkte kader voor getuigenbescherming in Kosovo, wat met name van belang is voor geruchtmakende zaken; benadrukt het belang van een volledig operationeel programma voor getuigenbescherming; roept de autoriteiten van Kosovo op om de effectiviteit en de geloofwaardigheid van het systeem voor getuigenbescherming te versterken en verzoekt EULEX om haar steun hiervoor te vergroten; dringt er bij de lidstaten op aan om toeschietelijker te zijn als het gaat om het opnemen van getuigen en onderstreept de noodzaak om te blijven zoeken naar manieren om het lijden van alle slachtoffers van oorlogsmisdaden te erkennen en hun recht op de waarheid en gerechtigheid te eerbiedigen, onder meer door de oprichting van een regionale waarheidscommissie (RECOM) te steunen;

28.

betreurt het dat als gevolg van de oorlog in Kosovo in 1999 er nog steeds 1.869 personen vermist worden; merkt op dat dit een spoedige reactie vereist, omdat de waarheid aan het licht brengen en de familie van slachtoffers in staat stellen om te rouwen om hun geliefden, essentiële voorwaarden zijn voor een verzoening tussen de gemeenschappen en voor een vreedzame toekomst in de regio; benadrukt de noodzaak van een betere coördinatie tussen comités van vermiste personen en dringt er bij de autoriteiten van alle landen op aan om de archieven van de geheime politie en het leger open te stellen;

29.

blijft bezorgd over de aanhoudende trend van mensenhandel via en vanuit Kosovo, met name de handel in kinderen voor seksuele uitbuiting; roept Kosovo op de bestrijding van mensenhandel op te voeren, onder meer door de capaciteit van de rechtshandhavings- en gerechtelijke autoriteiten te vergroten;

30.

doet een beroep op alle partijen om de hervorming van het kiesstelsel te voltooien om ervoor te zorgen dat er een goed functionerend kader voor de verkiezingen is dat overeenstemt met de internationale normen, met name die van de Raad van Europa, met als belangrijkste doel de ruimte voor verkiezingsfraude te verminderen en de politieke verantwoordingsplicht van de wetgevende macht te versterken; is bezorgd over de tekortkomingen van het onderzoek naar en vervolging van verkiezingsfraude in verband met de parlementsverkiezingen van december 2010, zoals die zijn beschreven in het OVSE-rapport daarover; doet een beroep op de verantwoordelijke autoriteiten om de aanbevelingen van het OVSE-rapport in overweging te nemen; verzoekt EULEX te overwegen om gebruik te maken van haar uitvoeringsbevoegdheden op dit gebied indien zij van oordeel is dat het rechtsstelsel van Kosovo niet in staat is om deze tekortkomingen te corrigeren;

31.

verwelkomt de wezenlijke verbeteringen van het regelgevingskader in Kosovo, met inbegrip van progressieve wetgeving en beleid met betrekking tot terugkeer en repatriëring, rechten van gemeenschappen, het gebruik van talen, non-discriminatie, gendergelijkheid en jongeren;

32.

onderstreept dat er ondanks deze verbeteringen uitdagingen blijven bestaan op het gebied van de bescherming van de mensenrechten en gemeenschapsrechten, non-discriminatie op grond van seksuele geaardheid en de deelname van vrouwen en jongeren aan besluitvorming; benadrukt dat vrouwen, jongeren en gemeenschappen zowel op centraal als op lokaal niveau nog steeds ondervertegenwoordigd zijn;

33.

veroordeelt met kracht de recente bedreigingen van de mensenrechtenactiviste Nazlie Balaj, lid van het Kosovaarse vrouwennetwerk, naar aanleiding van het feit dat zij zich publiekelijk heeft uitgesproken voor wijziging van de wet op de status van martelaren, invaliden en veteranen, strijders van het Kosovaarse bevrijdingsleger, burgerslachtoffers van de oorlog en hun familieleden in die zin dat slachtoffers van seksueel geweld tijdens de oorlog dezelfde status krijgen als veteranen, en dringt er bij de autoriteiten van Kosovo op aan dit incident te onderzoeken en de bescherming van alle mensenrechtenactivisten te waarborgen;

34.

doet een beroep op de instellingen op centraal en lokaal niveau om wetgeving inzake mensenrechten effectief ten uitvoer te leggen en bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een multi-etnische samenleving;

35.

is verheugd over het werk van de ombudspersoon en acht de budgettaire onafhankelijkheid van zijn of haar bureau een dringende noodzaak;

36.

benadrukt dat versterking nodig is van de onafhankelijkheid, deskundigheid en capaciteit van de Assemblee van Kosovo voor de uitoefening van toezicht op de begroting, de uitvoerende macht en de veiligheidssector, door haar toetsing van de wetgeving en haar toezicht op de uitvoering en impact van beleid en wetgeving te verbeteren;

37.

onderstreept het belang van het uitvoeren van de noodzakelijke hervorming van de overheidsdiensten en van uitbreiding van het aantal vrouwen en personen die tot minderheden behoren er op alle bestuursniveaus;

38.

is verheugd over het feit dat het rechtskader in Kosovo voorziet in vrouwenrechten en dat het beginsel van gendergelijkheid goed in het rechtsstelsel is verankerd, en juicht de vooruitgang op dit gebied toe; is echter bezorgd over het hoge percentage schoolverlaters onder meisjes en over de ondervertegenwoordiging van vrouwen op de arbeidsmarkt, waaronder in sleutelsectoren van de economie; dringt er bij de regering en het parlement op aan om desbetreffende wetgeving proactiever en effectiever toe te passen, met inbegrip van de wetgeving tegen huiselijk geweld en mensenhandel, teneinde in Kosovo zichtbaar vooruitgang te boeken op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid; doet een beroep op de autoriteiten van Kosovo om de participatie van vrouwen in de politiek en de samenleving actiever te bevorderen, hun participatie op de arbeidsmarkt te stimuleren, en hun arbeidsmarktpositie te versterken, en gendergelijkheid in al het beleid te integreren;

39.

benadrukt de centrale rol van actieve en onafhankelijke maatschappelijke organisaties bij het versterken en consolideren van democratische politieke processen in het land en een geïntegreerde samenleving in het land op te bouwen; erkent het belangrijke werk van deze organisaties en van vrouwenorganisaties; onderstreept het belang van een dialoog met het maatschappelijk middenveld;

40.

onderstreept dat organisaties uit het maatschappelijk middenveld een centrale rol spelen bij de opbouw van een inclusieve samenleving en het consolideren van democratische politieke processen in Kosovo en bij de bevordering van de dialoog en van goede nabuurschapsbetrekkingen in de regio, waarmee wordt bijgedragen aan de versterking van de regionale samenwerking op sociaal en politiek gebied; is verheugd over de verbeterde samenwerking van de overheid met ngo's, maar roept op tot een bredere raadpleging van ngo's bij beleidsvorming en in het kader van toezicht op de werkzaamheden van de autoriteiten; dringt er bovendien op aan dergelijke organisaties sterker bij het stabilisatie- en associatieproces te betrekken;

41.

benadrukt de noodzaak om actief burgerschap te bevorderen door onder meer het maatschappelijk middenveld te versterken en de vrijheid van meningsuiting daadwerkelijk te garanderen;

42.

erkent dat de vrijheid om zich aan te sluiten bij vakverenigingen weliswaar door de wet is gewaarborgd, maar dat er nog steeds verbeteringen nodig zijn op het vlak van fundamentele arbeidsrechten en vakbondsrechten; spoort Kosovo aan om de sociale dialoog binnen het besluitvormingsproces, beleidsvorming en capaciteitsopbouw voor de sociale partners te versterken;

43.

benadrukt dat EULEX haar assistentie aan de politie van Kosovo moet opvoeren met betrekking tot opleidingen in de-escalatie van kritieke en gevoelige situaties vóór en tijdens demonstraties; wijst erop dat ook de autoriteiten, ondersteund door EULEX, zich meer moeten inspannen om te zorgen voor gerechtigheid voor de overlevenden van conflictgerelateerd seksueel geweld in Kosovo en elders in de Westelijke Balkan;

44.

acht het zorgwekkend dat discriminatie nog steeds een ernstig probleem is; onderstreept dat het belangrijk is om de gelijkheid van alle personen, ongeacht hun etnische afkomst, geslacht, leeftijd, geloofsovertuiging, seksuele geaardheid of handicap, te waarborgen; benadrukt de noodzaak van een veelomvattende strategie die gericht is tegen alle vormen van discriminatie, en van volledige uitvoering van de antidiscriminatiewet; onderstreept het belang van bewustmaking van wat discriminatie is en welke juridische stappen daartegen kunnen worden ondernomen;

45.

verzoekt de autoriteiten uitvoering te geven aan het grondwettelijke beginsel van non-discriminatie op grond van seksuele geaardheid, de kennis van rechtshandhavingsfunctionarissen over LGBT-rechten te vergroten en homofobie en transfobie te bestrijden; betreurt in dit verband de gewelddadige aanval op 14 december 2012 in Pristina door een groep, waaronder radicale islamisten, op het gebouw waar de website Kosovo 2.0 op het punt stond zijn nieuwste magazine over „seks” te presenteren, met inbegrip van LGBT-thema's; roept de politie van Kosovo en het ministerie van Binnenlandse Zaken op om het geweld en de bedreigingen tegen de betrokken personen te onderzoeken en de daders voor de rechter te brengen; dringt er bij de autoriteiten op aan alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de mensenrechten, waaronder de vrijheid van gedachte, meningsuiting en vereniging, volledig worden gerespecteerd;

46.

onderstreept het belang van onafhankelijke en vrije media; is in dit verband ingenomen met de wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de strafrechtelijke aansprakelijkheid van hoofdredacteuren, uitgevers, drukkers en producenten van informatiedragers en de bescherming van journalistieke bronnen, die met ingang van 1 januari 2013 van kracht zijn geworden;

47.

neemt kennis van het derde verslag van de OVSE over gemeenschapsrechten van juli 2012, waarin erop wordt gewezen dat er weliswaar een veelomvattend en gedetailleerd wettelijk kader is aangenomen, maar dat er nog veel werk moet worden verzet om de gemeenschapsrechten in Kosovo daadwerkelijk en op betekenisvolle wijze te kunnen beschermen;

48.

is verheugd over het feit dat er relevante wetgeving ter bescherming en bevordering van de gemeenschappen en van het religieuze en culturele erfgoed aangenomen is, en dat de verantwoordelijkheid voor de beveiliging van het cultuurgoed en de heilige plaatsen van de Servisch-Orthodoxe kerk grotendeels door Kosovo overgenomen is; is in dit verband met name verheugd over de oprichting van een speciale eenheid binnen de politie van Kosovo die zich uitsluitend zal bezighouden met deze taak; dringt aan op de verdere tenuitvoerlegging van de desbetreffende wetgeving, vooral van de wet op de gemeenschappen; betreurt de weigering van de Kosovaarse autoriteiten om de Servische president Tomislav Nikolic een bezoek aan Kosovo te laten brengen en hem de viering van de orthodoxe kerstviering in Gracanica te laten bijwonen; is in dit verband verheugd over de ontmoeting, in het kader van de inspanningen gericht op de normalisering van de betrekkingen tussen beide partijen, tussen de president van Servië, Nikolic, en de president van Kosovo, Jahjaga, onder leiding van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, op 6 februari 2013, die gekenmerkt werd door een open en constructieve sfeer;

49.

betreurt de weigering van de Servische autoriteiten om de Kosovaarse vicepremier Mimoza Kusari-Lila toe te staan de grens te passeren en een bezoek aan de Presevo-vallei te brengen; betreurt het dat de burgers van Kosovo urenlang moeten wachten om de grens naar Servië over te steken;

50.

benadrukt dat het belangrijk is om de betrekkingen van Kosovo met en de vertegenwoordiging van Kosovo in internationale culturele en erfgoedinstellingen te versterken teneinde de bescherming van religieuze en culturele plaatsen en monumenten te verbeteren, en om de vertegenwoordiging van Kosovo in Europese en internationale sportorganisaties te versterken om Kosovaarse sporters in staat te stellen deel te nemen aan alle internationale sportevenementen, waaronder Europese en wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen;

51.

is verheugd over het opzetten van gemeentelijke bureaus voor gemeenschappen en terugkeer in de meeste gemeentes, maar betreurt het dat, ondanks de gemaakte voortgang, de terugkeer van vluchtelingen en binnenlandse ontheemden nog een uitdaging blijft, vooral ten gevolge van veiligheidsincidenten; moedigt de autoriteiten van Kosovo aan zich meer in te spannen op dit terrein, op centraal en lokaal niveau, en vooral aandacht te schenken aan Servische, alsmede aan Roma-, Ashkali- en Egyptische repatrianten;

52.

is verheugd over de definitieve sluiting van het met lood verontreinigde kamp Osterode in Noord-Mitrovica en de herhuisvesting van de overgebleven families, waaronder veel Roma-, Ashkali- en Egyptische families, in nieuwbouwhuizen en een appartementenblok met sociale woningen, die deel uitmaken van een door de EU gefinancierd project; is van mening dat dit een belangrijke stap is op weg naar de volledige herintegratie en opname van vluchtelingen en minderheden in de Kosovaarse samenleving; dringt er bij de autoriteiten van Kosovo op aan onmiddellijk te beginnen met het schoonmaken van het verontreinigde gebied en vraagt de Commissie om de nodige technische en financiële bijstand te verlenen; verzoekt Kosovo om meer middelen uit te trekken voor de aanneming en tenuitvoerlegging van EU-milieunormen;

53.

is verheugd over het van start gaan van de tussentijdse evaluatie van de strategie en het actieplan voor de Roma-, de Ashkali- en de Egyptische gemeenschap; dringt aan op een effectievere uitvoering van en een effectiever toezicht op de integratiestrategie voor deze gemeenschappen door middel van verdere capaciteitsopbouw en een betere coördinatie tussen instellingen onderling; benadrukt de noodzaak om de „veertig acties” volledig ten uitvoer te leggen ter bevordering van de sociale integratie van de Roma-, de Ashkali- en de Egyptische gemeenschap op zowel nationaal als gemeentelijk niveau, overeenkomstig de doelstellingen van het Europees kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma; doet een beroep op de autoriteiten van Kosovo om een genderperspectief op te nemen in de strategie en het actieplan voor de integratie van de Roma-, de Ashkali- en de Egyptische gemeenschap;

54.

is bezorgd over het feit dat kinderen uit de Roma-, de Ashkali- en de Egyptische gemeenschap nog altijd kwetsbaar en gemarginaliseerd zijn; roept de autoriteiten op om voldoende aandacht te besteden aan de verbetering van de leefomstandigheden van deze gemeenschappen, met inbegrip van hun toegang tot onderwijs;

55.

is bezorgd over de omvangrijke armoede onder kinderen en de hoge kindersterfte, de lage dekking van het socialezekerheidsstelsel van Kosovo en de hoge bedragen die burgers zelf moeten betalen voor gezondheidszorg, waardoor kwetsbare gezinnen het risico lopen om in chronische armoede te vervallen;

56.

benadrukt dat kinderen met een handicap nog steeds uitgesloten worden van basisonderwijs en dat slechts 10 % van hen staat ingeschreven bij een lagere school; doet een beroep op de regering om ervoor te zorgen dat personen met een handicap en andere kwetsbare groepen zonder discriminatie toegang hebben tot gezondheidszorg, onderwijs en sociale diensten; is verheugd over de goedkeuring van de aanbevelingen inzake vroegkinderlijke ontwikkeling door de Assemblee van Kosovo;

57.

is verheugd over het van start gaan van het project om de kinderbescherming in Kosovo volledig in kaart te brengen en over de vooruitgang die is geboekt bij de aanneming van een Kosovaars wetboek voor jeugdrecht overeenkomstig de internationale en Europese normen; is echter nog steeds bezorgd over het ontbreken van een gespecialiseerde institutionele infrastructuur voor kinderen die met politie en justitie in aanraking komen (slachtoffers en getuigen);

58.

is verheugd over de definitieve resultaten van de volkstelling in Kosovo van 2011 als eerste stap om beleidsmakers tijdig nauwkeurige informatie te verstrekken ten behoeve van de beleidsvorming; erkent echter dat er nog steeds problemen zijn met betrekking tot de beschikbaarheid van statistisch betrouwbare en internationaal vergelijkbare gegevens, die essentieel zijn bij het voeren van een op feiten gebaseerd beleid en de monitoring van de in Kosovo geboekte vooruitgang;

59.

doet een beroep op Kosovo om het ondernemingsklimaat voor kleine en middelgrote bedrijven te verbeteren door de administratieve lasten en de daarmee gepaard gaande kosten te verminderen, hun toegang tot financiering te verbeteren en specifieke steun aan startende bedrijven te verlenen;

60.

wijst op het belang van een eigen internationale telefooncode voor Kosovo, zowel om economische als politieke redenen; acht de huidige situatie onhoudbaar en verwarrend en roept de bevoegde internationale organisaties op om zo spoedig mogelijk een oplossing voor deze kwestie te vinden en Servië om in dit verband zijn vetorecht op te geven;

61.

doet een beroep op Kosovo om aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie en diversificatie van bronnen te werken met het doel om Kosova A te sluiten en Kosova B weer in bedrijf te stellen, overeenkomstig zijn verplichtingen uit hoofde van het Energiegemeenschapsverdrag; onderstreept de noodzaak om de financiële bijstand van de EU en de EBWO meer te richten op projecten op het gebied van energiebesparing, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie; betreurt dat de EBWO voornemens is in haar conceptlandenstrategie capaciteitsvergroting op het gebied van bruinkoolcentrales te ondersteunen en verzoekt de Commissie om zich tegen plannen als het onderhavige, dat in strijd is met de klimaatverplichtingen van de EU, te verzetten;

62.

neemt nota van de plannen voor een nieuwe wegeninfrastructuur om de verbinding tussen Pristina en de aangrenzende landen te verbeteren; merkt op dat de aanbestedingspraktijken in Kosovo nog steeds inadequaat zijn, en onderstreept dat ervoor moet worden gezorgd dat de aanbestedingsprocedures voor dergelijke grote projecten daadwerkelijk open, transparant en op basis van concurrentie verlopen; merkt voorts op dat dergelijke infrastructuurprojecten moeten worden ondernomen overeenkomstig de criteria die zijn vastgesteld in het huidige programma van het Internationaal Monetair Fonds; benadrukt het belang van de ontwikkeling van het openbaar vervoer, en met name de verbetering of aanleg van spoorverbindingen binnen het kader van een duurzaam vervoerssysteem; stelt voor om een grensoverschrijdend spoorwegsysteem van hogesnelheidslijnen tussen alle landen van de Westelijke Balkan aan te leggen dat moet worden gekoppeld aan het trans-Europese netwerk in de Europese Unie;

o

o o

63.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese dienst voor extern optreden en de regering en de Nationale Assemblee van Kosovo.


(1)  A/RES/64/298.


Top