Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0186

Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2013 over het voortgangsverslag 2012 betreffende Servië (2012/2868(RSP))

PB C 45 van 5.2.2016, p. 62–73 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/62


P7_TA(2013)0186

Voortgangsverslag 2012 over Servië

Resolutie van het Europees Parlement van 18 april 2013 over het voortgangsverslag 2012 betreffende Servië (2012/2868(RSP))

(2016/C 045/10)

Het Europees Parlement,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 2 maart 2012,

gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Republiek Servië anderzijds, waarmee het Europees Parlement op 19 januari 2011 instemde en die zich in het laatste stadium van ratificatie door de lidstaten bevindt, en de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië, die van kracht werd op 1 februari 2010, en de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EG en Servië: procedures voor de toepassing van de overeenkomst en de interimovereenkomst,

gezien Besluit 2008/213/EG van de Raad van 18 februari 2008 over de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europese partnerschap met Servië en tot intrekking van Besluit 2006/56/EG (1),

gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 28 februari 2012 en de conclusies van de Europese Raad van 1 maart 2012,

gezien de conclusies van de Raad van 25 oktober 2010 waarin de Commissie verzocht wordt advies uit te brengen over het verzoek van Servië om toetreding tot de Europese Unie, de conclusies van de Raad van 5 december 2011 en de conclusies van de Europese Raad van 9 december 2011 waarin de voorwaarden zijn geformuleerd voor het openen van de toetredingsonderhandelingen met Servië, alsmede de conclusies van de Raad van 11 december 2012, die zijn bekrachtigd door de Europese Raad van 13 en 14 december 2012,

gezien het advies van de Commissie van 12 oktober 2011 over het verzoek van Servië om toetreding tot de Europese Unie (SEC(2011)1208) en de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2011 over de „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012” (COM(2011)0666),

gezien het voortgangsverslag over Servië voor 2012 dat de Commissie op 10 oktober 2012 heeft gepubliceerd (SWD(2012)0333),

gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 aan het Europees Parlement en de Raad over de „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2012-2013” (COM(2012)0600),

gezien resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad, het advies van het Internationaal Gerechtshof van 22 juli 2010 over de vraag of de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in overeenstemming is met het internationaal recht, en de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 9 september 2010 waarin zij de inhoud van dat advies onderschreef en zich verheugd toonde over de bereidheid van de EU om de dialoog tussen Belgrado en Pristina te faciliteren (2),

gezien de gezamenlijke verklaring van de 6e interparlementaire vergadering EU-Servië van 27 en 28 september 2012,

gezien de overnameovereenkomst tussen de EU en Servië van 8 november 2007 (3) en Verordening (EG) nr. 1244/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum, en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (4),

gezien het derde Commissieverslag aan het Europees Parlement en de Raad over de controle na de visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan overeenkomstig de verklaring van de Commissie van 8 november 2010 en gepubliceerd op 28 augustus 2012 (COM(2012)0472),

gezien Besluit 2011/361/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende de ondertekening en sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Servië aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie (5),

gezien het eindverslag van 19 september 2012 van de beperkte verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE en het ODIHR over de Servische parlements- en presidentiële verkiezingen die op 6 resp. 20 mei 2012 gehouden zijn,

gezien het jaarverslag van 1 augustus 2012 van de president van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY), dat op 15 oktober 2012 ingediend was bij de Algemene Vergadering van de VN,

gezien haar eerdere resoluties,

gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de Europese Raad van 1 maart 2012 Servië de status van kandidaat-lidstaat heeft toegekend, en daarmee opnieuw zijn duidelijke Europese standpunt in overeenstemming met de EU-toezeggingen jegens de gehele westelijke Balkan heeft bevestigd;

B.

overwegende dat in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 in Thessaloniki ondubbelzinnig werd toegezegd dat alle westelijke Balkanlanden tot de Europese Unie kunnen toetreden zodra zij aan de daartoe vastgestelde criteria voldoen; overwegende dat deze toezegging werd herhaald in de hernieuwde consensus over uitbreiding die op 14 en 15 december 2006 door de Europese Raad werd goedgekeurd, in de conclusies van de Raad over Servië van 25 oktober 2010, alsmede op de ministeriële ontmoeting tussen de EU en de westelijke Balkan op 2 juni 2010;

C.

overwegende dat Servië diverse maatregelen heeft genomen om de betrekkingen met Kosovo te normaliseren en daarnaast inspanningen heeft geleverd om in toereikende mate te voldoen aan de politieke criteria en voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces;

D.

overwegende dat slechts één EU-lidstaat het stabilisatie- en associatieproces tussen de EU en Servië nog niet geratificeerd heeft;

E.

overwegende dat Servië, net als alle landen die het EU-lidmaatschap nastreven, op zijn eigen merites beoordeeld moet worden wat betreft de uitvoering en naleving van dezelfde criteria;

F.

overwegende dat Servië een belangrijke speler kan worden om de veiligheid en de stabiliteit in de regio te waarborgen, en zich constructief moet blijven opstellen ten opzichte van regionale samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen, aangezien dat cruciaal is voor het proces van Europese integratie;

G.

overwegende dat bilaterale kwesties zo vroeg mogelijk in het toetredingsproces moeten worden aangepakt, in een constructieve sfeer van nabuurschap en bij voorkeur vóór de opening van de toetredingsonderhandelingen, met inachtneming van de algemene belangen en waarden van de EU; overwegende dat zulke kwesties geen obstakel in het toetredingsproces mogen vormen;

H.

overwegende dat de Servische regering haar toezegging om Europese integratie te blijven nastreven, heeft bekrachtigd; overwegende dat het in dit verband noodzakelijk is bij de goedkeuring en uitvoering van hervormingen een goede staat van dienst op te bouwen;

I.

overwegende dat de rechtsstaat door de EU tot speerpunt van haar uitbreidingsproces is gemaakt;

1.

is ingenomen met het verzoek van de Raad aan de Commissie om een verslag te presenteren zodra Servië in toereikende mate aan de lidmaatschapscriteria en de belangrijkste prioriteiten heeft voldaan, teneinde de toetredingsonderhandelingen zonder verder uitstel te openen; is ervan overtuigd dat de start van de onderhandelingen over toetreding tot de EU in juni 2013 een haalbare doelstelling is; dringt er bij Servië op aan de democratische, systemische en sociaaleconomische hervormingen voort te zetten die het land in staat zullen stellen de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen en effectief uit te voeren;

2.

is ingenomen met de manier waarop in mei 2012 de parlements-, gemeenteraads- en vervroegde presidentiële verkiezingen zijn gehouden, die volgens de OVSE en het ODIHR werden gekenmerkt door eerbiediging van de grondrechten en fundamentele vrijheden; verzoekt de regering gevolg te geven aan de aanbevelingen in het eindverslag van de OVSE en het ODIHR teneinde de transparantie van het verkiezingsproces te vergroten;

3.

is verheugd dat de nieuwe regering zich inspant voor een voortzetting van de koers op weg naar EU-integratie, en benadrukt dat er hervormingen moeten worden doorgevoerd; spoort de nieuwe regering aan onvoorwaardelijk te werken aan de uitvoering van hervormingen, met name met betrekking tot de rechterlijke macht, corruptiebestrijding, mediavrijheid, de bescherming van alle minderheden, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, structurele economische hervormingen en de verbetering van het ondernemersklimaat;

4.

onderstreept dat er kan worden aangevangen met de toetredingsonderhandelingen met Servië zodra het land naar tevredenheid voldaan heeft aan de belangrijkste prioriteiten en mits de hervormingsprocessen worden voortgezet, vooral wat betreft de rechtsstaat; benadrukt dat hieruit zowel de toewijding van de EU voor het uitbreidingsproces blijkt als het vooruitzicht op toetreding tot de EU van de landen op de westelijke Balkan; is ingenomen met de vooruitgang die Servië heeft geboekt bij de vervulling van de politieke criteria van Kopenhagen, zoals is erkend in het voortgangsverslag 2012 van de Europese Commissie, en herinnert eraan dat verdere vooruitgang in het Europese integratieproces afhangt van de voortzetting van het hervormingsproces, en in het bijzonder het waarborgen van de democratie en de werking van democratische instellingen, de handhaving van de rechtsstaat, de eerbiediging van de mensenrechten, de gelijke en actieve bescherming van alle minderheden in heel Servië overeenkomstig de Europese normen, het onderhouden van goede nabuurschapsbetrekkingen en regionale samenwerking, met inbegrip van de vreedzame beslechting van bilaterale kwesties, en de verbetering van de werking van de markteconomie;

5.

onderstreept dat de toetreding van Servië tot de EU van cruciaal belang is voor de kwaliteit van de economische en sociale ontwikkeling in het land;

6.

onderstreept het belang van de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) tussen de EU en Servië waarin de wederzijdse rechten en plichten van beide partijen zijn omschreven tot het moment dat Servië tot de EU toetreedt; wijst erop dat Servië een goede staat van dienst heeft opgebouwd wat betreft de tenuitvoerlegging van de verplichtingen in het kader van de SAO en de Interimovereenkomst; verzoekt de enige lidstaat die dat nog niet heeft gedaan, het proces van de ratificatie van de stabilisatie- en associatieovereenkomst snel te voltooien opdat deze zo spoedig mogelijk in werking kan treden teneinde de betrekkingen tussen de EU en Servië te versterken en daar een nadere impuls aan te geven;

7.

is ingenomen met de vooruitgang die Servië heeft geboekt in het vervullen van de politieke criteria van Kopenhagen, zoals ook is onderkend in het voortgangsverslag 2012 van de Commissie; herinnert eraan dat verdere vooruitgang in het Europese integratieproces rechtstreeks afhangt van het feit of de hervormingen onomkeerbaar worden voortgezet en of er aan de door de Raad gestelde voorwaarden wordt voldaan; benadrukt dat de doorvoering daarvan cruciaal is;

8.

stelt teleurgesteld vast dat de negende gespreksronde van de dialoog tussen Belgrado en Pristina op hoog politiek niveau niet heeft geleid tot een omvattend akkoord over de mate van autonomie van de associatie van Servische gemeenten; dringt er bij beide partijen op aan de onderhandelingen voort te zetten en te intensiveren om zo spoedig mogelijk tot een voor beide partijen aanvaardbare en duurzame oplossing te komen voor alle openstaande kwesties; benadrukt dat normalisering van de betrekkingen in het belang is van zowel Servië als Kosovo en essentieel is om het proces van Europese integratie weer op gang te brengen; roept op tot de volledige uitvoering van de overeenkomsten die tot nu toe door beide partijen gesloten zijn; is ingenomen met de bijeenkomsten van de premiers van Servië en Kosovo, Ivica Dačić en Hashim Thaçi, als cruciale stappen in de richting van een daadwerkelijke verzoening tussen Serviërs en Kosovaren en de normalisatie van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo; prijst de proactieve rol en het leiderschap van hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter Catherine Ashton bij het bevorderen van de dialoog tussen Servië en Kosovo; kijkt uit naar vooruitgang op andere terreinen, zoals telecommunicatie en energie, en dringt er bij beide partijen op aan actief deel te nemen aan inspanningen om het probleem van vermiste personen op te lossen; is verheugd over de instructie van de Servische regering betreffende de tenuitvoerlegging van het akkoord inzake inclusieve regionale samenwerking, over het besluit om een verbindingsofficier aan te stellen bij de EU-bureaus van respectievelijk Pristina en Belgrado, en over de ondertekening van het akkoord inzake geïntegreerd grensbeheer en de eerste maatregelen voor de tenuitvoerlegging daarvan; roept Belgrado op de goede samenwerking met EULEX op het gebied van de rechtsstaat voort te zetten en de gezamenlijke inspanningen bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad op te voeren; spoort Servië aan tot volledige samenwerking met en ondersteuning van de speciale onderzoekstaskforce (SITF) van EULEX bij zijn werkzaamheden;

9.

benadrukt dat de parlementen en het maatschappelijk middenveld van Servië en Kosovo bij de dialoog moeten worden betrokken; benadrukt dat de resultaten van de dialoog op een transparante en samenhangende manier onder de aandacht van het publiek moeten worden gebracht in zowel Servië als Kosovo teneinde de geloofwaardigheid van het proces te versterken en de publieke steun aan te wakkeren; roept op tot gezamenlijke mededelingen en openbare raadplegingen over kwesties die, zo nodig, in de dialoog besproken moeten worden, en dringt erop aan dat alle tot stand gekomen overeenkomsten niet alleen in het Engels, maar ook in het Servisch en Albanees worden gepubliceerd;

10.

herhaalt dat ideeën over het verdelen van Kosovo of een ander land in de westelijke Balkan indruist tegen de geest van de Europese integratie; verlangt de ontmanteling van de parallelle instellingen die door de Servische staat in Noord-Kosovo in stand worden gehouden, en verlangt met name dat veiligheidsdiensten en gerechtelijke instanties worden teruggetrokken; onderstreept dat er moet worden gezorgd voor sociaaleconomische ontwikkeling in de regio; herhaalt dat de economische steun volledig transparant moet zijn, met name de financiering van scholen en ziekenhuizen in Noord-Kosovo; onderstreept dat zowel de Servische als de Kosovaarse autoriteiten eraan moeten blijven werken de bescherming van alle minderheden en hun integratie in de ruimere samenleving te waarborgen;

11.

is verheugd over de samenwerking van Servië met het ICTY die ertoe heeft geleid dat alle verdachten van oorlogsmisdaden overgedragen zijn aan het tribunaal in Den Haag om te worden berecht; moedigt verdere samenwerking met het tribunaal aan; schaart zich achter de herhaalde oproepen van de hoofdaanklager van het ICTY om over te gaan tot een diepgaand onderzoek naar en de vervolging van de personen die betrokken zijn bij ondersteunende netwerken waardoor voortvluchtigen zo lang vrij konden rondlopen, vooral in de militaire en civiele veiligheidsdiensten; merkt op dat de vervolging van binnenlandse oorlogsmisdaden in gestaag tempo voortgang heeft gevonden, maar wijst erop dat een krachtiger aanpak van de problematiek van vermiste personen nodig is; dringt er voorts bij de autoriteiten op aan de geloofwaardigheid en het professionalisme van het programma ter bescherming van getuigen (WPP) te waarborgen en het van voldoende middelen te voorzien zodat de rechterlijke macht haar procedures met betrekking tot oorlogsmisdaden effectief kan voortzetten; wijst erop dat een aantal voormalige politieambtenaren het WPP vrijwillig de rug hebben toegekeerd wegens de aanzienlijke tekortkomingen daarvan;

12.

verzoekt de Servische autoriteiten en politieke leiders zich te onthouden van uitspraken en acties die de autoriteit en integriteit van het strafhof ondermijnen, en verzoekt Servië om zijn belofte na te komen en zich consequent en met toewijding te blijven inzetten voor regionale samenwerking en verzoening in de westelijke Balkan, ondanks de duidelijke teleurstelling van de Serviërs na de recente vrijspraak van Gotovina, Markac en Haradinaj; is ingenomen met de ondertekening van het protocol inzake samenwerking bij de vervolging van plegers van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide tussen Servië en Bosnië en Herzegovina;

13.

onderstreept dat de autoriteiten meer inspanningen moeten leveren om recht te verkrijgen voor de overlevenden van conflictgerelateerd seksueel geweld in Servië en elders in de westelijke Balkan;

14.

is ingenomen met de toezegging van de regering om corruptie en georganiseerde misdaad te bestrijden, als essentieel element voor het Europese integratieproces van Servië; benadrukt dat onafhankelijke instellingen versterkt moeten worden bij de bestrijding van corruptie, met name het corruptiebestrijdingsagentschap en het anticorruptiebureau van de openbare aanklager, en dat de coördinatie tussen de agentschappen moet worden verbeterd; roept de autoriteiten op de nationale strategie voor corruptiebestrijding voor de periode 2012-2016 en het bijbehorende actieplan te voltooien en ervoor te zorgen dat het corruptiebestrijdingsagentschap als onafhankelijk orgaan een belangrijke rol speelt bij de tenuitvoerlegging daarvan; benadrukt dat politieke wil cruciaal is voor het opbouwen van een goede staat van dienst van onderzoek naar en veroordelingen in prominente corruptiezaken, met inbegrip van 24 controversiële privatiseringen, en hoopt dat de speciale en proactieve rol van de eerste vicepremier op dit vlak zijn vruchten zal afwerpen;

15.

constateert dat Servië bezig is met de ontwikkeling van een nieuwe strategie voor justitiële hervorming, en steunt de inspanningen voor het ontwerp van een nieuw stelsel van rechtbanken teneinde de efficiëntie en onafhankelijkheid van het gehele gerechtelijke apparaat te verbeteren; is ingenomen met de toezegging van de regering om tekortkomingen in de hervorming van de rechterlijke macht aan te pakken, waarbij er met name op wordt toegezien dat het wettelijk kader geen ruimte biedt voor overmatige politieke invloed, en de bevoegdheid van het parlement om rechters en aanklagers te benoemen en de rechtstreekse politieke participatie van ambtenaren aan het werk van de Hoge Raad voor Justitie en de Raad voor het openbaar ministerie aan de kaak wordt gesteld; onderstreept dat er duidelijke en transparante evaluatiecriteria moeten worden vastgesteld voor de benoemde rechters en aanklagers om hun onafhankelijkheid en professionaliteit te waarborgen; benadrukt verder de noodzaak om maatregelen ten uitvoer te leggen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Commissie van Venetië en zo de toenemende achterstand in de dossiers aan te pakken; merkt op dat het ministerie van Justitie verantwoordelijk blijft voor kapitaaluitgaven en dat dit de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht verder zou kunnen beperken; verzoekt de regering zich meer op de kwaliteit van de hervormingen dan op snelheid te concentreren en daarbij gebruik te maken van de beschikbare technische expertise uit het buitenland; benadrukt tevens de noodzaak van initiële en voortgezette beroepsopleidingen voor rechters en aanklagers vanwege de ingrijpende veranderingen in de wet;

16.

benadrukt nogmaals de noodzaak van de voortdurende en uitgebreide opleiding van aanklagers en politie, met het oog op het uitvoeren van ingewikkelde onderzoeken, met name van financiële aard; benadrukt dat de sleutel tot de bestrijding van corruptie van het systeem bestaat in het verbreken van de banden tussen politieke partijen, particuliere belangen en overheidsbedrijven; wijst met nadruk op de noodzaak de financiering van politieke partijen transparant te maken en op de EU-normen af te stemmen; roept de autoriteiten op de wet inzake de financiering van politieke partijen volledig ten uitvoer te leggen; betoogt dat het beginsel van het vermoeden van onschuld nooit in gevaar mag worden gebracht bij de bestrijding van corruptie; beklemtoont dat klokkenluiden van essentieel belang is voor de opsporing van corruptie; roept de regering daarom op regels ter bescherming van klokkenluiders vast te stellen en in te voeren en mensen actief aan te moedigen corruptie op alle niveaus aan de kaak te stellen; wijst erop dat zowel de autoriteiten als de media de verantwoordelijkheid hebben het publiek op geloofwaardige wijze over lopende onderzoeken naar corruptie te informeren, aangezien dat een noodzakelijke voorwaarde is voor het succesvol en professioneel opereren van politie en justitie;

17.

roept op tot een krachtiger politieke inzet bij de hervorming van het openbaar bestuur, met name door te zorgen voor de voltooiing van het wetgevingskader en de volledige overeenstemming daarvan met de internationale normen;

18.

neemt kennis van de inspanningen van de nieuwe regering om werk te maken van de bezwaren die zijn geuit door het Europees Parlement met betrekking tot de roep om onmiddellijke herziening van artikel 359 van het Wetboek van Strafrecht, maar acht het zorgwekkend dat dezelfde bepalingen zijn opgenomen in artikel 234 van datzelfde wetboek; benadrukt dat de bepalingen van het nieuwe artikel 234 van het Wetboek van Strafrecht niet mogen worden toegepast op personen die in het binnen- of buitenland een particulier bedrijf bezitten, en evenmin op personen die een verantwoordelijke functie bekleden in buitenlandse bedrijven buiten Servië; roept de autoriteiten op alle strafprocedures tegen deze personen stop te zetten; benadrukt dat deze benadering ook moet worden toegepast bij de herklassering, per geval, van bestaande zaken, en dat zaken waarbij sprake is van onterecht bevroren activa zo snel mogelijk moeten worden opgelost omdat ze gevolgen hebben die de situatie van de Servische economie nog erger maken;

19.

maakt zich zorgen over de rechts- en politieke onzekerheid ten aanzien van de autonomie van Vojvodina en de toenemende politieke spanningen tussen de centrale en de provinciale overheid ten gevolge van het voornemen van de assemblee van Vojvodina om een verklaring aan te nemen waarin zij de onafhankelijkheid van de provincie uitroept; roept de Servische regering op de status quo ante te herstellen, af te zien van centraliserende maatregelen en onmiddellijk onderhandelingen met de regering van de autonome provincie op te starten met het oog op oplossingen die de beginselen van de rechtsstaat en het subsidiariteitsbeginsel eerbiedigen; herinnert de partijen eraan dat de wet op de financiering van de autonome provincie volgens de grondwet eind 2008 aangenomen had moeten worden; spoort de regering daarom aan onverwijld een wetsontwerp op te stellen en bij het parlement in te dienen, aangezien dit onontbeerlijk is voor de werking van de democratie en de rechtsstaat in Servië;

20.

spreekt eens te meer de wens uit dat de gevallen van ongerechtvaardigde bevriezing van tegoeden en van ten onrechte verhoogde en retroactief toegepaste belastingen op personen en particuliere ondernemingen opnieuw worden onderzocht; roept het ministerie van Justitie en het Constitutioneel Hof op onmiddellijk op te houden met de selectieve toepassing van „de wet op eenmalige belasting op extra winst en extra vermogen vergaard door exploitatie van bijzondere voordelen”, evenals van alle bepalingen van de andere belastingwetten die het mogelijk maken onacceptabel hoge boetes op te leggen die tot faillissement leiden voordat het arrest waarmee een belastingzaak wordt afgesloten is gewezen; roept de Servische autoriteiten op de getroffen particulieren en bedrijven een billijke compensatie te verlenen;

21.

drukt zijn bezorgdheid uit over tegenstrijdige wetgevingsinitiatieven, zoals de wijzigingen in de wet inzake de nationale bank, die in augustus 2012 werden doorgevoerd en waardoor de onafhankelijkheid en autonomie van die instelling werd ondermijnd vanwege de onrechtmatige invloed van de regering; onderstreept dat de politieke criteria van Kopenhagen ook de onafhankelijkheid van staatsinstellingen behelzen; is ingenomen met de in november 2012 goedgekeurde reeks amendementen op de wijzigingen in bovengenoemde wet, die in overeenstemming zijn met de EU-aanbevelingen en gericht zijn op een grotere continuïteit van de nationale bank en op een beperking van de gevolgen van elke regeringswisseling voor de president van de bank;

22.

herhaalt zijn oproep aan de autoriteiten om als stap in het Servische democratiseringsproces hun inspanningen voort te zetten met het oog op het ongedaan maken van de erfenis van de voormalige communistische geheime diensten; wijst op het belang van verdere hervorming van de veiligheidssector, versterking van het parlementaire toezicht en de controle op de veiligheidsdiensten en het openstellen van de nationale archieven, en met name toegang tot de dossiers van de voormalige inlichtingendienst UDBA; spoort de autoriteiten aan de toegang tot de archieven met betrekking tot andere voormalige republieken van Joegoslavië te vergemakkelijken en deze aan de regering in kwestie terug te geven, als zij daarom verzoeken;

23.

is ingenomen met de geleidelijke toename van het civiele toezicht op de veiligheidsdiensten; merkt evenwel op dat het algemene wetgevingskader niet coherent is en nader op de Europese normen moet worden afgestemd; maakt zich zorgen over de trend van toenemend ongeautoriseerd toezicht; verzoekt de autoriteiten uitgebreide en moderne wetgeving vast te stellen met het oog op een duidelijke afbakening van mechanismen voor civiel toezicht op zowel civiele als militaire veiligheidsdiensten; merkt op dat het huidige gebrek aan duidelijkheid in het rechtskader waarin het gezag van de veiligheidsdiensten is vastgelegd ruimte laat voor ongepaste politieke beïnvloeding en de algemene inspanningen om een daadwerkelijke rechtsstaat in het land te vestigen ondermijnt;

24.

maakt zich zorgen over herhaalde aantijgingen van politiegeweld en machtsmisbruik, met name in de steden Kragujevac, Vranje en Leskovac; herinnert eraan dat de onafhankelijkheid en het professionalisme van staatsinstellingen tot de criteria van Kopenhagen behoren; roept de autoriteiten daarom op alle noodzakelijke maatregelen te nemen om het vertrouwen van het publiek in de politie te herstellen en alle plegers van vermeende incidenten te vervolgen;

25.

benadrukt dat het nodig is onafhankelijk toezicht en capaciteit te ontwikkelen voor de snelle opsporing van wanpraktijken en belangenconflicten op het vlak van openbare aanbestedingen, het beheer van overheidsbedrijven, privatiseringsprocedures en overheidsuitgaven — gebieden die momenteel bijzonder gevoelig zijn voor corruptie; spreekt zijn bezorgdheid uit over procedurele tekortkomingen bij de oprichting van de Commissie bescherming van de rechten van inschrijvers; onderstreept dat de hoogste integriteitsnormen in acht moeten worden genomen door onafhankelijke regulerende instanties die zich bezighouden met aanbestedingen, aangezien dit is aangemerkt als een van de voornaamste oorzaken van corruptie in het land;

26.

is ingenomen met de inspanningen van Servië in zijn strijd tegen wedstrijdmanipulaties in de sport en met het feit dat deze praktijk door een wijziging van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld;

27.

stelt met voldoening vast dat het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) goed functioneert in Servië; onderstreept het belang van de middelen die in december 2012 door de Commissie via het IPA zijn toegewezen voor de ondersteuning van de inspanningen van Servië om de hervormingsagenda van de EU ten uitvoer te leggen; onderstreept dat deze financiering zal worden aangewend om het gerechtelijk apparaat efficiënter te maken, de capaciteit op het gebied van asiel te ontwikkelen, en de georganiseerde misdaad, met inbegrip van mensenhandel en corruptie, te bestrijden; spoort zowel de regering als de EU aan de administratieve procedures voor de IPA-financiering te vereenvoudigen, teneinde IPA-middelen beter toegankelijk te maken voor kleinschaliger en niet-gecentraliseerde begunstigden; benadrukt dat bij de komende herziening van het financieel kader van de EU een adequaat niveau van pretoetredingssteun moet worden gehandhaafd;

28.

beveelt aan de wet inzake restitutie te wijzigen en daarmee alle procedurele obstakels en juridische belemmeringen voor restitutie in natura weg te nemen;

29.

merkt op dat corruptie en georganiseerde misdaad wijdverspreid zijn in de regio, en vraagt om een regionale strategie en meer samenwerking tussen alle landen om deze ernstige problemen effectiever te bestrijden;

30.

is van mening dat een snelle start van de toetredingsonderhandelingen de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad en van de consolidatie van de rechtsstaat ten goede zou komen voor de hoofdstukken 23 en 24; moedigt de autoriteiten in dit verband aan om, naast de geboekte vooruitgang in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, concrete resultaten te laten zien op het gebied van justitie, en een geloofwaardige staat van dienst op te bouwen met betrekking tot prominente corruptiezaken;

31.

brengt in herinnering dat krachtige, professionele en onafhankelijke media een essentieel onderdeel vormen van een democratisch systeem; roept de autoriteiten op tot de versnelde tenuitvoerlegging van de in oktober 2011 aangenomen mediastrategie en de bijbehorende actieplannen; is ernstig bezorgd over het voortdurende geweld tegen en de bedreigingen van journalisten, met name diegenen die onderzoek doen naar corruptie en georganiseerde misdaad; onderstreept dat het van het grootste belang is de zaken van vermoorde journalisten uit de jaren 1990 en 2000 op te lossen als bewijs van de toezegging van de nieuwe regering om de rechtsstaat en de vrijheid van de media te waarborgen; uit zijn bezorgdheid over de pogingen om controle uit te oefenen over en zich te mengen in de mediasector, en verzoekt de autoriteiten ervoor te zorgen dat deze sector onafhankelijk is van politieke druk teneinde de journalisten een veilige omgeving te bieden waarin zij hun werk effectief en zonder zelfcensuur kunnen uitvoeren; onderstreept dat er maatregelen moeten worden genomen tegen de concentratie van media-eigendom en het gebrek aan transparantie in de media, en te zorgen voor gelijke toegang tot de reclamemarkt, die tot nu toe gedomineerd werd door een handjevol economische en politieke spelers, met inbegrip van het beschikbaar stellen van overheidsmiddelen voor reclame en promotie; dringt aan op eerbiediging van de gedragscode door de journalisten; constateert dat het aantal internetaansluitingen nog steeds laag is, onderkent het belang van internet in het kader van de mediavrijheid en dringt er bij de autoriteiten op aan zich op dit gebied tot het uiterste in te spannen; merkt op dat bij de verslaggeving van de media tijdens de verkiezingscampagne de nodige analyses ontbraken, waaruit blijkt dat het vraagstuk van media-eigendom moet worden opgehelderd; is verheugd dat de strategie de grondwettelijke rechten met betrekking tot media in minderheidstalen eerbiedigt, en benadrukt dat het recht van een openbare omroepdienst op regionaal niveau ook in Vojvodina moet gelden;

32.

is ingenomen met de rol die onafhankelijke regelgevende instanties spelen in de verbetering van de efficiëntie en transparantie van de instellingen van het land; verzoekt de autoriteiten met klem te streven naar de strengste normen om de samenhang van het rechtsstelsel en de gelijke toepassing van alle wettelijke bepalingen te waarborgen; prijst in het bijzonder de werkzaamheden van de ombudsman en de commissaris voor informatie van openbaar belang en bescherming van persoonsgegevens; dringt er bij de autoriteiten op aan de nationale rekenkamer, de mededingingsautoriteit, het Bureau voor overheidsopdrachten en de Commissie voor de bescherming van de rechten van inschrijvers te voorzien van voldoende financiële, administratieve en ruimtelijke capaciteit om hun taken te kunnen uitvoeren; verzoekt de autoriteiten gevolg te geven aan de bevindingen van de Raad voor corruptiebestrijding, die ertoe hebben bijgedragen dat prominente corruptiezaken onder de aandacht van het publiek zijn gebracht; dringt er bij de autoriteiten op aan naleving van de aanbevelingen van de onafhankelijke regelgevende instanties te stimuleren en de onafhankelijkheid en het seculaire karakter van het Omroepagentschap van de Republiek te waarborgen; herhaalt dat onafhankelijke regelgevende instanties essentieel zijn voor de succesvolle bestrijding van corruptie in het systeem en een centraal onderdeel vormen van het controlemechanisme voor een doeltreffend toezicht op de regering;

33.

benadrukt het belang van de strijd tegen alle vormen van discriminatie, die gericht zijn tegen kwetsbare groepen, met name minderheden, Roma, vrouwen, LGBT en personen met een handicap; roept de autoriteiten op snelle maatregelen te nemen om de antidiscriminatiewetgeving op één lijn te brengen met het acquis, met name met betrekking tot uitzonderingen die voor religieuze instellingen gelden, de verplichting om te zorgen voor redelijke aanpassingen voor werknemers met een handicap, de definitie van indirecte discriminatie en de rol van ngo's bij gerechtelijke procedures; heeft er tot zijn spijt nota van genomen dat er geen staat van dienst is bijgehouden op het gebied van vervolgingen en veroordelingen voor strafbare feiten inzake discriminatie; verzoekt de politieke leiders actief deel te nemen aan campagnes ter bevordering van tolerantie, vooral ten aanzien van Roma, vrouwen, personen met een handicap en LGBT; is verheugd over de positieve maatregelen die de ombudsman en de commissaris voor gelijke kansen hebben genomen om deze waarden in de Servische samenleving te bevorderen;

34.

onderkent dat vrouwen belangrijke actoren voor verandering in de Servische samenleving zijn; wijst op de betere vertegenwoordiging van vrouwen in het Servische parlement na de verkiezingen van 2012; is verheugd over het feit dat 84 van de 250 parlementszetels naar vrouwen zijn gegaan; moedigt de Servische autoriteiten evenwel aan zich te blijven inspannen om een gelijke vertegenwoordiging te garanderen; onderstreept dat vrouwen nog steeds gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt en in andere maatschappelijke sectoren en dat zij nog niet volledig vertegenwoordigd worden in het politieke leven van het land, ook in bestuurlijke posities; constateert met bezorgdheid dat ondanks het bestaan van wetgevende en uitvoerende instanties voor discriminatiebestrijding en gendergelijkheid geen vooruitgang kon worden gemeld ten aanzien van gelijke kansen voor vrouwen en mannen; constateert dat de doeltreffende uitvoering van de bestaande wetgeving en de verdere versterking van de bestuurlijke capaciteit grote uitdagingen blijven, en dringt er bij de Servische autoriteiten op aan hun inspanningen hiervoor op te voeren;

35.

is verheugd dat Servië het Verdrag van de Raad van Europa inzake de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld heeft ondertekend; beklemtoont het belang van een snelle uitvoering en adequate handhaving van het verdrag, aangezien het geweld tegen vrouwen nog steeds zorgwekkend is;

36.

roept de autoriteiten op beleidsmaatregelen te ontwikkelen om de werkloosheid, de armoede en de discriminatie van personen met een handicap terug te dringen;

37.

is verontrust over de bedreiging die gewelddadige groepen vandalen vormen voor de rechtsstaat en openbare veiligheid in Servië, met name nadat de regering bekendmaakte dat zij niet bij machte was om deze groepen in toom te houden toen ze de Belgrade Pride in oktober 2012 annuleerde; roept de Servische regering op alle relevante overheids- en veiligheidsinstanties onmiddellijk gecoördineerde actie te laten ondernemen zodat deze groepen geen bedreiging meer vormen en alle door leden van deze groepen gepleegde vormen van geweld of criminele activiteiten resulteren in hun vervolging;

38.

zet de Servische autoriteiten ertoe aan de veiligheid van de verdedigers van de mensenrechten van vrouwen te garanderen; uit zijn bezorgdheid over het feit dat haatpropaganda, bedreigingen en fysiek geweld in 2012 nog steeds voorkwamen, niet in de laatste plaats tegen activisten die opkomen voor de rechten van de LGBT-gemeenschap en activisten die het belangrijk vinden om in het reine te komen met het verleden;

39.

benadrukt de noodzaak om haatzaaiende uitingen stelselmatig te bestraffen en acht het van belang dat de regering haatzaaiende uitingen veroordeelt wanneer ambtenaren zich daar schuldig aan maken;

40.

veroordeelt het regeringsbesluit om de Belgrade Pride-parade te verbieden, die plaats had moeten vinden op 6 oktober 2012; roept de Servische autoriteiten op een actieplan op te stellen en uit te voeren om meer kennis over en begrip te kweken voor de rechten van de LGBT-gemeenschap, homofobie te bestrijden en de veiligheid te verbeteren, zodat een Pride-evenement of een ander soortgelijk initiatief in 2013 en de daaropvolgende jaren vrijelijk, met succes en veilig kan plaatsvinden; roept de autoriteiten op hun engagement voor de vrijheid van vergadering te versterken, met name door extreemrechtse organisaties en informele organisaties van sportfans die nauwe banden hebben met de georganiseerde misdaad te verbieden; is in dit verband ingenomen met de uitspraken van het Constitutioneel Hof op grond waarvan twee van zulke organisaties verboden zijn;

41.

is ingenomen met het feit dat het wetgevingskader met betrekking tot nationale, etnische en culturele minderheden in Servië aanwezig is; benadrukt echter dat er meer inspanningen nodig zijn voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze wetgeving in heel Servië; roept de autoriteiten op de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken, vooral met betrekking tot de eerlijke vertegenwoordiging van minderheden in overheidsfuncties en bij justitie en de politie; hamert erop dat er meer consistente en acute maatregelen getroffen moeten worden om onbeperkte toegang tot kwaliteitsonderwijs in minderheidstalen op nationaal en provinciaal niveau te garanderen, hetgeen noodzakelijk is voor de bescherming van de etnische en culturele identiteit, en met name om alle noodzakelijke tekstboeken en andere leermiddelen te verschaffen; roept de autoriteiten op te garanderen dat alle noodzakelijke begrotingssubsidies worden verleend aan de minderheidsraden; roept de Commissie op de inspanningen van Servië op dit gebied nauwlettend te blijven volgen;

42.

moet helaas vaststellen dat de Republikeinse Raad voor nationale minderheden sinds 2009 niet meer actief is geweest; roept de autoriteiten op de oprichting van de Bosnische nationale raad alsmede de integratie van de twee islamitische gemeenschappen in het land te goeder trouw te bevorderen; wijst erop dat de Sandžak en Zuid- en Zuidoost-Servië, waar een groot aantal minderheden woont, economische achterstandsregio's zijn die verdere inspanningen van de autoriteiten behoeven om de hoge werkloosheid en sociale uitsluiting tegen te gaan; wijst nogmaals op het belang van de uitvoering van het protocol betreffende nationale minderheden dat op 1 maart 2012 in Brussel door de Roemeense en de Servische regering is ondertekend; roept de Servische autoriteiten op de situatie te verbeteren van alle minderheden, waaronder Roma, Bosnische, Albanese en Bulgaarse minderheden, die onevenredig hard door de economische neergang worden getroffen, en in geheel Servië een consistente toepassing te waarborgen van het rechtskader ter bescherming van minderheden, met name op het gebied van onderwijs, taal en culturele rechten; betreurt de incidenten met geweld tegen etnische minderheden die onlangs in Vojvodina hebben plaatsgevonden; verzoekt daarom de autoriteiten, en met name de rechtshandhavingsinstanties, alle details van de betrokken zaken te onderzoeken;

43.

stelt vast dat het resultaat van de volkstelling van 2011 met aanzienlijke vertraging gepubliceerd is, merkt verder op dat de telling grotendeels is geboycot door de Albaneestalige bevolking van Zuid-Servië, en verzoekt de Servische autoriteiten, in het bijzonder op plaatselijk niveau, deze boycot niet te gebruiken als excuus voor de discriminatie van Albaneessprekenden;

44.

onderstreept dat de positie van de Roma-bevolking moet worden verbeterd; onderkent dat er op dit vlak enige vooruitgang geboekt is, zoals een stijging van het aantal ingeschreven Roma-kinderen in het onderwijsstelsel, en de maatregelen die getroffen zijn om hun sociale integratie te verbeteren, zoals steun voor de registratie van „juridisch onzichtbare” personen; onderstreept evenwel dat meer geconcentreerde en gerichte inspanningen nodig zijn om de sociaaleconomische situatie van de Roma te verbeteren, onder andere via het EU-kader inzake de nationale strategieën voor de integratie van de Roma; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de voortdurende ernstige discriminatie, sociale uitsluiting, gedwongen uitzetting en hoge werkloosheid, waarvan vooral Roma-vrouwen te lijden hebben; wijst verder op de noodzaak de antidiscriminatiewetgeving volledig te harmoniseren met het EU-beleid;

45.

is ingenomen met de belangrijke stappen die zijn genomen om integratiegericht onderwijs ten uitvoer te leggen, wat geleid heeft tot een duidelijke toename van het aantal Roma-kinderen dat bij de basisschool is ingeschreven, waarbij twee op de drie kinderen de basisschool nu afmaken in vergelijking met één op de vier enkele jaren geleden; blijft bezorgd over het doorgaans lage percentage Roma-kinderen dat naar de middelbare school gaat en over het feit dat 70 procent van de Roma helemaal niet naar school gaat; roept de Servische regering op ervoor te zorgen dat alle Roma-kinderen en -jongeren een gelijke of tweede kans krijgen om terug naar school te gaan; beklemtoont dat gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige voor- en vroegschoolse educatie van bijzonder belang is voor kinderen uit sociaal achtergestelde milieus en essentieel is voor het doorbreken van de intergenerationele cyclus van armoede en sociale uitsluiting; stelt met bezorgdheid vast dat jonge kinderen onevenredig hard getroffen worden door de economische crisis, zoals blijkt uit de opvallende toename tussen 2008 en 2010 van het aantal kinderen dat in diepe armoede leeft; herinnert eraan dat armoede in de kinderjaren nauw samenhangt met een zwakkere lichamelijke gezondheid, een verminderde cognitieve ontwikkeling, slechte prestaties op school en sociale risico's, met hogere kosten voor de rechts- en socialezekerheidsstelsels tot gevolg; roept de Servische regering op maatregelen te nemen om kinderarmoede en sociale uitsluiting aan te pakken;

46.

roept de Servische autoriteiten nogmaals op verdere maatregelen te nemen met het oog op de grensoverschrijdende samenwerking met de aangrenzende EU-lidstaten Bulgarije, Hongarije en Roemenië, ook in het kader van de EU-strategie voor de Donau-regio, teneinde onder andere de economische ontwikkeling van grensregio's en door minderheden bewoonde gebieden te stimuleren; onderstreept in dit verband het belang van de opening van een terminal voor vrachtwagens en handelsgoederen aan de grensovergang bij Ribarci-Oltomantsi;

47.

is verheugd over de geboekte vooruitgang in de hervormingen van het jeugdzorgstelsel en over de verdere tenuitvoerlegging van de wet op de sociale zekerheid uit 2011; maakt zich zorgen over het stijgende aantal kinderen in de zorg, en met name over de gestage afname van het aantal gehandicapte kinderen in instellingen en van Roma-kinderen op speciale scholen; geeft verder uiting aan zijn bezorgdheid over de toename van door jongeren gepleegd geweld en geweld tegen kinderen, en verzoekt de autoriteiten de rechten van kwetsbare kinderen, met inbegrip van Roma-kinderen, straatkinderen en kinderen in armoede, volledig te beschermen;

48.

herhaalt het cruciale belang van regionale samenwerking voor het welslagen van het Europese integratieproces van de landen op de westelijke Balkan, omdat de kandidaat-lidstaten daarmee blijk kunnen geven van hun bereidheid en vermogen om de verplichtingen van een EU-lidstaat na te komen en constructief mee te werken aan de verdere ontwikkeling van de Europese integratie in de context van de Europese instellingen; is ingenomen met het werk dat verzet is op het gebied van verzoening en benadrukt dat Servië een actieve en constructieve rol moet blijven spelen in de regio en moet blijven zoeken naar manieren om het leed van alle slachtoffers van oorlogsmisdaden te erkennen en hun recht op waarheid en gerechtigheid te eerbiedigen, met inbegrip van steun voor de totstandbrenging van RECOM; herinnert eraan dat oprechte verzoening tussen naties en volkeren, de vreedzame oplossing van conflicten en het aanknopen van goede nabuurschapsbetrekkingen tussen Europese landen van wezenlijk belang zijn voor duurzame vrede en stabiliteit en een wezenlijke bijdrage leveren aan een waarachtig Europees integratieproces; spoort de Servische autoriteiten aan nauw samen te werken met de landen van ex-Joegoslavië om alle nog onopgeloste problemen met betrekking tot rechtsopvolging op te lossen;

49.

betreurt in dit verband de uitspraken van president Nikolić van juli 2012 waarin hij ontkende dat er in Srebrenica een genocide had plaatsgevonden, en dringt er bij hem op aan zijn standpunt en retoriek te herzien om een echte en duurzame verzoening mogelijk te maken; herhaalt dat geen van de oorlogsmisdaden en schendingen van de mensenrechten die tijdens de conflicten in de jaren 1990 plaatsvonden in voormalig Joegoslavië mag worden ontkend, en dat dit dus ook geldt voor de genocide van Srebrenica die in bevindingen en uitspraken van het ICTY en het Internationaal Gerechtshof als zodanig is erkend;

50.

bevestigt nogmaals haar loyale steun aan visumliberalisering voor de landen op de westelijke Balkan; roept Servië en de EU-lidstaten die er het meest mee te maken hebben op om samen het probleem van fictieve asielzoekers aan te pakken; roept deze landen op alles in het werk te stellen om alle noodzakelijke criteria en maatregelen voor visumvrij reizen naar de Schengenlanden strikt toe te passen, aangezien deze liberalisering het meest zichtbare en concrete succes van het Europese integratieproces in de regio is; onderstreept dat een opschorting van de visumvrije regeling een aanzienlijke achterstand zou betekenen voor het toetredingsproces van de westelijke Balkanlanden die daarvan profiteren; merkt op dat Servië bij de aanpak van fictieve asielzoekers nader overleg moet plegen met de autoriteiten van de EU-lidstaten, zo ook door het goedkeuren en uitvoeren van hervormingen ter verbetering van de situatie van minderheden waarvan de leden in veel gevallen misbruik hebben gemaakt van de visumvrije regelingen en het asielbeleid van bepaalde lidstaten; verzoekt de lidstaten die het meest door de instroom van valse asielzoekers worden getroffen passende mechanismen voor de aanpak van deze gevallen in te voeren, vooral door westelijke Balkanlanden als „veilige landen van oorsprong” te classificeren; roept de lidstaten op Servië bij te staan in zijn inspanningen om de georganiseerde misdaad met betrekking tot de mensenhandel in valse asielzoekers te bestrijden; merkt bovendien op dat Servië steeds meer een land wordt dat asielzoekers opneemt, en dat het daarom een efficiënter systeem nodig heeft om asielaanvragen te verwerken; benadrukt dat burgers naar behoren moeten worden geïnformeerd over de beperkingen in de regeling inzake visumvrij verkeer om elke vorm van misbruik van de vrijheid om te reizen en van het visumliberalisingsbeleid te voorkomen; merkt op dat deze liberalisering een van de grootste successen is in de recente vooruitgang die Servië heeft geboekt op weg naar de EU, en dat een mogelijke opschorting ongetwijfeld negatieve sociale, economische en politieke gevolgen zal hebben;

51.

beklemtoont de centrale rol van actieve en onafhankelijke organisaties van het maatschappelijk middenveld en van het Servische parlement voor het versterken en bestendigen van democratische politieke processen in het land; onderstreept het belang van een dialoog met de organisaties van het maatschappelijk middenveld, en beklemtoont de cruciale rol van die organisaties bij het bevorderen van de dialoog en het verbeteren van de regionale samenwerking;

52.

is verheugd over de nauwere samenwerking van de regering met ngo's, maar dringt erop aan hen meer te raadplegen bij de beleidsvorming, ook bij de vaststelling van beleidsmaatregelen en wetgeving en bij het toezicht op overheidsactiviteiten; roept de Servische regering op gedurende het hele toetredingsproces contacten te onderhouden met organisaties van het maatschappelijk middenveld, niet-overheidsactoren en sociale partners, en de nodige informatie te verstrekken in het land, als bewijs van het belang dat eraan wordt gehecht om het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de beleidsvorming, aangezien dat cruciaal is om de verantwoordingsplicht en de openheid van het proces te waarborgen;

53.

prijst de Servische regering voor de voortzetting van haar programma voor de vernietiging van wapens; merkt op dat het succes van dit programma van belang is om het geweld in de Servische samenleving als erfenis van de oorlogszucht uit de jaren 1990 te boven te komen;

54.

is ingenomen met het officiële bezoek van premier Ivica Dačić aan Bosnië en Herzegovina en met de officiële steun aan de territoriale onschendbaarheid en soevereiniteit van dat land; is van mening dat de rechtstreekse betrekkingen van Servië met de autoriteiten van de Republika Srpska overeen moeten stemmen met de verklaarde steun, en de onschendbaarheid, soevereiniteit en bevoegdheden en de doeltreffende werking van de instellingen van de staat Bosnië en Herzegovina niet mogen ondermijnen; dringt er verder bij de Servische autoriteiten op aan actief steun te verlenen aan alle noodzakelijke grondwetswijzigingen die de Bosnische overheidsinstellingen in staat zouden stellen ambitieuze hervormingen door te voeren als onderdeel van het Europese integratieproces;

55.

verwelkomt het idee om onderhandelingen te beginnen voor de ondertekening van een verdrag van goede nabuurschapsbetrekkingen met Bulgarije, en hoopt dat dit zal leiden tot een positievere regionale ontwikkeling;

56.

spoort de politieke leiders in Kroatië en Servië aan zich in te spannen voor een verbetering in hun onderlinge betrekkingen; steunt in dit verband alle initiatieven die leiden tot een betere samenwerking en grotere verzoening tussen de twee landen; benadrukt het belang van goede nabuurschapsbetrekkingen in het Europese integratieproces, en dringt er bij de autoriteiten van beide landen op aan zich te blijven inspannen om het probleem van vermiste personen op te lossen; roept beide regeringen op onopgeloste grensgeschillen te beslechten en de terugkeer van vluchtelingen actief te ondersteunen;

57.

is verheugd over de verbeteringen in de betrekkingen tussen Montenegro en Servië; roept op tot nauwere coördinatie tussen beide regeringen op het gebied van aan de EU gelieerde hervormingen, met name om gezamenlijke uitdagingen voor de rechtsstaat het hoofd te bieden; moedigt beide regeringen aan zich nog meer in te zetten om te komen tot een beslechting van de nog onopgeloste grensgeschillen;

58.

is ingenomen met de overeenkomst die is bereikt tussen Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over het vrije verkeer van burgers, naast de overeenkomsten die al door Servië ondertekend zijn; neemt verheugd kennis van het aanbod van president Nikolić om te bemiddelen bij een oplossing voor het langlopende geschil tussen de orthodoxe kerken in de twee landen, op basis van de volledige inachtneming van het beginsel van de scheiding van kerk en staat; verzoekt beide regeringen meer controlepunten te openen om een snelle grensovergang voor de plaatselijke bevolking in de grensgebieden te bevorderen;

59.

is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt in het Sarajevo-proces, en de actieve deelname van Servië bij het bevorderen daarvan; is ingenomen met het resultaat van de internationale donorconferentie die in april 2012 in Sarajevo is gehouden, en waar Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Montenegro en Servië een gezamenlijk regionaal huisvestingsprogramma zijn overeengekomen; is sterk voorstander van dit programma en moedigt samenwerking tussen de landen bij het zoeken naar oplossingen voor vluchtelingen en ontheemden in de regio aan; roept alle partijen op het programma onverwijld uit te voeren;

60.

dringt er bij Servië op aan de territoriale onschendbaarheid van Kosovo te respecteren en alle bilaterale kwesties op te lossen, in overleg met Pristina en in een goede Europese geest van nabuurschap en wederzijds begrip;

61.

neemt kennis van de zware uitdagingen voor het economisch beleid die moeten worden getrotseerd; onderstreept dat het ondernemersklimaat moet worden verbeterd als antwoord op de hoge werkloosheid en stijging van de inflatie; merkt op dat nieuwe bezuinigingsmaatregelen op zich niet efficiënt kunnen zijn, en dus gecombineerd moeten worden met een beleid inzake groei;

62.

spoort Servië aan meer aandacht te besteden aan verdere verbetering van het ondernemersklimaat, met name met betrekking tot procedures voor privatisering en openbare aanbestedingen;

63.

is ingenomen met de presentatie van het actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen waarin concrete maatregelen worden voorgesteld en waarmee Servië hoopt zijn toezegging in het kader van het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap na te komen: uiterlijk in 2020 moet in totaal 27 % van het totale energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen komen;

64.

wijst nogmaals op het belang van historische verzoening met betrekking tot de wreedheden die begaan zijn tussen 1941 en 1948, en onderstreept het belang van de toezegging van zowel de Hongaarse als de Servische president om de nodige eer te bewijzen;

65.

beschouwt het tweejarige bestaan van het gemengd comité van Servische en Hongaarse historici als een positieve stap op weg naar wederzijds begrip en verzoening in de context van historische trauma's, en dringt er bij de autoriteiten op aan te overwegen om dit model naar alle buren van Servië uit te breiden;

66.

verwelkomt het tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van Servië en Kroatië bereikte akkoord over de oprichting van een gezamenlijk gemengd comité dat zich zal gaan bezighouden met uitstaande kwesties tussen de twee landen, waaronder de door de beide landen jegens elkaar ingediende aanklachten wegens genocide; is van oordeel dat hiermee, door de hele regio, een belangrijke stap wordt gezet op weg naar Europese integratie; verzoekt de Raad in dit kader in actie te komen en door de EU gefinancierde grensoverschrijdende programma' te steunen ter verdere verbetering van de nabuurschapsbetrekkingen en de samenwerking binnen de regio;

67.

verzoekt de Servische regering, die in januari 2013 het voorzitterschap van de Energiegemeenschap heeft overgenomen, alle nodige maatregelen te treffen om de energiestrategie die op 18 oktober 2012 in Budva door de ministerraad van de Energiegemeenschap is aangenomen, in overeenstemming te brengen met de milieunormen en klimaatdoelstellingen van de EU en er tegelijkertijd voor te zorgen dat ook alle belanghebbenden, waaronder organisaties van het maatschappelijk middenveld, worden geraadpleegd;

68.

verzoekt de Commissie het Stappenplan Energie 2050 uit te breiden door de opneming van de landen van de Energiegemeenschap, aangezien die landen net als de EU streven naar een volledig geïntegreerde interne markt voor elektriciteit en gas, en het acquis van de EU op energiegebied al toepassen;

69.

roept op tot het bevorderen van economische maatregelen die zorgen voor duurzame groei, de bescherming van het milieu en nieuwe banen; roept op tot verdere inspanningen om de bedrijfsvoering van kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken, als middel om enerzijds de inkomsten te verhogen en anderzijds de hoge werkloosheid, met name onder jongeren, te verlagen, en om de toegang tot financiering te verbeteren; herinnert eraan dat overheids- en particuliere monopolies een grote belemmering vormen voor de overgang naar een open markteconomie, en roept de regering op maatregelen te treffen om deze af te schaffen;

70.

wijst op de forse toename van de overheidsschuld en op het hoge werkloosheidspercentage; moedigt de regering aan over te gaan tot maatregelen die tot doel hebben het begrotingstekort in te dammen en een werkgelegenheidsstrategie voor de meest getroffen sociale categorieën uit te werken;

71.

onderstreept dat de wereldwijde financiële crisis negatieve gevolgen heeft voor de samenleving, met name voor kwetsbare groepen; roept derhalve de autoriteiten op alles in het werk te stellen om de negatieve effecten — armoede, werkloosheid, sociale uitsluiting — tot een minimum te beperken en tegelijkertijd de dieper liggende oorzaken hiervan aan te pakken en te bestrijden;

72.

onderstreept dat Servië de belangrijkste overeenkomsten inzake arbeidsrechten van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het herzien Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd; vestigt de aandacht op het feit dat de arbeids- en vakbondsrechten ondanks de constitutionele waarborgen nog steeds beperkt zijn, en dringt er bij Servië op aan deze rechten verder te versterken; is bezorgd over het feit dat de sociale dialoog nog steeds zwak is en dat er geen regelmatig overleg plaatsvindt met de sociale partners; dringt aan op verdere maatregelen ter versterking van de Economische en Sociale Raad zodat deze een actieve functie kan vervullen bij de bevordering van de sociale dialoog en een actievere adviserende rol kan spelen in het wetgevingsproces;

73.

betreurt het gebrek aan vooruitgang met betrekking tot de rechten van werknemers en vakbonden; roept de autoriteiten op snel aan de slag te gaan met het scheppen van de voorwaarden voor een echte sociale dialoog die nog niet heeft plaatsgevonden, de procedures voor de registratie van vakbonden te vereenvoudigen en de erkenning van reeds geregistreerde vakbonden te bevorderen; vestigt de aandacht op de hiaten in de wet op arbeid, die niet is afgestemd op het acquis, alsmede op de stakingswetgeving die niet voldoet aan de EU- en IAO-normen; wijst er verder op dat vriendjespolitiek en nepotisme in Servië nog altijd ernstige problemen zijn; onderstreept het belang van aanwerving en bevordering op basis van verdienste, vooral in de overheidssector, en benadrukt dat het ontslag van werknemers op grond van hun politieke mening of overtuiging onaanvaardbaar is;

74.

spreekt zijn voldoening uit over het werk dat tot dusver is verricht door het Bureau voor restitutie; roept de autoriteiten op ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke administratieve en financiële middelen ter beschikking van het bureau worden gesteld zodat het zijn werk onafhankelijk kan uitvoeren; moedigt restitutie in natura aan wanneer dat mogelijk wordt geacht; onderstreept dat de systematische verwerving van publieke eigendommen door particuliere belangen moet worden aangepakt door een volledige lijst met publieke en staatseigendommen samen te stellen en de wet inzake grond en bouw in overeenstemming te brengen met de Europese normen; wijst erop dat met name stedelijke grond door middel van inadequate juridische procedures is verworven en dat de georganiseerde misdaad en particuliere belangen deze voor witwasdoeleinden hebben misbruikt;

75.

is ingenomen met de goedkeuring van de nieuwe verordening betreffende het project Culturele Hoofdstad van Europa dat de deelname van Europese kandidaat-lidstaten in de periode tussen 2020 en 2030 mogelijk maakt; steunt het initiatief van het stadsbestuur van Belgrado om een campagne voor Belgrado als Culturele Hoofdstad van Europa 2020 te lanceren, en moedigt gerelateerde projecten aan, die erop gericht zijn Belgrado en Servië dichter bij de culturele ruimte van de EU te brengen, in het bijzonder met betrekking tot het interetnisch samenleven, multicultureel begrip en de dialoog tussen de religies;

76.

benadrukt het belang van de ontwikkeling van het openbaar vervoer, met name met betrekking tot de modernisering of aanleg van spoorwegverbindingen in het kader van een duurzaam vervoerssysteem; betreurt het dat er weinig vooruitgang is geboekt op dit gebied en op het vlak van gecombineerd vervoer;

77.

dringt er in het bijzonder bij de Servische autoriteiten op aan de administratieve procedures voor de afgifte van bouwvergunningen, het verlenen van vergunningen voor en het opzetten van netwerkverbindingen voor hernieuwbare-energieprojecten te vereenvoudigen en te versnellen;

78.

wijst erop dat er op milieugebied belangrijke inspanningen nodig zijn, vooral op het gebied van waterbeheer, natuurbescherming en luchtkwaliteit; onderstreept dat er geen grote vooruitgang kan worden geboekt wanneer de administratieve capaciteit onvoldoende wordt versterkt, en roept de Servische regering op dienaangaande de nodige maatregelen te nemen;

79.

betreurt dat de Servische regering, om de recente melkcrisis het hoofd te bieden, besloten heeft om de maximaal toegestane concentratie aflatoxine in melk te verhogen van 0,05 naar 0,5 microgram per kilo; dringt er bij de Servische autoriteiten op aan de diepere oorzaken voor het verhoogde aflatoxinegehalte in melk zo spoedig mogelijk aan te pakken en de toegestane concentratie te verlagen, overeenkomstig de normen van de EU;

80.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regering en het parlement van Servië.


(1)  PB L 80 van 19.3.2008, blz. 46.

(2)  A/RES/64/298.

(3)  PB L 334 van 19.12.2007, blz. 46.

(4)  PB L 336 van 18.12.2009, blz. 1.

(5)  PB L 163 van 23.6.2011, blz. 1.


Top