Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013DC0785

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK EEN EENGEMAAKTE MARKT VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID: EEN ANALYSE VAN DE GEBOEKTE VOORUITGANG EN DE RESTERENDE HINDERNISSEN IN DE LIDSTATEN - Bijdrage tot de jaarlijkse groeianalyse 2014 -

/* COM/2013/0785 final */

52013DC0785

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ, HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK EEN EENGEMAAKTE MARKT VOOR GROEI EN WERKGELEGENHEID: EEN ANALYSE VAN DE GEBOEKTE VOORUITGANG EN DE RESTERENDE HINDERNISSEN IN DE LIDSTATEN - Bijdrage tot de jaarlijkse groeianalyse 2014 - /* COM/2013/0785 final */


Inleiding

De financiële en economische crisis heeft duidelijk gemaakt dat Europa toe is aan ingrijpende structurele hervormingen. De Commissie heeft een ambitieus programma uitgevoerd om de werking van de interne markt te verbeteren. De wetgevingspakketten eengemaakte markt I en II bevatten een reeks wetgevingsvoorstellen en andere maatregelen die de groei en werkgelegenheid in Europa moeten bevorderen. De Commissie heeft onlangs ook voorstellen ingediend om de digitale interne markt uit te bouwen. Als deze laatste voorstellen alle vlot worden goedgekeurd, kan het volledige potentieel van de eengemaakte markt doeltreffend worden aangeboord en de markt worden klaargemaakt voor de 21e eeuw.

Maar voor een goed functionerende eengemaakte markt is meer nodig dan een hervorming van het EU-wetgevingskader. Willen burgers, consumenten en bedrijven echt de vruchten plukken van de eengemaakte markt, dan moeten de regels ook worden toegepast. Alleen een krachtige en consistente aanpak kan ervoor zorgen dat de markten goed werken en de resterende belemmeringen worden weggenomen.

Vijf jaar na het begin van de crisis zijn er tekenen van herstel. Veel lidstaten hebben stappen genomen om hervormingen door te voeren en betere marktvoorwaarden tot stand te brengen, ondanks de korte-termijnreflex om de nationale markten af te schermen.

In dit verslag wordt in het kader van de Europa 2020-strategie beoordeeld hoe de eengemaakte markt in de verschillende lidstaten werkt. Daarbij wordt nagegaan op welke punten sinds het begin van de crisis vooruitgang is geboekt en welke knelpunten er nog steeds zijn. Op grond van deze inventarisatie wordt een aantal beleidsprioriteiten vastgesteld. Zo draagt het verslag bij tot de verwezenlijking van de algemene prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse 2014 van de Commissie en tot het vaststellen van nieuwe landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester.

Net als in het verslag van vorig jaar staan de gebieden met het grootste groeipotentieel centraal: diensten, netwerken en de digitale economie. De dienstensectoren groeien snel en leveren de meeste werkgelegenheid op. Hoewel er vooruitgang is geboekt, blijft verder optreden geboden om het potentieel van de dienstensector volledig te ontsluiten. Aangezien de dienstensector nauw verweven is met andere economische sectoren, zoals met name de industriële sector, moet ook de werking van de interne markt voor industriële producten verder worden verbeterd. Nu de interne markt voor goederen een succes is, moet de EU ervoor zorgen dat het betrokken rechtskader adequaat blijft – zeker in dit tijdperk van mondialisering, waarin alles draait om innovatie en producten zich snel ontwikkelen. Hiertoe zal de Commissie tegen het eind van het jaar een evaluatie presenteren van de interne markt voor industriële producten.

Het verslag van dit jaar gaat ook in op de werking van de financiële sector, aangezien betere toegang tot financiering en betere integratie van de financiële markten van cruciaal belang zijn voor het herstellen van het vertrouwen en het financieren van de reële economie.

Netwerken zijn nog steeds de ruggengraat van de economie. Elektronische communicatie, energie en vervoer zijn samen goed voor 8,9% van de toegevoegde waarde en 6,1% van de werkgelegenheid in de EU-27. Bovendien winnen deze sectoren nog steeds aan belang[1] en vormen zij een essentiële stimulans voor andere economische sectoren. De digitale sector is ook een belangrijke katalysator voor productiviteit, creativiteit en innovatie. In een aantal grote economieën (G8-landen, Zuid-Korea en Zweden) droeg de interneteconomie[2] ongeveer 21 % bij aan de groei van het bbp in de periode 2006-2011[3].

Deel I van dit verslag bevat een analyse van de belangrijkste bovenstaande sectoren alsook een aantal beleidsprioriteiten. Deel II staat in het teken van meer horizontale bevindingen over de werking van de eengemaakte markt en is gebaseerd op een analyse van waardeketens binnen en buiten de EU.

Deel I –De stand van zaken op de gebieden van de eengemaakte markt met het grootste groeipotentieel

2.1. Tenuitvoerlegging en handhaving – algemeen overzicht

· In de mededeling over betere governance van de interne markt van juni 2012[4] werd een pakket maatregelen aangekondigd dat moest zorgen voor snelle vooruitgang op belangrijke groeigebieden. Ten eerste werd gepleit voor een nultolerantie-aanpak: de lidstaten dienen de in de bijlage bij de mededeling vermelde EU-wetgeving snel en correct om te zetten en uit te voeren om het percentage tekortkomingen op het gebied van omzetting en naleving terug te brengen tot nul.

· In anderhalf jaar tijd is een aantal goede resultaten geboekt (zie bijlage). Voor de in de bijlage bij de mededeling vermelde onderdelen die onder financiële diensten, digitale interne markt en vervoer vallen, is de doelstelling om de omzettingsachterstand volledig weg te werken gehaald. Voor de energiesector is het beeld minder rooskleurig. Hoewel een aantal lidstaten inmiddels beter scoort, nemen nog steeds veel lidstaten de uiterste omzettingstermijnen niet in acht. Vier lidstaten slaagden er zelfs niet in om drie van de vier betrokken richtlijnen om te zetten.

· In de mededeling werd ook aangedrongen op krachtiger optreden en handhaving op essentiële gebieden. Als er aanwijzingen zijn dat de wetgeving op essentiële punten niet wordt nageleefd, mogen de inbreukprocedures gemiddeld niet langer dan 18 maanden duren en moeten de arresten van het Hof gemiddeld binnen 12 maanden volledig worden uitgevoerd. Er zijn op verschillende gebieden stappen ondernomen om mogelijke schendingen van het EU-recht krachtig aan te pakken. De resultaten van dit optreden zijn duidelijk zichtbaar, bijvoorbeeld in de dienstensector (zie hieronder). Niettemin nemen de inbreukprocedures gemiddeld nog steeds 29,4 maanden in beslag. In sommige gevallen duren zij langer dan 50 of zelfs 84 maanden. De zaken staan er beduidend beter voor op het gebied van energie (15 maanden) en vervoer (15,4 maanden).

2.2. De dienstenmarkten

Marktprestaties en hindernissen voor EU-integratie

Veel lidstaten ondernemen hervormingen om de dienstensectoren beter te laten werken. Het afgelopen jaar was dit met name het geval in PT, ES, IT, GR en PL, en in mindere mate in SI en CZ. Deze hervormingen zijn aangemoedigd door de landspecifieke aanbevelingen of door programma's die met de betrokken regeringen zijn overeengekomen. In verscheidene lidstaten zijn hervormingen nodig, waaronder AT, BE, DE en FR, die ook landspecifieke aanbevelingen op het gebied van diensten hebben ontvangen.

Ook de nultolerantie-aanpak die de Commissie heeft toegepast om te zorgen voor volledige naleving van de dienstenrichtlijn zette aan tot hervormingen. Afgelopen jaar hebben 13 lidstaten een begin gemaakt met verdere hervormingen naar aanleiding van door de Commissie ingeleide EU-pilot- of inbreukprocedures. Deze procedures betreffen met name beperkingen van commerciële communicatie, de woonplaatsvereiste of de territoriale beperking van de vergunning.

In veel lidstaten zijn de centrale contactpunten uitgebouwd, in het kader van bredere inspanningen om het bedrijfsleven brede digitale overheidsdiensten aan te bieden (de digitale overheid komt hieronder uitgebreider aan bod, in het deel over "digitale markten"). Willen bedrijven bloeien, dan moeten zij gemakkelijk aan betrouwbare informatie over regelgevingsvereisten kunnen komen en de betrokken administratieve procedures online kunnen doorlopen. Dit is het doel van de centrale contactpunten en het onlangs goedgekeurde handvest voor centrale contactpunten. Een aantal centrale contactpunten maakt al deel uit van geïntegreerde digitale-overheidsstructuren (EE, ES, DK, NL, UK, SE, LU). Andere landen hebben het afgelopen jaar vooruitgang geboekt (BG, EL, FR). De centrale contactpunten in BE, DE, LV, PL en RO behoeven echter bijzondere aandacht, met name wat de onlineprocedures betreft.

Toch kan de eengemaakte markt nog altijd een krachtige impuls geven aan de ontwikkeling van de dienstensector. In het verslag van vorig jaar werd gesignaleerd dat de dienstenmarkt beduidend minder sterk was geïntegreerd dan de goederenmarkt. Deze tendens is nog altijd waarneembaar. Zo is de handelsintegratie op de eengemaakte markt voor goederen circa 22 % en die voor diensten circa 5 %[5]. Consumenten slaan de prestaties van de eengemaakte markt voor diensten ook lager aan dan die voor goederen[6].

Een ambitieuzere aanpak van de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn zou de groei en werkgelegenheid in de EU kunnen bevorderen. Door de maatregelen die de lidstaten nemen om uitvoering te geven aan de dienstenrichtlijn zal het bbp over 5 tot 10 jaar ongeveer 0,8 % stijgen. Als er bij de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn meer ambitie aan de dag wordt gelegd, zou het bbp met nog eens 0,6 tot 2,6 % kunnen toenemen[7].

De recente wederzijdse beoordeling door de lidstaten van de uitvoering van de dienstenrichtlijn bevestigde de eerdere vaststelling[8] dat veel lidstaten voor de resterende vereisten binnen de dienstensector geen noemenswaardige evenredigheidstesten hadden verricht[9]. Dergelijke tests moeten worden uitgevoerd om vast te kunnen stellen of de beperkingen in kwestie gerechtvaardigd zijn en of de betrokken doelstellingen van algemeen belang niet kunnen worden gediend door minder beperkende maatregelen. Hierdoor worden er aan het recht van vestiging nog altijd te veel beperkingen gesteld, bijvoorbeeld met betrekking tot rechtsvorm, aandeelhouderschap en kapitaalvereisten. Deze hindernissen kunnen ertoe leiden dat dienstverlenende bedrijven zich niet overal binnen de eengemaakte markt kunnen vestigen, dat bepaalde bedrijfsmodellen zich niet ontwikkelen en dat er minder in de sector wordt geïnvesteerd, hetgeen ten koste gaat van groei en innovatie.

De versnippering van de nationale regelgeving inzake arbeid, belasting, volksgezondheid en veiligheid, consumentenbescherming en verbintenissenrecht is nog steeds een probleem. In een grensoverschrijdende context brengt dit nalevingskosten mee die met name gevolgen hebben voor micro- en kleine ondernemingen.

Wat de toegang tot beroepsactiviteiten betreft, hebben verscheidene lidstaten hervormingen ingezet. De toegang tot een aantal beroepsactiviteiten wordt echter nog steeds bemoeilijkt. De toegangsdrempels bestaan dikwijls uit vereisten op het gebied van beroepsbekwaamheid of beperkingen inzake het aantal dienstverleners dat op de markt wordt toegelaten. Dit kan natuurlijk nodig zijn om de kwaliteit van de diensten te waarborgen, ervoor te zorgen dat beroepsbeoefenaren over passende technische kennis beschikken en consumenten voor misbruik te behoeden. Maar deze drempels stellen wel aanzienlijke beperkingen aan de toegang tot en de uitoefening van beroepsactiviteiten. Verscheidene lidstaten hebben beoordelingen geëntameerd om na te gaan of de openbare belangen niet kunnen worden bereikt zonder de markttoegang en de mededinging te beperken. PT is alle gereglementeerde beroepen uitgebreid aan het toetsen en hervormen. IT heeft zijn horizontale regelgevingskader herzien. ES heeft een wetsontwerp gepresenteerd dat de bevoegdheden van de beroepsorganisaties in alle sectoren beperkt. Ook is in PL, CZ en SI een begin gemaakt met sectorspecifieke hervormingen; in DK zijn deze aangekondigd. Met de overeenkomstig de herziene richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties[10] geïnitieerde wederzijdse evaluatieronde maakt de Commissie dergelijke herzieningen nog gemakkelijker, ook in landen waar nog verdere hervormingen mogelijk zijn, zoals AT, DE en FR.

Wat gezondheidsdiensten betreft, moeten veel lidstaten nog steeds nationale contactpunten opzetten en deze van voldoende middelen voorzien om patiënten te kunnen helpen hun rechten uit te oefenen bij grensoverschrijdende gezondheidszorg. Afgezien van de patiënten, schuilt ook in het vrij verkeer van beroepsuitoefenaars en dienstverleners in de gezondheidszorg een enorm potentieel.

In de detailhandelsector zijn ook hervormingen begonnen; deze moeten worden voortgezet om een einde te maken aan de resterende belemmeringen voor de mededinging, waaronder die op het gebied van commerciële vestiging. FI heeft hervormingen ingezet ter bevordering van de mededinging in de detailhandel. ES heeft hervormingen uitgevoerd met betrekking tot kleine detailhandelsverkooppunten; voor de grotere blijven beperkingen van kracht. Hoewel voor sommige beperkingen kan worden aangevoerd dat zij doelstellingen van algemeen belang dienen (bv. in verband met milieu-effecten), laten andere zich minder eenvoudig rechtvaardigen, omdat zij met name afbreuk doen aan de mededinging en negatieve effecten meebrengen voor zowel de sector (minder modernisering en efficiëntie) als de consument (minder keuze, hogere prijzen). Hoewel de dienstenrichtlijn onderzoeken naar economische behoefte verbiedt, wordt hier in HU, NL en bepaalde regio's van DE en ES nog steeds gebruik van gemaakt. De Commissie heeft landspecifieke aanbevelingen vastgesteld voor BE, DK, FI, FR, DE, HU en ES, om verdere hervormingen te stimuleren. Zoals aangekondigd in het Europees actieplan inzake detailhandel[11] entameert de Commissie een breder debat en een uitwisseling tussen de lidstaten van beste praktijken op het gebied van commerciële vestiging.

Beperkingen van de grensoverschrijdende levering van goederen kunnen ook de mededinging op de detailhandelsmarkten verstoren. Detailhandelaren zijn niet altijd vrij om hun goederen tegen de laagste prijzen in heel Europa in te kopen. Voor bepaalde prijsverschillen tussen nationale markten zijn goede redenen. Maar er zijn ook aanwijzingen dat territoriale leveringsbeperkingen er op bepaalde nationale markten (LU en BE) voor zorgen dat prijzen niet dalen, met name voor merkproducten. De Commissie wil dit in 2014 nader onderzoeken door belanghebbenden te raadplegen over vermoedelijke territoriale leveringsbeperkingen, met het oog op eventuele vervolgstappen.

Het gebeurt nog steeds dat consumenten te maken krijgen met situaties waarin zij door hun nationaliteit of woonplaats niet vrijelijk binnen de eengemaakte markt producten en diensten kunnen afnemen of hiervoor meer moeten betalen, met name op internet. Deze kennelijke discriminatie is niet altijd het gevolg van objectieve marktvoorwaarden en tast het consumentenvertrouwen in de eengemaakte markt aan.

Overheidsdiensten zijn een belangrijke afnemer van diensten in Europa. De correcte, efficiënte en transparante toepassing van de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten heeft grote voordelen. Verscheidene lidstaten (waaronder IT, GR, PT en ES) zijn begonnen aan hervormingen van de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten[12]. In veel lidstaten zou het dienstverleners en overheidsbegrotingen ten goede komen als de procedures zouden worden bekort, de mededinging en transparantie bij overheidsopdrachten zou worden vergroot en onregelmatigheden zouden worden voorkomen (bv. door te investeren in de professionalisering van de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het plaatsen van overheidsopdrachten of door ruimere bekendmaking van de aankondiging). Meer algemeen zou de governance op dit gebied kunnen worden verbeterd (bv. door scherper toezicht, betere voorlichting en verspreiding van beste praktijken). Hervormingen zijn met name (doch niet uitsluitend) nodig in BG, DE, HU, IT, MT en RO, zoals in 2013 ook is vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen. Gelet op het economisch belang van afvalbeheer en ICT[13], zou betere naleving van de regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten in deze sectoren tot meer mededinging kunnen leiden en derhalve forse bezuinigingen kunnen opleveren.

Beleidsprioriteiten

Gelet op het voorgaande, dienen de lidstaten zich te richten op de navolgende hoofdprioriteiten.

· Een ambitieuzere aanpak voor de uitvoering van de dienstenrichtlijn kiezen door regelgeving stelselmatig door te lichten om na te gaan in hoeverre de resterende hindernissen noodzakelijk en evenredig zijn. Bijzondere aandacht moet daarbij worden geschonken aan de beperkingen die zijn vastgesteld bij de onlangs verrichte wederzijdse beoordeling tussen de lidstaten van rechtsvormen en aandeelhouderschap.

· Terdege rekening houden met de beginselen van de eengemaakte markt bij het vaststellen van nationale regels die gevolgen hebben voor dienstverlening en vestiging, bv. op het gebied van belasting, arbeidsrecht en consumentenbescherming. Alleen met een brede aanpak van diensten kunnen er echte vorderingen worden geboekt bij de integratie van de eengemaakte markt voor diensten.

· De wetgeving voor de dienstensector zodanig vereenvoudigen dat het bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, het in administratief opzicht gemakkelijker krijgt. De digitale overheid kan hierbij van groot nut zijn. De lidstaten dienen de werking van de centrale contactpunten dan ook verder te verbeteren door middel van integratie in de digitale-overheidsdiensten (zie ook het onderstaande deel over "digitale markten").

· De evaluatie van de transparantie en de wederzijdse beoordelingsronde benutten om de vigerende nationale voorschriften die de toegang tot gereglementeerde beroepen beperken, grondig door te lichten. Daarbij moet worden onderzocht in hoeverre deze beperkingen nog gerechtvaardigd zijn, gelet op de doorwerking ervan op andere markten, en of openbare en consumentenbelangen ook met minder beperkende instrumenten zouden kunnen worden gewaarborgd.

· De mededinging in de dienstensector (met inbegrip van de detailhandel) stimuleren door hindernissen weg te nemen. Met name onnodige en onevenredige beperkingen inzake commerciële vestiging dienen te worden opgeheven. Ook moet nu stelselmatig een eind worden gemaakt aan het toepassen van onderzoeken naar economische behoefte.

· Zorgen voor meer transparantie met betrekking tot prijsverschillen en consumentenrechten binnen de eengemaakte markt en daar ook meer de aandacht op vestigen, met name door de Europese consumentencentra en andere verantwoordelijke instanties. Ongerechtvaardigde discriminatie van consumenten bestrijden.

· Nationale contactpunten opzetten om patiënten te helpen die zich in het buitenland willen laten behandelen.

· De procedures vereenvoudigen en bekorten, de mededinging bij overheidsopdrachten vergroten (bv. door voor meer transparantie te zorgen en de tarieven bekend te maken) en investeren in de professionalisering van de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor openbare aanbestedingen. Ook is het nodig onregelmatigheden actief te voorkomen en de governance van openbare aanbestedingen te verbeteren. Voorts moet er meer aandacht worden besteed aan de correcte toepassing van de regels voor openbare aanbestedingen in de sectoren afvalbeheer en ICT.

2.3. Financiële diensten

Marktprestaties en hindernissen voor EU-integratie

Over het geheel genomen is de versnippering van de financiële markt – opgevat als de verschillen wat betreft werking en prestaties van de nationale markten als gevolg van hindernissen voor het vrij verkeer van kapitaal of financiële diensten – tijdens de crisis toegenomen. Hoewel er tekenen zijn die wijzen op een stabilisering, moet deze ontwikkeling worden gekeerd. De versnippering blijkt duidelijk uit de antwoorden van ondernemingen op SAFE-enquête[14], die op aanzienlijke nationale verschillen wijzen. Ook de verschillen tussen de rentetarieven voor bankleningen (met name van belang voor huishoudens en kmo's) in de lidstaten wijzen op versnippering, zoals blijkt uit diagram 1.

Diagram 1: rentetarieven, leningen aan niet-financiële ondernemingen (looptijd van één jaar of minder, uitstaand bedrag, gemiddelde tarieven van januari tot en met augustus 2013)

Bron: Europese Centrale Bank. Geen gegevens beschikbaar voor Denemarken en Kroatië.

Wat het volume van de leningen betreft is er eveneens sprake van grote verschillen (zie diagram 2). Hoewel de gegevens niet geheel vergelijkbaar zijn door verschillen in cyclische ontwikkelingen en de specifieke maatregelen die in een aantal landen zijn genomen (zo zijn in ES bepaalde leningen overgedragen aan een "slechte bank", die geen MFI is), is bovendien duidelijk dat de beperkingen en hoge kosten die zijn verbonden aan de kredietverlening hebben bijgedragen tot een forse afname van de totale omvang van de kredieten die via banken beschikbaar worden gesteld voor de reële economie van de EU.

Diagram 2: Uitstaande leningen aan niet-financiële ondernemingen op de balans van MFI's

(jaarlijkse groeipercentages, augustus 2013)

Bron: Europese Centrale Bank. Geen gegevens beschikbaar voor Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Kroatië.

Ten slotte blijkt de versnippering ook uit het oordeel van de consument. De financiële dienstverlening[15] wordt gezien als een groep markten die sterk achterblijft; bovendien zijn de nationale verschillen bij de evaluatie van deze sector het grootst. De scores zijn bijzonder laag in Zuid- en Oost-Europese lidstaten[16].

De versnippering is in bepaalde gevallen verergerd door het optreden van een aantal nationale toezichthouders in lidstaten binnen en buiten de eurozone. Sommige toezichthouders hebben uit vrees dat de staatsschuldencrisis tot stabiliteitsproblemen zou leiden, voorzorgsmaatregelen met een afschermend effect genomen, zoals maatregelen om liquide middelen, dividenden en andere bankactiva binnen de nationale grenzen te houden[17]. Beperkende voorzorgsmaatregelen kunnen gerechtvaardigd zijn om de stabiliteit van de financiële markten te waarborgen. De nationale toezichthoudende autoriteiten moeten er echter wel voor zorgen dat maatregelen die het vrije verkeer van kapitaal zouden kunnen belemmeren, niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het doel. Nauwe en loyale samenwerking tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten, onder auspiciën van de Europese Bankautoriteit (EBA), is dan ook een eerste vereiste om het risico van versnippering van de interne markt te beperken.

Dankzij het onlangs goedgekeurde pakket inzake kapitaalvereisten voor banken[18] zullen de banken in de EU sterker komen te staan. Ze zullen beter in staat zijn om de aan hun activiteiten verbonden risico's te beheren en commerciële verliezen op te vangen. De 28 lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze regels op januari 2014 zijn omgezet.

De ontwikkeling van één enkel wetboek – dat zorgt voor uniforme regels, toezicht en afwikkeling in de hele EU – en de totstandbrenging van de bankunie moeten het vertrouwen herstellen, en zo de financiering vergemakkelijken en de interne markt voor financiële dienstverlening stimuleren. Het is dan ook van het grootste belang dat alle bouwstenen[19] hiervoor worden voltooid en dat een en ander snel en doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd. Ook is het zaak om er voor te zorgen dat andere essentiële elementen van de financiële-hervormingsagenda correct, vlot en op uniforme wijze ten uitvoer worden gelegd, aangezien zij tot doel hebben de financiële stabiliteit te bewaren en het consumentenvertrouwen te herstellen.

In dit verband schrijft de verordening inzake het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme voor dat voorafgaand aan het directe toezicht door de ECB als nieuwe gemeenschappelijke toezichthouder de kwaliteit van activa wordt doorgelicht. Deze beoordeling maakt deel uit van een bredere beoordelingsronde waarbij de Europese Bankautoriteit betrokken is en waarbij ook een balansbeoordeling en stresstests worden uitgevoerd[20]. Dit moet het marktvertrouwen versterken en de financiële versnippering verder terugdringen. Het is dan ook van groot belang dat de lidstaten zich grondig op deze beoordelingsrondes voorbereiden, onder meer door al voor het einde van de beoordeling passende achtervangmechanismen in te stellen en de toepassing van de herziene regels inzake staatssteun aan banken voor te bereiden.

Voordat Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen[21] in werking trad, waren de activiteiten van deze beheerders in Europa onvoldoende transparant en dekten regelgeving en toezicht de hiermee samenhangende risico's niet voldoende af. Nog steeds hebben niet alle lidstaten de richtlijn omgezet, hoewel de uiterste termijn hiervoor in juli 2013 is verstreken.

Een geïntegreerde betaalmarkt in de eurozone maakt betalingen goedkoper, gemakkelijker en veiliger. Meer dan tien jaar na de invoering van de euro als gemeenschappelijke munt en gemeenschappelijk betaalmiddel zijn er nog altijd 28 verschillende systemen voor contante betalingen in gebruik. In de SEPA-verordening[22] is 1 februari 2014 vastgesteld als de einddatum voor de overgang van binnenlandse en intra-Europese overschrijvingen en incasso's in euro naar SEPA-overschrijvingen (SCT), respectievelijk SEPA-incasso's (SDD). Dit heeft rechtstreekse gevolgen voor meer dan 35 miljard overmakingen en automatische afschrijvingen die jaarlijks in de eurozone worden verwerkt. Volgens de SEPA-indicator van de ECB bedroeg de algehele migratiegraad in de eurozone in juli 50 % voor SCT (tegenover 38,2 % in februari) en 4,8 % voor SDD (tegenover 2,3 % in februari). Gelet op de uiterste termijn voor de SEPA-migratie zullen alle partijen dus onmiddellijk veel meer vaart moeten zetten achter de voorbereiding, communicatie en uitvoering.

Er zijn op EU-niveau verscheidene stappen genomen om de toegang tot financiering voor kmo's te verbeteren [23]. Op nationaal niveau moeten de lidstaten kmo's nog krachtiger ondersteunen bij het aantrekken van financiering. Daarbij moeten zij ook gebruikmaken van de instrumenten op EU-niveau, waaronder financiële regelgeving, nieuwe staatssteunregels voor risicofinanciering en andere maatregelen ter verbetering van het klimaat voor kmo's.

Het is voor kmo's cruciaal dat zij overal binnen de interne markt toegang hebben tot bedrijfsinformatie; dit komt hun grensoverschrijdende activiteiten en hun financiering ten goede. In dit kader moet in de eerste plaats de richtlijn inzake de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters[24] tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 7 juli 2014, worden omgezet. Dit instrument, dat inhoudt dat alle lidstaten hun ondernemingsregisters elektronisch moeten koppelen, is van groot belang. Vervolgens moet er werk worden gemaakt van de interconnectiviteit van de insolventieregisters via het Europees portaal voor e-justitie[25] en de modernisering van de insolventiewetgeving in de EU[26].

Beleidsprioriteiten

Gelet op het voorgaande, dienen de lidstaten zich te richten op de volgende hoofdprioriteiten:

· waarborgen dat de nieuwe regels inzake kapitaalvereisten voor banken per 1 januari 2014 worden toegepast;

· alle nodige maatregelen nemen – onder meer passende achtervangmechanismen instellen en de toepassing van de herziene regels inzake staatssteun aan banken voorbereiden – vóórdat de kwaliteit van de activa wordt doorgelicht, de jaarbalansen worden beoordeeld en stresstests worden uitgevoerd;

· waarborgen dat de nationale toezichthoudende autoriteiten volledig aan de in de bankwetgeving vastgestelde eisen inzake samenwerking voldoen, om te voorkomen dat nationale toezichthouders overgaan tot ongecoördineerde of onevenredige acties in het kader van beperkende voorzorgsmaatregelen. Dit is met name van belang voordat het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme volledig operationeel wordt;

· de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen afronden;

· waarborgen dat alle marktdeelnemers voor 1 februari 2014 op SEPA overschakelen. Op nationaal niveau zal er meer werk moeten worden gemaakt van communicatie en voorlichting, met name wat betreft kmo's, kleine overheidsdiensten en lokale autoriteiten;

· de toegang tot financiering voor kmo's stimuleren en ondersteunen, met name door:

o alternatieven voor bankfinanciering te ontwikkelen en innovatieve financieringsbronnen aan te boren, waaronder mogelijkheden voor de ontwikkeling van kmo-obligaties en alternatieve aandelenmarkten, het stimuleren van de totstandkoming van in kmo's en snelgroeiende ondernemingen gespecialiseerde effectenbeurzen, crowdfunding en durfkapitaal. Dit laatste is nu in heel Europa mogelijk, dankzij de verordeningen betreffende Europese durfkapitaalfondsen[27] en Europese sociaalondernemerschapsfondsen[28]; nieuwe staatssteunregels inzake risicofinanciering zullen ook de nationale verschillen tussen de concurrentievoorwaarden verder beperken en kmo's ruimer toegang tot financiering bieden;

o de kredietbeoordelingen voor kmo's te verbeteren en de grensoverschrijdende toegang tot bedrijfsinformatie te vergemakkelijken, zodat informatie over bedrijven in de hele EU beschikbaar wordt. Hiertoe moet in de eerste plaats de richtlijn betreffende de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters tijdig worden omgezet;

o de financieringsstromen binnen de toeleveringsketen (waaronder handelsfinanciering) te verbeteren en betalingsachterstanden tegen te gaan. Dit zou ertoe moeten bijdragen dat de kmo's minder met liquiditeitsproblemen te kampen hebben en over meer werkkapitaal kunnen beschikken.

2.4. De energiemarkten

Marktprestaties en hindernissen voor EU-integratie

Het derde energiepakket is gericht op de voltooiing van een interne markt voor gas en elektriciteit. Meer dan twee jaar na het verstrijken van de termijn zijn er echter nog steeds vertragingen bij de omzetting, de handhaving en daadwerkelijke toepassing van dit pakket. Op 25 oktober 2013 waren er nog 12 procedures aanhangig wegens niet-omzetting van de richtlijnen. Daarvan zijn er 9 door de Commissie voor het Hof van Justitie van de EU gebracht en bevinden zich 3 in de fase van het met redenen omkleed advies. Deze procedures zijn ingesteld tegen 7 verschillende lidstaten (PL, SI, FI, EE, RO, IE en LT). Bovendien is de Commissie nog bezig de conformiteit van nationale wetgeving te beoordelen, aangezien een groot deel hiervan pas onlangs is aangemeld.

Er zijn nog steeds aanzienlijke investeringen nodig in de energie-infrastructuur, waaronder in transmissiepijpleidingen en elektriciteitsnetten, opslagfaciliteiten en LNG-projecten, om ervoor te zorgen dat energie ongehinderd kan stromen en over de grenzen heen kan worden verhandeld. Hierdoor wordt de continuïteit van de voorziening beter gewaarborgd.  In 2013 ontvingen 13 lidstaten (BG, EE, FR, DE, IT, LV, LT, MT, PL, RO, SK, ES, UK) LSA's in verband met de noodzakelijke uitbreiding van elektriciteits- en/of gasinterconnecties. Sindsdien zijn de interconnecties voor zowel gas als elektriciteit verbeterd (bv. de gasinterconnecties op de Afrika-Spanje-Frankrijk-corridor, de elektriciteitsinterconnecties tussen PT en ES, UK en IE en in de Baltische regio, en de ontwikkeling van projecten voor bidirectionele gasstromen in met name Centraal- en Oost-Europa). Deze projecten hebben ertoe bijgedragen dat de markten beter functioneren. In oktober 2013 heeft de Europese Commissie een lijst goedgekeurd van 248 belangrijke energie-infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang, die van snellere en efficiëntere vergunningsprocedures en een verbeterde regelgeving zullen profiteren en waarvoor ook financiële steun beschikbaar is op grond van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF).

De markt voor elektriciteitsproductie is nog steeds uiterst geconcentreerd. In acht lidstaten is meer dan 70 % van de elektriciteitsproductie nog steeds in handen van de van oudsher gevestigde marktpartij[29]. Er is een bijzonder hoge concentratie (met een marktaandeel van meer dan 75 %) in EE, LV, FR, LU en SK. Het marktaandeel van het grootste elektriciteitsbedrijf op nationaal niveau is het kleinst in PL en ES. Afgezien van LV, waar slechts één entiteit de nationale gasmarkt domineert, heeft wat gas betreft, het grootste detailhandelsbedrijf in LT, PL en EE een aandeel van meer dan 90 %. In DE, HU en IT kent de grootste detailhandelsonderneming op nationaal niveau een betrekkelijk geringe marktpenetratie (minder dan 30 %).

Consumenten rekenen de elektriciteits- en gasmarkten tot de slechtst functionerende markten[30]. Beide markten scoren lager dan gemiddeld wat betreft keuze, vergelijkbaarheid, mogelijkheden om van leverancier te veranderen en tarieven, wat erop zou kunnen wijzen dat de consument niet actief aan de markt deelneemt. Over het geheel genomen zijn de elektriciteits- en de gasmarkt in BE het meest verbeterd, en is de elektriciteitsmarkt in EE en BG het meest achteruitgegaan.

Door de uitrol van slimme metersystemen zullen consumenten meer nauwkeurige en regelmatige feedback over hun energieverbruik kunnen verkrijgen, zullen fouten zoveel mogelijk worden voorkomen, zal facturering of verandering van leverancier eenvoudiger worden en zal er minder infrastructuur nodig zijn. 16 lidstaten hebben al besloten om uiterlijk in 2020 over te gaan tot de uitrol van slimme systemen voor het meten van elektriciteitsgebruik. Daarbij gaat het om 84 % van de consumenten in de EU en een investering van ongeveer 35 miljard EUR. 7 lidstaten hebben reeds besloten om daartoe met betrekking tot gasverbruik over te gaan. Daarbij gaat het om ongeveer 30 % van de gebruikers en een investering van ongeveer 15 miljard EUR. Voor een succesvolle uitvoering is het consumentenvertrouwen van groot belang, net zoals dat bij de uitrol in SE en FI het geval was. Er moet aandacht worden geschonken aan de zorgen op het gebied van gegevensbescherming en veiligheidskwesties.

De lidstaten moeten de regulering van de detailhandelsprijzen geleidelijk stopzetten. Deze regulering kan concurrenten ervan weerhouden de markt te betreden en nieuwkomers en gevestigde ondernemers ervan weerhouden te investeren. Wanneer er geen regulering van de detailhandelsprijzen zou plaatsvinden, zouden een sterkere concurrentie en maatregelen van de lidstaten voor meer transparantie op de energiemarkten op detailhandelsniveau alsmede betere informatie-instrumenten voor consumenten, de prijzen in bedwang houden en consumenten in staat stellen om keuzes te maken en concurrentievoordelen te genieten. De regulering van detailhandelsprijzen leidt vaak tot een slechtere kwaliteit van diensten en minder innovatie. Wanneer de regulering van prijzen geleidelijk wordt afgeschaft, moet de steun voor kwetsbare consumenten worden versterkt door de invoering van energie-efficiënte maatregelen in combinatie met specifieke steunmaatregelen (waaronder bijvoorbeeld financiële steun aan kwetsbare consumenten voor het betalen van hun rekeningen). In AT, DE, NL en SE zijn stappen in de goede richting gezet. De steun is daar afhankelijk van de marktprijs van energie. BG, FR, HU, PL en RO hebben in 2013 een LSA inzake gereguleerde prijzen ontvangen.

Willen de lidstaten voor 2020 de bindende streefcijfers voor hernieuwbare energie halen — die inhouden dat globaal 20 % van het bruto energie-eindgebruik uit hernieuwbare energiebronnen moet komen —, dan zijn er ook aanzienlijke investeringen nodig in de opwekkingscapaciteit. Ofschoon de meeste lidstaten (behalve BE, FR, LV, MT, NL en het UK) in 2011 al hun tussentijdse doelstelling voor 2011/2012 hadden bereikt, is er geen reden voor zelfgenoegzaamheid. Voor veel technologieën is op korte tot middellange termijn nog steeds steun op het gebied van hernieuwbare energie noodzakelijk. Deze moet overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde richtsnoeren inzake beste praktijken worden geboden[31].

Doordat duurzame energie (wind, zon) meer wordt gedeeld, zijn er soms mechanismen voor capaciteitsvergoeding nodig om ervoor te zorgen dat er steeds elektriciteit kan worden geproduceerd. Dergelijke mechanismen kunnen echter tot een aanzienlijke verstoring van de markt leiden en moeten dus een laatste redmiddel zijn, dat pas wordt ingezet nadat ten volle gebruik is gemaakt van de vraagrespons, energie-efficiëntie en maatregelen voor grensoverschrijdende samenwerking.

Beleidsprioriteiten

Op basis van het voorgaande dienen de lidstaten zich op de volgende hoofdprioriteiten te richten:

· Tijdig en volledig omzetten van de richtlijnen van het derde energiepakket en juist tenuitvoerleggen van de verordeningen van het derde energiepakket.

· Vaststellen en toepassen van elektriciteits- en gasnetwerkcodes, voor de dagelijkse werking van de markt wat betreft de bevordering van handel en het grensoverschrijdend beheer van de netwerken.

· Uitbreiden van capaciteit voor interconnectie met buurlanden, o.a. door de volledige toepassing van de verordening met richtsnoeren voor trans-Europese infrastructuur. Tegelijkertijd zouden de lidstaten bij de aanpak van problemen inzake de veiligheid van de energievoorziening moeten kiezen voor een breder grensoverschrijdend perspectief.

· Versterken van de positie van consumenten  door ervoor te zorgen dat zij beter toegang hebben tot transparante en eenvoudige informatie, beter toegerust zijn om deel te nemen aan open markten en gebruik kunnen maken van de frequente gebruiksgegevens die via de uitrol van slimme metersystemen beschikbaar zullen zijn.

· Geleidelijk afschaffen van gereguleerde prijzen waarbij de bescherming van kwetsbare consumenten wordt gewaarborgd. De steun dient gericht te zijn op de specifieke behoeften van kwetsbare consumenten, maar mag de mededinging op de energiemarkten niet onevenredig nadelig beïnvloeden.

· Staatsinterventie in overeenstemming brengen met de door de Commissie vastgestelde beste praktijk[32] ter vermijding van subsidies, steunregelingen, belastingen of heffingen in de energiesector die de mededing op de markten kunnen verstoren of een onnodig en onevenredig effect hebben op de betaalbaarheid van energie voor huishoudens en bedrijven.

2.5. De vervoersmarkten

Marktprestaties en hindernissen voor EU-integratie

Gezien de beperkte vorderingen op het gebied van de integratie van vervoersdiensten heeft de Commissie in 2013 belangrijke initiatieven voor de spoorweg- en luchtvaartsector voorgesteld[33]. Dit neemt niet weg dat om een echte interne markt voor vervoersdiensten te verwezenlijken, meer op het niveau van de lidstaten moet worden gedaan, omdat uiteenlopende nationale prioriteiten en de versnippering van de vervoersmarkt de kwaliteit van de vervoerdiensten in Europa nog steeds negatief beïnvloeden.

De markt voor treindiensten wordt door de consument als een van de slechtst presterende dienstensectoren gezien. Van de 31 dienstenmarkten stond deze markt in 2013 op 25ste plaats. Positief is echter dat de prestaties van deze markt enigszins zijn verbeterd ten opzichte van 2012, toen zij de 27ste plaats innam.[34] Terwijl de markt voor luchtvaartdiensten over de gehele linie als relatief goed wordt beoordeeld, had een vijfde van alle grensoverschrijdende klachten betrekking op het vervoer van passagiers of bagage door de lucht[35].

Wat betreft de benchmarks op het gebied van handhaving (zie voor nadere bijzonderheden de bijlage) scoort de transportsector goed; uiteindelijk hebben alle lidstaten alle zeven relevante richtlijnen omgezet. Niettemin zijn er nog problemen met de adequate omzetting en tenuitvoerlegging van de belangrijkste wetgeving op dit gebied. Als gevolg daarvan zijn er tegen 14 lidstaten 20 inbreukzaken aanhangig wegens niet-nakoming van de vervoerswetgeving.

Wanneer wordt gekeken naar de afzonderlijke vervoerswijzen dan blijken de knelpunten voor integratie in de spoorwegdienstensector het meest hardnekkig te zijn. Hoewel de diensten voor goedervervoer per spoor in 2007 en die voor het internationale vervoer van personen in 2010 voor mededinging zijn opengesteld, blijft de markttoegang een groot probleem.

Verscheidene lidstaten handhaven een wettelijk monopolie op de markt voor het binnenlands passagiersvervoer (FI, FR, ES, BE, NL[36]). Vele andere lidstaten gunnen openbare-dienstcontracten rechtstreeks, zonder open concurrentie (BE, CZ, EL, ES, FR, HV, IE, LU, RO, SI)[37]. Bovendien heeft in sommige landen de openstelling van de markt de jure de situatie niet veranderd, omdat openbare aanbestedingen voor openbare diensten geen nieuwe marktspelers opleverden (BG, LT, LV, SK).

Een andere belemmering voor de komst op markt van nieuwe exploitanten en voor de efficiënte verlening van spoorwegvervoersdiensten is de onvoldoende onafhankelijkheid van en het gebrek aan financiële transparantie tussen infrastructuurbeheerders en leveranciers van diensten, wat tot discriminerend gedrag en marktverstoringen kan leiden. In 2013 waren er 42 inbreukprocedures met betrekking tot spoorvervoerdiensten aanhangig (situatie per juni 2013), die tegen bijna alle lidstaten waren ingeleid. Een aantal klachten werd ook op grond van mededingingsregels ingediend. Gebrek aan vooruitgang bij de totstandbrenging van open en concurrerende markten voor spoorwegvervoer kan met name schadelijk zijn voor de gehele Europese economie wanneer het gaat om transitlanden en/of grote markten met meer mogelijkheden voor betreding. In de landspecifieke aanbevelingen van 2013 is AT, DE, ES en FR dan ook aangeraden om de concurrentie op de spoorwegmarkt te vergroten en kregen BE, BG, IT, PL en RO een aanbeveling om de rol van de regelgevende instantie(s) te versterken.

Ongeveer 40 % van de goederen op de interne markt wordt vervoerd via kustvaart tussen EU-havens. Voor scheepsvervoersdiensten tussen de lidstaten gelden echter trage en starre procedures doordat het zeevervoer wordt behandeld alsof er sprake van het overschrijden van buitengrenzen is. Met haar „blauwe gordel”-initiatief[38], wil de Europese Commissie een echte eengemaakte markt voor maritiem vervoer tot stand brengen door EU-goederen die tussen EU-havens worden vervoerd niet langer te onderwerpen aan administratieve formaliteiten die gelden voor goederen die uit overzeese havens aankomen en er vereenvoudigde procedures op toe te passen. Dit verhoogt de aantrekkelijkheid van deze vervoerswijze.

De ontwikkelingen in de luchtvaartsector laten de potentiële voordelen van marktliberalisering zien. Het aantal passagiers dat binnen de EU per vliegtuig reist, groeit sinds de jaren negentig gestaag, terwijl de tarieven aanzienlijk zijn verlaagd. Tussen 1995 en 2011 is het aantal passagierskilometers per vliegtuig in de EU met meer dan 66 % gestegen en het luchtvervoer maakt nu bijna 9 % uit van de markt voor passagiersvervoer in de EU. Niettemin is het luchtruim van de EU nog steeds versnipperd, wat tot hogere kosten leidt en exploitanten in de EU benadeelt ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. In deze context vraagt een verdere integratie van de markt om operationele voordelen die voortvloeien uit de invoering van functionele luchtruimblokken en om een sterke Europese netwerkbeheerder. Overigens is er op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten nog steeds geen sprake van mededinging en zijn verbeteringen op het gebied van kwaliteit en kostenefficiëntie vereist. In juni 2013 heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan voor het versnellen van de hervorming van het luchtverkeersleidingssysteem in Europa[39].

Op het gebied van handhaving blijft de tenuitvoerlegging van de richtlijn luchthavengelden in verschillende lidstaten voor problemen zorgen, wat met name blijkt uit gevallen van discriminatie bij het heffen van luchthavengelden.

In 2012/2013 werden met name in DE, FR, IT, maar ook in RO, PL, DK, SE, formele onderzoekprocedures inzake staatssteun geopend om ervoor te zorgen dat de overheidsfinanciering voor luchthavens en luchtvaartmaatschappijen eerlijke concurrentie binnen de luchtvaartsector niet belemmert.

De marktopenstelling is ook in het internationale wegvervoer een groot succes gebleken. Internationaal vervoer over de weg nam in 2000-2011 met 32 % toe en maakt bijna 33 % uit van het totale vervoer over de weg. Niettemin wordt de optimale afstemming van vraag en aanbod bij vervoer gehinderd door de aanhoudende beperkingen van de tijdelijke verrichting van diensten op het gebied van binnenlands wegvervoer en beperkingen van de permanente toegang tot de markten voor binnenlands wegvervoer[40].

Binnenlandse markten voor wegvervoer blijven afgeschermd van internationale concurrentie[41]. Operationele beperkingen en tijdsbeperkingen inzake cabotage beperken de vrijheid van wegvervoerders om diensten te verrichten. Daardoor blijft cabotage slechts een klein segment uitmaken van de Europese markt voor wegvervoer (ongeveer 2 % van alle vervoersvolumes). Daarnaast hebben bepaalde lidstaten (FI, DK) aanvullende maatregelen vastgesteld om hun markten te beschermen tegen concurrentie door niet-ingezeten vervoerders. Andere lidstaten, zoals ES, verbinden nog steeds beperkingen aan de permanente vestiging van kleine bedrijven. In dat verband zal door de Commissie ook aandacht worden besteed aan de duidelijke interpretatie en meer uniforme handhaving van de bestaande wetgeving, zowel wat de toegang tot markten als sociale normen betreft. Opheffing van de beperkingen voor de activiteiten van vervoerders uit de EU-12 heeft anderzijds geleid tot een sterke toename van hun deelneming aan de markt voor internationaal wegvoer (twee derde van hun vervoersvolumes wordt internationaal verplaatst).

Lidstaten moeten meer inspanningen leveren voor de voltooiing en modernisering van grensoverschrijdende verbindingen en infrastructuur voor het Europese vervoer van goederen en personen. Dit zou met name kunnen worden bereikt door de verwezenlijking van de nieuwe TEN-V-kernnetwerkcorridors, de invoering van intelligente vervoerssystemen (ITS) en een beter beheer van congestie bij grensoverschrijdend vervoer[42]. Bovendien zou de invoering van infrastructuurheffingen die op de afgelegde afstand zijn gebaseerd de eventuele discriminatie van occasionele gebruikers moeten voorkomen. Dit systeem wordt tot dusver alleen gebruikt in AT, CZ, DE, PL, SI, SK voor heffingen op zwaar vervoer en in EL, ES, FR, IE, IT, PL, PT voor heffingen bij alle weggebruikers op specifieke delen van het wegennet[43].

Beleidsprioriteiten

Op basis van het voorgaande dienen de lidstaten zich op de volgende hoofdprioriteiten te richten:

· Zorgen voor een tijdige en gedegen omzetting van het acquis op het gebied van vervoer, met name in de spoorwegsector.

· Binnenlandse spoorwegpassagiersdiensten openstellen voor concurrentie en ervoor zorgen dat overheidsopdrachten voor diensten duidelijk omschreven zijn en worden toegekend volgens een eerlijke, open en transparante inschrijvingsprocedure. De institutionele opzet moet de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder waarborgen, zodat effectieve concurrentie op de spoorwegmarkten mogelijk is en gelijke toegang tot infrastructuur wordt verzekerd.

· De bureaucratie in havens terugdringen door de versoepeling van de douaneformaliteiten voor de scheepvaart binnen de EU en de vereenvoudiging van douaneformaliteiten voor schepen die aanleggen in havens van derde landen.

· De totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES) versnellen (bv. de fragmentatie van het netwerk voor luchtverkeersbeheer verder aan te pakken door functionele luchtblokken in te voeren en de prestatiedoelstellingen voor de periode 2012-2014 te halen) ter verbetering van de veiligheid, capaciteit, efficiëntie en milieugevolgen van de luchtvaart.

· Alle resterende nationale beperkingen voor de toegang tot de markten voor binnenlands vervoer en passagiersvervoer over de weg volledig in overeenstemming brengen met de bestaande EU-wetgeving inzake de vrijheid van buitenlandse wegvervoerders en personenvervoerders om bepaalde cabotageactiviteiten te verrichten en zich in eender welke lidstaat te vestigen.

· Knelpunten wegwerken en de vervoersinfrastructuur moderniseren door het voltooien van de TEN-T-corridors, de verbetering van grensoverschrijdende verbindingen, de coherente invoering van ITS en de invoering van niet-discriminerende kilometerheffingen. Er moet niet worden geïnvesteerd in vervoersinfrastructuur die geen deel uitmaakt van een coherent netwerk en die het gevaar met zich brengt van onderbenutting en kostbaar onderhoud.

2.6. De digitale markten Marktprestaties en hindernissen voor EU-integratie

Verschillende, met elkaar verband houdende factoren dragen bij tot de goede prestaties van digitale markten. Landen die op het gebied van de elektronische handel geavanceerd zijn, hebben doorgaans een zeer intensieve e-economie. Landen die goed presteren, zoals SE, DK en UK,[44] kennen een hoge breedbandpenetratie, een hoog internetgebruik en een bevolking met sterke internetvaardigheden. Het vertrouwen in het internet als verkoopkanaal[45] en het besef van rechten en plichten op het gebied van het internet[46] is ook groot in deze lidstaten. De correlatie tussen online verkopen en het bbp per hoofd van de bevolking is sterk in SE en DK.

De beschikbaarheid van vaste breedbandinfrastructuur, die van essentieel belang is voor de digitale markten, neemt langzaam maar zeker toe. Vaste rurale dekking is in tien lidstaten echter nog steeds minder dan 80 % en blijft een uitdaging in lidstaten als PL, SK, SI, LV en RO. LT en CZ vertonen enige vooruitgang. Hoewel meer dan de helft van alle huishoudens in de EU een snelle breedbandverbinding heeft, moeten IT, HV, EL, FR, IE en PL hun netwerken moderniseren, willen zij de ontwikkelingen bijhouden[47].

De mobiele sector heeft in het algemeen geprofiteerd van de mededinging en de steeds bredere beschikbaarheid van mobiele breedband[48], maar wordt gehinderd door vertragingen bij het vrijgeven van spectrum. De dekking van de vierde generatie netwerken voor toegang tot mobiele breedband verdrievoudigde in slechts één jaar tot 26 %, maar de aanhoudende toename van draadloze breedband zal verdere grote investeringen in de ondersteunende netwerken vergen. Dit is enkel mogelijk indien er voldoende spectrum beschikbaar is. Meer dan de helft van de lidstaten heeft echter nog steeds de 800 MHz-band voor draadloze breedband niet vrijgegeven; dit had uiterlijk op 1 januari 2013 gebeurd moeten zijn[49]. Het delen van mobiele netwerken kan, met inachtneming van de mededingingsregels, een beter gebruik mogelijk maken van het reeds toegewezen spectrum. Ook moet er een einde komen aan ongerechtvaardigde beperkingen bij het uitrollen van draadloze breedbandnetwerken.

De prijsverschillen tussen de lidstaten zijn over het algemeen hoog[50] en hardnekkig[51]. Net als  de aanhoudende belemmeringen voor het wisselen van aanbieder[52], wijst dit erop dat de interne markt voor elektronische communicatie moet worden verdiept. Voor deze markt is het van cruciaal belang dat de nationale regelgevers onafhankelijk zijn en naar behoren van middelen worden voorzien en dat het regelgevingskader correct wordt toegepast. Het onlangs voorgestelde wetgevingspakket voor een interne markt voor elektronische communicatie zal de resterende belemmeringen wegnemen en de rechtszekerheid bieden die voor investeringen in infrastructuur noodzakelijk is. In geval van tekortkomingen van de markt zal er evenwel ook behoefte zijn aan voortdurende, gerichte overheidssteun, onder andere uit de structuurfondsen, die in sommige lidstaten onderbenut zijn gebleven en/of op aanzienlijke absorptieproblemen stuitten.

Gemiddeld blijft in de EU de online handel zowel op de binnenlandse markt als grensoverschrijdend groeien. Het is echter nog steeds een hoofdzakelijk binnenlandse handel. Het aantal personen dat de twaalf voorgaande maanden iets via internet besteld of gekocht had, nam in 2012 toe tot 45% (van 43 % in 2011 en 40 % in 2010)[53], waarbij de lidstaten die op een bijzonder laag niveau begonnen zijn, bijzonder snel groeien ("catch-up"-landen). Veel van deze landen vertonen echter nog steeds binnenlandse e-handelsniveaus die onder het gemiddelde liggen (25 % of lager in HU, EE, HR, PT, CY, EL, LT, IT, BG, RO).

Grensoverschrijdende e-handel is nog steeds beperkt: het percentage mensen in de EU dat aankopen in andere EU-lidstaten doet, neemt weliswaar toe, maar slechts marginaal (van 10 % tot 11 %)[54]. Hoewel de richtlijn inzake elektronische handel over het algemeen goed wordt uitgevoerd, zijn er in sommige lidstaten nog steeds problemen wat betreft verplichte voorafgaande vergunningen en de handhaving van de verplichtingen tot informatieverstrekking voor handelaren. Voorts is hernieuwde aandacht op zijn plaats voor de betaalmogelijkheden en de veiligheid van betalingen, de bescherming van persoonsgegevens, de levering van bestelde goederen, informatie inzake online contracten en eenvoudige toegang tot verhaalmogelijkheden alsmede voor het algemeen verbintenissenrecht en de wetgeving inzake consumentenbescherming. De kosten die deelname aan de interneteconomie meebrengt voor bedrijven en consumenten zouden verder kunnen worden teruggedrongen door doeltreffende strategieën inzake cyberveiligheid. Slechts de helft van de EU-lidstaten heeft deze echter ingevoerd (AT, CZ, EE, FI, FR, DE, HU, LT, LU, NL, PL, RO, SK, UK)[55]. AT, DE, DK, FI, FR, NL, SE en UK[56] hebben in dit opzicht bijzonder goede nationale voorzieningen.

De inzet van ICT voor de efficiëntie van de publieke sector is een onderschatte hefboom voor groeivriendelijke begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen. Daarbij moet met name worden gedacht aan e-overheid, cloud-gebaseerde diensten[57], e-gezondheid en intelligente en interoperabele energie- en transportnetwerken, en het beschikbaar stellen van overheidsinformatie. Sinds het vorig jaar vordert de modernisering van de publieke sector gestaag: 87 % van de bedrijven die gebruik van e-overheidsdiensten maken en verscheidene lidstaten zijn bezig met de invoering van verplichte online diensten. Het aandeel van de burgers die gebruik maken van e-overheid is het afgelopen jaar eveneens gegroeid, tot 44 % (in beide gevallen was er een stijging met 3 procentpunten). IT, HR, BG, CY, CZ, RO, PL en EL zouden kunnen profiteren van een breder gebruik. Hoewel het gebruik van elektronische instrumenten op het gebied van overheidsopdrachten nog steeds beperkt is, maken sommige lidstaten gebruik van de kansen die dit biedt, met name PT (e-inschrijving verplicht voor de meeste procedures), LT, IE, SE en UK. Het gebruik van e-facturering is in DK en SE al voor de meeste overheidsdiensten verplicht en zou in de hele EU regel moeten worden.

Het EU-programma „Intellectuele-eigendomsinfrastructuur”[58] moet worden versterkt. De ICT-sector, alsmede de sectoren die steeds vaker kiezen voor internet als een distributiekanaal, zijn vaak zeer afhankelijk van intellectuele-eigendomsrechten, die financiering aantrekkelijker maken en het noodzakelijke rendement op investeringen garanderen. Registratiesystemen voor nationale rechten moeten betaalbaar en toegankelijk zijn[59]. Bovendien kunnen gespecialiseerde IP-secties van nationale rechtbanken procedures aanzienlijk versnellen en de kwaliteit van beslissingen aanzienlijk verbeteren.

Zelfs van de meest geavanceerde netwerken en technologieën kan het volledige potentieel voor groei en werkgelegenheid niet worden benut als ondernemingen en burgers er niet ten volle gebruik van maken[60]. Dit potentieel voor groei en werkgelegenheid wordt momenteel belemmerd, met name door een gebrek aan ICT-vaardigheden op de werkvloer. Zo'n 50% van de EU-burgers heeft geen of slechts geringe computervaardigheden[61]; niettemin is naar verwachting tegen 2015 voor 90% van alle banen enige kennis van ICT noodzakelijk[62]. ICT-vaardigheden moeten op alle niveaus deel gaan uitmaken van het algemene onderwijssysteem. Daarnaast is er behoefte aan een sterkere interactie tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, gezien het huidige acute gebrek aan ICT-specialisten[63].

Beleidsprioriteiten Op basis van het voorgaande dienen de lidstaten zich op de volgende hoofdprioriteiten te richten: · Zorgen voor de goede werking van de markten voor elektronische communicatie door de versterking van hun nationale regelgevende instanties en door uitvoering van regelgeving die een concurrerende ontwikkeling van snelle breedbandverbindingen ondersteunt, met waar nodig doelgerichte overheidssteun, met name via een efficiënt gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen. · De toewijzing van de 800 MHz-frequentiebanden zo spoedig mogelijk voltooien en het voor draadloze breedband beschikbare radiospectrum op een totaal van minstens 1 200 MHz brengen, en hindernissen wegnemen voor de doeltreffende uitrol en het doeltreffend gebruik van draadloze breedbandnetwerken. · Zorgen voor gunstige voorwaarden op de verschillende gebieden die van invloed zijn op online diensten, onder meer door een correcte en tijdige uitvoering van de relevante wetgeving, variërend van e-handel — als de wettelijke hoeksteen voor het verstrekken van online diensten — tot belastingheffing, van aflevering van postpakketten tot betalingen en van wetgeving inzake consumentenbescherming, zoals de Richtlijn consumentenrechten[64], tot geschillenbeslechtingsmechanismen, zoals ADR/ODR-wetgeving[65]. · Het gebruik van ICT en met name van breedbandinternet ondersteunen, door de toegang tot financiering van de connectiviteit en het gebruik ervan voor kmo's te bevorderen. De lidstaten moeten ook investeren in ICT-vaardigheden, met name met behulp van het Europees Sociaal Fonds, door deze vaardigheden meer en beter te integreren in hun onderwijsstelsels, partnerschappen met het bedrijfsleven te bevorderen, grensoverschrijdende mobiliteit te stimuleren en het kader voor e-vaardigheden in te voeren. · Een brede en moderne cyberveiligheidsstrategie vaststellen en een entiteit aanwijzen voor de tenuitvoerlegging ervan en voor de samenwerking met andere lidstaten. · De beschikbaarheid vergroten van gebruiksvriendelijke online openbare diensten, onder meer door grensoverschrijdende interconnectie en infrastructuren, e-aanbestedingen operabel maken en op grotere schaal invoeren op de verschillende bestuursniveaus, en het frequenter gebruik van e-facturering bevorderen. De lidstaten moeten op open cloud gebaseerde diensten bevorderen met het oog op de ontwikkeling van digitale diensteninfrastructuren en stimulering van de vraag. De lidstaten moeten ook interoperabele oplossingen toepassen voor e-gezondheidszorg, met inbegrip van elektronische medische dossiers en elektronische recepten, ten behoeve van een efficiëntere openbare gezondheidszorg en efficiënter klinisch onderzoek. Ook dient het gebruik van ICT voor interoperabele slimme energie- en transportnetwerken verder te worden bevorderd. · De lidstaten dienen te onderzoeken of de kosten in verband met en de gemiddelde vertraging bij het registreren van nationale octrooien en handelsmerken kunnen worden verminderd zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de verleende octrooien en handelsmerken. Zij moeten er bovendien voor zorgen dat er speciale IE-kamers bestaan, die over de nodige middelen moeten beschikken.

Deel II — Integratie van de interne markt uit het oogpunt van de waardeketen

Dit deel bevat een aantal horizontale bevindingen over de stand van de integratie van de interne markt, die zijn gebaseerd op een analyse van waardeketens, d.w.z. de levering en aankoop van productie-inputs. Een volledig verslag van de analyse is te vinden onder de volgende link.

De versterking van grensoverschrijdende productieketens is een belangrijk instrument voor de bevordering van het concurrentievermogen en de groei,[66] en zal op lange termijn waarschijnlijk ook positief zijn voor de werkgelegenheid. Bovendien kan een sterkere integratie van de waardeketen binnen de EU ook helpen bij het herstellen van de betalingsbalans aangezien dit markten ontsluit in lidstaten met externe overschotten.

Uit de analyse blijkt bovendien dat grensoverschrijdende inputs in de EU-productie, zowel binnen als buiten de EU, over het geheel genomen, zijn toegenomen. Dit duidt erop dat het tempo van de integratie van de interne markt constant bleef. Ondanks deze positieve algemene tendensen zijn er duidelijke verschillen tussen de lidstaten[67].

Figuur 1. The importance of cross-sector production inputs in the EU The sector labels are explained in the table in the annex of the full report to be found at the following link. The numbers represent shares of the intra-EU (cross-border and domestic) inputs relative to the output of the destination sector (in per cent).

De analyse wijst ook uit dat de handel in productie-inputs binnen de EU en die buiten de EU complementair zijn.[68] Dit toont aan dat de inspanningen om de interne markt verder te verdiepen en om vrijhandelsovereenkomsten van de EU met partner-economieën buiten de EU te bevorderen, elkaar versterken.

Voorts zorgen de dienstensectoren voor de grootste input in de activiteiten van andere sectoren, met name van de be- en verwerkende industrie. Daarom hebben goed werkende dienstenmarkten positieve effecten op de be- en verwerkende industrie in de EU en vice versa, zoals blijkt uit figuur 1.

De analyse wijst ook uit dat de lidstaten met het oog op het maximaliseren van de voordelen van de interne markt hun hervormingsinspanningen zouden moeten concentreren op het verminderen van handelsbelemmeringen in sectoren die betrekkelijk groot, maar nog niet zeer goed geïntegreerd zijn. Dit geldt met name voor sectoren waar integratie met derde landen hoog is in vergelijking tot integratie binnen de EU, aangezien dit erop kan wijzen dat de capaciteit voor samenwerking binnen de EU onderbenut wordt en er wellicht nog aanzienlijke belemmeringen zijn.

Figuur 2. The strongest intra-EU production linkages (domestic and cross-border) across sectors The thickness of an arrow corresponds to the size of the coefficient: input from one sector to another as % of an average of both sectors’ outputs. The respective coefficients are shown next to the middle of each arrow. Sector labels are explained in link.

Zo bezien (m.a.w. met nadruk op de handelsstromen binnen productiewaardeketens), moet het mogelijk zijn de belemmeringen voor niet-marktdiensten[69], onroerend-goedactiviteiten en de detailhandel[70] verder terug te dringen.

Daarnaast zou meer economische groei kunnen worden bereikt, indien de lidstaten in reeds sterk geïntegreerde sectoren een beleid ter verbetering van de productiviteit  zouden uitvoeren. Dergelijke hervormingen zullen waarschijnlijk spill-overeffecten hebben voor de productiviteit in aanverwante sectoren, met name wanneer de onderlinge betrekkingen tussen sectoren nauw zijn. Zoals uit figuur 2 blijkt, hadden in de dienstensector de verhuur van machines en uitrusting en andere bedrijfsactiviteiten de sterkste verbindingen met het grootste aantal aanverwante sectoren. De be- en verwerkende industrie had de sterkste verbindingen met verhuur en andere bedrijfsactiviteiten, alsook met de groot- en detailhandel aan de inputzijde en met bouw aan de outputzijde. De vervoerssector heeft de sterkste verbindingen met de groothandelsmarkten.

Bijlage

[1] "Market Functioning in Network Industries – Electronic Communications, Energy and Transport", Occasional Papers 129, Europese Commissie, februari 2013.

[2] Geheel van activiteiten dat verband houdt met de totstandbrenging en exploitatie van netwerken die toegang bieden tot internet, alsook de via internet verleende diensten (IP-telecommunicatie, productie en onderhoud van IT-materiaal voor internet, op internet gebaseerde dienstverlening en alle activiteiten waarbij internet wordt gebruikt als medium – van elektronische zakendoen tot online adverteren).

[3] Deze landen komen – evenals Brazilië, China en India – aan bod in: "Internet matters, the net’s sweeping impact on growth, jobs, and prosperity", McKinsey Global Institute, mei 2011.

[4] Mededeling van de Europese Commissie "Betere governance van de interne markt", COM(2012) 259 final, juni 2012.

[5] De mate van handelsintegratie wordt uitgedrukt als het gemiddelde van de invoer en uitvoer van diensten en goederen gedeeld door het bbp.

[6] Vgl. de jaarlijkse monitoringenquête 2013, die is uitgevoerd in opdracht van DG SANCO en zal worden gebruikt voor het 10e scorebord voor de consumentenmarkten, http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/consumer_market_monitoring_survey_en.htm.

[7] European Commission Economic Paper 456: "The economic impact of the Services Directive: A first assessment following implementation", juni 2012.

[8] Mededeling van de Europese Commissie over de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn "Een partnerschap voor nieuwe groei in diensten 2012-2015", COM(2012) 261 final, juni 2012.

[9] Mededeling van de Commissie inzake de evaluering van nationale regelingen inzake de toegang tot beroepen, COM(2013) 676 final, oktober 2013, en het werkdocument van de diensten van de Commissie over de resultaten van de wederzijdse beoordeling met betrekking tot rechtsvorm, aandeelhouderschap en tariefvoorschriften op grond van de dienstenrichtlijn, SWD(2013) 402 final, oktober 2013 (alleen in EN).

[10] http://ec.europa.eu/internal_market/qualifications/policy_developments/index_en.htm#maincontentSec1

[11] Mededeling van de Commissie "Een Europees actieplan inzake detailhandel", COM(2013) 36 final, januari 2013.

[12] Elektronisch aanbesteden komt aan bod in het deel over "digitale markten".

[13] Met de in 2010 gegunde opdrachten voor afvalinzameling en -verwerking was 12 674 miljoen EUR gemoeid. Dit kwam overeen met 10 % van de totale omzet van de sector in dat jaar en met circa een derde van de algemene overheidsuitgaven voor goederen, werkzaamheden en diensten op het gebied van afvalbeheer. De waarde van de gegunde opdrachten voor ICT-hardware, software en diensten bedroeg in de EU-27 in 2010 22 483 miljoen EUR. Voor meer informatie, zie: "Sector analysis of Public Procurement, criteria for selecting sectors and initial analysis of two sectors: waste collection & treatment and ICT contracts", 25 juni 2013.

[14] http://www.ecb.europa.eu/stats/money/surveys/sme/html/index.en.html.

[15] Markten voor leningen, kredieten en kredietkaarten, bankrekeningen, hypotheken, investeringsproducten, particuliere pensioenregelingen, onderhandse effecten en individuele pensioenfondsen.

[16] Jaarlijkse monitoringenquête 2013, die is uitgevoerd in opdracht van DG SANCO en zal worden gebruikt voor het 10e scorebord voor de consumentenmarkten, http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/consumer_market_monitoring_survey_en.htm

De evaluatie betreft de marktprestatie-indicator (MPI), een samengestelde index die stoelt op consumentenevaluaties inzake vergelijkbaarheid, vertrouwen, problemen en klachten, en tevredenheid met betrekking tot specifieke markten.

[17] De diensten van de Commissie hebben van nationale toezichthouders vertrouwelijke informatie ontvangen waaruit blijkt dat de voorzorgsmaatregelen die in verschillende landen zijn genomen om de financiële stabiliteit te verzekeren, wellicht een afschermend effect hebben.

[18] Richtlijn 2013/36/EU van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG en Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.

[19] Waaronder het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme met een algemeen afwikkelingsfonds en de richtlijn bankherstel en -afwikkeling.

[20] http://www.ecb.europa.eu/press/pr/date/2013/html/pr131023.en.html

[21] Richtlijn 2011/61/EU van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010.

[22] Verordening (EU) nr. 260/2012 van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009.

[23] Op EU-niveau heeft de Commissie in 2011 een actieplan vastgesteld om kmo's toegang te geven tot financiering. In maart 2013 is een openbare raadpleging over langetermijnfinanciering en toegang tot financiering voor kmo's gestart. Ook zijn er twee verordeningen tot instelling van een Europees paspoort voor op niet-beursgenoteerde kmo's en sociale bedrijven gerichte beleggingsfondsen vastgesteld; deze zijn sinds 22 juli 2013 van kracht. De Europese Commissie en de EIB werken nauw samen om een initiatief te ontwikkelen dat instrumenten voor risicodeling tussen de Commissie en de EIB en het EIF moet uitbreiden om, ondersteund door ESI-fondsen, als hefboom te werken voor particuliere investeringen in kmo's. Dit kmo-initiatief is in oktober goedgekeurd door de Europese Raad en wordt momenteel beoordeeld door het Europees Parlement. De steun voor kmo's, met inbegrip van financieringsinstrumenten, bedraagt momenteel bijna 70 miljard EUR  in het kader van het cohesiebeleid uit hoofde van het EFRO en het ESF, en blijft ook in de periode 2014-2020 een hoofdprioriteit voor de Europese structuur- en investeringsfondsen.

[24] Richtlijn 2012/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 tot wijziging van Richtlijn 89/666/EEG van de Raad en Richtlijnen 2005/56/EG en 2009/101/EG wat de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters betreft.

[25] Dit volgt op het proefproject met een aantal lidstaten en het voorstel van de Commissie tot wijziging van de verordening betreffende insolventieprocedures. Zie voor meer informatie het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures, COM(2012) 744 final, december 2012.

[26] Mededeling: Een nieuwe Europese aanpak van faillissementen en insolventie, COM(2012) 742, december 2012.

[27] Verordening (EU) nr. 345/2013 van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen.

[28] Verordening (EU) nr. 346/2013 van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen.

[29] http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/Electricity_market_indicators

http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/Natural_gas_market_indicators

[30] Monitoringenquête inzake de consumentenmarkt 2013, uitgevoerd in opdracht van DG SANCO en te gebruiken voor de aanstaande tiende editie van het scorebord voor de consumentenmarkten, http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/consumer_market_monitoring_survey_en.htm

[31] Werkdocument van de diensten van de Commissie „European Commission guidance for the design of renewables support schemes”, http://ec.europa.eu/energy/gas_electricity/doc/com_2013_public_intervention_swd04_en.pdf.

[32] Mededeling van de Europese Commissie “Delivering the internal electricity market and making the most of public intervention http://ec.europa.eu/energy/gas_electricity/doc/com_2013_public_intervention_en.pdf.

[33] Vierde spoorwegpakket (januari 2013), Gemeenschappelijk Europees Luchtruim 2+ (juni 2013), raadpleging inzake de ontwerp-richtsnoeren voor staatssteun voor luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (juli 2013).

[34] Monitoringenquête inzake de consumentenmarkt 2013, uitgevoerd in opdracht van DG SANCO en te gebruiken voor de aanstaande tiende editie van het scorebord voor de consumentenmarkten, http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/consumer_market_monitoring_survey_en.htm.

[35]In 2012 geregistreerd door het netwerk van Europese consumentencentra (http://ec.europa.eu/consumers/ecc/ecc_key_statistics_en.htm).

[36] Openbare aanbestedingen of open toegang voor commerciële dienstverlening is goed voor minder dan 5 % van de totale markt.

[37] Openbare aanbestedingen of open toegang voor commerciële dienstverlening is goed voor minder dan 5 % van de totale markt.

[38] Mededeling van de Commissie „De blauwe gordel, naar een scheepvaartruimte zonder grenzen", COM(2013)510 final van 8 juli 2013.

[39] http://ec.europa.eu/transport/modes/air/single_european_sky/ses2plus_en.htm

[40] Hoewel de voorwaarden voor vestiging zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1071/2009, mogen de lidstaten op grond van deze verordening ook aanvullende eisen stellen voor de oprichting van een wegvervoersonderneming.

[41] Binnenlands wegvervoer door vervoerders uit andere lidstaten, ook bekend als cabotage, is op grond van Verordening (EG) nr. 1072/2009 beperkt tot drie handelingen in de zeven dagen aansluitend op een internationaal vervoer.

[42] In dat verband heeft de Commissie de twee belangrijke wetgevingsinstrumenten, de TEN-V-verordening en de verordening tot vaststelling van de Connecting Europe Facility voorgesteld, die de totstandbrenging beogen van een volledig operationeel pan-Europees vervoersnetwerk, de ruggengraat van de interne markt. De medewetgevers hebben hiermee ingestemd.

[43] CE Delft et al. (2012), “An inventory of measures for internalising external costs in transport”.

[44] In deze lidstaten heeft respectievelijk 74 %, 73 % en 73 % van de burgers in 2012 ten minste eenmaal via internet een aankoop gedaan (bron:  Eurostat).

[45] In DK, UK en SE verklaarde respectievelijk 80 %, 75 % en 71 % van de respondenten tijdens recente enquêtes vertrouwen te hebben in de verkoop via internet door binnenlandse detailhandelaren; in de EU als geheel is dat gemiddeld 59 %.

[46] http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_358_en.pdf.

[47] Zie voor de marktgegevens in dit gedeelte met name het scorebord voor de digitale agenda op: https://ec.europa.eu/digital-agenda/sites/digital-agenda/files/DAE%20SCOREBOARD%202013%20-%20SWD%202013%20217%20FINAL.pdf.

[48] Het gebruik van mobiele breedband nam van januari 2012 tot januari 2013 met nog eens 11 procentpunten toe.

[49] Tussen juli en oktober 2013 stond de Commissie elf lidstaten (AT, CY, FI, EL, HU, LV, LT, MT, PL, RO en ES) afwijkingen toe (nieuwe termijnen). In landen als BE, EE, SI en SK werd de beschikbaarheid gehinderd door administratieve vertragingen. 

[50] Zo is de gemiddelde prijs per minuut van een nationaal mobiel telefoongesprek in de duurste lidstaat (NL) zeven keer duurder dan in de goedkoopste lidstaat (LT).

[51] Voor een volledig overzicht van de ontwikkeling in de tijd van deze prijs- en andere verschillen op zowel vaste als mobiele markten, zie European Economy Occasional Papers 129: "Market Functioning in Network Industries – Electronic Communications, Energy and Transport" (februari 2013).

[52] "Consumer market study on the functioning of the market for internet access and provision from a consumer perspective" (2012), uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie door Civic Consulting.   http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/market_studies/internet_services_provision_study_en.htm.

[53] Eurostat - Community survey on ICT usage in Households and by Individuals – Digital Agenda for Europe key performance indicator.

[54] Eurostat - Community survey on ICT usage in Households and by Individuals – Digital Agenda for Europe key performance indicator.

[55] ENISA mapping of national cyber security strategies in the world, april 2013.

[56] Effectbeoordelingsverslag bij het voorstel voor een richtlijn betreffende de maatregelen met het oog op een hoog niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de hele Unie, SWD (2013)32 final, februari 2013.

[57] Zie de strategie van de Commissie inzake cloud computing, COM(2012) 527 final van september 2012.

[58] Deze omvat EU- en nationale regelingen voor de erkenning, registratie, exploitatie en handhaving van intellectuele eigendom.

[59] Zo varieert de kostprijs van de aanvraag en inschrijving van een handelsmerk in drie klassen binnen de EU, met een minimum van 78 EUR in CY en een maximum van 419 EUR in SE.

[60] Een op de vijf Europeanen heeft nog nooit gebruik gemaakt van internet en dit aandeel ligt in sommige lidstaten zelfs boven de 40 %.

[61] Eurostat, op basis van een representatieve steekproef onder de volwassen bevolking (16 tot 74 jaar) in de EU. De verschillen per land zijn aanzienlijk; het aantal personen met geen of geringe vaardigheden varieert van 26% tot 79% .

[62] IDC-witboek "Post Crisis: e-Skills Are Needed to Drive Europe's Innovation Society" (november 2009).

[63] Van 2011 tot 2012 werden er meer dan 100 000 banen op het gebied van software-engineering gecreëerd. Gecombineerd met de stagnerende aantallen afgestudeerden op het gebied van ICT leidt dit tot een groeiend tekort op de arbeidsmarkt.

[64] Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG.

[65] Richtlijn 2013/11/EU van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG en Verordening (EU) nr. 524/2013 van 21 mei 2013 betreffende online beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG.

[66] Zie hoofdstuk 2 op http://ec.europa.eu/enterprise/policies/industrial-competitiveness/competitiveness-analysis/european-competitiveness-report/comprep2012_en.htm.

.

[67] Zie voor een landspecifieke analyse van de veranderingen in de mate van integratie het volledige verslag onder de volgende link.

[68] Met betrekking tot de periode 2006-2009 bestond er een positieve correlatie tussen het gemiddelde aandeel in de output van de niet-binnenlandse productie-inputs binnen de EU en het gemiddelde aandeel van de productie-inputs van buiten de EU in de lidstaten.

[69] Openbaar bestuur, defensie, onderwijs en gezondheidszorg.

[70] In deze analyse wordt met de integratie met derde landen in deze dienstensectoren rekening gehouden als benchmark. Bij de beoordeling van de algehele integratie van de markten voor diensten in de EU moet volledigheidshalve ook rekening worden gehouden met andere integratiekanalen, die buiten de reikwijdte van dit hoofdstuk vallen (met name de verlening van diensten door vestiging).

Top