This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0542
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Towards a more competitive and efficient defence and security sector
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector
/* COM/2013/0542 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector /* COM/2013/0542 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een meer competitieve en efficiënte
defensie- en veiligheidssector "De
wereld heeft behoefte aan een Europa dat in staat is om militaire missies uit
te zenden ter stabilisering van de situatie in crisisgebieden…. We moeten het
Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid en een gezamenlijke aanpak
van defensiekwesties versterken, omdat we samen de kracht en de schaal hebben
om van de wereld een eerlijker, rechtszekere plaats te maken waar de
mensenrechten worden gerespecteerd." Voorzitter Barroso, Staat van de Unie-toespraak, september 2012 "De Raad
herhaalt zijn oproep om de militaire capaciteit ter ondersteuning en
bevordering van het GVDB in stand te houden en verder te ontwikkelen. Zij
ondersteunen het vermogen van de EU om als veiligheidsverstrekker op te treden,
in het kader van een bredere benadering. [...] Teneinde de Europese
militaire vermogens en de capaciteit om autonoom te handelen te ondersteunen en
uit te bouwen pleit de Raad andermaal voor een sterke, minder opgedeelde
Europese defensie-industrie." Conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 19
november 2012 1. De bijdrage van de Europese Commissie
aan de versterking van de Europese defensie- en veiligheidssector Deze mededeling is gebaseerd op het werk van
de Defence Task Force van de Commissie, die in 2011 is opgericht om de
defensiesector te versterken door alle relevante EU-beleidsmaatregelen te
mobiliseren. De EDEO en het EDA werden nauw bij de werkzaamheden van de
taskforce en de voorbereiding van deze mededeling betrokken. 1.1. Inleiding De strategische en geopolitieke context is in
voortdurende, snelle ontwikkeling. De machtsbalans in de wereld verschuift door
het ontstaan van nieuwe machtscentra en het feit dat de VS zijn strategische
focus naar Azië verplaatst. Daarom moet Europa meer verantwoordelijkheid nemen
voor haar interne en externe veiligheid. Om gewicht in de schaal te kunnen
leggen, moet de EU een geloofwaardig GVDB ontwikkelen. Deze ontwikkeling moet
volledig verenigbaar zijn met de NAVO en de principes daarvan. Wij worden momenteel geconfronteerd met vele,
complexe, onderling gerelateerde en moeilijk voorspelbare veiligheidsrisico's.
Er kunnen regionale crises ontstaan, mogelijk met geweld, er kunnen nieuwe
technologieën worden ontwikkeld die nieuwe kwetsbaarheden en bedreigingen met
zich meebrengen, door klimaatverandering en schaarste aan natuurlijke
hulpbronnen kunnen politieke en militaire conflicten ontstaan. Daarnaast zijn
bedreigingen en risico's al gauw grensoverschrijdend. Hierdoor vervaagt de
traditionele scheidslijn tussen interne en externe veiligheid. Deze veiligheidsuitdagingen kunnen alleen
worden aangepakt met een integrale benadering, waarin verschillende
beleidsterreinen en -instrumenten en maatregelen op korte en lange termijn
worden gecombineerd. Deze benadering moet zijn gestoeld op een grote
verscheidenheid aan civiele en militaire vermogens. Het wordt steeds
onwaarschijnlijker dat de lidstaten deze last alleen kunnen dragen. Dit geldt met name voor defensie, waar nieuw
materiaal vaak technologisch complex en duur is. De lidstaten hebben het
tegenwoordig moeilijk om hun strijdkrachten adequaat uit te rusten. De recente
acties in Libië hebben laten zien dat Europa sterk tekort schiet in belangrijke
militaire vermogens. De begrotingscrisis leidt tot bezuinigingen op
defensie, waardoor de situatie verergert, met name omdat de begrotingen niet
worden gecoördineerd en uitgevoerd op basis van gemeenschappelijke strategische
doelstellingen. De defensiebegroting van de EU daalde tussen 2001 en 2010 van
251 miljard tot 194 miljard euro. Deze bezuinigingen hebben ook een aanzienlijk
effect op de industrie, die materieel ontwikkelt voor onze strijdkrachten.
Bestaande en geplande programma's worden namelijk gereduceerd. De bezuinigingen
treffen met name de investeringen in defensie-O&O, die cruciaal is voor het
ontwikkelen van toekomstige vermogens. Tussen 2005 en 2010 zijn de Europese
O&O-budgetten afgenomen met 14 %, tot 9 miljard euro. Alleen de VS
besteedt momenteel al zeven keer meer aan defensie-O&O dan alle 27
EU-lidstaten bij elkaar. De defensiebegrotingen dalen en de kosten van
moderne vermogens stijgen. Deze kostenstijgingen passen in een
langetermijntrend van groeiende technologische complexiteit van
defensiematerieel, maar zijn ook het gevolg van de reductie van de productievolumes
vanwege de reorganisatie en inkrimping van de Europese strijdkrachten sinds het
einde van de Koude Oorlog. Deze factoren zullen de defensiemarkten in Europa
blijven bepalen, ongeacht de hoogte van de begrotingen. Deze situatie genereert een domino-effect,
aangezien de sector een cruciale rol speelt in de bredere Europese economie.
Met alleen al in 2012 een omzet van 96 miljard euro gaat het om een grote
bedrijfstak, die innovatie genereert en gericht is op hoogwaardige technologie.
Het vernieuwende onderzoek in deze sector heeft belangrijke indirecte effecten
gehad in andere sectoren, zoals elektronica, ruimtevaart en civiele luchtvaart
en levert groei en duizenden hooggeschoolde functies op. De defensie-industrie
in Europa biedt direct werk aan ongeveer 400 000 mensen en genereert nog
eens 960 000 indirecte banen. Het is zodoende essentieel om deze sector te
behouden als Europa een wereldwijd centrum voor productie en innovatie wil
blijven. Daarom vormen maatregelen ter versterking van de concurrentiekracht
van de defensie-industrie een belangrijk onderdeel van de Europa 2020-strategie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Tegelijkertijd kan het belang van deze
bedrijfstak niet alleen in banen en omzet worden gemeten. De Europese
industriële en technologische defensiebasis (European Defence Technological and
Industrial Base, EDTIB) vormt een belangrijk element van de Europese
mogelijkheden om de veiligheid van haar burgers te garanderen en haar waarden
en belangen te verdedigen. Europa moet in staat zijn om de verantwoordelijkheid
voor haar eigen veiligheid op zich te nemen, en in het algemeen voor de
internationale vrede en stabiliteit. Hiervoor is een bepaalde mate van
strategische autonomie nodig: om een geloofwaardige en betrouwbare partner te
kunnen zijn moet Europa in staat zijn te beslissen en te handelen zonder afhankelijk
te zijn van de vermogens van derden. Leveringszekerheid, toegang tot kritieke
technologie en operationele soevereiniteit zijn daarom van groot belang. Tot op heden overleven defensiebedrijven
dankzij de baten van O&O-investeringen uit het verleden en zijn zij in
staat geweest om het dalende aantal binnenlandse orders met de export te
compenseren. De prijs hiervoor is echter vaak de overdracht van technologie,
intellectuele eigendom en productie naar landen buiten de EU. Dit leidt weer
tot ernstige gevolgen voor de concurrentiekracht van de EDTIB op lange termijn.
Het probleem van dalende defensiebegrotingen
wordt versterkt door de aanhoudende fragmentatie van de Europese markten, die
leidt tot onnodige dubbele vermogens, organisaties en kosten. Samenwerking en
EU-brede concurrentie zijn nog steeds een uitzondering. Meer dan 80 procent van
de investeringen in defensiematerieel wordt in eigen land uitgegeven. Hierdoor
riskeert Europa het verlies van zeer belangrijke expertise en autonomie op
belangrijke capaciteitsgebieden. In deze situatie is het nodig om de
prioriteiten opnieuw te bepalen. Als meer uitgeven moeilijk is, moet het geld
beter worden besteed. Daar is aanzienlijke ruimte voor. Ondanks bezuinigingen
besteedden de EU-lidstaten in 2011 nog steeds meer aan defensie dan China,
Rusland en Japan samen[1].
De financiële beperkingen moeten daarom worden gecompenseerd met een betere
samenwerking en een efficiënter gebruik van de middelen. Dit kan worden bereikt
door steun aan clusters, specialisatie, gezamenlijk onderzoek en inkoop, een nieuwe
en dynamischere benadering van civiel-militaire synergieën en meer
marktintegratie. 1.2. De strategie van de Commissie Defensie vormt nog steeds de kern van de
nationale soevereiniteit. Beslissingen over militaire vermogens blijven bij de
lidstaten. De EU kan echter wel een belangrijke bijdrage leveren. De EU
beschikt over beleidsmaatregelen en instrumenten om structurele veranderingen
uit te voeren en biedt de lidstaten het beste kader om collectief een adequaat
niveau van strategische autonomie te vrijwaren. Aangezien de lidstaten samen
ongeveer 1,6 miljoen soldaten tellen en de jaarlijkse defensiebegroting van
alle lidstaten samen 194 miljard euro bedraagt, kan de EU internationaal een
strategische rol spelen in overeenstemming met zijn waarden. De Europese Raad verzocht daarom in haar
conclusies van 14 december 2012 "… de hoge vertegenwoordiger, met name
via de Europese Dienst voor extern optreden en het Europees Defensieagentschap,
alsmede de Commissie, [...] verdere voorstellen te doen en initiatieven te
nemen om het GVDB krachtiger te maken en de beschikbaarheid van de nodige
civiele en militaire vermogens te verbeteren...". Het uiteindelijke doel is het versterken van
de Europese defensie, om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te
kunnen. De lidstaten zullen de leiding hebben bij veel van de nodige
hervormingen. De missie van het Europees Defensieagentschap (EDA) is het
ondersteunen van de inspanningen ter verbetering van de Europese
defensievermogens in het GVDB. De Commissie kan ook een belangrijke bijdrage
leveren en is hier al mee begonnen. Zoals voorzitter Barroso benadrukte: "De
Commissie speelt zijn rol. We werken aan een gemeenschappelijke defensiemarkt.
We maken gebruik van onze bevoegdheden op grond van het Verdrag om een Europese
industriële defensiebasis te ontwikkelen." Met het oog op deze doelstellingen heeft de
Commissie de twee richtlijnen betreffende overheidsopdrachten op defensie- en
veiligheidsgebied (2009/81) en overdracht van defensiegerelateerde producten
(2009/43) voorgesteld, die momenteel de hoeksteen vormen van de Europese
defensiemarkt. Bovendien heeft de Commissie industriebeleid en specifieke
onderzoeks- en innovatieprogramma's voor veiligheid en ruimtevaart ontwikkeld.
De Commissie heeft bovendien beleid en instrumenten ontwikkeld ter
ondersteuning van de interne en externe veiligheid, op gebieden als de bewaking
van de buitengrenzen, maritieme surveillance, civiele bescherming of
crisisbeheersing. Deze gebieden hebben vele technologische, industriële,
conceptuele en operationele overeenkomsten en verbanden met defensie. Deze mededeling consolideert dit acquis en
ontwikkelt het verder, binnen de reikwijdte van de in het Verdrag van Lissabon
vastgelegde bevoegdheden. Via deze mededeling wordt met name gepoogd om gebruik
te maken van mogelijke synergieën en kruisbestuiving, die mogelijk worden
gemaakt door het vervagen van de grens tussen defensie en veiligheid en tussen
civiel en militair. Om deze doelstellingen te bereiken wil de
Commissie maatregelen nemen in de volgende richtingen: ·
Het verder verdiepen van de interne markt voor
defensie en veiligheid. Dit betekent in de eerste plaats dat de twee bestaande
richtlijnen volledig moeten worden uitgevoerd. Op basis van dit acquis zal de
Commissie eveneens marktverstoringen aanpakken en bijdragen aan meer
toeleveringszekerheid tussen de lidstaten; ·
Het versterken van de concurrentiekracht van de
EDTIB. De Commissie zal hiervoor defensie-industriebeleid ontwikkelen op grond
van twee basisbeleidslijnen: –
Ondersteuning van het concurrentievermogen - onder
andere het ontwikkelen van 'hybride normen' voor de veiligheids- en
defensiemarkt en het bestuderen van manieren om een Europees
certificeringssysteem te ontwikkelen voor militaire luchtwaardigheid. –
Ondersteuning voor kmo's – onder andere het
ontwikkelen van een Europees strategisch clusterpartnerschap (European
Strategic Cluster Partnership) om verbindingen te leggen met andere clusters en
defensiegerelateerde kmo's te steunen ten opzichte van de wereldwijde
concurrentie. ·
Het zoveel mogelijk gebruik maken van militaire
samenwerkingsvoordelen, zodat het Europese belastinggeld zo efficiënt mogelijk
wordt gebruikt. Met name door: –
concentratie van de inspanningen op mogelijke
kruisbestuiving tussen civiel en militair onderzoek en het potentieel van
tweevoudig ruimtegebruik; –
de strijdkrachten te helpen met het terugbrengen
van hun energiegebruik, en zo bij te dragen aan de 20/20/20-doelstellingen van
de EU. ·
Daarnaast stelt de Commissie maatregelen voor die
gericht zijn op het verkennen van nieuwe wegen. Hierdoor wordt het strategische
debat in Europa gestimuleerd en wordt de weg vrijgemaakt voor meer en diepere
Europese samenwerking. Met name door: ·
het beoordelen van de mogelijkheden van tweeledig inzetbare
capaciteiten in bezit van de EU. Deze kunnen op bepaalde veiligheidsgebieden
een aanvulling vormen op de nationale vermogens en doeltreffende en
kostenefficiënte multiplicatoren van krachten worden; ·
de lancering van een voorbereidende maatregel voor
GVDB-gerelateerd onderzoek te overwegen, dat zich richt op die gebieden waar de
EU-defensievermogens het meest nodig zijn. De Commissie roept de staatshoofden en
regeringsleiders op om deze mededeling te bespreken op de Europese Raad van
december 2013, samen met de verslagen van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie
voor het buitenlands- en veiligheidsbeleid. Actieplan[2] 2. Versterken van de interne defensiemarkt 2.1. Zorgen voor marktefficiëntie · Bij volledige omzetting van de Aanbestedingsrichtlijn defensie en
veiligheid 2009/81 in alle lidstaten is het regelgevingskader voor een Europese
defensiemarkt ingesteld. Voor het eerst zijn de specifieke regels van de
interne markt van toepassing op deze bedrijfstak, waardoor eerlijke en EU-brede
concurrentie wordt bevorderd. De defensiemarkt blijft echter een specifieke
markt, met een lange traditie van nationale fragmentatie. De Commissie zal
daarom specifieke maatregelen nemen om te zorgen dat de richtlijn correct wordt
toegepast en haar doelstelling behaalt. Actie: · De Commissie zal toezicht houden op de openheid van de defensiemarkten
van de lidstaten en regelmatig beoordelen hoe de nieuwe aanbestedingsregels
worden toegepast, via het elektronische aanbestedingssysteem TED en andere
specialistische bronnen. De Commissie zal haar markttoezichtactiviteiten
coördineren met die van het EDA, om te profiteren van mogelijke synergieën en
onnodige dubbele inspanningen te vermijden. Nu de begrotingen onder druk staan is het des
te belangrijker om financiële middelen efficiënt te besteden. Het bundelen van
de vraag is een doeltreffende manier om dit doel te bereiken. De richtlijn
bevat specifieke bepalingen over een aankoopcentrale, waardoor de lidstaten de
nieuwe regels ook voor gezamenlijke aanbestedingen kunnen gebruiken,
bijvoorbeeld via het EDA. De lidstaten moeten zoveel mogelijk gebruik maken van
dit hulpmiddel om de schaalvoordelen te maximaliseren en volledig te profiteren
van EU-brede samenwerking. Bepaalde contracten vallen buiten de
werkingssfeer van de richtlijn, omdat toepassing van de regels in die gevallen
niet passend zou zijn. Dit geldt met name voor samenwerkingsprogramma's, die
een doeltreffend middel vormen om marktconsolidatie en concurrentiekracht te
stimuleren. Andere specifieke uitsluitingen, namelijk die
van verkopen door regeringen aan regeringen of de toekenning van contracten op
grond van internationale regels, kunnen echter verschillend worden
geïnterpreteerd. Dit ondermijnt de correcte toepassing van de richtlijn. Dit
zou de gelijke mededingingsvoorwaarden op de interne markt kunnen verstoren. De
Commissie zal er daarom voor zorgen dat deze uitzonderingen strikt worden
geïnterpreteerd en niet worden misbruikt om de richtlijn te omzeilen. Actie: · De Commissie zal de grenzen van bepaalde uitzonderingen verduidelijken.
Daartoe zal de Commissie in overleg met de lidstaten specifieke richtsnoeren
aanreiken, met name met betrekking tot de verkoop van regeringen aan regeringen
en internationale contracten. 2.2. Marktverstoringen aanpakken Ter verdere ontwikkeling van de interne
defensiemarkt en in het streven naar gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle
Europese leveranciers zal de Commissie oneerlijke en discriminatoire praktijken
en marktverstoringen aanpakken. De Commissie zal met name beleidsmaatregelen nemen
tegen 'offsets', d.w.z. economische compensaties voor defensie-aankopen van
buitenlandse leveranciers. Offsets zijn discriminerende maatregelen, die in
tegenspraak zijn met de principes van de EU-verdragen en met doeltreffende
inkoopmethoden. Zodoende mogen offsets geen rol spelen op de interne
defensiemarkt. Actie: · De Commissie zal voor een snelle uitfasering van offsets zorgen. Sinds
de vaststelling van de Aanbestedingsrichtlijn defensie en veiligheid hebben
alle lidstaten hun nationale offset-wetgeving ingetrokken of herzien. De
Commissie zal controleren of deze herzieningen voldoen aan de EU-wetgeving. Ook
zal de Commissie controleren of deze veranderingen in het wettelijk kader
leiden tot een daadwerkelijke verandering in het aankoopbeleid van de
lidstaten. De Commissie heeft de regels met betrekking
tot fusies uitgebreid toegepast op de defensiesector. De Commissie is zo in
staat geweest om een doeltreffend mededingingstoezicht te garanderen en bij te
dragen aan een verbeterde werking van de defensiemarkt. Met betrekking tot
staatssteun moeten de openbare uitgaven efficiënter en gerichter worden, in
lijn met de mededeling van de Commissie betreffende modernisering van het
EU-staatssteunbeleid. De bewaking van staatssteun speelt in dit verband een
fundamentele rol bij het verdedigen en versterken van de interne markt, ook in
de defensiesector. De lidstaten zijn op grond van het Verdrag
verplicht om de Commissie op de hoogte te brengen van alle
staatssteunmaatregelen, ook steun in de puur militaire sector. De lidstaten
kunnen uitsluitend van deze verplichting afwijken indien zij bewijzen dat de
niet-melding nodig is wegens wezenlijke belangen van hun veiligheid op grond
van artikel 346 VWEU. Een lidstaat die zich wil beroepen op artikel 346, moet
kunnen aantonen dat de betreffende maatregelen in de militaire sector
noodzakelijk zijn en in verhouding staan tot de bescherming van diens
wezenlijke belangen van de veiligheid, en niet verder gaan dan wat voor die
belangen strikt noodzakelijk is. De bewijslast dat aan deze voorwaarden is
voldaan, ligt bij de lidstaten. Actie: · De Commissie zal ervoor zorgen dat aan alle noodzakelijke voorwaarden
is voldaan wanneer er een beroep wordt gedaan op artikel 346 VWEU ter
rechtvaardiging van staatssteunmaatregelen. 2.3. Verbeteren van de
leveringszekerheid Leveringszekerheid is cruciaal voor het
functioneren van de interne markt voor defensie en de vergroting van de
Europese dimensie in de industriële toeleveringsketens. De meeste problemen met
de leveringszekerheid vallen onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De
Commissie kan echter instrumenten ontwikkelen waarmee de lidstaten de
leveringszekerheid onderling kunnen verbeteren. Richtlijn 2009/43 betreffende
de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU is een voorbeeld
hiervan, aangezien deze richtlijn een nieuw vergunningensysteem introduceert,
dat verplaatsing van defensieproducten binnen de interne markt eenvoudiger
maakt. De lidstaten moeten nu de mogelijkheden van deze richtlijn volledig
benutten, om de leveringszekerheid binnen de Unie te verhogen. Acties: · De Commissie zal samen met het EDA een raadplegingsproces starten,
gericht op een politieke toezegging van de lidstaten om onderling de
contractuele of afgesproken levering te verzekeren van goederen, materialen of
diensten voor eindgebruik door de strijdkrachten van de lidstaten. · De Commissie zal het regime voor de overdracht van defensiegoederen
verbeteren door: a) nationale autoriteiten te steunen bij hun inspanningen om
de bewustwording op dit punt bij de bedrijfstak te verhogen; b) een centraal
register op te zetten voor algemene vergunningen en het gebruik daarvan te
bevorderen; c) beste praktijken te bevorderen met betrekking tot het beheer van
overdrachten binnen de EU. De leveringszekerheid is ook afhankelijk van
de controle en eigendomsrechten op kritieke industriële en technologische
goederen. Verschillende lidstaten hebben nationale wetgeving voor de controle
op buitenlandse investeringen in de defensiesector. Hoe internationaler de
industriële toeleveringsketens echter worden, des te meer kan de
eigendomsoverdracht van een onderneming (ook kleinere) van invloed zijn op de
leveringszekerheid van de strijdkrachten en de defensie-industrie van andere
lidstaten. Deze kwestie is ook van invloed op de mate van autonomie die Europa
op militair gebied heeft en wil behouden, en op de controle op inkomende
buitenlandse investeringen in die sector. Om deze uitdaging het hoofd te bieden
is mogelijk een Europese aanpak nodig. Actie: · De Commissie zal een groenboek publiceren over de controle op
industriële vermogens op het gebied van defensie en gevoelige industriële
vermogens op het gebied van veiligheid. De Commissie zal de belanghebbenden
raadplegen over mogelijke tekortkomingen van het huidige systeem, waaronder
mogelijke vaststelling van de Europese vermogens, en de mogelijkheden
onderzoeken voor het instellen van een EU-breed toezichtsysteem met meldings-
en raadplegingsmechanismen tussen de lidstaten. 3. Bevorderen van het concurrentievermogen
van de defensie-industrie Voor het ontstaan
van een echte interne defensiemarkt is niet alleen een solide wettelijk kader
nodig, maar ook een op maat gemaakt Europees industriebeleid. De toekomst van
de EDTIB draait om meer samenwerking en regionale specialisatie rondom en
tussen expertisenetwerken. Een verdere versterking van de civiel-militaire
dimensie van deze netwerken kan de concurrentie stimuleren en bijdragen aan
economische groei en regionale ontwikkeling. Bovendien is het in een steeds
meer geglobaliseerde defensiemarkt essentieel dat Europese defensiebedrijven
over een gezond bedrijfsklimaat in Europa beschikken, om wereldwijd hun
concurrentiekracht te vergroten. 3.1. Normalisatie – de grondslag
leggen voor samenwerking en concurrentiekracht op defensiegebied De meeste normen
die in de EU-defensie worden gebruikt, zijn civiele normen. Indien er
specifieke defensienormen nodig zijn, worden deze op nationaal niveau
ontwikkeld. Dit belemmert de samenwerking en verhoogt de kosten voor de sector.
Het gebruik van gemeenschappelijke defensienormen zou de samenwerking en
interoperabiliteit tussen de Europese strijdkrachten daarom sterk verhogen, en
het concurrentievermogen van de Europese defensiesector verbeteren voor wat
betreft opkomende technologieën. Hieruit blijkt de
noodzaak van de invoering van prikkels voor de lidstaten om Europese
civiel-militaire normen te ontwikkelen. Deze normen moeten vrijwillig blijven
en er moet geen dubbel werk worden verricht ten opzichte van het normalisatiewerk
van de NAVO of andere gerelateerde organen. Er kan echter veel meer worden
gedaan om normen te ontwikkelen, wanneer tekortkomingen en gezamenlijke
behoeften worden vastgesteld. Dit geldt met name voor normen met betrekking tot
opkomende technologieën, zoals op afstand bestuurde vliegtuigen (Remotely
Piloted Aircraft Systems, RPAS), maar ook met betrekking tot bestaande gebieden
zoals de bescherming van kampen, waar de markt onderontwikkeld is en het
concurrentievermogen van de bedrijfstak kan worden vergroot. Acties: · De Commissie zal de ontwikkeling bevorderen van 'hybride normen' voor
producten die zowel een militaire als civiele toepassing kunnen hebben. In 2012
heeft de Commissie al een normalisatieverzoek gedaan voor een 'hybride norm'
voor softwaregedefinieerde radio (Software Defined Radio, SDR). De volgende normalisatieverzoeken
zouden verband kunnen houden met normen voor chemische, biologische,
radiologische en nucleaire detectie (Chemical Biological Radiological &
Nuclear, CBRN) en bemonstering, RPAS, luchtwaardigheidsvereisten, normen voor
gegevensuitwisseling, encryptie en andere kritieke informatie- en
communicatietechnologie. · De Commissie zal met het EDA en de Europese normalisatieorganisaties de
mogelijkheden onderzoeken voor het vaststellen van een mechanisme voor het
opstellen van specifieke Europese normen voor militaire producten, na
overeenstemming met de lidstaten. Het belangrijkste doel van dit mechanisme is
het ontwikkelen van normen die voldoen aan de vastgestelde behoeften, waarbij
gevoelige informatie op de juiste wijze wordt behandeld. · De Commissie zal met het EDA nieuwe manieren onderzoeken om bestaande
hulpmiddelen te bevorderen voor het selecteren van bestepraktijknormen voor
defensie-aanbestedingen. 3.2. Bevordering van een
gemeenschappelijk aanpak van certificering – verlaging van kosten en
versnelling van ontwikkeling Certificering kan
net als normalisatie een belangrijke bijdrage leveren aan het sectorale
concurrentievermogen en de Europese samenwerking op defensiegebied. Het gebrek
aan een Europabreed certificeringssysteem van defensieproducten vormt een
belangrijk knelpunt, waardoor producten later op de markt komen en waardoor de
kosten tijdens de levenscyclus hoger uitvallen. Er moeten betere regelingen
worden getroffen op certificeringsgebied, zodat bepaalde taken die nu op
nationaal niveau worden uitgevoerd, gezamenlijk kunnen worden verricht. Volgens het EDA
geldt dit met name voor militaire luchtwaardigheid, waar de ontwikkeltijd 50
procent hoger ligt en de ontwikkelingskosten 20 procent hoger zijn. Bovendien
kan het gebruik van een reeks gezamenlijke en geharmoniseerde vereisten de
kosten verlagen, doordat grensoverschrijdend vliegtuigonderhoud of training van
onderhoudspersoneel mogelijk worden. Munitie is een
ander voorbeeld. Het gebrek aan gezamenlijke certificering voor vanaf de grond
afgevuurde munitie kost Europa naar schatting 1,5 miljard euro per jaar (op een
totaal van 7,5 miljard euro per jaar aan munitie-uitgaven). Actie: · Voortbouwend op de civiele ervaring van de EASA met de certificering
van de Airbus A-400M (de civiele configuratie) en het werk van het EDA op dit
gebied, zal de Commissie de verschillende mogelijkheden analyseren voor de
uitvoering, namens de lidstaten, van de taken in verband met de initiële
luchtwaardigheid van militaire producten op de door het EDA aangegeven
gebieden. 3.3. Grondstoffen – aanpakken van
leveringsrisico's voor de Europese defensie-industrie Verschillende
grondstoffen, zoals zeldzame aardelementen, zijn onmisbaar in vele
defensietoepassingen, van RPAS tot precisiegeleide munitie, van lasergestuurde
doelaanwijzing tot satellietcommunicatie. Voor een aantal van deze materialen
geldt een verhoogd leveringsrisico, hetgeen de concurrentiekracht van de
defensiesector belemmert. Een belangrijk onderdeel van de algemene EU-strategie
voor grondstoffen is een lijst met de grondstoffen die worden beschouwd als
zijnde van kritiek belang voor de Europese economie. De huidige lijst met
grondstoffen van kritiek belang voor de EU wordt naar verwachting eind 2013
herzien. Hoewel de materialen voor civiele en defensiedoeleinden vaak hetzelfde
zijn, zou er sprake zijn van een duidelijke toegevoegde waarde als deze lijst
rekening hield met het specifieke belang van grondstoffen voor de Europese
defensiesector. Actie: · De Commissie zal in de context van de algemene EU-grondstoffenstrategie,
nagaan welke grondstoffen van kritiek belang zijn voor de defensiesector. Ze
zal – indien nodig – gerichte beleidsmaatregelen voorbereiden. 3.4. Kmo's – veiligstelling van de
kern van de Europese defensie-innovatie De richtlijnen
betreffende inkoop en overdracht op defensiegebied bieden nieuwe kansen voor
kmo's om deel te nemen aan de ontwikkeling van een Europese defensiemarkt. Dit
geldt met name voor de bepalingen in de Aanbestedingsrichtlijn met betrekking
tot subcontractanten, waardoor de toegang tot de toeleveringsketen van
buitenlandse hoofdcontractanten wordt verbeterd. De lidstaten moeten daarom
actief gebruikmaken van deze bepalingen om kansen te creëren voor kmo's. Met name op het
gebied van clusters zijn verdere stappen nodig. Clusters worden vaak aangevoerd
door een hoofdonderneming, die samenwerkt met kleinere ondernemingen in een
toeleveringsketen. Bovendien maken clusters vaak deel uit van een
expertisenetwerk, waarin hoofdcontractanten, kmo's, onderzoeksinstellingen en
andere academische sectoren bijeen worden gebracht. Clusters zijn
daarom van groot belang voor kmo's, aangezien zij hierdoor toegang krijgen tot
gedeelde faciliteiten, niches waar ze zich in kunnen specialiseren en kansen
voor samenwerking met andere kmo's. In dergelijke clusters kunnen ondernemingen
sterke punten en middelen combineren met het oog op diversificatie en het
vormen van nieuwe markten en kennisinstellingen. Ook kunnen clusters nieuwe
civiele producten en toepassingen ontwikkelen, op basis van technologie en
materialen die in eerste instantie voor defensiedoeleinden waren ontwikkeld
(bijv. internet, gps). Ook het omgekeerde komt steeds vaker voor. Acties: · De Commissie onderzoekt samen met de bedrijfstak - in een
bottom-upaanpak - hoe er een Europees strategisch clusterpartnerschap (European
Strategic Cluster Partnership) kan worden opgezet ter ondersteuning van de
opkomst van nieuwe waardeketens en om obstakels voor defensiegerelateerde kmo's
in de wereldwijde concurrentie weg te nemen. In deze context zal de Commissie
gebruikmaken van instrumenten die ontworpen zijn voor de ondersteuning van
kmo's, waaronder COSME, om te voorzien in de behoeften van defensiegerelateerde
kmo's. In dit verband kan ook de inzet van de Europese structuur- en
investeringsfondsen worden overwogen. Deze actie omvat ook het verhelderen van
de regels voor wie in aanmerking komt voor projecten in het kader van tweeledig
gebruik. · De Commissie zal eveneens gebruikmaken van het Europese
ondernemingsnetwerk (Enterprise Europe Network, EEN) om defensiegerelateerde
kmo's te begeleiden richting netwerken en partnerschappen, internationalisatie
van hun activiteiten, overdracht van technologie en de financiering van
zakelijke kansen. · De Commissie zal regionale netwerken bevorderen met het doel om
industriële en onderzoeksmiddelen in de defensiesector te integreren in
regionale slimme specialisatiestrategieën, met name door middel van een
Europees netwerk van defensiegerelateerde regio's. 3.5. Vaardigheden – omgaan met
verandering en veiligstellen van de toekomst De
defensie-industrie maakt diepgaande veranderingen door. De lidstaten en de
bedrijfstak moeten zich hieraan aanpassen. Zoals werd gesteld in de verklaring
van de Europese Raad in december 2008: "De herstructurering van de
Europese industriële en technologische defensiebasis, met name rond centra waar
Europees toponderzoek plaatsvindt, waarbij overlapping wordt vermeden, zodat
een robuuste, concurrerende sector ontstaat, is een strategische en economische
noodzaak." Het herstructureringsproces is met name de
verantwoordelijkheid van de bedrijfstak, maar de Commissie, nationale
regeringen en plaatselijke overheden hebben een aanvullende rol. De Commissie
en de lidstaten beschikken over een scala aan Europese instrumenten waarmee
nieuwe vaardigheden kunnen worden gestimuleerd om in te spelen op de gevolgen
van herstructurering. Deze moeten worden ingezet met een helder begrip van de
vermogens en technologieën die voor de bedrijfstak van kritiek belang zijn. De
Commissie moedigt de lidstaten aan om gebruik te maken van
flexibiliteitsregelingen voor arbeidskrachten ter ondersteuning van bedrijven
(inclusief leveranciers die lijden onder een tijdelijke daling van de vraag
naar producten) en ter bevordering van een anticiperende benadering van
herstructureringen. De lidstaten kunnen in dit verband een beroep doen op het
Europees Sociaal Fonds (ESF) en – bij massa-ontslagen – het Europees Fonds voor aanpassing aan de
globalisering. Een belangrijke basis voor dit werk is het
in kaart brengen van bestaande vaardigheden en het identificeren van
vaardigheden die in de toekomst nodig zijn. De basis hiervoor kan worden
gevormd door een Europese vaardighedenraad voor de defensiesector (European
Sector Skills Council for Defence), onder leiding van vertegenwoordigers van de
sector. Acties: · De Commissie zal de vaardigheden die als essentieel zijn beoordeeld
voor de toekomst van de bedrijfstak bevorderen door middel van allianties voor
sectorspecifieke vaardigheden (Sector Skills Alliances) en kennisallianties
(Knowledge Alliances). Deze programma's worden momenteel getest. · De Commissie moedigt het gebruik van het ESF aan voor het omscholen van
en het aanbieden van vaardigheidstrainingen aan werknemers, en met name voor
projecten die zich richten op de behoefte aan vaardigheden, het koppelen van
vaardigheden aan behoeften en het anticiperen op verandering. · De Commissie zal ook rekening houden met het potentieel van de Europese
structuur- en investeringsfondsen om steun bieden aan regio's die worden
getroffen door herstructureringen in de defensie-industrie, en met name om
werknemers te helpen zich aan de nieuwe situatie aan te passen en de economische
reconversie te bevorderen. 4. Benutting van het potentieel voor
tweeledig gebruik van onderzoek en versterking van innovatie Aangezien veel technologieën tweeledig kunnen worden gebruikt, bestaat
er een groeiend potentieel voor synergieën tussen civiel en militair onderzoek.
In deze context bestaat er een permanente coördinatie tussen het thema
Veiligheid van het Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technische
ontwikkeling enerzijds, en de onderzoeksactiviteiten van de Europese
defensie-industrie anderzijds. Tot nu toe hebben de activiteiten zich
geconcentreerd op CBRNE. Binnen het GVDB is onlangs ook cyberdefensie
behandeld, en de mogelijke synergieën met cyberveiligheid. In de EU-strategie
inzake cyberveiligheid wordt in dit verband een aantal activiteiten aangekondigd,
bedoeld om de online-omgeving van de EU tot de veiligste in de wereld te maken.
Bovendien heeft het samenwerkingsverband SESAR onderzoeksactiviteiten met
betrekking tot cyberveiligheid in gang gezet op het gebied van de
luchtverkeersleiding. Binnen Horizon 2020 bieden de onderdelen
Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën (Leadership in
Enabling and Industrial Technologies), waaronder de cruciale ontsluitende
technologieën (Key Enabling Technologies, KET's) en veilige samenlevingen
(Secure Societies) mogelijkheden om technologische vooruitgang te boeken die
kan leiden tot civiele maar ook tweeledige innovatie. Hoewel de onderzoeks- en
innovatieactiviteiten in het kader van Horizon 2020 uitsluitend op civiele
toepassingen zijn gericht, zal de Commissie beoordelen hoe de resultaten op
deze gebieden ook baten kunnen opleveren voor de industriële vermogens op
defensie- en veiligheidsgebied. De Commissie heeft ook de intentie om
synergieën te verkennen bij de ontwikkeling van tweeledige toepassingen met een
duidelijke veiligheidsdimensie of andere technologie voor tweeledig gebruik,
zoals bijvoorbeeld die ter ondersteuning van de inpassing van civiele RPAS in
het Europese luchtvaartsysteem in het kader van de gemeenschappelijke
onderneming SESAR. Defensie-onderzoek heeft belangrijke domino-effecten
gehad op andere sectoren, zoals elektronica, ruimtevaart, burgerluchtvaart en
diepzeeonderzoek. Het is belangrijk om dergelijke effecten van defensie op de
civiele wereld te vrijwaren en defensie-onderzoek te helpen om civiele
innovatie te blijven voeden. De Commissie ziet ook de mogelijke voordelen
van aanvullende mogelijkheden voor GVDB-gerelateerd onderzoek buiten het bereik
van Horizon 2020. Dit kan de vorm aannemen van een voorbereidende actie met
betrekking tot defensievermogens die van kritiek belang zijn voor
GVDB-operaties, waarbij naar synergieën met nationale onderzoeksprogramma's
wordt gestreefd. De Commissie stelt met de lidstaten, de EDEO en het EDA de
inhoud en modaliteiten vast. Tegelijkertijd moeten de lidstaten het
defensieonderzoek adequaat blijven financieren en bij defensieonderzoek nauwer
samenwerken. Acties: · De Commissie wil een precommerciële inkoopregeling steunen om prototypen
te verwerven. De eerste kandidaten hiervoor zouden de volgende kunnen zijn:
CBRNE-detectie, RPAS en communicatie-apparatuur op basis van
softwaregedefinieerde radiotechnologie. · De Commissie zal overwegen GVDB-gerelateerd onderzoek te ondersteunen, bijvoorbeeld
door middel van een voorbereidende actie. De nadruk zou hierbij liggen op de
gebieden waar de EU-defensievermogens het hardst nodig zijn. Waar mogelijk
wordt gestreefd naar synergieën met nationale onderzoeksprogramma's. 5. Ontwikkeling van vermogens De Commissie werkt al aan niet-militaire vermogensbehoeften ter
ondersteuning van zowel het interne als het externe veiligheidsbeleid[3], crisisbeheersing,
cyberveiligheid, bewaking van de buitengrenzen en maritieme surveillance. Tot
nu toe zijn deze activiteiten beperkt gebleven tot cofinanciering en het
coördineren van de vermogens van de lidstaten. De Commissie wil een stap verder
gaan en zorgen dat Europa beschikt over alle veiligheidsvermogens die zij nodig
heeft, dat deze vermogens op de meest kostenefficiënte wijze worden gebruikt en
dat interoperabiliteit tussen militaire en niet-militaire vermogens op de
relevante gebieden is verzekerd. Acties: · De Commissie zal de interoperabiliteit van de uitwisseling van
informatiediensten tussen civiele en militaire gebruikers blijven verbeteren, naar
het voorbeeld van de Common Information Sharing Environment for Maritime
Surveillance; · Voortbouwend op bestaande EU-netwerken zal de Commissie met de
lidstaten de mogelijkheden verkennen voor een civiel-militaire
samenwerkingsgroep op het gebied van a) detectietechnologie en b) methoden
tegen geïmproviseerde explosieven, draagbare
luchtverdedigingssystemen (man-portable air defence systems, MANPAD's) en
andere relevante bedreigingen zoals CBRNE-bedreigingen; · De Commissie zal met de EDEO werken aan een gezamenlijke beoordeling
van de behoefte aan meervoudig te gebruiken vermogens voor het veiligheids- en
defensiebeleid van de EU. Op basis van deze beoordeling zal de Commissie
voorstellen aan welke eventuele vermogensbehoeften het best kan worden voldaan
door goederen die direct door de Unie worden aangekocht, in eigendom gehouden
en gebruikt. 6. Ruimtevaart en defensie De meeste ruimtevaarttechnologie,
ruimte-infrastructuur en ruimtevaartdiensten kunnen zowel civiele als
defensiedoeleinden dienen. In de EU is er echter, in tegenstelling tot alle
landen met een ruimtevaartprogramma, geen structureel verband tussen civiele en
militaire ruimtevaartactiviteiten. Deze kloof brengt economische en politieke
kosten met zich mee die Europa zich niet langer kan veroorloven. De situatie
wordt verergerd door de Europese afhankelijkheid van derde landen als
toeleveranciers van bepaalde kritieke technologieën, die vaak onderworpen zijn
aan exportbeperkingen. Hoewel bepaalde
ruimtevaartvermogens onder exclusief nationale en/of militaire controle moeten
blijven, bestaat er een aantal gebieden waarop verhoogde synergieën tussen
civiele en defensieactiviteiten de kosten zullen verminderen en de
doelmatigheid zullen verhogen. 6.1. Bescherming van de
ruimtevaartinfrastructuur Galileo en Copernicus zijn
grote Europese ruimtevaartinfrastructuren. Galileo is eigendom van de EU. Zowel
Galileo en Copernicus zullen belangrijk EU-beleid ondersteunen. Deze
infrastructuren zijn van kritiek belang, aangezien zij de ruggengraat vormen
voor toepassingen en diensten die essentieel zijn voor onze economie, het
welzijn van onze burgers en voor de veiligheid. Deze infrastructuren moeten
worden beschermd. Ruimtepuin is de meest
ernstige bedreiging geworden voor de duurzaamheid van onze ruimtevaartactiviteiten.
Om het risico van een botsing te bestrijden, is het nodig om satellieten en
ruimtepuin te identificeren en te bewaken. Deze activiteit staat bekend als
ruimtetoezicht en -bewaking (space surveillance and tracking, SST) en wordt
tegenwoordig vooral uitgevoerd met sensoren op de grond, zoals telescopen en
radars. Op dit moment heeft de EU geen SST-vermogens. Satellietexploitanten en
de uitvoerders van lanceringen zijn afhankelijk van Amerikaanse gegevens voor
antibotsingswaarschuwingen. De EU wil steun geven aan de ontwikkeling van een Europese SST-dienst,
op basis van een netwerk van bestaande SST-elementen van de lidstaten en
mogelijk vanuit een trans-Atlantisch perspectief. Deze diensten zouden
beschikbaar moeten zijn voor publieke, commerciële, civiele en militaire
gebruikers en autoriteiten. Dit vereist de bereidheid van de lidstaten die
eigenaar zijn van de relevante middelen om samen te werken en een Europese
antibotsingsdienst te ontwikkelen. Het uiteindelijke doel is te zorgen voor
bescherming van de Europese ruimtevaartinfrastructuur met Europese vermogens. Actie: · De Commissie heeft een voorstel gedaan voor een
SST-ondersteuningsprogramma van de EU in 2013. Op basis van dit voorstel zal de
Commissie beoordelen hoe op de lange termijn een zeer doeltreffende SST-dienst
kan worden gerealiseerd. 6.2. Satellietcommunicatie Militaire en civiele veiligheidsactoren zijn steeds meer afhankelijk van
satellietcommunicatie (SATCOM). Het is een unieke technologie voor
lange-afstandscommunicatie en radio/televisieuitzendingen. Het vergemakkelijkt
het gebruik van mobiele of verplaatsbare platformen als vervanging voor vaste
communicatie-infrastructuren en maakt de uitwisseling van grote hoeveelheden
gegevens mogelijk. Commerciële SATCOM is de meest betaalbare en flexibele oplossing voor
deze groeiende behoefte. Aangezien de vraag naar veiligheids-SATCOM te
gefragmenteerd is, kan het bundelen en delen van SATCOM-aankopen aanzienlijke
besparingen opleveren vanwege de schaalvoordelen en verbeterde veerkracht. Commerciële SATCOM kan de satellietcommunicatiemiddelen voor overheids-
en militaire doeleinden (MILSATCOM) niet volledig vervangen, die afzonderlijk
door een aantal EU-lidstaten wordt ontwikkeld. Deze communicatiemiddelen
voldoen echter niet aan de behoeften van kleinere eenheden, met name militaire
vliegtuigen of speciale troepen in het veld. Bovendien zal aan het eind van dit decennium de huidige MILSATCOM van
de lidstaten niet langer operationeel zijn. Deze kernvermogens moeten behouden
blijven. Acties: · De Commissie zal maatregelen nemen tegen de fragmentatie van de vraag
naar veiligheids-SATCOM. Voortbouwend op de ervaring van het EDA zal de
Commissie met name het bundelen van de vraag naar Europese militaire en
commerciële veiligheids-SATCOM bevorderen; · De Commissie zal nagaan of het mogelijk is via bestaande programma's en
faciliteiten de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen om
telecommunicatieapparatuur van de overheid aan boord van (onder meer commerciële)
satellieten te installeren en de volgende generatie MILSATCOM-vermogens van de
overheid op Europees niveau te ontwikkelen. 6.3. Ontwikkeling van
hogeresolutievermogens met EU-satellieten Hogeresolutiebeeldvorming van satellieten
wordt steeds belangrijker voor het ondersteunen van het veiligheidsbeleid,
waaronder het GVDB en het GBVB. Het is cruciaal dat de EU toegang heeft tot
dergelijke vermogens om vroege waarschuwingen te kunnen genereren, tijdig
besluiten te kunnen nemen en vooruit te kunnen plannen, alsook voor een betere
aansturing van EU-crisisbeheersingsmaatregelen, zowel op civiel als op militair
gebied. Op dit gebied worden er
verscheidene nationale defensieprogramma's ontwikkeld. Een
aantal lidstaten heeft ook meervoudig te gebruiken hogeresolutiesystemen
ontwikkeld als aanvulling op nationale programma's die uitsluitend op defensie
zijn gericht. Deze meervoudig te gebruiken systemen hebben nieuwe vormen van
samenwerking tussen de lidstaten mogelijk gemaakt: de verwerving van
satellietbeelden kan nu plaatsvinden via de markt of op grond van bilaterale
overeenkomsten. Deze succesvolle benadering, die civiele en
defensie-gebruikerseisen combineert, moet worden volgehouden. Aangezien de behoefte aan hogeresolutiebeeldvorming
blijft toenemen, moet ter voorbereiding van de volgende generatie hogeresolutiebeeldvormingssatellieten
– die rond 2025 zouden moeten worden gelanceerd – een aantal technologieën
worden onderzocht en ontwikkeld. Het gaat bijvoorbeeld om hyperspectrale
hogeresolutiesatellieten in een geostationaire baan, of geavanceerde
ultrahogeresolutiesatellieten in combinatie met nieuwe sensorplatformen, zoals
RPAS. Actie: · De Europese Commissie zal met de EDEO en het EDA de mogelijkheden
verkennen om geleidelijk nieuwe beeldvormingsvermogens te ontwikkelen, ter
ondersteuning van GBVB- en GVDB-missies en -operaties. De Europese Commissie
zal ook bijdragen aan de ontwikkeling van de nodige technologieën voor de
volgende generaties hogeresolutiebeeldvormingssatellieten. 7. Toepassing van EU-energiebeleidsmaatregelen
en ondersteunende instrumenten in de defensiesector De strijdkrachten zijn de overheidssector die
het meeste energie verbruikt in de EU. Volgens het EDA bedragen de gezamenlijke
jaarlijkse kosten alleen al voor elektriciteit naar schatting meer dan een
miljard euro. Bovendien blijven fossiele brandstoffen de belangrijkste
energiebron om aan deze energiebehoeften te voldoen. Dit impliceert een
gevoelige afhankelijkheid en stelt de defensiebegrotingen bloot aan het risico
van prijsverhogingen. Om de leveringszekerheid te verbeteren en de operationele
uitgaven te verminderen, hebben de strijdkrachten daarom groot belang bij het
verminderen van hun energieverbruik. Daarnaast zijn de strijdkrachten ook de
grootste publieke eigenaar van onbebouwde grond en infrastructuur, met naar
schatting 200 miljoen vierkante meter gebouwen en 1 procent van het totale
Europese landoppervlak. Als de strijdkrachten dit potentieel zouden benutten,
zouden zij hun energiebehoeften kunnen verminderen en een aanzienlijk deel ervan
kunnen halen uit hun eigen autonome bronnen met lage emissies. De kosten en de
afhankelijkheid van energie worden daardoor teruggedrongen en tegelijkertijd
wordt bijgedragen aan het halen van de energiedoelstellingen van de Unie. Op het gebied van onderzoek heeft de Commissie
het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) ontwikkeld om
innovatieve en CO2-arme energietechnologieën te ontwikkelen die
efficiënter en duurzamer zijn dan de bestaande energietechnologieën. Gezien de
grote behoefte aan energie kan de defensiesector een voorloper zijn bij de
toepassing van de nieuwe energietechnologieën van het SET-plan. Acties: · De Commissie zal in de eerste helft van 2014 een specifiek
raadplegingsmechanisme met defensiedeskundigen uit de lidstaten opzetten op
basis van het model van de bestaande gezamenlijke acties met betrekking tot
hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. Dit mechanisme zal zich
richten op a) energie-efficiëntie, met name in de bouw; b) hernieuwbare
energiebronnen en alternatieve brandstoffen; c) energie-infrastructuur (waaronder
het gebruik van slimme energienetten) en zal: –
onderzoeken in welke mate de bestaande
EU-energieconcepten, wetgeving en ondersteunende instrumenten toegepast kunnen
worden op de defensiesector; –
mogelijke doelstellingen en aandachtsgebieden
voor EU-maatregelen identificeren voor een totaalconcept inzake energie bij de
strijdkrachten; –
aanbevelingen ontwikkelen voor een gids voor
hernieuwbare energie en energie-efficiëntie in de defensiesector; de nadruk
moet liggen op de toepassing van de bestaande EU-wetgeving, het invoeren van
innovatieve technologieën en het gebruik van innovatieve financiële
instrumenten. –
regelmatig informatie uitwisselen met de
stuurgroep van het SET-plan. · De Commissie zal eveneens de ontwikkeling van richtsnoeren overwegen
voor de toepassing van Richtlijn 2012/27/EU op de defensiesector. · De Commissie zal steun verlenen aan het demonstratieproject GO GREEN
van de Europese strijdkrachten met betrekking tot fotovoltaïsche energie. Na de
succesvolle demonstratie van GO GREEN zal de Commissie het project met meer
lidstaten verder ontwikkelen en het project mogelijk uitbreiden tot andere
hernieuwbare energiebronnen, zoals wind, biomassa en water. 8. Versterking van de internationale
dimensie Nu de defensiebegrotingen in Europa krimpen,
is de export naar derde landen steeds belangrijker geworden voor de Europese
sector ter compensatie van de afgenomen vraag op de thuismarkt. Deze export
moet worden goedgekeurd in overeenstemming met de politieke beginselen van Gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van 8
december 2008 en in overeenstemming met het Wapenhandelsverdag, dat op 2 april
2013 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is goedgekeurd.
Tegelijkertijd heeft Europa een economisch en politiek belang om haar
bedrijfstakken op de wereldmarkt te ondersteunen. Ten slotte moet Europa zorgen
voor een coherente aanpak bij de monitoring van inkomende buitenlandse
investeringen (zie deel 2.3 over eigendom en leveringszekerheid). 8.1. Concurrentiekracht op derde
markten Terwijl de defensie-uitgaven in Europa dalen,
blijven deze uitgaven in veel andere delen van de wereld stijgen. Toegang tot
deze markten is vaak moeilijk vanwege politieke overwegingen,
markttoegangsbarrières, etc. De grootste defensiemarkt ter wereld, de Verenigde
Staten, is praktisch gesloten voor import vanuit Europa. Andere derde landen
zijn meer open, maar vragen vaak compensaties (offsets) die een zware last leggen
op EU-bedrijven. Tot slot concurreren verschillende Europese bedrijven met
elkaar op veel derde markten, waardoor het vanuit EU-perspectief moeilijk is om
een specifieke Europese leverancier te steunen. Actie: · De Commissie zal een dialoog starten met de belanghebbenden over hoe de
Europese defensie-industrie op derde markten kan worden ondersteund. Met
betrekking tot offsets op derde markten zal in deze dialoog worden verkend hoe
de mogelijke negatieve effecten ervan op de interne markt en de basis van de
Europese defensie-industrie kunnen worden tegengegaan. Ook wordt bestudeerd hoe
de EU-instellingen Europese leveranciers kunnen promoten in situaties waarin
slechts één Europese onderneming concurreert met leveranciers uit andere delen
van de wereld. 8.2. Exportbeperkingen voor
producten met tweeledig gebruik Exportbeperkingen voor producten met tweeledig
gebruik vormen een directe aanvulling op de beperkingen in de wapenhandel en
zijn van groot belang voor de veiligheid van de EU, maar ook voor de
concurrentiekracht van veel ondernemingen in de bedrijfstakken luchtvaart,
defensie en veiligheid. De Commissie heeft een herziening in gang gezet van het
EU-exportbeperkingsbeleid en heeft een brede openbare raadpleging gehouden. De
conclusies daarvan zijn gepresenteerd in een werkdocument van de diensten van
de Commissie uit januari 2013. Het hervormingsproces zal een verdere impuls
krijgen met het opstellen van een mededeling met betrekking tot de resterende
handelsbarrières voor EU-bedrijven, waardoor deze de voordelen van de interne
markt niet volledig kunnen benutten. Actie: · Als onderdeel van de evaluatie van het beleid inzake exportbeperkingen
zal de Commissie een effectbeoordeling over de uitvoering van Verordening (EG)
nr. 428/2009 indienen en bij wijze van follow-up een mededeling presenteren met
een langetermijnvisie voor strategische EU-exportbeperkingen en concrete
beleidsinitiatieven voor het aanpassen van exportbeperkingen aan de snel
veranderende technologische, economische en politieke context. Deze documenten
kunnen voorstellen bevatten voor wetswijzigingen van het
exportbeperkingssysteem van de EU. 9. Conclusies Het behouden en ontwikkelen van
defensievermogens om het hoofd te bieden aan huidige en toekomstige
uitdagingen, ondanks ingrijpende begrotingsbeperkingen, is alleen mogelijk
indien er verstrekkende politieke en structurele hervormingen worden
doorgevoerd. Het is tijd voor ambitieuze maatregelen. 9.1. Een nieuw kader voor de
ontwikkeling van civiel-militaire samenwerking Civiel-militaire samenwerking is een complexe
uitdaging met vele operationele, politieke, technologische en industriële
aspecten. Dit geldt met name in Europa, waar de verdeling van bevoegdheden en
de werkverdeling een extra laag complexiteit toevoegt. Deze mededeling biedt
een pakket maatregelen waarmee de problemen kunnen worden overwonnen en de
samenwerking tussen de lidstaten kan worden gestimuleerd. In deze context is
onze doelstelling het ontwikkelen van een integrale aanpak, die de scheidslijn
tussen civiel en militair overschrijdt, met een naadloze overgang tussen alle
fasen van de levenscyclus van vermogens, d.w.z. vanaf de behoeftenbepaling tot
aan het daadwerkelijk gebruik in het veld. Als eerste stap op weg naar deze doelstelling
zal de Commissie een beoordeling uitvoeren van haar eigen, interne aanpak van
veiligheids- en defensiezaken. Op basis van de ervaring van de Taskforce voor
defensie zal de Commissie de samenwerkings- en coördinatiemechanismen tussen de
eigen diensten en met belanghebbenden optimaliseren. 9.2. Oproep aan de lidstaten Deze mededeling biedt een actieplan voor de
bijdrage van de Commissie aan de versterking van het GVDB. De Commissie roept
de Europese Raad op om dit actieplan in december 2013 te bespreken, samen met
het verslag van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken
en veiligheidsbeleid, op basis van de volgende overwegingen: –
Beslissingen over investeringen en vermogens voor
veiligheid en defensie moeten gebaseerd zijn op een gemeenschappelijk inzicht
in bedreigingen en belangen. Europa moet daarom te zijner tijd een strategisch
methode ontwikkelen die alle aspecten van militaire en niet-militaire
veiligheid dekt. In deze context moet een breder politiek debat worden gevoerd
over de uitvoering van relevante bepalingen van het Verdrag van Lissabon; –
Het Gemeenschappelijk veiligheids- en
defensiebeleid is een noodzaak. Om doeltreffend te kunnen zijn, moet het
onderbouwd worden door een volwaardig Europees beleid inzake vermogens en
bewapening, zoals genoemd in artikel 42 VEU; –
Om te zorgen dat de inspanningen samenhangend zijn,
moet het GVDB nauw gecoördineerd worden met ander relevant EU-beleid.
Dit is met name van belang om synergieën tot stand te brengen en te benutten tussen
de ontwikkeling en het gebruik van defensie- en civiele veiligheidsvermogens; –
Voor een geloofwaardig GVDB moet Europa een sterke
industriële en technologische basis hebben voor defensie. Om dit doel te
bereiken is het cruciaal om een Europese strategie voor de defensie-industrie
te ontwikkelen, gebaseerd op een gezamenlijk begrip van de mate van
autonomie die Europa wil behouden op kritieke technologische gebieden; –
Om een concurrerende bedrijfstak te behouden die in
staat is om tegen betaalbare prijzen de nodige vermogens te produceren, is het
essentieel om de interne markt voor defensie en veiligheid te versterken
en omstandigheden te creëren waarin Europese bedrijven vrij in alle lidstaten
kunnen opereren; –
In het licht van de ingrijpende bezuinigingen is
het van groot belang om de financiële middelen efficiënt te verdelen en uit
te geven. Dit betekent onder andere het snijden in operationele kosten, het
bundelen van de vraag en het harmoniseren van militaire vereisten. –
Om de reële meerwaarde van het EU-kader te
illustreren moet een gezamenlijk project op het gebied van belangrijke
defensievermogens worden geïdentificeerd waarvoor de EU-beleidsmaatregelen ten
volle gemobiliseerd kunnen worden. 9.3. Vervolgstappen Op basis van de gesprekken met de
staatshoofden en regeringsleiders zal de Commissie een gedetailleerde
routekaart opstellen voor de gebieden die in deze mededeling zijn omschreven,
met concrete acties en termijnen. Voor het opstellen en uitvoeren van deze
routekaart zal de Commissie een specifiek raadplegingsmechanisme opzetten met
de nationale autoriteiten. Het mechanisme kan verschillende vormen aannemen,
afhankelijk van het beleidsterrein in kwestie. Het EDA en de EDEO worden bij
dit raadplegingsmechanisme betrokken. [1] SIPRI data [2] Any envisaged action in this Action Plan is coherent and
compatible with the relevant financial instruments established under the
Multi-annual Financial Framework. [3] Voor wat betreft de civiele bescherming is de
vermogensontwikkeling beschreven in het Voorstel voor een Besluit van het
Europees Parlement en de Raad betreffende een EU-mechanisme voor civiele
bescherming (COM (2011) 934 definitief.