Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013DC0354

Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Denemarken voor 2012-2016

/* COM/2013/0354 final - 2013/ () */

52013DC0354

Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Denemarken voor 2012-2016 /* COM/2013/0354 final - 2013/ () */


 

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Denemarken voor 2012-2016

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1], en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[2], en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie[3],

Gezien de resoluties van het Europees Parlement[4],

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)       De Raad heeft op 13 juli 2010, op basis van de voorstellen van de Commissie, een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[5] vastgesteld, die samen de "geïntegreerde richtsnoeren" vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)       Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren.

(4)       Op 6 juli 2012 heeft de Raad een aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Denemarken vastgesteld en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2011-2015 uitgebracht.

(5)       Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse[6] en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid van 2013. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag[7] aangenomen; daarin werd Denemarken genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(6)       Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

(7)       Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie[8] voor Denemarken die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Denemarken wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden, die evenwel niet buitensporig zijn.

(8)       Op 30 april 2013 heeft Denemarken zijn convergentieprogramma 2013 voor de periode 2012-2016 en zijn nationale hervormingsprogramma 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(9)       In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie van het convergentieprogramma 2013 is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is. Het scenario met een verwachte bbp-groei van 0,7 % in 2013 en 1,6 % in 2014 sluit grotendeels aan bij de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissie van 0,7 % en 1,7 %. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie heeft tot doel uiterlijk in 2013 het buitensporige tekort te corrigeren en de middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel tekort van niet meer dan 0,5 % van het bbp te verwezenlijken, wat een weerspiegeling is van de doelstellingen van het pact. Het programma beoogt een overheidstekort van 1,7 % van het bbp in 2013 en 1,8 % in 2014, wat in lijn is met de termijn die de Commissie in het kader van de buitensporigtekortprocedure heeft voorgesteld. Uitgaande van de berekeningen van het structurele begrotingssaldo strookt de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning in de periode 2011-2013 met de aanbeveling van de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Verwacht wordt dat zich bij de reële overheidsuitgaven (waaronder ook discretionaire inkomensmaatregelen) in 2013 een nulgroei zal voordoen en dat er in 2014 een toename van 0,4 % zal zijn, waardoor in beide jaren dus aan de uitgavenbenchmark wordt voldaan. De overheidsfinanciën in Denemarken zijn over het algemeen gezond en het land heeft reeds zijn MTD bereikt. Dit neemt evenwel niet weg dat het voor Denemarken, te meer omdat dit land een vergrijzende bevolking en een ambitieus welzijnsbeleid heeft, van cruciaal belang is om een gezond en houdbaar kader voor het begrotingsbeleid te handhaven en om het tekort onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp te houden.

(10)     In 2012 heeft Denemarken de hervorming van de regelingen inzake het invaliditeitspensioen en de flexibele arbeid afgerond en op 1 januari 2013 zijn de hervormde regelingen in werking getreden. Deze hervormingen zijn belangrijke maatregelen om het Deense arbeidsaanbod te vergroten. Toch blijft het een uitdaging om de inzetbaarheid te verhogen van wie het verst van een baan afstaat, zoals personen met een migrantenachtergrond, langdurig werklozen en laaggeschoolde werknemers. De hervormingsagenda van de Deense regering is zeker ambitieus, maar nu is het van belang erop toe te zien dat het vermaarde Deense flexizekerheidsmodel een vlotte overgang van werkloosheid naar arbeid blijft vergemakkelijken, maar tegelijk ook de marginalisering en de sociale uitsluiting reduceert. In dit verband spelen onderwijs, opleiding en verbetering van de vaardigheden een belangrijke rol.

(11)     Voor Denemarken is onderwijs terecht een duidelijke prioriteit. Dit neemt niet weg dat er verdere inspanningen nodig zijn om de kwaliteit en de kostenefficiëntie van de onderwijs- en opleidingssystemen te verbeteren, onder meer door de volledige uitvoering van de reeds gestarte hervormingen. De voorgestelde hervorming van het lager en lager middelbaar onderwijs gaat de goede richting uit en zal naar verwachting een positief effect hebben op de kostenefficiëntie van het schoolsysteem en de kwaliteit van het onderwijs, met inbegrip van de door de leerlingen bereikte niveaus. Op het gebied van de beroepsopleiding heeft de Deense regering actie ondernomen om de kwaliteit van de beroepsopleiding voor jongeren te verbeteren en zich te verzekeren van de nodige leerlingplaatsen in de privésector. Er is een comité met vertegenwoordigers van de regering, de gemeenten, de regio’s en de sociale partners opgericht om een permanente oplossing te vinden waarmee het noodzakelijke aantal leerlingplaatsen kan worden veiliggesteld en de kwaliteit van het systeem voor beroepsonderwijs en –opleiding kan worden verhoogd. Als er blijvende en ambitieuze oplossingen worden gevonden voor zowel het gebrek aan leerlingplaatsen als de hoge uitvalpercentages in het beroepsonderwijs voor jongeren, zou Denemarken wel degelijk beter voorbereid zijn op de toekomstige vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt en zouden de productiviteitscijfers verbeteren.

(12)     Denemarken zou, gezien het belang van de plaatselijke diensten en de detailhandelsdiensten in de Deense economie, meer economische groei kunnen genereren door in die sector concurrentiebelemmeringen weg te werken. In 2012 heeft de Deense regering een nieuwe wet op de mededinging ingediend, die een belangrijke stap in de juiste richting is. Bij de herziening van de wet op de mededinging zijn doelmatiger mechanismen voor de handhaving van de mededingingsvoorschriften ingesteld, wat volledig strookt met het betrokken onderdeel van de aanbeveling voor 2012. Toch kan meer worden gedaan om de doelmatigheid te waarborgen van de maatregelen die ten behoeve van de sectorale en de openbare diensten zijn genomen om de mededinging en de marktwerking te verbeteren. Tal van beleidsinitiatieven op dit gebied bevinden zich nog in een pril stadium en verdere inspanningen zijn nodig om een doelmatige tenuitvoerlegging te waarborgen.

(13)     In het voorbije jaar is, om de bedreigingen voor de financiële en economische stabiliteit te kunnen inschatten, heel wat onderzoek verricht over de schuldenlast van de huishoudens op nationaal niveau en op EU-niveau. Op dit ogenblik lijken de risico's voor de financiële stabiliteit onder controle te zijn, maar er is permanente monitoring vereist. De Deense autoriteiten hebben een aantal maatregelen genomen om het systeem van de hypothecaire kredieten robuuster te maken. Zij hebben onder meer een systeem voor risicolabeling voor hypotheekleningen voor huizen ingesteld en beperkingen ingevoerd op leningen met variabele rentevoet en/of leningen met uitgestelde aflossing. De instellingen voor hypothecaire kredieten hebben op eigen initiatief maatregelen genomen om erop toe te zien dat aanvullende zekerheden worden gesteld. Al die maatregelen gaan de goede richting uit, maar er zal nauwgezette monitoring nodig zijn om na te gaan of zij de gewenste impact hebben. De Commissie zal de periodieke verslagen van Denemarken over de impact van de in dit verband genomen maatregelen onderzoeken. Na verloop van tijd zal de onroerendgoedbelasting in Denemarken moeten worden herzien om de distorsies te verminderen en de anticyclische kenmerken ervan te versterken.

(14)     In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Denemarken verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht, en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en ‑richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven.

(15)     In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van Denemarken onderzocht. Zijn advies daarover[9] is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(16)     In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het convergentieprogramma van Denemarken onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden zijn in onderstaande aanbeveling 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Denemarken in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:

1.           De begrotingsstrategie in 2013 uit te voeren zoals beoogd, om ervoor te zorgen dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 wordt gecorrigeerd. Voorts voor 2014 en de periode daarna de begrotingsstrategie uit te voeren om ervoor te zorgen dat een adequate begrotingsinspanning wordt geleverd om op het niveau van de middellangetermijndoelstelling te blijven.

2.           Verdere stappen te zetten om de inzetbaarheid te vergroten van wie aan de rand van de arbeidsmarkt staat, zoals personen met een migrantenachtergrond, langdurig werklozen en laaggeschoolde werknemers. De kwaliteit van de beroepsopleiding te verhogen om de uitvalpercentages te verminderen en het aantal leerlingplaatsen te verhogen. De hervorming van het lager en lager middelbaar onderwijs uit te voeren om de door de leerlingen bereikte niveaus te verhogen en het onderwijssysteem kostenefficiënter te maken.

3.           De inspanningen voort te zetten om de belemmeringen voor de concurrentie weg te nemen in de dienstensector, met inbegrip van de sector van de detailhandel en de bouwsector, en de doelmatigheid van de openbare dienstverlening te vergroten.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

[2]               PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

[3]               COM(2013) 354 final.

[4]               P7_TA(2013)0052 en P7_TA(2013)0053.

[5]               Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013.

[6]               COM(2012) 750 final.

[7]               COM(2012) 751 final.

[8]               SWD(2013) 115 final.

[9]               Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

Top