This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0172
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Establishing a European Law Enforcement Training Scheme
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S tot vaststelling van een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S tot vaststelling van een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving
/* COM/2013/0172 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S tot vaststelling van een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving /* COM/2013/0172 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S tot vaststelling van een Europees
opleidingsprogramma voor rechtshandhaving 1. Inleiding De bestrijding van
transnationale criminaliteit vereist grensoverschrijdende samenwerking tussen
politie, douane, grenswacht en andere autoriteiten. Dergelijke samenwerking kan
alleen doeltreffend zijn, als de betrokken autoriteiten naar behoren zijn
opgeleid en er voldoende wederzijds vertrouwen is. Er is bij de
opleiding op het gebied van grensoverschrijdende taken in de EU al aanzienlijke
vooruitgang geboekt. Zo worden er al jarenlang gemeenschappelijke curricula en
uitwisselingsprogramma’s voor rechtshandhavingsambtenaren ontwikkeld en
uitgevoerd. Daarbij werken de lidstaten samen met EU-agentschappen als de
Europese Politieacademie (Cepol), de Europese Politiedienst (Europol) en het
Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de
buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex). In 2012 werden
er meer dan 300 uitwisselingsprogramma's georganiseerd voor
rechtshandhavingsambtenaren uit de hele EU. Meer dan 3 000 deelnemers
maakten in 2012 gebruik van nieuwe leermethodes, zoals de “webinars” van Cepol.
De deelname aan EU-opleidingen groeit: in 2012 registreerde Cepol 5 000
inschrijvingen en Frontex 3 000. Maar er moet meer
gebeuren. Zo moet er meer bekendheid worden gegeven aan de bestaande
EU-instrumenten voor politiële samenwerking en aan de rol van de
EU-agentschappen die zijn opgericht om rechtshandhavingsdiensten te
ondersteunen bij de bestrijding van criminaliteit. Meer ambtenaren moeten de
beschikbare middelen benutten om tot optimale prestaties te komen. De
opleidingsinitiatieven moeten voorzien in reële behoeften en beter aansluiten
bij de prioriteiten die op EU-niveau voor operationele samenwerking zijn
overeengekomen, zoals de bestrijding van cybercriminaliteit[1] en van de handel in mensen en
drugs. Om ervoor te zorgen dat opleiding op EU-niveau op coherente wijze wordt
benaderd en aan de hoogste kwaliteitsnormen voldoet, is doeltreffende
coördinatie tussen de lidstaten en de EU-agentschappen nodig. Daarbij moet ook
het werk van internationale organisaties als Interpol en de Verenigde Naties in
aanmerking worden genomen. In deze mededeling
wordt dan ook een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving
(hierna “het opleidingsprogramma” genoemd) voorgesteld, in het kader waarvan
rechtshandhavingsambtenaren zich de kennis en vaardigheden kunnen eigen maken
die zij nodig hebben om grensoverschrijdende criminaliteit doeltreffend te
voorkomen en te bestrijden door efficiënte samenwerking met hun Europese
collega’s. Het opleidingsprogramma moet ertoe leiden dat de EU
gemeenschappelijke veiligheidsproblemen doeltreffender aanpakt, de
politiediensten in heel Europa op een hoger plan brengen en de ontwikkeling
stimuleren van een gemeenschappelijke rechtshandhavingscultuur ter bevordering
van het wederzijds vertrouwen en de onderlinge samenwerking. Het heeft ten doel
leemten in de bestaande opleidingen voor rechtshandhavers inzake
grensoverschrijdende aangelegenheden weg te nemen door het opleidingsaanbod van
Europese en nationale kenniscentra te ondersteunen en waar nodig de
tenuitvoerlegging ervan te coördineren. Met dit
opleidingsprogramma wordt gehoor gegeven aan de oproep van de Europese Raad in
het programma van Stockholm[2],
om de scholing in Uniegerelateerde vraagstukken uit te breiden en systematisch
toegankelijk te maken voor ieder die beroepshalve bij rechtshandhaving is
betrokken, alsook aan verzoeken van het Europees Parlement om een sterker
EU-kader voor opleidingen bij justitie en politie[3]. Het programma moet ertoe leiden
dat: ·
de lidstaten beter bekend zijn met de rechtsinstrumenten
voor samenwerking bij rechtshandhaving die de EU in de loop van de tijd
heeft ontwikkeld, zoals de gegevensuitwisseling uit hoofde van het Verdrag van
Prüm[4] en de gegevensbanken voor
criminele inlichtingen van Europol, en dat zij deze zowel voor bilaterale als
multilaterale contacten gebruiken; ·
de rechtshandhavingsambtenaren in de EU over de
nodige vaardigheden en kennis beschikken om die transnationale criminaliteit
aan te pakken waarvan de slachtoffers en de samenleving als geheel het meeste
schade ondervinden; ·
rechtshandhavingsambtenaren die samenwerken met
derde landen of er deelnemen aan civiele missies van de EU naar behoren worden opgeleid. Het in dit besluit
voorgestelde opleidingsprogramma is bedoeld voor rechtshandhavingsambtenaren
van alle rangen, van politieagenten tot grenswachters en douaniers, en
eventueel ook voor andere functionarissen, zoals officiers van justitie[5]. De opleiding die in het kader
van dit programma wordt mogelijk gemaakt of aangeboden, moet voortbouwen op
bestaande nationale of EU-initiatieven en berusten op een regelmatige
beoordeling van de behoeften. Er dient gebruik te worden gemaakt van moderne,
doeltreffende leermiddelen, zoals speciale cursussen, gemeenschappelijke
curricula, internetstudie en uitwisselingsprogramma's. Voor de
opleidingsplannen van deze mededeling is een EU-agentschap nodig dat beschikt
over een passend juridisch mandaat en de nodige middelen. Daarom stelt de
Commissie tegelijk met deze mededeling een nieuw rechtskader voor Europol voor,
waarbij de dienst op het gebied van opleiding bevoegdheden worden verleend die
verder reiken dan die van Cepol, dat momenteel het enige EU-agentschap is dat
uitsluitend verantwoordelijk is voor de opleiding op het gebied van rechtshandhaving.
Door tegelijkertijd Cepol te sluiten, ontstaan synergieën, aangezien de
opleiding dicht bij de operationele werkzaamheden zal staan en in een grotere
structuur zal worden opgenomen, terwijl de administratieve kosten zullen
afnemen, waardoor er middelen vrijkomen die kunnen worden gebruikt om het
opleidingsprogramma uit te breiden. Daarom wordt een
nieuwe opleidingsdirectie van Europol, de Europol Academy, geacht
het opleidingsprogramma uit te voeren, met bijzondere aandacht voor
kwaliteitsnormen. Zo lang de voorgestelde samenvoeging nog niet door de Raad en
het Europees Parlement is goedgekeurd en nog niet in werking is getreden, zal
Cepol deze rol voor zover mogelijk waarnemen. De uitvoering van het programma
vereist een gezamenlijke inspanning van het netwerk van nationale opleidingsinstellingen,
de nationale grenswacht- en douaneacademies (hierna "het netwerk van
nationale academies” genoemd), de Europol Academy en andere
JBZ-agentschappen, zoals Frontex. De rol van de Commissie omvat hoofdzakelijk
het toezicht op de voortgang. Deze mededeling is
gebaseerd op een door Cepol opgemaakte inventarisatie van opleidingsbehoeften
en –aanbod[6],
op de raadpleging van deskundigen van de lidstaten en JBZ-agentschappen tijdens
vier bijeenkomsten en op drie conferenties met leden van het Europees Parlement
in 2011 en 2012. De Europol
Academy wordt de coördinerende EU-instantie voor opleidingen op het gebied van
rechtshandhaving. Overeenkomstig zijn rechtsgrondslag blijft Frontex echter
verantwoordelijk voor de opleiding van grenswachters. 2. Strategische prioriteiten van de EU
inzake criminaliteitsbestrijding, veiligheid en leemten in het opleidingsaanbod 2.1. Huidig opleidingskader van de
EU In alle lidstaten is voorzien in structuren
voor de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren en wordt op JBZ-gebied
systematisch samengewerkt met de EU-agentschappen. Op EU-niveau houden
de volgende agentschappen zich bezig met de opleiding van
rechtshandhavingsambtenaren: Cepol werkt nauw
samen het netwerk van nationale academies. In 2012 organiseerde de dienst 86
klassikale cursussen voor 2 059 deelnemers. Hierbij werden tal van
onderwerpen behandeld, waaronder specifieke rechtshandhavingstechnieken, zoals
politieverhoren en onderzoekstechnieken voor moordzaken, de aanpak van
economische delicten (over zaken als ontneming van vermogensbestanddelen en het
witwassen van geld) en crisisbeheer. Cepol heeft ook deskundigheid inzake het
"opleiden van opleiders" ontwikkeld, het op Erasmus gebaseerde
uitwisselingsprogramma voor politiefunctionarissen ingevoerd[7], en online leermodules opgezet
over onderwerpen als cybercriminaliteit, gezamenlijke onderzoeksteams en
mobiele georganiseerde criminele groepen. Een dergelijke opleiding is echter
alleen beschikbaar voor hoge politiefunctionarissen, in verband met beperkingen
die zijn gesteld aan het wettelijk mandaat van Cepol. Ook stuit het aantal
opleidingsactiviteiten op budgettaire beperkingen. Europol werkt nauw
met Cepol samen bij het verzorgen van de hierboven bedoelde cursussen en heeft
verscheidene cursussen ontwikkeld over criminele analyse en specifieke soorten
strafbare feiten, zoals cybercriminaliteit. Het is het specifieke mandaat van Frontex
om grenswachters op te leiden[8].
Het agentschap heeft daartoe gemeenschappelijke curricula ontwikkeld die door
de lidstaten worden gebruikt. Het gaat onder meer om een kwaliteitskader voor
grenswachters[9].
Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) beheert twee specifieke
opleidingsprogramma’s inzake de bestrijding van eurovalsemunterij en de
bescherming van de financiële belangen van de EU. Het Bureau van de Europese
Unie voor de grondrechten biedt politieopleiders instrumenten aan voor
opleiding op het gebied van de grondrechten. Het Europees Waarnemingscentrum
voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en het Europees Ondersteuningsbureau
voor asielzaken (EASO) houden zich beide bezig met opleiding inzake
specifieke onderwerpen die onder hun mandaat vallen. De meeste opleiding van
rechtshandhavingsambtenaren vindt nog steeds op nationaal niveau plaats.
Daarbij wordt in de regel aandacht besteed aan specifieke punten als
drugshandel, cybercriminaliteit, financiële delicten en het witwassen van geld,
onderzoek naar grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en kwesties inzake
EU-wetgeving. Vaak vinden deze opleidingen plaats in het kader van bilaterale
samenwerking tussen lidstaten. De geraadpleegde deskundigen wijzen er niettemin
op dat op dit gebied duidelijk behoefte is aan meer opleidingen met
EU-ondersteuning. Internationaal
bieden organisaties als Interpol en de Verenigde Naties (VN) opleiding aan op
het gebied van rechtshandhaving, antiterrorisme en crisisbeheer. Interpol
biedt e-learning aan over uiteenlopende onderwerpen, zoals onderzoek in
drugszaken, verhoortechnieken en terrorisme. De VN heeft een breed
cursusaanbod op het gebied van crisisbeheer. Hoewel deze cursussen voor de
rechtshandhavingsautoriteiten in de EU een nuttige aanvulling vormen op andere
opleidingsinitiatieven, bestrijken zij zelden specifieke EU-instrumenten en
zijn zij doorgaans niet afgestemd op de EU-normen voor politiediensten. 2.2. De opleidingsbehoefte op
prioritaire interne en externe beleidsgebieden van de EU Voor doeltreffende grensoverschrijdende
samenwerking bij rechtshandhaving moet ambtenaren basiskennis worden
bijgebracht over de politietaken in de EU, de beschikbare diensten, zoals
Europol en Eurojust, en de instrumenten voor informatie-uitwisseling, zoals de
Prümbesluiten[10].
Kennis en begrip van grensoverschrijdende politietaken zijn onontbeerlijk,
willen politieambtenaren deelnemen aan grensoverschrijdende – bilaterale en
multilaterale – samenwerking en wil het wederzijds vertrouwen toenemen. De EU heeft prioriteiten vastgesteld voor
maatregelen tegen gemeenschappelijke bedreigingen in de vorm van zware en
georganiseerde criminaliteit, terrorisme, cybercriminaliteit of op het gebied
van grensveiligheid of crisisbeheer. Deze prioriteiten zullen regelmatig
opnieuw worden beoordeeld in het licht van de dreigingsevaluatie voor
georganiseerde criminaliteit (OCTA), die Europol (vanaf 2013) om de vier jaar
opstelt. Waar nodig dient te worden voorzien in gespecialiseerde opleiding om
de schade als gevolg van deze bedreigingen te beperken en de operationele
prioriteiten te ondersteunen die op EU-niveau zijn vastgesteld om een einde aan
deze bedreigingen te maken. De EU zal de capaciteitsopbouw in derde landen
ondersteunen door begeleiding en advies te verlenen en te helpen bij het
opzetten van duurzame burgerpolitiediensten die overeenkomstig internationale
normen worden beheerd. Civiele missies in derde landen worden gecoördineerd
door de Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Jaarlijks worden meer dan
duizend EU-rechtshandhavingsambtenaren ingezet bij missies naar plaatsen als
Zuid-Soedan, Kosovo, Niger en Irak (in 2012). Rechtshandhaving staat bij deze
missies in het teken van politiezorg, de rechtsstaat, het burgerlijk bestuur en
burgerbescherming. De lidstaten werken ook bilateraal samen met derde landen om
te helpen bij de opbouw van de rechtshandhavingscapaciteit, voor zover de EU daarbij
betrokken is (bijvoorbeeld in de opkomende democratieën in Noord-Afrika). 2.3. Punten waarop het
opleidingsaanbod tekortschiet Ondanks de inspanningen en samenwerking op
nationaal, EU- en internationaal niveau vertoont het huidige opleidingsaanbod
in de EU nog steeds forse lacunes[11]. De opleidingsprogramma’s van de lidstaten bestrijken
in de regel basiskennis van de EU-instrumenten en de EU-dimensie van het
dagelijkse politiewerk, maar voldoen niet altijd aan een eenduidige norm. De rechtshandhavingsautoriteiten en
EU-agentschappen hebben gewezen op het gebrek aan gekwalificeerde opleiders en
samenhangend studiemateriaal betreffende grensoverschrijdend onderzoek. Er is
grote vraag naar de door EU-agentschappen georganiseerde opleidingen inzake
specifieke politietaken, zoals de aanpak van financiële criminaliteit, het
witwassen van geld en de handel in mensen en drugs. Als de Europol Academy
opleidingen op dit gebied coördineert en verzorgt, hoeven de lidstaten niet elk
afzonderlijk in vergelijkbare programma's te investeren en worden kosten
uitgespaard. Uitwisselingsprogramma’s voor politieagenten,
grenswachters en douaniers met onderzoeksbevoegdheden dragen nu ook al bij tot
het verspreiden van goede praktijken en het opbouwen van vertrouwen. Als er
voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, moeten dergelijke programma’s
breder toegankelijk worden gemaakt: in beginsel zouden zij moeten openstaan
voor alle rangen en alle agentschappen die onder het opleidingsprogramma
vallen. Meer in het algemeen is talenkennis van
cruciaal belang voor rechtshandhavingsambtenaren die betrokken zijn bij
grensoverschrijdende samenwerking. In dit verband wordt steeds vaker Engels
gebruikt. In veel lidstaten zijn echter nog steeds te weinig ambtenaren met
voldoende talenkennis. Bij opleiding voorafgaand aan civiele missies
ontbreekt het vaak aan coördinatie en standaardisering, hetgeen tot
onaanvaardbare verschillen leidt in de mate waarin het ingezette personeel op
zijn taak is voorbereid. Derde landen die om bijstand verzoeken bij het
opbouwen van rechtshandhavingscapaciteit zouden overigens consistenter en
doeltreffender kunnen worden geholpen door opleiding aan te bieden of kennis en
goede praktijken te delen. Al met al ontbreekt het de EU zowel aan een transparant
kwaliteitskader voor opleiders die op EU-niveau actief zijn, als aan een
systematisch proces voor het inventariseren en vervullen van de strategische
opleidingsbehoeften, die voortdurend evolueren. 3. EU-opleiding op vier niveaus Teneinde de
ontwikkeling, organisatie en evaluatie te bevorderen van de opleidings- en
studiemogelijkheden die nodig zijn om het hoofd te bieden aan de problemen van
de EU op het gebied van grensoverschrijdende rechtshandhaving, dient het
opleidingsprogramma in het teken te staan van het stimuleren van kennis,
vaardigheden en competenties[12].
Het opleidingsprogramma omvat vier onderdelen, die uiteenlopen van algemene
kennis tot zeer specifieke competenties en voortbouwen op de bestaande
opleidingen op nationaal, EU- en internationaal niveau. 3.1. Niveau 1: Basiskennis van de
EU-dimensie van rechtshandhaving De EU telt 1,9
miljoen rechtshandhavingsambtenaren[13],
die elk op enig moment uit hoofde van hun beroep te maken kunnen krijgen
grensoverschrijdende criminaliteit. Kennis van de EU-dimensie en grensoverschrijdende
aspecten van politiewerk is van groot belang uit het oogpunt van operationele
efficiëntie en loopbaanontwikkeling. Deze kennis betreft ook de beginselen van
doeltreffende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, de grondrechten,
de rol van Europol, Frontex en Eurojust en het gebruik van EU-instrumenten voor
informatiebeheer, kanalen als het Zweedse initiatief[14] en het
Schengeninformatiesysteem[15].
Zonder deze kennis zou de doeltreffendheid van het grensoverschrijdend
politiewerk wel eens ernstig te wensen over kunnen laten. Daarom moet een
bepaalde basiskennis over rechtshandhaving op EU-niveau worden ontwikkeld waarover
alle rechtshandhavingsambtenaren, ongeacht hun rang, moeten beschikken. Dit
moet bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke
rechtshandhavingscultuur. De Commissie zal
de lidstaten aanmoedigen om deze competentie te integreren in opleidingsdagen
voor reeds aangestelde ambtenaren en in de initiële en
beroepsopleidingsprogramma's voor ambtenaren in spe. De Europol Academy
zal de follow-up ervan bewaken en evalueren, waarna de resultaten zullen worden
opgenomen in het driejaarlijks verslag van de Commissie (zie punt 5.4). In de eerste helft van 2014 zal Cepol in samenwerking met de lidstaten
en Frontex voor de kennis en competenties betreffende de EU-dimensie van
rechtshandhaving een Europese norm voorstellen, waaraan alle
rechtshandhavingsambtenaren moeten voldoen. 3.2. Niveau 2: Doeltreffende
bilaterale en regionale samenwerking Het
welslagen van grensoverschrijdende politieoperaties hangt onder meer af van de
mate waarin rechtshandhavingsambtenaren in staat zijn EU- en internationale
instrumenten als het Europese aanhoudingsbevel[16],
rogatoire commissie[17]
en overnameprocedures[18]
toe te passen. Verder moeten rechtshandhavingsambtenaren over meer specifieke
kennis van bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten beschikken, kunnen
communiceren in de belangrijkste talen en zich bewust zijn van culturele
verschillen en gevoeligheden. De lidstaten
worden aangemoedigd om in het kader van de nationale opleidingen grondiger op
deze materie in te gaan dan bij niveau 1 en ook de bilaterale en regionale
opleidingsprojecten voor grensoverschrijdende samenwerking verder te
ontwikkelen. De Europol Academy zal de lidstaten op verzoek ondersteunen door
studiemateriaal te verstrekken en goede praktijken te verzamelen en
verspreiden. Tegen het eind van 2013 dient Cepol het Permanent Comité binnenlandse
veiligheid een werkplan voor de ondersteuning van bilaterale en regionale
opleiding voor te leggen. In 2014 dient Cepol een bijgewerkt overzicht te
presenteren van de bilaterale opleidingsactiviteiten en opleidingsbehoeften in
de lidstaten. Vervolgens dient het de beste praktijken te verspreiden die in
deze behoeften kunnen voorzien. Op verzoek van de lidstaten zou Cepol passende
leermiddelen ter beschikking kunnen stellen. 3.3. Niveau 3: Politietaken met
specifieke EU-dimensie De
EU-prioriteiten voor de samenwerking bij grensoverschrijdende rechtshandhaving
staan omschreven in de strategie voor interne veiligheid[19] en de EU-beleidscyclus voor
georganiseerde en zware internationale criminaliteit[20], die gebaseerd is op de
dreigingsevaluatie voor georganiseerde criminaliteit (OCTA) en met ingang van 2013
op de dreigingsevaluatie voor zware criminaliteit (SOCTA). Deze prioriteiten duiden
op de behoefte is aan een doeltreffende, gerichte aanpak van opleiding op een
gespecialiseerd, thematisch niveau voor een beperkte groep ambtenaren. Zo
kunnen deskundigen uit de lidstaten samen een opleiding volgen over specifieke
thema's als de handel in drugs, mensen en vuurwapens, cybercriminaliteit,
corruptie, confiscatie van vermogensbestanddelen en financieel onderzoek.
Daarbij is er ook ruimte om beste praktijken uit te wisselen en te netwerken,
hetgeen het wederzijdse vertrouwen bevordert. Is een dergelijke opleiding
bijzonder relevant voor de betrokken prioriteit, dan kan hierin ook aandacht
worden besteed aan de wijze waarop verschillende rechtshandhavingsdiensten,
zoals politie, grenswacht en douane, op nationaal of Europees niveau
samenwerken. In nauwe
samenwerking met het netwerk van nationale academies dient de Europol Academy
de opleidingsbehoeften te analyseren en na te gaan in welk opzicht de bestaande
gespecialiseerde opleidingen op internationaal en lidstaatniveau niet voorzien
in de vaardigheden en kennis waaraan op dit gebied behoefte is. Opleiding moet
door middel van het netwerk van nationale academies en zo nodig rechtstreeks
door de Europol Academy worden aangeboden. Hierbij moet in beginsel worden
gekozen voor klassikale cursussen, eventueel aangevuld met internetstudie. De
gespecialiseerde opleidingen van dit niveau moeten uiteindelijk worden
gecertificeerd op grond van vastgestelde kwaliteitsnormen die door alle
lidstaten worden erkend (zie punt 4.2). Het jaarlijkse budget van de Europol
Academy, dat deel uitmaakt van de begroting van Europol, dient hoofdzakelijk
voor dit niveau te worden gebruikt. Wanneer de prioriteiten van de EU-beleidscyclus voor georganiseerde en
zware internationale criminaliteit voor de periode 2013-2017 zijn vastgesteld,
dient Cepol een kloofanalyse te verrichten en de resultaten hiervan tegen eind 2013
aan het Permanent Comité binnenlandse veiligheid voor te leggen. Op grond
hiervan kunnen Cepol en het netwerk van nationale politieacademies vanaf 2014
de opleiding in het kader van niveau 3 ontwikkelen. 3.4. Niveau 4: Civiele missies en
capaciteitsopbouw in derde landen Alle
rechtshandhavingsambtenaren zouden een aparte opleiding moeten volgen voordat
zij deelnemen aan civiele missies van de EU in derde landen. Hiertoe moeten de
lidstaten en de Europol Academy bestaande opleidingsinitiatieven erkennen,
steunen en uitbouwen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan Europa's
nieuwe opleidingsprogramma voor civiele crisisbeheerscapaciteiten[21], een door de EU gefinancierd
programma dat deskundigheid uit de hele Unie, de Verenigde Naties en andere
internationale instanties bijeenbrengt om personeel voor te bereiden op
deelname aan civiele missies. Sommige lidstaten hebben opleidingsinstituten
voor crisisbeheer die opleidingen verzorgen voor deelname aan civiele missies.
Deze zouden kunnen fungeren als kenniscentra voor niveau 4, door ambtenaren van
andere lidstaten, die niet over dergelijke instituten beschikken, op te leiden.
Hierbij zou de Europol Academy de coördinatie voor haar rekening kunnen nemen. Ter bevordering
van een consistente EU-aanpak dient de Europol Academy ook richtsnoeren en
expertise aan te bieden voor door de EU gefinancierde programma’s voor bijstand
op het gebied van rechtshandhaving. Ten slotte zou de
Europol Academy contact moeten onderhouden met de lidstaten en Frontex over
bijstandsverzoeken van derde landen betreffende capaciteitsopbouw op het gebied
van rechtshandhaving. Zij moet erop toezien dat op verzoeken om opleiding en
kennisuitwisseling adequaat wordt gereageerd en dat de betrokken partijen geen
dubbel werk verrichten. De Europol
Academy (coördinatie) en de EDEO moeten in samenwerking met Frontex een
gemeenschappelijk curriculum opstellen voor opleiding voorafgaand aan civiele
missies en voor andere missiespecifieke opleiding. Dit curriculum zou in 2015
moeten worden ingevoerd. De inventarisatie van Cepol uit 2012 wijst uit dat Cepol en de Europol
Academy opleiding in het kader van onderdeel 4 moeten opnemen in nieuwe
(strategische) analyses van opleidingsbehoeften. 4. Een opleidingsaanpak die doeltreffend is
en strookt met de prioriteiten van de EU Elk van de vier
niveaus van het opleidingsprogramma dient te worden uitgevoerd volgens vier grondbeginselen.
4.1. Behoeftenanalyse De
rechtshandhavingscursussen op EU-niveau moeten worden aangepast aan de
veranderende behoeften. Om de vier jaar dient de Europol Academy in nauwe
samenwerking met de lidstaten, Frontex, Eurojust, de EDEO, het EASO, het Bureau
van de Europese Unie voor de grondrechten en de Commissie een gecoördineerde strategische
analyse van de behoefte aan opleiding op het gebied van rechtshandhaving op
EU-niveau te verrichten. Hierin moet aandacht worden besteed aan de
langetermijnontwikkeling van competenties op het gebied van rechtshandhaving,
verbetering van het onderwijs (zie punt 4.2) en lacunes in het opleidingsaanbod
betreffende JBZ-strategieën en -beleid. Jaarlijks moeten statistische gegevens
beschikbaar worden gesteld om een overzicht te kunnen maken van met name het
aantal opgeleide politieambtenaren en het soort cursussen dat zij hebben gevolgd.
Op grond van deze analyse bepalen de Commissie, de lidstaten en de EDEO hoe zij
hun middelen zullen inzetten en welke ambtenaren een speciale opleiding moeten
krijgen. In dit strategische kader dienen de Europol Academy en Frontex ieder
jaar geregeld de behoefte aan normale opleidingen te analyseren om vast
te stellen welke opleidingen zij elk binnen hun onderscheiden mandaten moeten
aanbieden. De jaarlijkse analyse moet worden afgestemd op de in 2013 vast te
stellen EU-beleidscyclus met prioriteiten voor de aanpak van georganiseerde en
zware internationale criminaliteit. Zaken die in alle analyses moeten worden genoemd: 1. nieuwe leerresultaten waaraan
moet worden gewerkt; 2. prestatiekloven en hoe deze
kunnen worden gedicht met gedegen opleidingen, in aanvulling op de bestaande
nationale of EU-programma's; en 3. benodigde middelen. In 2014 moet een eerste gecoördineerde strategische analyse van de
behoefte aan opleiding op het gebied van rechtshandhaving op EU-niveau worden
gepresenteerd. Deze analyse moet aan het Permanent Comité binnenlandse
veiligheid worden voorgelegd en vervolgens worden onderschreven door de Raad. 4.2. Goede resultaten Competenties en
kennis op het gebied van rechtshandhaving moeten wederzijds worden erkend. De
lidstaten profiteren inmiddels van algemene academische initiatieven, zoals de
processen van Bologna en Kopenhagen[22],
die op grond van het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren[23] door middel van een systeem
van cumulerende studiepunten die overal in Europa worden erkend (Europees
puntenoverdrachtsysteem, ECTS)[24]
bijdragen tot vergelijkbare en gelijkwaardige normen voor afstudeertitels en
andere kwalificaties op diverse niveaus, alsook voor beroepsonderwijs en
–opleiding. Het opleidingsprogramma moet voortbouwen op deze initiatieven voor
kwaliteitserkenning en daarbij de nadruk leggen op de beginselen van een leven
lang leren. De Commissie is van mening dat er tegen 2020 op EU-niveau
vergelijkbare kwalificaties moeten zijn vastgesteld en uitgevoerd voor
opleiding op het gebied van rechtshandhaving (kader voor sectorale
kwalificaties). Deze zouden moeten gelden voor niveaus 3 en 4. Om te beginnen
zou de Europol Academy ervoor moeten zorgen dat de opzet van de op EU-niveau
aangeboden opleidingsmodules en –cursussen in overeenstemming is met het
Europees puntenoverdrachtsysteem en de beoogde resultaten duidelijk moeten
formuleren. De lidstaten worden ook aangemoedigd om het puntenoverdrachtsysteem
op hun nationale opleidingsmodules toe te passen. Verder moet voor opleiders die in het kader van het opleidingsprogramma
op EU-niveau actief zijn, een specifiek profiel worden aangemaakt. Dit moet een
beschrijving bevatten van hun pedagogische vaardigheden, expertise en
talenkennis. Zo nodig moet opleiders een opleiding worden aangeboden om deze competenties
te verbeteren. De Europol Academy dient dergelijke profielen in nauwe
samenwerking met de lidstaten en Frontex te ontwikkelen en in de eerste helft
van 2014 een mechanisme in te stellen voor de definitieve selectie, controle en
evaluatie van opleiders. Ter bevordering van de opleiding die in het kader van het programma
wordt aangeboden, zullen Cepol en de andere betrokken partijen worden
gestimuleerd om gebruik te maken van de expertise van particuliere instanties,
zoals financiële instellingen en IT-bedrijven, en daarmee partnerschappen aan
te gaan. Cepol dient in overleg met de lidstaten en
JBZ-agentschappen in 2014 een actieplan te presenteren dat strekt tot de
invoering van een gemeenschappelijk kwaliteitskader voor studie op het gebied
van rechtshandhaving tegen 2020. Dit plan moet ook worden gepresenteerd aan het
Permanent Comité binnenlandse veiligheid. 4.3. Betere loopbaanontwikkeling
voor rechtshandhavingsambtenaren Wat de
ontwikkeling van de in punt 4.2 beschreven kwaliteitskaders betreft, dienen de
lidstaten de in het kader van het EU-opleidingsprogramma verworven
vaardigheden, kennis en competenties te erkennen als onderdeel van het
curriculum dat ambtenaren op nationaal niveau opbouwen. De opleiding in het
kader van het programma moet een natuurlijk onderdeel worden van het
opleidingspakket van rechtshandhavingsambtenaren, overeenkomstig de beginselen
van een leven lang leren. De lidstaten moeten volop gebruikmaken van
opleidingsinstrumenten, zoals internetstudie, gemeenschappelijke curricula,
uitwisselingsprogramma's en “opleiding van opleiders”. In dit verband zal met
name opleiding van niveau 3 van het programma helpen om de kloof tussen de
behoeften en het huidige nationale en internationale aanbod te dichten. 4.4. Efficiënte besteding van de
middelen Het
opleidingsprogramma moet de efficiëntie bevorderen door voor meer specialisatie
en doeltreffender coördinatie te zorgen, synergieën te benutten, dubbel werk te
vermijden en het aanbod beter af te stemmen op de opleidingsbehoeften. De
Europol Academy en de nationale politieacademies moeten gebruikmaken van de
meest doelmatige opleidingsmethoden, zoals internetstudie. Volgens een in
opdracht van de Commissie uitgevoerde externe studie zouden de totale directe
kosten van de uitvoering en het beheer van het opleidingsprogramma voor de
periode 2013-2020 circa 3,4 miljoen EUR bedragen (huidige prijzen). Dit
bedrag omvat onder meer de kosten van een nieuw wetenschappelijk comité dekken
(90 000 EUR), dat als adviesorgaan zou fungeren voor de uitvoerend
directeur en de raad van bestuur. Volgens dezelfde studie zou door een
efficiëntere aanpak van de politietaken in de EU jaarlijks maar liefst 23
miljoen EUR kunnen worden bespaard ten opzichte van de status quo[25]. Het voorstel van
de Commissie voor het Fonds voor interne veiligheid[26] 2014-2020 heeft onder meer als
doelstelling om opleidingsprogramma's voor het Europees beleid inzake
opleidingen uit te voeren. De lidstaten moeten de Commissie melden hoeveel
rechtshandhavingsambtenaren dankzij het Fonds een cursus op het gebied van
grensoverschrijdende taken heeft gevolgd. Onder bepaalde voorwaarden moet ook
gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de opleiding van
rechtshandhavingsambtenaren te ondersteunen uit het Europees Sociaal Fonds[27]. 5. Uitvoering van het opleidingsprogramma:
taken en verantwoordelijkheden Het
opleidingsprogramma wordt gezamenlijk uitgevoerd door de Commissie, Europol, de
JBZ-agentschappen en de lidstaten. 5.1. Europol Academy De Europol
Academy wordt als coördinator de drijvende kracht achter de uitvoering van het
opleidingsprogramma. Daarbij werkt zij nauw samen met andere EU-agentschappen
en het netwerk van nationale academies. Er worden zes kerntaken voorgesteld: 1. De Europol Academy moet
proberen uit te groeien tot het EU-expertisecentrum voor opleiding op het
gebied van grensoverschrijdende rechtshandhaving. Zij moet zich ontwikkelen tot
dé autoriteit voor beroepskrachten op dit gebied en als spil fungeren bij de uitwisseling
van beste praktijken. De Europol Academy moet strategische opleidingsinitiatieven
op het gebied van rechtshandhaving op EU-niveau proberen te coördineren en
andere EU-agentschappen waar nodig ondersteuning bieden. Daartoe moet zij onder
meer strategische analyses coördineren van de opleidingsbehoefte op EU-niveau. 2. In overleg met de
belanghebbende partijen moet de Europol Academy een basiskennispakket formuleren.
Daarin moeten onder meer de beoogde leerresultaten van niveau 1 worden
opgenomen. Cepol dient hiervan in de eerste helft van 2014 een eerste versie te
presenteren. 3. De Europol Academy moet de
lidstaten bij de uitvoering van onderdeel 2 ondersteunen door beste praktijken
op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking te verspreiden en zo nodig
leermiddelen aan te reiken. 4. De Europol Academy moet samen
met de andere kenniscentra van het netwerk van nationale academies opleiding op
EU-niveau aanbieden en daarbij zowel de ambtenaren als hun opleiders bedienen.
In het kader van de onderdelen 3 en 4 dient de Europol Academy in samenwerking
met het netwerk van nationale academies het niveau van elke cursus aan te
geven, onder verwijzing naar het Europees kwalificatiekader. De Europol Academy
moet zorgen voor een goede cursusplanning en voldoende ondersteuning, evaluatie
en bezoldiging van de opleiders. 5. De Europol Academy moet
voorzien in procedures en richtsnoeren voor het vaststellen van de prioriteiten,
taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de coördinatie van en
ondersteuning bij de uitvoering van alle onderdelen van het
opleidingsprogramma. 6. Samen met de belanghebbende
partijen moet de Europol Academy het actieplan van follow-up voorzien om
uitvoering te geven aan het in 2014 door Cepol voorgestelde kader voor
kwaliteitsborging, zoals beschreven in punt 4.2. 5.2. Nationale academies als kenniscentra De specifieke
opleidingen in het kader van het programma dienen te worden verzorgd door de
best gekwalificeerde instantie van het netwerk van nationale academies, of
eventueel door de Europol Academy. Aan nationale rechtshandhavingsacademies die
gespecialiseerd zijn in de prioritaire politietaken uit hoofde van onderdeel 3
of 4, zoals de bestrijding van het witwassen van geld, opleiding voorafgaand
aan civiele missies of specifieke aspecten van grensbewaking, zou voor een bepaalde
periode de status van kenniscentrum kunnen worden verleend. Zij zouden namens
de Europol Academy opleidingen kunnen verzorgen voor de hele EU. Kenniscentra
moeten fungeren met inachtneming van de gemeenschappelijke kwaliteitsborging
zoals ontwikkeld in het kader van het opleidingsprogramma en beschreven in punt
4.2. De nationale academies moeten deskundigen en opleiders bij de Europol
Academy kunnen detacheren. 5.3. Lidstaten Het is aan de
lidstaten de onderdelen 1 en 2 te integreren in de curricula voor initiële en
promotieopleidingen; zij worden aangemoedigd om hiervoor gebruik te maken van
EU-financiering[28].
Met betrekking tot onderdeel 2 doen de lidstaten er goed aan om bilaterale
opleidingsprojecten te starten om de grensoverschrijdende samenwerking op tal
van punten te verbeteren. Daarbij kan worden gedacht aan zaken als toezicht,
achtervolging en informatie-uitwisseling via de centra voor politiële en
douanesamenwerking. De lidstaten worden ook verantwoordelijk voor de selectie
van de ambtenaren die bevoegd zijn deel te nemen aan civiele missies en voor de
benoeming van ambtenaren die bevoegd zijn om als opleider op EU-niveau cursussen
te verzorgen op niveau 3 en 4. 5.4. Europese Commissie De Commissie zal
de uitvoering van het opleidingsprogramma, waaronder de in deze mededeling
vastgestelde maatregelen, regelmatig evalueren. Zij zal met name de maatregelen
voor kwaliteitsborging en de doeltreffendheid van de coördinatie door de
Europol Academy beoordelen. De Commissie zal vanaf 2016 om de drie jaar verslag
uitbrengen aan de Raad en het Europees Parlement. 5.5. EU-agentschappen Ook voor Frontex,
het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, het Bureau van
de Europese Unie voor de grondrechten en het Europees Ondersteuningsbureau voor
asielzaken is een belangrijke rol weggelegd: zij kunnen er met hun unieke
expertise toe bijdragen dat de rechtshandhavingsambtenaren topopleidingen
kunnen volgen en dito resultaten behalen. De agentschappen moeten geregeld
contact houden en streven naar meer efficiëntie en transversale synergieën. De
bestrijding van zaken als mensenhandel vergt samenwerking van politieambtenaren,
grenswachters en douaneambtenaren. De Europol Academy zorgt voor de algehele
coördinatie, zoals beschreven in punt 5.1. 5.6. Europese Dienst voor extern
optreden De EDEO, de
Europese Commissie en de betrokken EU-agentschappen ijveren gezamenlijk voor
betere samenwerking, met speciale aandacht voor capaciteiten en opleiding[29]. Wanneer een
civiele missie van de EU wordt gepland waaraan rechtshandhavingsambtenaren
deelnemen, dient de Europol Academy in een zeer vroeg stadium na te gaan of zij
op opleidingsgebied een bijdrage kan leveren en klaar te staan om zo nodig voor
aanvullende specifieke opleiding te zorgen, zodat alle deelnemers even beslagen
ten ijs komen. De EDEO moet actief bij dit proces worden betrokken. Ook moet
rekening worden gehouden met initiatieven als dat van het Comité voor de
civiele aspecten van crisisbeheersing. 6. Conclusie Volledige en
constructieve medewerking van alle lidstaten, de JBZ-agentschappen en andere
belanghebbende partijen binnen de EU stelt de Unie in staat om doeltreffend te
reageren op gemeenschappelijke veiligheidsproblemen en optimaal gebruik te
maken van de beperkte begrotingsmiddelen. Dit leidt tot meer aandacht voor
politietaken op grensoverschrijdend en EU-niveau, erkenning van
gespecialiseerde opleidingen op prioritaire gebieden, een betere invulling van
het politiewerk in de hele EU, meer vertrouwen tussen
rechtshandhavingsagentschappen en het ontstaan van een gemeenschappelijke
rechtshandhavingscultuur. Hierdoor winnen de rechtshandhavingsautoriteiten in
de EU aan operationele capaciteit en kan zowel georganiseerde en zware
criminaliteit als terrorisme beter worden bestreden. De Commissie
zorgt in nauwe samenwerking met het Europees Parlement, de lidstaten en de
JBZ-agentschappen voor de follow-up van deze mededeling. [1] Rekening houdend met de Gezamenlijke mededeling aan het
Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het
Comité van de Regio's: Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie:
Een open, veilige en zekere cyberspace, 7.2.2013 JOIN(2013) 1 final. [2] Het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa
ten dienste en ter bescherming van de burger, PB C 115 van 4.5.2010,
blz. 1. [3] Zie bv. de Resolutie van het Europees Parlement van 14
december 2011 over het EU-beleid inzake terrorismebestrijding: belangrijkste
resultaten en nieuwe uitdagingen (2010/2311(INI)). [4] Besluit 2008/615/JBZ van de Raad en Besluit 2008/616/JBZ,
PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1 en 12. [5] Het vormt een aanvulling op het EU-beleid inzake
justitiële opleiding, zie: “Opbouwen van vertrouwen in justitie in de hele EU:
een nieuwe dimensie in de Europese justitiële opleiding”, COM(2011) 551
definitief. [6] European Training Scheme - Mapping of Law Enforcement
Training in the EU, Cepol 2012. [7] 8309/1/10 REV 1 ENFOPOL 93. [8] Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het
Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor
het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de
lidstaten van de Europese Unie van 25 oktober 2011, PB L 304 van 22.11.2011,
blz. 1. [9] Sectoraal kwalificatiekader voor grenswachters (www.frontex.europa.eu/training). [10] Besluit 2008/615/JBZ van de Raad en Besluit 2008/616/JBZ,
PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1 en 12. [11] Bron: de Cepol-exercitie van voetnoot 6. [12] In het Europees kwalificatiekader voor levenslang leren
worden de leerresultaten kennis, vaardigheden en competenties onderscheiden. [13] Volgens een schatting van Eurostat. [14] Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad, PB L 386 van 29.12.2006,
blz. 89. [15] Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen
van 14 juni 1985 (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19). [16] Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002
betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering
tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1). [17] Met een rogatoire commissie benadert een rechter in één
land de bevoegde gerechtelijke autoriteiten in een ander land met een formeel
verzoek om een getuigenverklaring, om documentaire of andere bewijselementen,
of om betekening van processtukken. [18] Een overnameovereenkomst is een internationaal verdrag
waarbij twee of meer staten de terugkeer en overname van personen regelen. [19] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en
de Raad van 22 november 2010 – De EU-interneveiligheidsstrategie in actie: vijf
stappen voor een veiliger Europa (COM(2010) 673 definitief). [20] Conclusies van de Raad inzake de vaststelling van de
EU-prioriteiten ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit voor de
periode 2011-2013, 11050/11, 6 juni 2011. [21] http://www.entriforccm.eu. [22] De verklaring van Bologna van 19 juni 1999 en de
verklaring van Kopenhagen van 29 en 30 november 2002. [23] Het Europees kwalificatiekader is een gemeenschappelijk
instrument dat het eenvoudiger maakt om de nationale kwalificaties in Europa te
vergelijken qua stelsel, kader en niveau. [24] Het Europees systeem voor het verzamelen en overdragen van
studiepunten (ECTS) voorziet in algemeen geldige en aanvaarde procedures voor
de erkenning van studiekwalificaties die studenten buiten hun land van
oorsprong verwerven. [25] Studie inzake de wijziging van Besluit 2005/681/JBZ van de
Raad, met het oog op activiteit van Cepol, uitgevoerd door GHK, 10 april 2012.
Deze kosten hebben onder meer betrekking op een nieuw wetenschappelijk comité (90 000 EUR
per jaar), dat de uitvoerend directeur en de raad van bestuur van Europol
advies moet geven; zie het voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor
samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol). [26] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
en de Raad tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne
veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële
samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer. [27] www.ec.europa.eu/esf. [28] Zie voetnoot 26 over het voorstel voor het Fonds voor
interne veiligheid. [29] Advies van het Permanent Comité binnenlandse veiligheid
van 30 november 2011, 'Strengthening Ties between CSDP and FSJ actors’,
Doc. 17884/11 JAI 906 COSI 112.