Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AR6402

    Advies van het Comité van de Regio's — Solidariteitsfonds van de Europese Unie

    15.4.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 114/48


    Advies van het Comité van de Regio's — Solidariteitsfonds van de Europese Unie

    2014/C 114/10

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    Algemene opmerkingen

    1.

    beschouwt het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hieronder het „Fonds”) als het belangrijkste instrument waarmee de Unie kan reageren op omvangrijke rampen in lidstaten of kandidaat-lidstaten en zo blijk kan geven van de solidariteit van de Unie met de getroffen landen, regio's en gemeenten (artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).

    2.

    In het algemeen is het Fonds doeltreffend gebleken. Het zou echter nog beter kunnen functioneren, vooral wat betreft de vereenvoudiging van de administratieve procedures om middelen uit het Fonds te gebruiken en aldus de tijd tussen de ramp en de hulpverlening aanzienlijk in te korten. De regels van het Fonds zouden helderder kunnen zijn en het Fonds zou meer op de behoeften van de getroffen landen kunnen worden gericht.

    3.

    Het CvdR betreurt dat de jaarlijkse maximumbijdrage voor het Fonds sinds 2002 op het niveau van 500 miljoen euro (prijzen van 2011) is gebleven, waardoor het risico bestaat dat de beschikbaarheid van hulp bij alle omvangrijke rampen op de helling komt te staan, zeker aangezien omvangrijke rampen steeds vaker voorkomen.

    Subsidiariteit en evenredigheid

    4.

    In de bestaande verordening en de voorgestelde wijzigingen worden het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel in acht genomen.

    Belang voor het lokale en regionale niveau

    5.

    Grote natuurrampen hebben vooral op de getroffen gemeenten en regio's een verwoestende impact. Erg vaak worden in de getroffen gebieden de basisinfrastructuur en het natuurlijke en culturele erfgoed aanzienlijk beschadigd.

    6.

    Meestal is de beschadigde infrastructuur eigendom van lokale en regionale instanties, die dan ook verantwoordelijk zijn voor het herstel ervan. Bovendien zijn ze verantwoordelijk voor de hulpverlening, het verzekeren van tijdelijke huisvesting voor de geëvacueerde bevolking en het schoonmaken van het getroffen gebied.

    7.

    Het CvdR is bijgevolg van mening dat, hoewel de eerste begunstigden van de steun uit het Fonds de lidstaten of kandidaat-lidstaten zijn, steun uit het Fonds uiteindelijk op de financiering van maatregelen op regionaal en lokaal niveau is gericht.

    8.

    Voor regionale en lokale instanties is het vooral van belang dat het Fonds snel kan reageren en dat beschikbare middelen zó worden ingezet dat ze maximaal aan de bestaande behoeften tegemoetkomen.

    9.

    Het CvdR is dan ook uiterst ingenomen met de Commissievoorstellen die bijdragen tot snellere en beter gerichte hulp uit het Fonds. Het doet dan ook een aantal aanbevelingen, die vooral voor lokale en regionale instanties van belang zijn.

    10.

    Er moet rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van ultraperifere regio's, die kwetsbaarder zijn door hun blootstelling aan extreme weersverschijnselen.

    Toepassingsgebied van het Fonds (artikel 2)

    11.

    Het is goed dat het toepassingsgebied van het Fonds wordt verduidelijkt, waardoor een einde wordt gemaakt aan de tot dusver heersende rechtsonzekerheid, en dat aanvragen die niet aan de voorwaarden voldoen, worden uitgesloten.

    Gebruik van het Fonds in het geval van uitzonderlijke regionale rampen (artikel 2)

    12.

    Positief zijn de inspanningen van de Commissie om de definitie van regionale rampen te verduidelijken aan de hand van een duidelijk op het bbp gebaseerd criterium. Deze nieuwe definitie laat de Commissie toe aanvragen eenvoudiger te beoordelen en draagt bij tot een transparanter en doeltreffender Fonds. Voor potentiële aanvragers zal het eenvoudiger zijn op voorhand te bepalen of ze bij een gegeven ramp hulp kunnen aanvragen.

    13.

    Het CvdR stelt voor om het criterium inzake natuurrampen voor NUTS2-regio's op 1,0 % van het regionale bbp te brengen. Dit zou beter sporen met de doelstelling bij regionale natuurrampen vaker hulp van gedifferentieerde omvang te bieden.

    14.

    Wat natuurrampen betreft die op één van de eilanden binnen archipelregio's (NUTS2) plaatsvinden, dienen de vermelde indicatoren te worden aangepast om te vermijden dat het door een louter regionale benadering onmogelijk wordt om het Fonds in de bedoelde omstandigheden in te zetten.

    Afbakening van een regionaal criterium om het Fonds in NUTS3-regio's in te zetten (artikel 3)

    15.

    Steeds vaker komen rampen voor in gebieden die in aanzienlijke mate verschillen van NUTS2-regio's (die in sommige landen louter administratief zijn afgebakend). Ze overschrijden ook de grenzen van een aantal aldus afgebakende regio's. Het regionale criterium dreigt dan ook niet objectief te zijn indien het enkel op basis van NUTS2-regio's wordt gedefinieerd.

    16.

    Het CvdR stelt voor om criteria inzake regionale rampen op NUTS3-niveau vast te stellen voor het geval dat een aantal rechtstreeks aan elkaar grenzende NUTS3-regio's door een ramp worden getroffen en samen een gebied vormen dat even groot is als een NUTS2-gebied (minstens 800 000 inwoners). In dit geval wordt het bbp-percentage berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de percentages in de afzonderlijke NUTS3-regio's.

    Uitzonderlijke grensoverschrijdende natuurrampen (artikel 2)

    17.

    Veel rampen hebben een grensoverschrijdend karakter. In dergelijke gevallen heeft EU-optreden een grote toegevoegde waarde en vormt het een duidelijk positief signaal naar de burgers toe.

    18.

    Voor de definitie van uitzonderlijke grensoverschrijdende natuurrampen zou het hierboven bepaalde NUTS3-criterium kunnen worden gebruikt, waarbij de aanpalende NUTS3-regio's tot verschillende landen kunnen behoren.

    Afbakening van maatregelen die voor financiering in aanmerking komen (artikel 3)

    19.

    Positief is dat het Fonds niet enkel kan worden aangesproken voor „ogenblikkelijke” maatregelen, maar ook voor maatregelen die weliswaar rechtstreeks met een ramp samenhangen, maar door hun aard een aanpak op langere termijn vereisen.

    20.

    Na een ramp bestaan er op lokaal en regionaal niveau reële behoeften aan nieuwe infrastructuur die in de toekomst beter tegen rampen bestand is. Soms is het zelfs nodig deze infrastructuur naar een meer geschikte locatie te verplaatsen.

    21.

    Het CvdR stelt voor om de maatregelen die voor financiering door het Fonds in aanmerking komen uit te breiden, zodat ze niet enkel het herstel van infrastructuur in de oorspronkelijke toestand betreffen, maar ook het herstel in een toestand die het beter mogelijk maakt om toekomstige natuurrampen het hoofd te bieden. Het stelt eveneens voor dat de subsidiabele maatregelen in het Fonds ook de verplaatsing omvatten van infrastructuur die zich op een plaats bevindt die in de toekomst ook door natuurrampen wordt bedreigd.

    Technische bijstand (artikel 3)

    22.

    Sommige lokale en regionale instanties kunnen vaak niet zonder externe technische bijstand als ze rampen het hoofd moeten bieden en stappen moeten ondernemen om de getroffen gebieden opnieuw in een goede staat te brengen.

    23.

    Het CvdR stelt dan ook voor het aandeel externe technische bijstand dat voor financiering door het Fonds in aanmerking komt, te verhogen tot maximum 2 % van de totale uit het Fonds toegekende subsidie.

    Termijn voor het indienen van verzoeken (artikel 4)

    24.

    Het indienen van een verzoek vergt veel tijd van de betrokken overheidsinstanties, vooral wat betreft het schatten van de schade en het verzamelen van ondersteunend bewijs, terwijl eigenlijk op de ramp moet worden gereageerd. Dit is nog meer het geval bij rampen die zich langzaam voltrekken. Hierbij valt te denken aan droogte, maar ook aan overstromingen, die wel eens weken of zelfs maanden kunnen duren en waarbij de schade pas kan worden geschat nadat het water is teruggetrokken. De omvang van de ramp kan dus pas later worden vastgesteld.

    25.

    Het CvdR is ingenomen dat de Commissie in haar voorstel rekening houdt met de specifieke kenmerken van rampen die zich traag ontwikkelen.

    26.

    Wat de andere natuurrampen betreft, blijven in het wetgevingsvoorstel de bestaande bepalingen behouden, zodat de moeilijkheden rond het voorbereiden van een verzoek bij langdurige overstromingen onopgelost blijven.

    27.

    Het CvdR stelt bijgevolg voor bij langdurige overstromingen te voorzien in de mogelijkheid het verzoek in te dienen tot tien weken na het verdwijnen van de dreiging van de natuurramp (bv. bij het opheffen van de noodtoestand die door een lidstaat of regionale overheid was afgekondigd).

    Maatregelen ter ondersteuning van het voorkómen van rampen (artikel 4)

    28.

    Het CvdR is het met de Commissie eens dat op het vlak van natuurrampen het nemen van de nodige preventiemaatregelen onontbeerlijk is en dat er steeds naar moet worden gestreefd deze maatregelen te verbeteren.

    29.

    Het valt te vrezen dat de vereiste om bij een verzoek informatie te voegen over risicopreventie inzake rampen voor de aanvrager een extra administratieve last betekent en de voorbereiding en verwerking van de verzoeken vertraagt. Dit zou in tegenspraak zijn met de oorspronkelijke doelstelling de administratieve procedures voor het inzetten van de middelen uit het Fonds te vereenvoudigen.

    30.

    Het CvdR stelt voor dat tijdens de verwerking van het verzoek van de aanvrager een korte beschrijving van de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving wordt verlangd (artikel 4, lid 1, onder e)), maar dat de vereiste betreffende andere informatie (artikel 4, lid 1, onder f)) wordt geschrapt. Deze gegevens moeten immers worden opgenomen in het verslag over het gebruik van de middelen uit het Fonds.

    Verstrekken van voorschotten (artikel 4a)

    31.

    Het CvdR juicht toe dat in het Commissievoorstel wordt voorzien in de mogelijkheid voorafgaande betalingen te verrichten, waardoor het Fonds snel kan worden ingezet. Toch stelt het voor dat het systeem van voorschotten buiten het meerjarig financieel kader en de concreet voorgestelde structuurfondsen zou opereren.

    Verlenging van de termijn voor het gebruik van subsidies uit het Fonds (artikel 8)

    32.

    Positief is het voornemen van de Commissie om het proces van de administratieve goedkeuring van bijstand uit het Fonds te versnellen en de getroffen regio's zo sneller te bereiken, al wordt de daadwerkelijke termijn om de subsidies te gebruiken hierdoor korter.

    33.

    Het CvdR stelt voor dat de termijn om subsidies uit het Fonds te gebruiken tot twee jaar wordt opgetrokken, vooral gelet op de tijd die nodig is om basisinfrastructuur te herstellen (gezien de noodzaak om hierbij de vereiste documenten voor te leggen en de regelgeving inzake overheidsopdrachten in acht te nemen) en om opnieuw basisdiensten en -bevoorrading in te richten.

    Gebruik van instrumenten ter vereenvoudiging

    34.

    Zoals de Europese instellingen en de nationale, regionale en lokale overheden bij verschillende gelegenheden hebben aangegeven, is het nodig om via vereenvoudiging van het beheer een zo groot mogelijk rendement na te streven (1). Deze vereenvoudiging is des te belangrijker in het geval van het Solidariteitsfonds, dat in gevallen van extreme nood wordt ingezet en dat onder meer voorziet in de kosten voor het verlenen van bijstand m.b.t. onmiddellijke persoonlijke behoeften. Het zou dan ook aangewezen zijn toe te laten eenheidskosten te gebruiken voor uitgaven die verband houden met de behoeften van de getroffen bevolking, los van het herstel van infrastructuur.

    II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Overweging 11

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het Fonds dient bij te dragen tot het herstel van de infrastructuur, tot de reiniging van geteisterde gebieden en in de kosten van de hulpdiensten en voorlopige huisvesting voor de betrokken bevolking tijdens de gehele uitvoeringsperiode. Voorts dient te worden gedefinieerd hoe lang de huisvesting van de dakloos geworden bevolking mag duren om nog als voorlopig te kunnen worden aangemerkt.

    Het Fonds dient bij te dragen tot het herstel van de infrastructuur, in voorkomend geval in een toestand waarin ze beter tegen natuurrampen bestand is (met inbegrip van verplaatsing), tot de reiniging van geteisterde gebieden en in de kosten van de hulpdiensten en voorlopige huisvesting voor de betrokken bevolking tijdens de gehele uitvoeringsperiode. Voorts dient te worden gedefinieerd hoe lang de huisvesting van de dakloos geworden bevolking mag duren om nog als voorlopig te kunnen worden aangemerkt.

    Motivering

    Sluit aan bij wijzigingsvoorstel 7, dat betrekking heeft op artikel 3, lid 2.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Overweging 13

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Verder dient te worden gespecificeerd dat uitgaven voor technische bijstand niet vallen onder subsidiabele acties.

    Verder dient te worden gespecificeerd dat uitgaven voor technische bijstand niet vallen onder subsidiabele acties.

    Motivering

    Sommige lokale en regionale instanties kunnen vaak niet zonder externe technische bijstand als ze rampen het hoofd moeten bieden en stappen moeten ondernemen om de getroffen gebieden opnieuw in een goede staat moeten brengen. Het CvdR stelt dan ook voor om het aandeel externe technische bijstand dat voor financiering door het Fonds in aanmerking komt, te verhogen tot maximum 2 % van de totale uit het Fonds toegekende subsidie. In dit verband wordt ook voorgesteld om artikel 3, lid 5, te wijzigen.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Overweging 15

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Bepaalde natuurrampen, zoals droogte, voltrekken zich over een langere periode voordat de rampzalige gevolgen zich aandienen. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om in die gevallen gebruik te maken van het Fonds.

    Bepaalde Bij bepaalde natuurrampen, zoals droogte, voltrekken die zich voltrekken over een langere periode voordat de rampzalige gevolgen zich aandienen. Er , of die, zoals overstromingen, een ramp van lange duur zijn, moet worden voorzien in de mogelijkheid om in die gevallen gebruik te maken van het Fonds.

    Motivering

    Het indienen van een verzoek vergt veel tijd van de betrokken overheidsinstanties, vooral wat betreft het schatten van de schade en het verzamelen van ondersteunend bewijs. Dit moet echter gebeuren terwijl onontbeerlijke stappen moeten worden ondernomen om de gevolgen van de ramp het hoofd te bieden. Dit is nog meer het geval bij rampen die zich langzaam voltrekken. Hierbij valt te denken aan droogte, maar ook aan overstromingen, die wel eens weken of zelfs maanden kunnen duren en waarbij de schade pas kan worden geschat nadat het water is weggetrokken. De omvang van de ramp kan dus pas later worden vastgesteld. Hoewel in het Commissievoorstel rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van rampen die zich traag ontwikkelen, blijven de bestaande bepalingen behouden en worden de moeilijkheden bij het voorbereiden van een verzoek bij langdurige overstromingen niet opgelost. In dit verband wordt ook voorgesteld artikel 4 uit te breiden met een nieuw lid.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Artikel 2, lid 3

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In deze verordening wordt onder een „regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die, in een regio van een lidstaat of een land in toetredingsonderhandeling met de Unie op NUTS2-niveau, een directe schade veroorzaakt van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio. Indien de ramp diverse regio’s op NUTS2-niveau treft, wordt de drempel toegepast op het gewogen gemiddelde bbp van die regio’s.

    In deze verordening wordt onder een „regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die, in een regio van een lidstaat of een land in toetredingsonderhandeling met de Unie op NUTS2-niveau, of in een aantal rechtstreeks aan elkaar grenzende NUTS3-regio's die samen een gebied vormen dat aan het minimumcriterium van een NUTS2-regio beantwoordt, een directe schade veroorzaakt van meer dan 1,5 1 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio. Indien de ramp diverse regio’s op NUTS2- of NUTS3-niveau treft, wordt de drempel toegepast op het gewogen gemiddelde bbp van die regio’s.

    Motivering

    De belangrijkste reden voor de 1,5 %-drempel inzake natuurrampen was de wil om ongeveer gelijke resultaten te boeken in vergelijking met beslissingen die in het verleden op basis van min of meer onduidelijke criteria zijn genomen. Met dit criterium had echter geen hulp kunnen worden verleend bij twee regionale natuurrampen waarbij de verzoeken in de praktijk wel zijn ingewilligd (een vulkaanuitbarsting in Sicilië in 2003 met schade die 1,36 % van het regionale bbp bedroeg en overstromingen in de Rhônedelta in 2004 met 1,05 % schade t.o.v. het bbp). Aangezien het bij dergelijke hoge drempelwaarden niet mogelijk is de stappen te ondernemen die burgers en slachtoffers van rampen verwachten, stelt het CvdR voor de drempel terug te brengen tot 1 %.

    In het voorstel voor een verordening wordt voor de definitie van regionale natuurrampen NUTS2 als referentie-eenheid gebruikt. Steeds vaker komen rampen voor in gebieden die niet enkel in aanzienlijke mate verschillen van NUTS2-regio's (die in sommige landen louter administratief zijn afgebakend), maar die ook de grenzen van een aantal aldus afgebakende regio's overschrijden. Het regionale criterium riskeert dan ook niet objectief te zijn indien het enkel op basis van NUTS2-regio's wordt gedefinieerd. Het CvdR stelt dan ook voor om het criterium tot het NUTS3-niveau uit te breiden wanneer een aantal NUTS3-regio's die directe buren zijn samen een gebied vormen dat qua kenmerken op zijn minst beantwoordt aan het minimumcriterium voor de definitie van een NUTS2-gebied (minstens 800 000 inwoners). In dit geval wordt het bbp-percentage berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de percentages in de afzonderlijke NUTS3-regio's.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Artikel 2, nieuw lid inlassen na lid 3

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    In deze verordening wordt onder een „grensoverschrijdende natuurramp” verstaan een natuurramp die op het grondgebied van lidstaten of landen in toetredingsonderhandeling met de Unie in rechtstreeks aan elkaar grenzende NUTS3-regio's die samen een gebied vormen dat aan het minimumcriterium van een NUTS2-regio beantwoordt, een directe schade veroorzaakt van meer dan 1 % van het gewogen gemiddelde van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio's.

    Veel rampen hebben een grensoverschrijdend karakter. In dergelijke gevallen heeft EU-optreden een grote toegevoegde waarde en vormt het een duidelijk positief signaal naar de burgers toe. Daarom stelt het CvdR voor een nieuw criterium inzake „grensoverschrijdende natuurrampen” in te voeren. Dit criterium zou worden gehanteerd op het niveau van NUTS3-regio's uit verschillende lidstaten of landen in toetredingsonderhandelingen. Daarbij zou de omvang van de ramp worden beoordeeld in een aantal rechtstreeks aan elkaar grenzende NUTS3-regio's die samen een gebied vormen dat qua kenmerken beantwoordt aan de definitie van een NUTS2-gebied (minstens 800 000 inwoners). Het bbp-percentage zou dan worden berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de percentages in de afzonderlijke NUTS3-regio's. De begunstigden zouden de lidstaten zijn op wier grondgebied het aldus afgebakende gebied zich bevindt.

    Wijzigingsvoorstel 6

    Artikel 2, lid 4

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    (4)   Bijdragen uit het Fonds kunnen ook worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die een grote natuurramp is in een aangrenzende lidstaat of buurland dat in toetredingsonderhandeling met de Unie is.

    (4)   Bijdragen uit het Fonds kunnen ook worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die een grote natuurramp of een regionale natuurramp is in een aangrenzende lidstaat of buurland dat in toetredingsonderhandeling met de Unie is.

    Motivering

    De mogelijkheid van aangrenzende lidstaten om schade na een „grote natuurramp” te laten vergoeden, zonder zelf aan de voorwaarden te voldoen, moet ook voor „regionale natuurrampen” gelden. Het tegenovergestelde zou niet verenigbaar zijn met de Europese gedachte.

    Wijzigingsvoorstel 7

    Artikel 3, lid 2

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het Fonds heeft als doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en een deel van hun overheidsuitgaven te dekken om hen te helpen om, naargelang van de aard van de ramp, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel te treffen:

     

    a)

    herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;

    b)

    uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de behoeften van de bevolking richten;

    c)

    veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;

    d)

    reiniging van de geteisterde gebieden, inclusief natuurgebieden.

    Voor de toepassing van punt b) wordt onder „voorlopige huisvesting” verstaan de huisvesting waar de betrokken bevolking is ondergebracht, tot zij kan terugkeren naar de eigen woning nadat deze is hersteld of herbouwd.

    Het Fonds heeft als doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en een deel van hun overheidsuitgaven te dekken om hen te helpen om, naargelang van de aard van de ramp, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel te treffen:

    a)

    herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;

    b)

    uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de behoeften van de bevolking richten;

    c)

    veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;

    d)

    reiniging van de geteisterde gebieden, inclusief natuurgebieden.

     

    Voor de toepassing van punt a) wordt onder „herstel” verstaan het herstel in een staat waarbij de infrastructuurvoorzieningen beter tegen natuurrampen bestand zijn, met inbegrip van het verplaatsen van infrastructuurvoorzieningen die zich duidelijk op plaatsen bevinden die in de toekomst door andere natuurrampen worden bedreigd.

    Voor de toepassing van punt b) wordt onder „voorlopige huisvesting” verstaan de huisvesting waar de betrokken bevolking is ondergebracht, tot zij kan terugkeren naar de eigen woning nadat deze is hersteld of herbouwd.

     

    Motivering

    Via het Fonds wordt meestal het herstel in de oorspronkelijke toestand van beschadigde infrastructuur gefinancierd. De ervaring van regio's heeft aangetoond dat afzonderlijke infrastructuurprojecten, zoals verkeersroutes of grote spoorverbindingen van interregionaal belang verplaatst moeten worden op basis van nieuwe kennis inzake onontbeerlijke maatregelen over bescherming tegen rampen. Bovendien zijn voor de reparatie van aanzienlijk beschadigde infrastructuurelementen zoals bruggen investeringen nodig waarmee het risico op beschadigingen tijdens nieuwe natuurrampen kan worden geëlimineerd. Het louter herstellen van dergelijke infrastructuur in de oorspronkelijke toestand is in die gevallen onvoldoende en contraproductief.

    Wijzigingsvoorstel 8

    Artikel 3, lid 5

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Technische bijstand, zoals beheer, toezicht, voorlichting en communicatie, klachtenafhandeling en controle en audit, komt niet in aanmerking voor een bijdrage uit het Fonds.

    Technische Externe technische bijstand, zoals beheer, toezicht, voorlichting en communicatie, klachtenafhandeling en controle en audit, komt niet in aanmerking voor een bijdrage uit het Fonds, ten belope van maximaal 2 % van de totale bijdrage van het Fonds.

    Motivering

    Sommige regionale instanties kunnen vaak niet zonder externe technische bijstand als ze rampen het hoofd moeten bieden en stappen moeten ondernemen om de getroffen gebieden opnieuw in een goede staat moeten brengen. Het CvdR stelt dan ook voor om het aandeel externe technische bijstand dat voor financiering door het Fonds in aanmerking komt, te verhogen tot maximum 2 % van de totale bijdrage van het Fonds.

    Wijzigingsvoorstel 9

    Artikel 4, lid 1

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk tien weken na de datum waarop de eerste als gevolg van een natuurramp ontstane schade zich heeft voorgedaan, kan een staat een verzoek om een bijdrage uit het Fonds indienen bij de Commissie, onder verstrekking van alle beschikbare informatie over onder meer:

    a)

    de totale directe schade die door de ramp is teweeggebracht en de gevolgen voor de bevolking, de economie en het milieu;

    b)

    de schatting van de kosten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde acties;

    c)

    eventuele andere financieringsbronnen op Unieniveau;

    d)

    eventuele andere nationale en internationale financieringsbronnen, met inbegrip van publieke en particuliere verzekeringen, die zouden kunnen bijdragen totherstel van de schade;

    e)

    de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer in verband met de aard van de ramp;

    f)

    eventuele overige relevante informatie over genomen maatregelen om de desbetreffende ramp te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen.

    Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk tien weken na de datum waarop de eerste als gevolg van een natuurramp ontstane schade zich heeft voorgedaan, kan een staat een verzoek om een bijdrage uit het Fonds indienen bij de Commissie, onder verstrekking van alle beschikbare informatie over onder meer:

    a)

    de totale directe schade die door de ramp is teweeggebracht en de gevolgen voor de bevolking, de economie en het milieu;

    b)

    de schatting van de kosten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde acties;

    c)

    eventuele andere financieringsbronnen op Unieniveau;

    d)

    eventuele andere nationale en internationale financieringsbronnen, met inbegrip van publieke en particuliere verzekeringen, die zouden kunnen bijdragen totherstel van de schade;

    e)

    een korte beschrijving van de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheer in verband met de aard van de ramp;

    f)

    eventuele overige relevante informatie over genomen maatregelen om de desbetreffende ramp te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen.

    Motivering

    Het valt te vrezen dat de vereiste om bij een verzoek informatie te voegen over risicopreventie inzake rampen voor de aanvrager een extra administratieve last betekent en de voorbereiding en verwerking van de verzoeken vertraagt. Dit zou in tegenspraak zijn met de oorspronkelijke doelstelling de administratieve procedures voor het inzetten van de middelen uit het Fonds te vereenvoudigen. Het CvdR stelt dan ook voor om lid 4, onder e) te behouden in de zin van een korte beschrijving van de uitvoering van de Europese wetgeving, maar lid 4, onder f) te schrappen, aangezien dezelfde informatie moet worden vermeld in het verslag over het gebruik van de middelen uit het Fonds (artikel 8, lid 3).

    Wijzigingsvoorstel 10

    Artikel 4, nieuw lid inlassen na lid 1, onder a)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    In het geval van langdurige natuurrampen (bv. overstromingen) wordt de in lid 1 bedoelde termijn van tien weken om een verzoek in te dienen berekend vanaf de dag waarop de overheidsinstanties van het voor steun in aanmerking komende land officieel het einde van de natuurrampdreiging hebben vastgesteld (bv. door het opheffen van de noodtoestand die door een lidstaat of regionale overheid was afgekondigd).

    Motivering

    Het indienen van een verzoek vergt veel tijd van de betrokken overheidsinstanties, vooral wat betreft het schatten van de schade en het verzamelen van ondersteunend bewijs. Dit moet echter gebeuren terwijl onontbeerlijke actie moet worden ondernomen om de ramp het hoofd te bieden. Dit is nog meer het geval bij overstromingen, die weken of zelfs maanden kunnen duren en waarbij de schade pas kan worden geschat nadat het water is weggetrokken. De omvang van de ramp kan dus pas later worden vastgesteld. Hoewel in het Commissievoorstel rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van rampen die zich traag ontwikkelen, blijven de bestaande bepalingen behouden en worden de moeilijkheden bij het voorbereiden van een verzoek bij langdurige overstromingen niet opgelost.

    Het CvdR stelt bijgevolg voor om bij langdurige overstromingen te voorzien in de mogelijkheid het verzoek in te dienen tot tien weken na het verdwijnen van de dreiging van de natuurramp (bv. bij het opheffen van de noodtoestand die door een lidstaat of regionale overheid was afgekondigd).

    Wijzigingsvoorstel 11

    Artikel 8, lid 1

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De bijdrage uit het Fonds moet worden gebruikt binnen een jaar na de datum waarop de Commissie het volledige steunbedrag heeft betaald. Het deel van de bijdrage dat aan het eind van deze termijn niet is gebruikt of waarvan blijkt dat het is gebruikt voor niet-subsidiabele acties, wordt door de Commissie ten laste van de begunstigde staat teruggevorderd.

    De bijdrage uit het Fonds moet worden gebruikt binnen een twee jaar na de datum waarop de Commissie het volledige steunbedrag heeft betaald. Het deel van de bijdrage dat aan het eind van deze termijn niet is gebruikt of waarvan blijkt dat het is gebruikt voor niet-subsidiabele acties, wordt door de Commissie ten laste van de begunstigde staat teruggevorderd.

    Motivering

    Door het proces van de administratieve goedkeuring van bijstand uit het Fonds te versnellen wordt het mogelijk de getroffen regio's sneller te bereiken. Daardoor wordt de daadwerkelijke termijn om de subsidies te gebruiken echter ook korter. Het CvdR stelt voor dat de termijn om subsidies uit het Fonds te gebruiken tot twee jaar wordt opgetrokken, vooral gelet op de tijd die nodig is om basisinfrastructuur te herstellen en op de noodzaak om hierbij de vereiste documenten voor te leggen en de regelgeving inzake overheidsopdrachten in acht te nemen.

    Brussel, 28 november 2013

    De voorzitter van het Comité van de Regio’s

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  Onder meer het CvdR-advies „Aanbevelingen voor een betere besteding”, oktober 2013 (CDR 3609-2013 00 00 AC).


    Top