EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AR3610

Advies van het Comité van de Regio's — Kader voor het toekomstige havenbeleid van de EU

PB C 114 van 15.4.2014, p. 57–72 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 114/57


Advies van het Comité van de Regio's — Kader voor het toekomstige havenbeleid van de EU

2014/C 114/11

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Politieke aanbevelingen

1.

gelet op het feit dat er momenteel 3 miljoen mensen direct of indirect in EU-havens werkzaam zijn, en rekening houdend met de verwachte groei van 50 % tegen 2030 in de omvang van door havens behandelde goederen juicht het toe dat de Commissie haar „havenpakket” op de volgende prioriteiten baseert:

de voorgestelde maatregelen toesnijden op de 319 havens die deel uitmaken van het trans-Europese netwerk, terwijl het de lidstaten vrijstaat de ontwerpverordening op andere havens toe te passen;

modernisering van de havendiensten en aantrekken van investeringen door vrije markttoegang te garanderen en meer financiële transparantie van havendiensten, met inachtneming van een hoge mate van autonomie voor de havenautoriteiten;

vertrouwen in de resultaten van de op 19 juni 2013 gelanceerde Europese sociale dialoog voor de havensector;

waarborgen van meer samenhang in het milieubeheer van de havens;

zorgen voor samenhang met het EU-proefproject voor de „blauwe gordel”, bedoeld als bijdrage aan een eengemaakte markt voor maritiem vervoer, zoals bepleit in de Single Market Act II.

2.

Het is de vraag of de Commissie met haar havenbeleid een integrale aanpak volgt, aangezien in het „havenpakket” niet wordt verwezen naar de Europa 2020-strategie, noch naar het initiatief „Blauwe groei”. Voorts ontbreekt een evaluatie van de voor havens uiterst relevante verordeningen voor de limieten van het zwavelgehalte in scheepsbrandstof en is er een gebrekkige synchronisatie met de evaluatie van de richtsnoeren voor staatssteun aan de havensector.

Methode

3.

De Commissie heeft het politiek moedige besluit genomen om een ontwerpverordening voor te leggen waarvoor een bepaald aantal wettelijke parameters, zoals de ontwerprichtlijn voor concessies, de ontwerpverordening inzake TEN-V of de ontwerpverordening over de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne markt van de Unie via overheidsopdrachten (COM(2012) 124 final) nog niet zijn goedgekeurd en voorlopig dus hangende kwesties zijn.

4.

Sinds 2011 heeft de Commissie met de betrokkenen uitvoerig overleg gepleegd. Helaas zijn het Comité van de Regio's noch verenigingen van lokale en regionale overheden daar niet rechtstreeks bij betrokken. Teleurstellend is ook dat, ondanks het recente werkdocument van de Commissie over de territoriale effectbeoordelingen (1), de territoriale dimensie niet uitdrukkelijk in de effectbeoordeling aan de orde komt. Dit valt des te meer te betreuren gezien de uitdagingen van het Europees havenbeleid in verband met territoriale samenhang. De problemen nemen momenteel toe door de „containerisering” en het risico dat het achterland van de grootste havens verstopt raakt.

5.

Er moet terdege rekening worden gehouden met de verscheidenheid van de EU-havens, gelet op geografische locatie, het type economische activiteit, de regelgeving van diverse havens en de verschillende nationale beleidskaders voor de havens. Opgemerkt zij dat het havenpakket, overeenkomstig Besluit nr. 661/2010/EU betreffende uniale richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (art. 12.2), zal gelden voor zeehavens die onder één van de categorieën A, B of C vallen:

„A: internationale zeehavens: havens met een totaal jaarlijks verkeersvolume van 1,5 miljoen ton goederen of meer of van 200 000 passagiers of meer, die, tenzij dat onmogelijk is, zijn aangesloten op het trans-Europees vervoersnet over land en die dus een belangrijke rol spelen bij het internationale zeevervoer;

B: uniale zeehavens: deze havens met een totaal jaarlijks verkeersvolume van ten minste 0,5 miljoen ton goederen of van 100 000 tot 199 999 passagiers zijn aangesloten, tenzij dat onmogelijk is, op het trans-Europees vervoersnet over land en zijn uitgerust met overslaginstallaties voor de korte vaart;

C: regionale havens: deze havens (...) liggen in insulaire gebieden, perifere of ultraperifere gebieden welke zij onderling of met de centrale gebieden van de Unie over zee verbinden”.

6.

Het is positief dat de sociale partners in de havensector op EU-niveau een comité voor de sociale dialoog hebben ingesteld; het is belangrijk dat de dialoog wordt gestimuleerd als instrument om de levens- en arbeidsomstandigheden te verbeteren, alsook om het concurrentievermogen van de sector te vergroten.

Rechtsgrondslag, subsidiariteit en evenredigheid

7.

Het CvdR onderschrijft de argumenten van de Commissie wat betreft de keuze van de rechtsgrond (artikel 100, lid 2, VWEU), alsook de naleving van het subsidiariteitsbeginsel, zoals geschetst in de toelichting op de ontwerpverordening (punt 3.3). Wat het evenredigheidsbeginsel betreft is het Comité van de Regio's echter niet overtuigd van de keuze voor een verordening in plaats van een richtlijn, zoals bij eerdere voorstellen van de Commissie of voor aanverwante wetgeving (met name concessies) het geval was. Het zou tegenstrijdig zijn om te kiezen voor een wetsinstrument dat in zijn onderdelen rechtstreeks bindend is, zoals de verordening, en anderzijds de centrale rol te erkennen van de lidstaten, regionale en lokale overheden die betrokken zijn bij de ontwikkeling van haveninfrastructuur. Een richtlijn zou geschikter zijn om rekening te houden met de grote verscheidenheid van de havens in de EU.

Structuurfondsen en staatssteun

8.

Sinds 2000 heeft de EU uit de structuur- en cohesiefondsen circa 6,2 miljard EUR ter beschikking gesteld voor de cofinanciering van de aanleg van infrastructuur voor zeehavens. Verder is tussen 2007 en 2012 4 % van het TEN-V-budget (ofwel 244,6 miljoen EUR) voor havens bestemd.

9.

Gewezen zij op speciaal verslag 4/2012 van de Rekenkamer over de doeltreffendheid van het gebruik van structuur- en cohesiefondsen voor de cofinanciering van infrastructuur voor zeehavens (2). Het CvdR benadrukt de aanbeveling van de Rekenkamer om „de steun in het kader van het cohesiebeleid de komende tijd [...] [te] laten afhangen van het bestaan van een alomvattende havenontwikkelingsstrategie voor de lange termijn (gebaseerd op een beoordeling van behoeften) voor alle havens in de betrokken regio.

10.

Het is verheugend dat de Commissie (3)bij de berekening van de plafonds voor de omvang van regionale steun geen rekening houdt met de staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB), inclusief bijdragen uit het EFRO, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van het Besluit van 20 december 2011 (4).

11.

Gewezen wordt op het belang van verduidelijking van de toepasbaarheid van de steunregeling voor infrastructuur, gelet op de problemen met de interpretatie van het arrest van het Gerecht van 24 maart 2011 in de zaak Freistaat Sachsen en Land Sachsen-Anhalt (T-443/08) en Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig-Halle GmbH (T-455/08) tegen Europese Commissie. Daardoor is er in ongeveer 200 infrastructuurprojecten die via de structuurfondsen worden gefinancierd aanzienlijke vertraging opgelopen in de verificatie vooraf.

12.

Het is teleurstellend dat de Commissie in het havenpakket niet direct voorstellen heeft opgenomen om het begrip steun te verduidelijken, in verband met de financiering van de infrastructuur, inclusief in de havensector (Actie 5). In plaats daarvan heeft de Commissie op 3 juli 2013 uitsluitend aan de permanente vertegenwoordigingen van alle lidstaten een vragenlijst verstuurd omtrent het functioneren en belasten van havens. Het CvdR verzoekt de Commissie de komende maanden een inclusievere benadering goed te keuren en om, via het CvdR, de lokale en regionale overheden te betrekken bij de herziening van de regels die gelden voor staatssteun voor infrastructuur in het algemeen en havens in het bijzonder, met name bij de vrijstellingsverordeningen voor de categorie haveninfrastructuur, die waarschijnlijk voor eind 2013 uitgewerkt worden.

Wetgevingsvoorstel

13.

Aanbevolen wordt loods- en sleepdiensten en bagger- en afmeerdiensten van de verordening uit te sluiten omdat deze diensten het algemeen belang dienen, te weten veiligheid, beveiliging en milieubescherming. Het CvdR verzoekt de Commissie wat de havenontvangstvoorzieningen betreft tegenstrijdigheden met reeds bestaande richtlijnen uit de weg te ruimen dan wel duidelijke afbakeningen te formuleren. Voorwaarden en eisen in verband met havenontvangstvoorzieningen zijn bijv. al in Richtlijn 2000/59 geregeld. Met name de regelingen in artikel 8 staan haaks op een vrije markttoegang voor alle aanbieders van afvalverwerkingsdiensten. Indien de havenbeheerder bepaalde havenontvangstvoorzieningen selecteert en opneemt in het door de vermelde richtlijn vereiste tariefsysteem, gelden de bepalingen inzake aanbestedingen van Richtlijn 2004/17.

14.

Het is jammer dat artikel 2 („Definities”) geen omschrijving bevat van „bevoegde overheid”, terwijl deze in artikel 8 en 9 van groot belang zijn.

15.

Helaas is er nog te weinig erkenning voor de rol van lokale en regionale overheden ten aanzien van de toepasselijke wetgeving of de vaststelling van minimumvereisten voor de verlening van havendiensten (artikelen 4, lid 2, sub d), 4, lid 4 en 6, lid 4).

16.

Te denken valt aan uitbreiding van de in artikel 8 omschreven verplichtingen van openbare diensten tot bijzondere criteria in verband met territoriale cohesie, zoals de toegankelijkheid van afgelegen gebieden, eilanden of ultraperifere gebieden.

17.

Gelet op de procedure voor het beperken van het aantal aanbieders van havendiensten, waarin artikel 7 voorziet, wekt het verwondering waarom de Commissie in artikel 10 slechts de mogelijkheid en niet de verplichting vermeldt om personeel dat eerder door de gevestigde aanbieder van de havendiensten in dienst is genomen de rechten te verlenen waarover ze zouden beschikken indien er een overdracht in de zin van Richtlijn 2001/23/EG had plaatsgevonden.

18.

Het is nog maar de vraag of de vereisten, vermeld in artikel 12 inzake de details van de door havenbeheerders te verstrekken informatie over ontvangen publieke middelen en inzake de verplichting om gescheiden boekhoudingen te hanteren niet onevenredig zijn, met name gelet op de zeer verschillende kostenstructuren, al naargelang de locatie van de haven.

19.

De Commissie wordt verzocht nader toe te lichten wat in artikel 14, lid 5, bedoeld wordt met „gemeenschappelijke heffingsbeginselen”, overwegende dat elke aan de Commissie overgedragen bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen zo nauwkeurig mogelijk omschreven moet worden.

20.

Het CvdR betwijfelt de meerwaarde van de oprichting van een onafhankelijke toezichthoudende instantie die toezicht uitoefent op de toepassing van de verordening (overweging 19 en artikel 17). Een dergelijke instantie kan leiden tot extra administratieve lasten voor de planning van de havenontwikkeling en tot gevolgen voor de begrotingen van de lidstaten.

21.

Voorts blijft het onduidelijk waarom samenwerking tussen onafhankelijke toezichthoudende instanties nodig is ter vergemakkelijking van een uniforme tenuitvoerlegging van een verordening, die per definitie rechtstreeks van toepassing is (artikel 18).

II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens

Voorstel voor een RICHTLIJN VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens

Motivering

Het Comité van de Regio's is nog niet overtuigd van de keuze voor een verordening in plaats van een richtlijn, zoals bij eerdere voorstellen van de Commissie of voor aanverwante wetgeving (met name concessies) het geval was. Bovendien zou een richtlijn geschikter zijn om rekening te houden met de grote verscheidenheid van de havens in de EU.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De overgrote meerderheid van het maritieme handelsverkeer van de Unie loopt via de zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk. Om het doel van deze verordening op evenredige wijze te verwezenlijken zonder aan andere havens onnodige lasten op te leggen, moet deze verordening van toepassing zijn op de havens van het trans-Europees vervoersnetwerk, die allemaal een belangrijke rol spelen in het Europese vervoerssysteem, hetzij omdat ze meer dan 0,1 % van de totale EU-vracht of het totale aantal passagiers afhandelen, hetzij omdat ze de regionale toegankelijkheid van insulaire of perifere gebieden verbeteren. Lidstaten kunnen ervoor kiezen deze verordening ook op andere havens toe te passen. Loodsdiensten op volle zee hebben geen rechtstreeks effect op de efficiëntie van havens, aangezien ze niet worden gebruikt om haven binnen te varen of te verlaten en moeten derhalve niet in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen.

De overgrote meerderheid van het maritieme handelsverkeer van de Unie loopt via de zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk. Om het doel van deze verordening richtlijn op evenredige wijze te verwezenlijken zonder aan andere havens onnodige lasten op te leggen, moet deze verordening richtlijn van toepassing zijn op de havens van het trans-Europees vervoersnetwerk, die allemaal een belangrijke rol spelen in het Europese vervoerssysteem, hetzij omdat ze meer dan 0,1 % van de totale EU-vracht of het totale aantal passagiers afhandelen, hetzij omdat ze de regionale toegankelijkheid van insulaire, of perifere of ultraperifere gebieden verbeteren. Lidstaten kunnen ervoor kiezen deze verordening richtlijn ook op andere havens toe te passen. Loodsdiensten Technisch-nautische diensten op volle zee hebben geen rechtstreeks effect op de efficiëntie van havens, aangezien ze niet worden gebruikt om haven binnen te varen of te verlaten en die het algemeen belang dienen, moeten derhalve niet in het toepassingsgebied van deze verordening richtlijn worden opgenomen.

Motivering

Wijziging in verband met de wijziging op artikel 1 (toepassingsgebied).

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 19

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten moeten de bevoegdheid behouden om een passende sociale bescherming te waarborgen voor het personeel van ondernemingen die havendiensten aanbieden. Deze verordening laat de toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet. In geval van een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten moet het voor de bevoegde instanties mogelijk zijn, wanneer de sluiting van een contract voor het verrichten van havendiensten een verandering van de exploitant van de havendiensten met zich mee kan brengen, om de geselecteerde dienstverrichter te verzoeken de bepalingen van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen toe te passen.

De lidstaten moeten de bevoegdheid behouden om een passende sociale bescherming te waarborgen voor het personeel van ondernemingen die havendiensten aanbieden. Deze verordening richtlijn laat de toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet. In geval van een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten moet het voor de bevoegde instanties mogelijk zijn, de geselecteerde dienstverrichter, wanneer de sluiting van een contract voor het verrichten van havendiensten een verandering van de exploitant van de havendiensten met zich mee kan brengen, om de geselecteerde dienstverrichter te verzoeken de bepalingen toepassen van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen toe te passen.

Motivering

Wijziging in verband met de wijziging op artikel 10, lid 2.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging 29

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Teneinde bepaalde niet-essentiële elementen van deze verordening aan te vullen en te wijzigen, en met name om de uniforme toepassing van milieuheffingen te bevorderen, de samenhang van de milieuheffingen in de hele Unie te versterken en gemeenschappelijke heffingsbeginselen ter bevordering van de korte vaart toe te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen inzake de gemeenschappelijke classificatie van vaartuigen, brandstoffen en typen activiteiten op basis waarvan de heffingen voor het gebruik van haveninfrastructuur kunnen worden gedifferentieerd en inzake de gemeenschappelijke heffingsbeginselen voor het vaststellen van die heffingen. (...)

Teneinde bepaalde niet-essentiële elementen van deze verordening richtlijn aan te vullen en te wijzigen, en met name om de uniforme toepassing van milieuheffingen te bevorderen, de samenhang van de milieuheffingen in de hele Unie te versterken en gemeenschappelijke heffingsbeginselen ter bevordering van de korte vaart toe te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen inzake de gemeenschappelijke classificatie van vaartuigen, brandstoffen en typen activiteiten op basis waarvan de heffingen voor het gebruik van haveninfrastructuur kunnen worden gedifferentieerd en inzake de gemeenschappelijke heffingsbeginselen voor het vaststellen van die heffingen. (... variëren.)

Motivering

Wijziging in verband met de wijziging op artikel 14, lid 5. Wat betreft gemeenschappelijke classificatie van vaartuigen, brandstoffen en typen akkoord. Alleen de havenautoriteit kan beslissen over variatie in haventarieven.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 1 — Onderwerp en toepassingsgebied

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Bij deze verordening worden vastgesteld:

(a)

een duidelijk kader voor toegang tot de markt voor havendiensten;

(b)

gemeenschappelijke voorschriften inzake de financiële transparantie en door beheerders of aanbieders van havendiensten toe te passen heffingen.

1.   Bij deze verordening richtlijn worden vastgesteld:

(a)

een duidelijk kader voor toegang tot de markt voor havendiensten;

(b)

gemeenschappelijke voorschriften inzake de financiële transparantie en door beheerders of aanbieders van havendiensten toe te passen heffingen.

2.   Deze verordening is van toepassing op de verrichting van de volgende categorieën van havendiensten, hetzij binnen havengebieden, hetzij op waterwegen van en naar havens:

(a)

bunkering;

(b)

vrachtafhandeling;

(c)

baggeren;

(d)

afmeren;

(e)

passagiersdiensten;

(f)

havenontvangstvoorzieningen;

(g)

loodsen; en

(h)

slepen.

2.   Deze verordening richtlijn is van toepassing op de verrichting van de volgende categorieën van havendiensten, hetzij binnen havengebieden, hetzij op waterwegen van en naar havens:

(a)

bunkering;

(b)

vrachtafhandeling;

(c)

baggeren;

(d)

afmeren;

(e)

passagiersdiensten;

(f)

havenontvangstvoorzieningen;

(g)

loodsen; en

(h)

slepen.

3.   Deze verordening is van toepassing op alle zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk, als omschreven in bijlage I bij Verordening XXX [verordening betreffende de richtsnoeren inzake het TEN-T].

3.   Deze verordening richtlijn is van toepassing op alle zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk, als omschreven in bijlage I bij Verordening XXX [verordening betreffende de richtsnoeren inzake het TEN-T].

4.   De lidstaten mogen deze verordening ook toepassen op andere zeehavens. Indien lidstaten besluiten om deze verordening toe te passen op andere zeehavens, stellen zij de Commissie in kennis van hun besluit.

4.   De lidstaten mogen deze verordening richtlijn ook toepassen op andere zeehavens. Indien lidstaten besluiten om deze verordening richtlijn toe te passen op andere zeehavens, stellen zij de Commissie in kennis van hun besluit.

Motivering

Loods- en sleepdiensten en afmeren zijn door de lidstaten strikt gereguleerde havendiensten van algemeen belang (waarborgen van veiligheid op zee, milieubescherming) waarop een marktbenadering niet van toepassing kan zijn.

De invoeging van baggerdiensten in de verordening doorkruist de eigendomsrechten van havens, omdat deze dan niet langer zelf heer en meester over het beheer van hun waterwegen en dokken zijn. Voorts is baggeren in havengebieden vergelijkbaar met kade- en sluisonderhoud en niet met andere havendiensten die direct verband houden met de aankomst van een schip en per verrichting worden afgerekend.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 2, toevoegen nieuw punt 2 bis) — Definities

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

„bevoegde instantie”: overheid of groepering van overheden van één of meer lidstaten die bevoegd is/zijn om op te treden ten aanzien van havendiensten in een bepaald geografisch gebied, of elke andere entiteit die over deze bevoegdheid beschikt

Motivering

De term „bevoegde instantie” wordt gebruikt in Verordening (EC) 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg, en wordt daar omschreven als „overheid of groepering van overheden van één of meer lidstaten die bevoegd is/zijn om op te treden in het openbaar personenvervoer in een bepaald geografisch gebied, of elke andere entiteit die over deze bevoegdheid beschikt” (art. 2, sub b)). De definitie zou bijdragen aan de samenhang van EU-wetgeving en de wettelijke transparantie bevorderen in verband met een geharmoniseerde, niet tot passagiersdiensten beperkte omschrijving.

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 2, lid 14 — Definities

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

„openbaredienstverplichting”: een verplichting die is omschreven of vastgesteld om de verrichting te waarborgen van havendiensten in het algemeen belang die een exploitant, indien hij zijn eigen commerciële belangen zou volgen, niet of niet in dezelfde mate of tegen dezelfde voorwaarden op zich zou nemen;

„openbaredienstverplichting”: een verplichting die is omschreven of vastgesteld door een bevoegde instantie om de verrichting te waarborgen van havendiensten in het algemeen belang die een exploitant, indien hij zijn eigen commerciële belangen zou volgen, niet of niet in dezelfde mate of tegen dezelfde voorwaarden op zich zou nemen zonder compensatie;

Motivering

Dit wijzigingsvoorstel herhaalt met name overweging 16, die als volgt luidt: Deze verordening sluit de mogelijkheid niet uit dat de bevoegde instanties compensatie verlenen voor de verrichting van de openbaredienstverplichtingen, mits zij de toepasselijke staatssteunregels in acht nemen.

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 2, lid 15 — Definities

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

„korte vaart”: de verplaatsing over zee van lading en passagiers tussen in Europa gelegen havens of tussen die havens en havens in niet-Europese landen met een kustlijn langs omsloten zeeën die aan Europa grenzen;

„korte vaart”: de verplaatsing over zee van lading en passagiers tussen in Europa gelegen havens of tussen die havens en havens in niet-Europese landen met een kustlijn langs omsloten zeeën die aan Europa grenzen of, in het geval van ultraperifere gebieden, tussen havens in nabijgelegen landen;

Motivering

Het mag hier niet alleen gaan om de nabije omgeving van de EU zelf; het concept moet uitgebreid worden tot het hele grondgebied van de EU, ongeacht geografische ligging. Daarbij valt met name te denken aan de ultraperifere gebieden, juist omdat de Commissie ernaar streeft om deze gebieden beter in hun naaste omgeving te integreren.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 2, lid 16 — Definities

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

„zeehaven”: een uit land en water bestaand gebied met terreinen en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen en het in- en ontschepen van passagiers, evenals enige andere infrastructuur die voor vervoersexploitanten in het havengebied noodzakelijk is;

„zeehaven”: een uit land en water bestaand gebied met terreinen en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen en het in- en ontschepen van passagiers, evenals enige andere infrastructuur die voor vervoersexploitanten in het havengebied noodzakelijk is;

Motivering

Voorgesteld wordt om het laatste deel van de definitie van een zeehaven te schrappen. Dit deel is nieuw in vergelijking met de eerder voorgestelde definities, maar het begrip „havengebied” wordt niet omschreven. Dit kan verwarring opleveren met transportinfrastructuur die lokale en regionale overheden tussen de haven en het achterland aanbieden.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 2, lid 16 (toevoegen nieuwe paragraaf) — Definities

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

 

Technisch-nautische diensten zijn havendiensten van algemeen belang die verleend worden ter wille van de veiligheid op zee en ter bescherming van het milieu, zoals afmeren, loods- en sleepdiensten.

Motivering

Vloeit voort uit de wijzigingsvoorstellen bij de artikelen 2 en 18.

Wijzigingsvoorstel 11

Hoofdstuk II — Titel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

HOOFDSTUK II — Markttoegang

HOOFDSTUK II — Markttoegang Beginselen inzake de verlening van en toegang tot havendiensten

Motivering

De huidige titel van het hoofdstuk suggereert dat de Commissie liberalisering nastreeft, terwijl het hoofdstuk met name de bepalingen betreft inzake de verlening van havendiensten die niet per se voor de markt openstaan.

Wijzigingsvoorstel 12

Artikel 4 — Minimumeisen aan het verrichten van havendiensten

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Havenbeheerders kunnen eisen dat aanbieders van havendiensten voldoen aan minimumeisen voor de verrichting van de desbetreffende havendienst.

1.   Havenbeheerders kunnen, in overleg met de relevante bevoegde instanties, eisen dat aanbieders van havendiensten voldoen aan minimumeisen voor de verrichting van de desbetreffende havendienst.

2.   De in lid 1 bedoelde minimumeisen mogen, indien van toepassing, alleen betrekking hebben op: (...)

d)

de naleving van lokale, nationale, uniale en internationale milieueisen.

(...)

2.   De in lid 1 bedoelde minimumeisen mogen, indien van toepassing, alleen betrekking hebben op: (...)

d)

de naleving van lokale, regionale, nationale, uniale en internationale milieueisen.

(...)

4.   Indien de minimumeisen specifieke lokale kennis of bekendheid met lokale omstandigheden omvatten, waarborgt de havenbeheerder de toegang tot de nodige opleiding, tegen transparante en niet-discriminerende voorwaarden, tenzij de lidstaat de toegang tot de nodige opleiding waarborgt.

4.   Indien de minimumeisen specifieke lokale kennis of bekendheid met lokale omstandigheden omvatten, waarborgt de havenbeheerder de toegang tot de nodige opleiding, tegen transparante en niet-discriminerende voorwaarden, tenzij de lidstaat relevante bevoegde instantie de toegang tot de nodige opleiding waarborgt.

Motivering

Dit wijzigingsvoorstel beoogt meer erkenning voor de rol van lokale en regionale overheden ten aanzien van de toepasselijke wetgeving of de vaststelling van minimumvereisten voor de verlening van havendiensten.

Wijzigingsvoorstel 13

Artikel 6, lid 4 — Beperkingen van het aantal aanbieders van havendiensten

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Wanneer een havenbeheerder zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefent havendiensten verricht, kan de lidstaat het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van havendiensten delegeren aan een instantie die onafhankelijk is van de havenbeheerder. Indien de lidstaat het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van havendiensten aan een dergelijke instantie toevertrouwt, mag het aantal aanbieders niet kleiner zijn dan twee.

Wanneer een havenbeheerder zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefent havendiensten verricht, kan de lidstaat relevante bevoegde instantie het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van havendiensten delegeren aan een instantie die onafhankelijk is van de havenbeheerder. De havenbeheerder dient aan te tonen dat de marktsituatie een beperking mogelijk maakt. De beperking is van tijdelijke aard. Indien de lidstaat relevante bevoegde instantie het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van havendiensten aan een dergelijke instantie toevertrouwt, mag het aantal aanbieders niet kleiner zijn dan twee.

Wijzigingsvoorstel 14

Artikel 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Elke beperking van het aantal aanbieders van een havendienst overeenkomstig artikel 6 wordt voorafgegaan door een selectieprocedure die openstaat voor alle belangstellende partijen en die niet-discriminerend en transparant is.

1.   Elke beperking van het aantal aanbieders van een havendienst overeenkomstig artikel 6 wordt voorafgegaan door een selectieprocedure die openstaat voor alle belangstellende partijen en die niet-discriminerend en transparant is.

2.   Indien de geschatte waarde van de havendienst hoger is dan de in lid 3 omschreven drempelwaarde, zijn de voorschriften inzake de gunningsprocedure, de procedurele waarborgen en de maximale looptijd van de concessies als omschreven in Richtlijn …/… [concessieopdrachten] van toepassing.

2.   Indien de geschatte waarde van de havendienst hoger is dan de in lid 3 omschreven drempelwaarde, zijn de voorschriften inzake de gunningsprocedure, de procedurele waarborgen en de maximale looptijd van de concessies als omschreven in Richtlijn …/… [concessieopdrachten] van toepassing.

3.   De drempelwaarde en de methode om de waarde van de havendienst te bepalen zijn die van de desbetreffende en toepasselijke bepalingen van Richtlijn …/… [concessieopdrachten].

3.   De drempelwaarde en de methode om de waarde van de havendienst te bepalen zijn die van de desbetreffende en toepasselijke bepalingen van Richtlijn …/… [concessieopdrachten].

4.   De geselecteerde aanbieder of aanbieders en de havenbeheerder sluiten een havendienstovereenkomst.

4.   De geselecteerde aanbieder of aanbieders en de havenbeheerder sluiten een havendienstovereenkomst.

5.   Voor de toepassing van deze verordening wordt een materiële wijziging in de zin van Richtlijn …/… [concessieopdrachten] van de bepalingen van een havendienstovereenkomst tijdens de looptijd ervan beschouwd als een nieuwe havendienstovereenkomst, waardoor een nieuwe procedure als bedoeld in lid 2 vereist is.

5.   Voor de toepassing van deze verordening wordt een materiële wijziging in de zin van Richtlijn …/… [concessieopdrachten] van de bepalingen van een havendienstovereenkomst tijdens de looptijd ervan beschouwd als een nieuwe havendienstovereenkomst, waardoor een nieuwe procedure als bedoeld in lid 2 vereist is.

6.   In de in artikel 9 bedoelde gevallen zijn de leden 1 tot en met 5 van dit artikel niet van toepassing.

6 3.   In de in artikel 9 bedoelde gevallen zijn de leden 1 tot en met 5 2 van dit artikel niet van toepassing.

7.   Deze verordening doet geen afbreuk aan Richtlijn …/… [concessieopdrachten][1], Richtlijn .…/….[openbare diensten][2] en Richtlijn …/… [overheidsopdrachten][3].

7 4   . Deze verordening doet geen afbreuk aan Richtlijn …/… [concessieopdrachten][1], Richtlijn .…/….[openbare diensten][2] en Richtlijn …/… [overheidsopdrachten][3].

4bis.   De looptijd van de havendienstovereenkomsten staat in verhouding tot de gedane investeringen.

Wijzigingsvoorstel 15

Artikel 8 — Openbaredienstverplichtingen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De lidstaten kunnen besluiten om aan havendiensten gerelateerde openbaredienstverplichtingen op te leggen om het volgende te waarborgen:

(a)

de beschikbaarheid van de dienst zonder onderbrekingen tijdens de dag, de nacht, de week en het jaar;

(b)

de beschikbaarheid van de dienst voor alle gebruikers;

(c)

de betaalbaarheid van de dienst voor bepaalde categorieën van gebruikers.

1.   De lidstaten bevoegde instanties kunnen besluiten om aan havendiensten gerelateerde openbaredienstverplichtingen op te leggen om het volgende te waarborgen:

(a)

de beschikbaarheid van de dienst zonder onderbrekingen tijdens de dag, de nacht, de week en het jaar;

(b)

de beschikbaarheid van de dienst voor alle gebruikers;

(c)

de betaalbaarheid van de dienst voor bepaalde categorieën van gebruikers;

(d)

criteria in verband met territoriale samenhang, zoals de toegang tot afgelegen gebieden, of eilandgebieden of ultraperifere gebieden;

(e)

speciale taken, die onder andere van belang zijn voor de veiligheid of het milieu en uit economisch oogpunt niet door een verlener van havendiensten verricht zouden worden.

2.   De in lid 1 bedoelde verplichtingen zijn duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen gelijke toegang voor alle in de Unie gevestigde aanbieders van havendiensten.

3.   De lidstaten wijzen bevoegde instanties aan om op hun grondgebied dergelijke openbaredienstverplichtingen op te leggen. De havenbeheerder kan de bevoegde instantie zijn. (...)

2.   De in lid 1 bedoelde verplichtingen zijn duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen gelijke toegang voor alle in de Unie gevestigde aanbieders van havendiensten.

3.   De lidstaten wijzen bevoegde instanties aan om op hun grondgebied dergelijke openbaredienstverplichtingen op te leggen. De havenbeheerder kan de bevoegde instantie zijn, mits hij openbaar is. (...)

Motivering

Voorgesteld wordt om de openbaredienstverplichtingen uit te breiden met criteria voor de territoriale samenhang, zoals uiteengezet in de toelichting bij de ontwerpverordening (zie het eind van paragraaf 1.4). Voorts moet rekening gehouden worden met criteria die van bijzonder belang zijn voor een veilig verloop van de havenprocessen en het milieu, maar niet economisch zijn.

Aangezien de havenbeheerder een particuliere instantie mag zijn die openbare middelen ontvangt, moet de in artikel 8, lid 3, geboden mogelijkheid dat deze beheerder de bevoegde instantie is voor het opleggen van openbaredienstverplichtingen, beperkt worden tot openbare beheersinstanties.

Wijzigingsvoorstel 16

Artikel 9 — Interne exploitant

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   In de gevallen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), kan de bevoegde instantie besluiten om een havendienst waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden zelf te verrichten of om deze verplichtingen direct op te leggen aan een juridisch zelfstandige entiteit waarover zij een zeggenschap uitoefent die vergelijkbaar is met de zeggenschap die zij uitoefent over haar diensten. In dat geval wordt de aanbieder van de havendienst voor de toepassing van deze verordening als een interne exploitant beschouwd.

(...)

1.   In de gevallen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), kan de bevoegde instantie besluiten om een havendienst waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden zelf te verrichten of om deze verplichtingen direct op te leggen aan door een juridisch zelfstandige entiteit waarover zij een zeggenschap uitoefent die vergelijkbaar is met de zeggenschap die zij uitoefent over haar diensten. In dat geval wordt de aanbieder van de havendienst voor de toepassing van deze verordening richtlijn als een interne exploitant beschouwd.

(...)

4.   Indien een bevoegde instantie besluit om lid 1 toe te passen in alle zeehavens in een lidstaat die onder deze verordening vallen, stelt zij de Commissie hiervan in kennis.

(...)

4.   Indien een bevoegde instantie besluit om lid 1 toe te passen in alle zeehavens in een lidstaat die onder deze verordening richtlijn vallen, stelt zij de Commissie hiervan in kennis.

(...)

Motivering

Het is nog maar de vraag of de situatie waarin de aanbieder van havendiensten als een „interne exploitant” wordt beschouwd, beperkt is tot uitsluitend havendiensten waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden. Er kunnen immers zuiver commerciële redenen zijn die een havenbeheerder (die een particuliere instantie kan zijn) doen besluiten om een dienst zelf te verrichten, zonder dat die dienst specifiek als openbare dienst is omschreven.

Wijzigingsvoorstel 17

Artikel 10, lid 2 — Waarborging van werknemersrechten

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Onverminderd het nationale recht en het Unierecht, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten tussen sociale partners, kunnen havenbeheerders verlangen dat de aangewezen aanbieder van havendiensten die is geselecteerd volgens de procedure van artikel 7, indien deze aanbieder een andere is dan de gevestigde aanbieder van havendiensten, personeel dat eerder door de gevestigde aanbieder van de havendiensten in dienst is genomen de rechten verleent waarover ze zouden beschikken indien er een overdracht in de zin van Richtlijn 2001/23/EG had plaatsgevonden.

Onverminderd het nationale recht en het Unierecht, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten tussen sociale partners, kunnen verlangen havenbeheerders verlangen dat de aangewezen aanbieder van havendiensten die is geselecteerd volgens de procedure van artikel 7, indien deze aanbieder een andere is dan de gevestigde aanbieder van havendiensten, personeel dat eerder door de gevestigde aanbieder van de havendiensten in dienst is genomen de rechten verleent waarover ze zouden beschikken indien er een overdracht in de zin van Richtlijn 2001/23/EG had plaatsgevonden.

Motivering

Het wekt verwondering waarom de Commissie slechts de mogelijkheid en niet de verplichting vermeldt om personeel dat eerder door de gevestigde aanbieder van de havendiensten in dienst is genomen de rechten te verlenen waarover ze zouden beschikken indien er een overdracht in de zin van Richtlijn 2001/23/EG had plaatsgevonden.

Wijzigingsvoorstel 18

Artikel 10, lid 3 — Waarborging van werknemersrechten

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Indien havenbeheerders van aanbieders van havendiensten verlangen dat zij voldoen aan bepaalde sociale normen met betrekking tot de verrichting van de desbetreffende havendiensten, worden in de aanbestedingsdocumenten en de havendienstovereenkomsten de betrokken personeelsleden opgesomd en transparante details verstrekt over hun contractuele rechten en de voorwaarden waaronder werknemers geacht worden te zijn verbonden aan de havendiensten.

Indien havenbeheerders van aanbieders van havendiensten verlangen dat zij voldoen aan bepaalde sociale normen met betrekking tot de verrichting van de desbetreffende havendiensten, worden in de aanbestedingsdocumenten en de havendienstovereenkomsten de betrokken personeelsleden opgesomd en transparante details verstrekt over de status vermeld van hun contractuele rechten en de voorwaarden waaronder werknemers geacht worden te zijn verbonden aan de havendiensten.

Motivering

Publicatie van transparante details van contractuele rechten van werknemers schendt wellicht de rechten in verband met persoonsgegevens.

Wijzigingsvoorstel 19

Artikel 12, lid 2 Transparantie van financiële betrekkingen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Indien de havenbeheerder die publieke middelen ontvangt zelf havendiensten verricht, houdt hij gescheiden boekhoudingen bij voor elke afzonderlijke havendienst, op een zodanige wijze dat:

(a)

alle kosten en opbrengsten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend; en

(b)

de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhoudingen worden gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

Indien de havenbeheerder die publieke middelen ontvangt zelf havendiensten verricht, houdt hij gescheiden boekhoudingen bij voor elke afzonderlijke havendienst, op een zodanige wijze dat het mogelijk is toe te zien op het verbod op de overdracht van openbare financiële middelen van het ene activiteitengebied naar het andere en op het gebruik van inkomsten uit infrastructuurrechten en overschotten uit andere commerciële activiteiten.

(a)

alle kosten en opbrengsten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend; en

(b)

de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhoudingen worden gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

Motivering

Suggestie voor vereenvoudiging van de boekhoudvereisten, gebaseerd op artikel 6 van Richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte.

Wijzigingsvoorstel 20

Artikel 14, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

4.   Onverminderd lid 3, mogen heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur worden gedifferentieerd overeenkomstig commerciële praktijken ten aanzien van frequente gebruikers of om een efficiënter gebruik van de haveninfrastructuur, de korte vaart of goede milieuprestaties, dan wel energie- of koolstofefficiënt vervoer te bevorderen. De criteria voor een dergelijke differentiatie zijn relevant, objectief, transparant, niet-discriminerend in overeenstemming met de regelgeving inzake mededinging. Alle betrokken gebruikers kunnen onder dezelfde voorwaarden een beroep doen op de resulterende differentiatie.

4.   Onverminderd lid 3, mogen heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur worden gedifferentieerd overeenkomstig commerciële praktijken ten aanzien van frequente gebruikers of om een efficiënter gebruik van de haveninfrastructuur, de korte vaart of goede milieuprestaties, dan wel energie- of koolstofefficiënt vervoer te bevorderen of om redenen van territoriale samenhang, zoals de toegankelijkheid van ultraperifere gebieden. De criteria voor een dergelijke differentiatie zijn relevant, objectief, transparant, niet-discriminerend in overeenstemming met de regelgeving inzake mededinging. Alle betrokken gebruikers kunnen onder dezelfde voorwaarden een beroep doen op de resulterende differentiatie.

Motivering

Differentiatie van de heffingen zou ook toegestaan moeten zijn om rekening te houden met de slechte toegankelijkheid van ultraperifere gebieden en de noodzaak om de hogere vervoerskosten te compenseren, zodat voor alle gebruikers gelijke voorwaarden gecreëerd kunnen worden, overeenkomstig artikel 349 VWEU.

Wijzigingsvoorstel 21

Artikel 14 — Heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(...)

5.   De Commissie is bevoegd om in voorkomend geval overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde procedure gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de gemeenschappelijke classificatie van vaartuigen, brandstoffen en typen activiteiten op basis waarvan de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kunnen worden gedifferentieerd, en met betrekking tot gemeenschappelijke heffingsbeginselen voor heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur.

(...)

7.   De havenbeheerder stelt de Commissie en de bevoegde onafhankelijke toezichthoudende instantie op verzoek de in artikel 4 bedoelde informatie ter beschikking, alsmede gedetailleerde informatie over de kosten en inkomsten die als basis hebben gediend voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur en de gebruikte methode om het niveau van die heffingen voor het gebruik van installaties en diensten waarop deze betrekking hebben vast te stellen.

(...)

5.   De Commissie is bevoegd om in voorkomend geval overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde procedure gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de gemeenschappelijke classificatie van vaartuigen, brandstoffen en typen activiteiten op basis waarvan de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kunnen worden gedifferentieerd, en met betrekking tot gemeenschappelijke heffingsbeginselen voor heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur.

(...)

7.   De havenbeheerder stelt de Commissie en de bevoegde onafhankelijke toezichthoudende instantie op verzoek de in artikel 4 bedoelde informatie ter beschikking, alsmede gedetailleerde informatie over de kosten en inkomsten die als basis hebben gediend voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur en de gebruikte methode om het niveau van die heffingen voor het gebruik van installaties en diensten waarop deze betrekking hebben vast te stellen.

Motivering

Dergelijke beginselen mogen de commerciële vrijheid van havenbeheerders niet beperken (belasting/prijsstelling is een competitief gebied). Verder dient aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen zo nauwkeurig en beperkt mogelijk te worden gehouden.

Wijzigingsvoorstel 22

Artikel 17

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Onafhankelijke toezichthoudende instantie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een onafhankelijke toezichthoudende instantie toezicht uitoefent op de toepassing van deze verordening in alle zeehavens op het grondgebied van de lidstaten die onder deze verordening vallen.

2.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie is een juridisch zelfstandige entiteit en is functioneel onafhankelijk van havenbeheerders en aanbieders van havendiensten. Lidstaten die de eigendom van of de zeggenschap over havens of havenbeheerders behouden, zorgen voor een daadwerkelijke structurele scheiding tussen de in deze verordening omschreven toezichthoudende taken en de met eigendom of zeggenschap verband houdende activiteiten. De onafhankelijke toezichthoudende instantie oefent haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uit en met inachtneming van de vrijheid van ondernemen.

3.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie neemt klachten die zijn ingediend door partijen met een rechtmatig belang en geschillen die aan haar zijn voorgelegd in verband met de toepassing van deze verordening in behandeling.

4.   Indien een geschil ontstaat tussen in verschillende lidstaten gevestigde partijen, is de onafhankelijke toezichthoudende instantie van de lidstaat van de haven waar het geschil verondersteld wordt te zijn ontstaan bevoegd om het geschil te beslechten.

5.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie heeft het recht om havenbeheerders, aanbieders van havendiensten en havengebruikers te verplichten om alle informatie te verstrekken die nodig is om toezicht op de toepassing van deze verordening te kunnen houden.

6.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie kan op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde instantie in de lidstaat adviezen uitbrengen over alle kwesties die verband houden met de toepassing van deze verordening.

7.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie kan de betrokken adviescommissie van havengebruikers raadplegen over de behandeling van klachten of de beslechting van geschillen.

8.   De besluiten van de onafhankelijke toezichthoudende instantie hebben bindende rechtsgevolgen, rechterlijke toetsing onverlet latend.

9.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2015 de identiteit van de onafhankelijke toezichthoudende instantie mee, en vervolgens elke wijziging daarvan. De Commissie maakt de lijst van onafhankelijke toezichthoudende instanties bekend en werkt deze bij op haar website.

Onafhankelijke toezichthoudende instantie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een onafhankelijke toezichthoudende instantie toezicht uitoefent op de toepassing van deze verordening in alle zeehavens op het grondgebied van de lidstaten die onder deze verordening vallen.

2.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie is een juridisch zelfstandige entiteit en is functioneel onafhankelijk van havenbeheerders en aanbieders van havendiensten. Lidstaten die de eigendom van of de zeggenschap over havens of havenbeheerders behouden, zorgen voor een daadwerkelijke structurele scheiding tussen de in deze verordening omschreven toezichthoudende taken en de met eigendom of zeggenschap verband houdende activiteiten. De onafhankelijke toezichthoudende instantie oefent haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uit en met inachtneming van de vrijheid van ondernemen.

3.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie neemt klachten die zijn ingediend door partijen met een rechtmatig belang en geschillen die aan haar zijn voorgelegd in verband met de toepassing van deze verordening in behandeling.

4.   Indien een geschil ontstaat tussen in verschillende lidstaten gevestigde partijen, is de onafhankelijke toezichthoudende instantie van de lidstaat van de haven waar het geschil verondersteld wordt te zijn ontstaan bevoegd om het geschil te beslechten.

5.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie heeft het recht om havenbeheerders, aanbieders van havendiensten en havengebruikers te verplichten om alle informatie te verstrekken die nodig is om toezicht op de toepassing van deze verordening te kunnen houden.

6.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie kan op eigen initiatief of op verzoek van een bevoegde instantie in de lidstaat adviezen uitbrengen over alle kwesties die verband houden met de toepassing van deze verordening.

7.   De onafhankelijke toezichthoudende instantie kan de betrokken adviescommissie van havengebruikers raadplegen over de behandeling van klachten of de beslechting van geschillen.

8.   De besluiten van de onafhankelijke toezichthoudende instantie hebben bindende rechtsgevolgen, rechterlijke toetsing onverlet latend.

9.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2015 de identiteit van de onafhankelijke toezichthoudende instantie mee, en vervolgens elke wijziging daarvan. De Commissie maakt de lijst van onafhankelijke toezichthoudende instanties bekend en werkt deze bij op haar website.

Motivering

Het is de vraag of (de oprichting van) een onafhankelijke toezichthoudende instantie die toezicht uitoefent op de toepassing van deze verordening meerwaarde biedt. Bestaande bevoegde instanties (met inbegrip van lokaal en regionaal niveau) kunnen zulk toezicht uitoefenen. Verder is een verordening per definitie rechtstreeks en in al haar onderdelen bindend. Er zijn dus geen maatregelen nodig om een algemene uitvoering te vergemakkelijken. In ieder geval voorziet artikel 19 in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.

Wijzigingsvoorstel 23

Artikel 18 — Samenwerking tussen onafhankelijke toezichthoudende instanties

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Samenwerking tussen onafhankelijke toezichthoudende instanties

1.   De onafhankelijke toezichthoudende instanties wisselen informatie uit over hun werkzaamheden en besluitvormingsbeginselen en -praktijken teneinde een uniforme tenuitvoerlegging van deze verordening te vergemakkelijken. Voor dit doel nemen zij deel aan en werken zij samen in een netwerk dat op regelmatige tijdstippen en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. De Commissie neemt deel aan, coördineert en ondersteunt de werkzaamheden van het netwerk.

2.   De onafhankelijke toezichthoudende instanties werken nauw samen met het oog op het verlenen van wederzijdse bijstand bij de uitvoering van hun taken, waaronder het verrichten van het benodigde onderzoek in het kader van de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen waarbij havens in verschillende lidstaten zijn betrokken. Voor dit doel stelt een onafhankelijke toezichthoudende instantie aan een andere onafhankelijke toezichthoudend instantie, na een gemotiveerd verzoek daartoe, de informatie ter beschikking die voor die instantie nodig heeft om haar verantwoordelijkheden krachtens deze verordening te vervullen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de onafhankelijke toezichthoudende instanties de Commissie, na een met redenen omkleed verzoek, de informatie verstrekken die zij nodig heeft om haar taken te vervullen. De door de Commissie gevraagde informatie dient in evenredig te zijn met die taken.

4.   Wanneer informatie door de onafhankelijke toezichthoudende instantie in overeenstemming met de nationale en EU-regelgeving betreffende vertrouwelijke bedrijfsgegevens als vertrouwelijk wordt beschouwd, garanderen de andere onafhankelijke toezichthoudende instanties en de Commissie het vertrouwelijke karakter van de verstrekte informatie. Deze informatie mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van de klacht of het geschil waarop het verzoek betrekking heeft.

5.   Op basis van de ervaringen van de onafhankelijke toezichthoudende instanties en de werkzaamheden van het netwerk als bedoeld in lid 1, en met het oog op een efficiënte samenwerking, kan de Commissie gemeenschappelijke beginselen voor passende regelingen voor de informatie-uitwisseling tussen de onafhankelijke toezichthoudende instanties vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Samenwerking tussen onafhankelijke toezichthoudende instanties

1.   De onafhankelijke toezichthoudende instanties wisselen informatie uit over hun werkzaamheden en besluitvormingsbeginselen en -praktijken teneinde een uniforme tenuitvoerlegging van deze verordening te vergemakkelijken. Voor dit doel nemen zij deel aan en werken zij samen in een netwerk dat op regelmatige tijdstippen en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. De Commissie neemt deel aan, coördineert en ondersteunt de werkzaamheden van het netwerk.

2.   De onafhankelijke toezichthoudende instanties werken nauw samen met het oog op het verlenen van wederzijdse bijstand bij de uitvoering van hun taken, waaronder het verrichten van het benodigde onderzoek in het kader van de behandeling van klachten en de beslechting van geschillen waarbij havens in verschillende lidstaten zijn betrokken. Voor dit doel stelt een onafhankelijke toezichthoudende instantie aan een andere onafhankelijke toezichthoudend instantie, na een gemotiveerd verzoek daartoe, de informatie ter beschikking die voor die instantie nodig heeft om haar verantwoordelijkheden krachtens deze verordening te vervullen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de onafhankelijke toezichthoudende instanties de Commissie, na een met redenen omkleed verzoek, de informatie verstrekken die zij nodig heeft om haar taken te vervullen. De door de Commissie gevraagde informatie dient in evenredig te zijn met die taken.

4.   Wanneer informatie door de onafhankelijke toezichthoudende instantie in overeenstemming met de nationale en EU-regelgeving betreffende vertrouwelijke bedrijfsgegevens als vertrouwelijk wordt beschouwd, garanderen de andere onafhankelijke toezichthoudende instanties en de Commissie het vertrouwelijke karakter van de verstrekte informatie. Deze informatie mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van de klacht of het geschil waarop het verzoek betrekking heeft.

5.   Op basis van de ervaringen van de onafhankelijke toezichthoudende instanties en de werkzaamheden van het netwerk als bedoeld in lid 1, en met het oog op een efficiënte samenwerking, kan de Commissie gemeenschappelijke beginselen voor passende regelingen voor de informatie-uitwisseling tussen de onafhankelijke toezichthoudende instanties vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Motivering

Vergelijkbare redenering als voor het wijzigingsvoorstel bij artikel 17: het blijft onduidelijk waarom samenwerking tussen onafhankelijke toezichthoudende instanties nodig is. Nog onduidelijker wordt het als men de gedachtegang van de Commissie volgt om te kiezen voor een verordening, die per definitie rechtstreeks en in al haar onderdelen bindend is en de lidstaten en de Commissie moet vrijwaren van extra administratieve rompslomp, en dus geen behoefte heeft aan maatregelen om de uniforme invoering te vergemakkelijken. In ieder geval voorziet artikel 19 in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.

Wijzigingsvoorstel 24

Artikel 19 — Beroep

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Elke partij met een rechtmatig belang heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen de besluiten of afzonderlijke maatregelen die krachtens deze verordening door de bevoegde instanties, de havenbeheerder of de onafhankelijke toezichthoudende instantie worden genomen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen. Deze beroepsinstantie kan een rechtbank zijn.

1.   Elke partij met een rechtmatig belang heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen de besluiten of afzonderlijke maatregelen die krachtens deze verordening door de bevoegde instanties, of de havenbeheerder of de onafhankelijke toezichthoudende instantie worden genomen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen. Deze beroepsinstantie kan een rechtbank zijn.

2.   Wanneer de in lid 1 genoemde beroepsinstantie geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen altijd schriftelijk worden gemotiveerd. De besluiten van de beroepsinstantie kunnen ook worden getoetst door een nationale rechtbank.

2.   Wanneer de in lid 1 genoemde beroepsinstantie geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen altijd schriftelijk worden gemotiveerd. De besluiten van de beroepsinstantie kunnen ook worden getoetst door een nationale rechtbank.

Motivering

Vloeit voort uit de wijzigingsvoorstellen bij de artikelen 17 en 18.

Brussel, 28 november 2013

De voorzitter van het Comité van de Regio’s

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


(1)  SWD(2013) 3 final, http://ec.europa.eu/governance/impact/key_docs/docs/cswd_ati_en.pdf.

(2)  http://eca.europa.eu/portal/pls/portal/docs/1/14018736.PDF.

(3)  Guide to the application of the EU rules on state aid, public procurement and the internal market to SGEI, SWD(2013)53, 15.02.2013.

(4)  Overeenkomstig het besluit van 20.12.2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, toegekend aan bepaalde met het beheer van DAEB belaste ondernemingen.


Top