EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012TA1215(28)

Verslag over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van de Stichting

PB C 388 van 15.12.2012, p. 165–170 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 388/165


VERSLAG

over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van de Stichting

2012/C 388/28

INLEIDING

1.

De Europese Stichting voor opleiding (hierna: „Stichting”), gevestigd te Turijn, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad (1). Zij heeft ten doel de hervorming van de beroepsopleiding in de partnerlanden van de Europese Unie te ondersteunen. In dit kader helpt zij de Commissie bij de tenuitvoerlegging van diverse programma's (Phare, Tacis, Cards en MEDA) (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat analytische controleprocedures, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen van de Stichting. Hierbij komt nog controle-informatie die voortkomt uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie controleerde de Rekenkamer de jaarrekening (3) van de Stichting, die bestaat uit de „financiële staten” (4) en de „verslagen over de uitvoering van de begroting” (5) betreffende het per 31 december 2011 afgesloten begrotingsjaar, alsmede de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

Als ordonnateur voert de directeur de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig de financiële regeling van de Stichting, onder zijn eigen verantwoordelijkheid en binnen de grens van de toegekende kredieten (6). De directeur is verantwoordelijk voor het opzetten (7) van de organisatorische structuur en van de interne beheers- en controlesystemen en -procedures die van belang zijn om definitieve rekeningen (8) te kunnen opstellen die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten en om te verzekeren dat de onderliggende verrichtingen bij deze rekeningen wettig en regelmatig zijn.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van de Stichting en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

6.

De Rekenkamer heeft haar controle uitgevoerd overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Stichting geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

7.

Een controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat een beoordeling omvat van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met de EU-regelgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risicobeoordelingen kijkt de controleur naar de interne controles met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, om controleprocedures op te zetten die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Een controle houdt tevens een beoordeling in van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de gemaakte boekhoudkundige schattingen, evenals een beoordeling van de algehele presentatie van de rekeningen.

8.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor de navolgende oordelen.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Stichting (10) op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2011 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (11).

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

10.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de Stichting betreffende het per 31 december 2011 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

11.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER ESSENTIËLE CONTROLES VAN DE TOEZICHT- EN CONTROLESYSTEMEN VAN DE STICHTING

12.

De Stichting heeft nog geen kasmiddelenbeleid vastgesteld en ten uitvoer gelegd om financiële risico’s zoveel mogelijk te beperken en te spreiden en tegelijk een behoorlijk rendement na te streven. De rekening loopt bij een bank die niet langer de door de Commissie aangegeven minimale kredietbeoordeling heeft.

13.

De Rekenkamer stuitte op 64 contracten met een totale waarde van 2 miljoen euro die niet medeondertekend waren door de contractant van de Stichting, waardoor rechtsonzekerheid ontstond.

OVERIGE OPMERKINGEN

14.

Het is niet gegarandeerd dat er gezorgd wordt voor onderhoud en essentiële voorzieningen zoals verwarming, water en elektriciteit voor het kantoorgebouw van de Stichting, aangezien het consortium dat verantwoordelijk is voor het facilitair management, in november 2011 failliet ging. De situatie omtrent het kantoorgebouw van de Stichting is onbevredigend en het gevaar bestaat dat de activiteiten van de Stichting worden verstoord.

15.

De Stichting moet de doorzichtigheid van haar wervingsprocedures verder verbeteren. De minimaal vereiste score voor toelating tot sollicitatiegesprekken en schriftelijke tests was niet vooraf vastgesteld en de vragen voor de schriftelijke en mondelinge tests waren niet vastgesteld voordat de jury’s de sollicitaties onderzochten.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Louis GALEA, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 18 september 2012.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

(2)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Stichting.

(3)  Bij deze rekening is een verslag gevoegd over het budgettair en financieel beheer tijdens het jaar, dat nadere informatie verschaft over de uitvoering en het beheer van de begroting.

(4)  De financiële staten omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  De verslagen over de begrotingsuitvoering omvatten ook de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(6)  Artikel 33 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72).

(7)  Artikel 38 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002.

(8)  De regels inzake de rekening en verantwoording en de boekhouding van de agentschappen zijn vastgelegd in de hoofdstukken 1 en 2 van titel VII van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 652/2008 (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23), en zijn als zodanig opgenomen in het financieel reglement van de Stichting.

(9)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(10)  De definitieve jaarrekening is op 29 juni 2012 opgesteld en op 2 juli 2012 bij de Rekenkamer ingekomen. De definitieve jaarrekening wordt geconsolideerd met die van de Commissie en vervolgens voor 15 november van het volgende jaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Ze is te vinden op de website http://eca.europa.eu of op http://www.etf.europa.eu/.

(11)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, bij gebreke daarvan, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.


BIJLAGE

Europese Stichting voor Opleiding (Turijn)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 166, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.

Bevoegdheden van de Stichting

(Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad)

Doelstellingen

In het kader van het externe beleid van de EU bijdragen tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in de volgende landen: de landen die in aanmerking komen voor steun krachtens de Verordeningen (EG) nrs. 1085/2006 en 1638/2006 en latere, daaraan gerelateerde wetsbesluiten; andere landen die bij besluit van de raad van bestuur zijn aangewezen op basis van een voorstel dat wordt gesteund door tweederde van zijn leden en een advies van de Commissie, en dat valt onder een instrument van de Unie of een internationale overeenkomst met een onderdeel voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal, voor zover hiervoor de beschikbare middelen voorhanden zijn.

Voor de toepassing van deze verordening wordt de ontwikkeling van menselijk kapitaal omschreven als „werkzaamheden die bijdragen tot de levenslange ontwikkeling van de vaardigheden en bekwaamheden van eenieder door middel van betere stelsels voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding”.

Taken

Met het oog op de verwezenlijking van de genoemde doelstelling vervult de Stichting, met inachtneming van de aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden en overeenkomstig de op het niveau van de Unie vastgestelde algemene richtsnoeren, de volgende taken:

zij verstrekt informatie, beleidsanalyses en -advies over de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de partnerlanden;

zij bevordert de kennis en de analyse van de behoeften aan vaardigheden op de nationale en lokale arbeidsmarkt;

zij ondersteunt de belanghebbenden in de partnerlanden bij het opbouwen van capaciteit op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

zij vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen donoren die in de partnerlanden betrokken zijn bij de hervorming van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

zij ondersteunt de verlening van bijstand van de Unie aan de partnerlanden op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

zij verspreidt informatie en stimuleert de vorming van netwerken en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen de EU en de partnerlanden en tussen de partnerlanden onderling op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

zij draagt op verzoek van de Commissie bij tot de analyse van de algemene doeltreffendheid van de bijstand aan de partnerlanden op het gebied van opleiding;

zij voert in het algemene kader van deze verordening andere taken uit waarover tussen de raad van bestuur en de Commissie overeenstemming is bereikt.

Organisatie

Raad van bestuur

Eén vertegenwoordiger per lidstaat;

drie vertegenwoordigers van de Commissie;

drie door het Europees Parlement benoemde deskundigen zonder stemrecht.

Bovendien kunnen drie vertegenwoordigers van de partnerlanden als waarnemers de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.

Directeur

Door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd.

Externe controle

Rekenkamer.

Interne controle

Dienst Interne Audit van de Commissie.

Kwijtingverlenende autoriteit

Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2011 (2010) ter beschikking van de Stichting gestelde middelen

Begroting:

20,3 (18,8) miljoen euro voor vastleggingen en 19,8 (19,3) miljoen euro voor betalingen, waarvan 19,3 miljoen euro gefinancierd met een subsidie van de Commissie.

Personeelsbestand per 31 december 2011

96 (96) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 90 (92) bezet

35 (36) andere personeelsleden (plaatselijke functionarissen, arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen)

Totaalaantal personeelsleden: 125 (128), waarvan er:

70 (70) beleidstaken,

28 (31) administratieve taken, en

27 (27) taken op het gebied van bedrijfscoördinatie en communicatietaken verrichten.

In 2011 (2010) geleverde producten en diensten

Activiteiten

In het kader van het externe beleid van de Unie draagt de Stichting bij tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in 30 partnerlanden die in haar verordening en door de raad van bestuur zijn aangewezen. Hoofdactiviteiten zijn ondersteuning van de beleidslijnen en projecten van de Unie, formulering van beleidsanalyses, verspreiding en uitwisseling van informatie en ervaringen en ondersteuning van de capaciteitsopbouw in de partnerlanden.

De meerwaarde van de Stichting ligt in haar neutrale, niet-commerciële en unieke kennisbasis van deskundigheid in de ontwikkeling van menselijk kapitaal en de verbanden daarvan met de werkgelegenheid. Dat omvat ook het aanpassen van de aanpak voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de EU en de lidstaten aan de situatie in de partnerlanden.

In 2011 organiseerde de Stichting met succes een conferentie (9 mei) om de resultaten van het eerste jaar van het Proces van Turijn (beoordeling van het beleid voor beroepsopleidingen in 24 partnerlanden) te presenteren en strategisch beleid te bespreken, hetgeen de ontwikkeling van beste praktijken stimuleerde en coördinatie en harmonisatie bevorderde, evenals de externe dimensie van het interne EU-beleid. Zij bereidde ook de volgende ronde van landenvoortgangsanalyses voor die in 2012 zal plaatsvinden. De andere conferentie van de Stichting had betrekking op de institutionele regelingen voor de toepassing van kwalificatiekaders, een gelegenheid om het elektronische kwalificatiekader te lanceren dat de uitwisseling stimuleert van informatie van deskundigen tussen partnerlanden die kwalificatiekaders ontwikkelen.

Zij werkte ook als volgt aan haar hoofdtaken:

ondersteuning van het EU-beleid en de projectcyclus van de instrumenten voor externe betrekkingen voor de partnerlanden: 30 (30) outputs;

capaciteitsopbouw in de partnerlanden: 72 (22) outputs;

beleidsanalyses: 22 (29) outputs;

verspreiding en netwerkvorming: 24 (30) outputs.

Outputs meten de verwezenlijking van de projectresultaten en leggen een verband tussen de begroting en de taken van de Stichting

Naast deze taken in het kader van haar werkprogramma heeft de Stichting ook gereageerd op rechtstreekse aanvragen van de Europese Commissie gedurende het jaar. In 2011 meldde zij 100 lopende aanvragen van de Commissie; 44 % was gericht aan IPA-landen, 45 % aan ENPI-landen en 10 % aan DCI-landen. (In 2010 waren er 105 lopende rechtstreekse aanvragen; 62 % was gericht aan IPA-landen, 30 % aan ENPI-landen en 7 % aan DCI-landen).

IPA: Instrument voor pretoetredingssteun (westelijke Balkan, Turkije en IJsland).

ENPI: Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (zuidoostelijk Middellandse Zeegebied en Oost-Europa).

DCI: Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (Centraal-Azië).

Bron: Door de Stichting verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN DE STICHTING

12.

ETF zal een kasmiddelenbeleid vaststellen, waaronder de bewaking van kredietratings van banken, om het financiële risico te spreiden en een behoorlijk rendement te waarborgen.

13.

Deze opmerking betreft kooporders die onder een specifiek kadercontract uitgegeven waren. In navolging van de opmerkingen van de Rekenkamer heeft ETF haar handelwijze in dezen aangepast aan de praktijk van alle andere kadercontracten, waarbij alle kooporders medeondertekend worden door de contractant.

14.

ETF doet al het mogelijke via haar contacten op lokaal, regionaal en nationaal niveau in Italië en via haar raad van bestuur en de Europese Commissie om te zorgen voor een langetermijnperspectief voor haar onderkomen in een geschikt kantoorgebouw in Turijn, zoals voorzien in de zetelovereenkomst. Er zijn vergaderingen geweest met de voorzitter van de raad van bestuur van ETF en de Italiaanse autoriteiten en er heeft een briefwisseling plaatsgevonden tussen de Commissie en de Italiaanse overheid. ETF zal niet nalaten zich in te spannen en alle haar ter beschikking staande middelen uit te buiten om tot een tevredenstellende oplossing te komen, waarbij zij juridische stappen, indien nodig, niet uitsluit.

15.

ETF heeft nu een standaarddrempelwaarde voor toelating van 70 % in alle selectieprocedures vastgelegd. Wat betreft het tijdstip van vaststelling van de vragen voor de schriftelijke en mondelinge tests voorziet de selectieprocedure van ETF dat de schriftelijke en mondelinge vragen vast moeten staan alvorens de cv’s aan het selectiecomité worden uitgedeeld. ETF versterkt haar controleprocedures om te waarborgen dat de procedures nageleefd en duidelijk gedocumenteerd worden.


Top