This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012TA1215(17)
Report on the annual accounts of the European Institute for Gender Equality for the financial year 2011, together with the Institute’s replies
Verslag over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van het Instituut
Verslag over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van het Instituut
PB C 388 van 15.12.2012, p. 98–103
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 388/98 |
VERSLAG
over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van het Instituut
2012/C 388/17
INLEIDING
1. |
Het Europees Instituut voor gendergelijkheid (hierna: „Instituut”), gevestigd te Vilnius, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (1). Het Instituut heeft tot taak het verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie betreffende gendergelijkheid en het ontwikkelen, analyseren, evalueren en verspreiden van methodologische hulpmiddelen om de integratie van gendergelijkheid in het gehele beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid te ondersteunen (2). Het Instituut werd volledig autonoom in 2010. |
TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING
2. |
De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat analytische controleprocedures, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen van het Instituut. Hierbij komt nog controle-informatie die voortkomt uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”. |
BETROUWBAARHEIDSVERKLARING
3. |
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie controleerde de Rekenkamer de jaarrekening (3) van het Instituut, die bestaat uit de „financiële staten” (4) en de „verslagen over de uitvoering van de begroting” (5) betreffende het per 31 december 2011 afgesloten begrotingsjaar, alsmede de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. |
De verantwoordelijkheid van de leiding
4. |
Als ordonnateur voert de directeur de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig de financiële regeling van het Instituut, onder zijn eigen verantwoordelijkheid en binnen de grens van de toegekende kredieten (6). De directeur is verantwoordelijk voor het opzetten (7) van de organisatorische structuur en van de interne beheers- en controlesystemen en -procedures die van belang zijn om definitieve rekeningen (8) te kunnen opstellen die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten en om te verzekeren dat de onderliggende verrichtingen bij deze rekeningen wettig en regelmatig zijn. |
De verantwoordelijkheid van de controleur
5. |
De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (9) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van het Instituut en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. |
6. |
De Rekenkamer heeft haar controle uitgevoerd overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Instituut geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn. |
7. |
Een controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat een beoordeling omvat van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met de EU-regelgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risicobeoordelingen kijkt de controleur naar de interne controles met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, om controleprocedures op te zetten die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Een controle houdt tevens een beoordeling in van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de gemaakte boekhoudkundige schattingen, evenals een beoordeling van de algehele presentatie van de rekeningen. |
8. |
De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor de navolgende oordelen. |
Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen
9. |
Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Instituut (10) op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2011 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (11). |
Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen
10. |
Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van het Instituut betreffende het per 31 december 2011 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig. |
11. |
De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer. |
OPMERKINGEN OVER HET BUDGETTAIR EN FINANCIEEL BEHEER
12. |
De totale begrotingskredieten bedroegen 7,5 miljoen euro, tegen 5,9 miljoen euro het voorgaande jaar. Er werden begrotingsvastleggingen gedaan voor een bedrag van 6,7 miljoen euro. De naar 2012 overgedragen kredieten bedragen 3,3 miljoen euro; dit vertegenwoordigt 50 % van de totale vastleggingen. Dit hoge percentage kredietoverdrachten is in strijd met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit. |
OPMERKINGEN OVER ESSENTIËLE CONTROLES VAN DE TOEZICHT- EN CONTROLESYSTEMEN VAN HET INSTITUUT
13. |
De Rekenkamer constateerde dat het noodzakelijk was om de documentatie over de fysieke inventarisatie voor vaste activa en de schatting van transitorische passiva te verbeteren. |
14. |
De dienst Interne Audit van de Europese Commissie verrichtte in december 2011 een beperkte beoordeling van de tenuitvoerlegging van internecontrolenormen bij het Instituut. Het Instituut aanvaardde de aanbevelingen om de procedure voor de tenuitvoerlegging van de internecontrolenormen af te ronden en de leiding stelde een actieplan vast dat in 2012 dient te worden uitgevoerd. |
Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Louis GALEA, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 11 september 2012.
Voor de Rekenkamer
Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA
President
(1) PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Instituut.
(3) Bij deze rekening is een verslag gevoegd over het budgettair en financieel beheer tijdens het jaar, dat nadere informatie verschaft over de uitvoering en het beheer van de begroting.
(4) De financiële staten omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.
(5) De verslagen over de begrotingsuitvoering omvatten ook de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.
(6) Artikel 33 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72).
(7) Artikel 38 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002.
(8) De regels inzake de rekening en verantwoording en de boekhouding van de agentschappen zijn vastgelegd in de hoofdstukken 1 en 2 van titel VII van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 652/2008 van 9 juli 2008 (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23), en zijn als zodanig opgenomen in het financieel reglement van het Instituut.
(9) Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).
(10) De definitieve jaarrekening is op 6 juni 2012 opgesteld en op 13 juni 2012 bij de Rekenkamer ingekomen. De definitieve jaarrekening wordt geconsolideerd met die van de Commissie en vervolgens voor 15 november van het volgende jaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Ze is te vinden op de website http://eca.europa.eu of http://www.eige.europa.eu/.
(11) De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, bij gebreke daarvan, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.
BIJLAGE
Europees Instituut voor gendergelijkheid (Vilnius)
Bevoegdheden en activiteiten
Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag (Artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie) |
De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind. |
||||||||||||||||||||||||
Bevoegdheden van het Instituut (Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad) |
Doelstellingen Bijdragen tot en versterken van de bevordering van gendergelijkheid, waaronder de integratie van de genderdimensie in het gehele beleid van de Unie en het daaruit voortvloeiende nationale beleid, en tot de bestrijding van discriminatie op basis van geslacht, alsmede een grotere bewustwording van gendergelijkheid onder de burgers van de Unie bewerkstelligen. Taken
|
||||||||||||||||||||||||
Organisatie |
Raad van bestuur Samenstelling 18 vertegenwoordigers die door de Raad op voordracht van elke lidstaat worden benoemd en een lid dat de Commissie vertegenwoordigt en door de Commissiewordt benoemd op basis van de hoogste graad van bekwaamheid en een uitgebreide en relevante en transdisciplinaire deskundigheid op het gebied van gendergelijkheid. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in de raad van bestuur. De door de Raad benoemde leden vertegenwoordigen 18 lidstaten waarbij de toerbeurtvolgorde van de voorzitterschappen wordt aangehouden. Taken Het jaarlijkse werkprogramma en het werkprogramma op middellange termijn, de begroting en het jaarverslag vaststellen. Het huishoudelijk reglement van het Instituut en het reglement van orde van de raad van bestuur vaststellen. |
||||||||||||||||||||||||
|
Deskundigenforum Samenstelling Leden van bevoegde instanties die gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken, waarbij elke lidstaat één vertegenwoordiger aanwijst, twee door het Europees Parlement aan te wijzen leden van andere relevante organisaties die gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken, alsmede drie leden die door de Commissie worden aangewezen. Taken De directeur helpen het hoge niveau en de onafhankelijkheid van de werkzaamheden van het Instituut te waarborgen, een instantie vormen voor de uitwisseling van informatie over gendergelijkheidszaken, kennis bundelen en zorgen voor nauwe samenwerking tussen het Instituut en de bevoegde organen in de lidstaten. De directeur wordt door de raad van bestuur benoemd uit een lijst van kandidaten die door de Commissie is opgesteld na een vergelijkend examen. Taken Verantwoordelijk voor de uitvoering van de in Verordening (EG) nr. 1922/2006 omschreven taken, de opstelling en uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma en het werkprogramma op middellange termijn van het Instituut, de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur en het deskundigenforum, de opstelling en publicatie van het jaarverslag, alle personeelszaken, alle aangelegenheden die verband houden met het dagelijks beheer, en de uitvoering van doeltreffende toezicht- en evaluatieprocedures met betrekking tot de prestaties van het Instituut. Externe controle Rekenkamer. Interne controle Dienst Interne Audit van de Commissie. Kwijtingverlenende autoriteit Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad. |
||||||||||||||||||||||||
In 2011 (2010) ter beschikking van het Instituut gestelde middelen |
Definitieve begroting 7,5 (5,9) miljoen euro, waarvan 100 % (100 %) subsidie van de Unie. Personeelsbestand per 31 december 2011 27 (25) posten in de lijst van het aantal ambten, waarvan 26 (23) bezet. 8 (4) andere dienstverbanden (arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen, stagiair). Totaalaantal personeelsleden 35 (29), waarvan:
|
||||||||||||||||||||||||
In 2011 (2010) verrichte activiteiten en diensten |
Prioritaire gebieden: vergelijkbare en betrouwbare gegevens en indicatoren voor gendergelijkheid; verzamel- en verwerkingsmethoden en -praktijken voor werk op het gebied van gendergelijkheid; resource- en documentatiecentrum; bewustmaking, netwerken en communicatie. Aantal gestarte onderzoeken: 6 (8) Aantal bijdragen voor landen die het voorzitterschap bekleden: 2 (2) Aantal vergaderingen van deskundigen en werkgroepen: 19 (12) Internationale conferentie: 1 (0) Aantal onderzoeksverslagen: 2 (0) Jaarverslagen: 1 (1) |
||||||||||||||||||||||||
Bron: Door het Instituut verstrekte gegevens. |
ANTWOORDEN VAN HET INSTITUUT
12. |
Dit is waar. Met ingang van 2011 heeft EIGE een adequaat systeem voor verslaglegging van en toezicht op de uitvoering van de begroting ingevoerd. Zoals reeds in 2011 met de Rekenkamer is besproken, heeft EIGE per titel acceptabele plafonds ingesteld voor over te dragen kredieten, zoals maximaal 10 % voor titel I, maximaal 20 % voor titel II en maximaal 35 % voor titel III. Vanwege de beginfase verwachtten we voor 2011 en verwachten we voor 2012 nog steeds een hoger percentage overgedragen kredieten te hebben, met name voor titel III — operationele activiteiten. Vanaf 2013 zal EIGE binnen de maximumpercentages blijven. |
13. |
Dit is waar. Alle activa van EIGE zullen naar behoren worden gedocumenteerd, geoormerkt en vastgelegd. Daarnaast zal EIGE een inventarisatieprocedure opstellen en invoeren, teneinde een goed beheer van onze activa te waarborgen. De gedocumenteerde procedure zal in werking treden na ondertekening van de beslissing van de directeur in het laatste kwartaal van 2012. |
14. |
Dit is waar. Het actieplan van EIGE is vastgesteld en wordt momenteel ingevoerd. De Rekenkamer zal voorafgaand aan haar volgende bezoek aan Vilnius worden geïnformeerd over de voortgang. |