This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012SC0201
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT REPORT ON THE REVISION OF THE 'CLINICAL TRIALS DIRECTIVE' 2001/20/EC Accompanying the document Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on clinical trials on medicinal products for human use, and repealing Directive 2001/20/EC
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN HET EFFECTBEOORDELINGSVERSLAG OVER DE HERZIENING VAN DE RICHTLIJN INZAKE KLINISCHE PROEVEN (RICHTLIJN 2001/20/EG) Begeleidend document bij het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN HET EFFECTBEOORDELINGSVERSLAG OVER DE HERZIENING VAN DE RICHTLIJN INZAKE KLINISCHE PROEVEN (RICHTLIJN 2001/20/EG) Begeleidend document bij het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN HET EFFECTBEOORDELINGSVERSLAG OVER DE HERZIENING VAN DE RICHTLIJN INZAKE KLINISCHE PROEVEN (RICHTLIJN 2001/20/EG) Begeleidend document bij het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE
COMMISSIE SAMENVATTING VAN HET
EFFECTBEOORDELINGSVERSLAG OVER DE HERZIENING VAN DE RICHTLIJN INZAKE KLINISCHE
PROEVEN
(RICHTLIJN 2001/20/EG) Begeleidend
document bij het Voorstel voor een verordening van het
Europees Parlement en de Raad betreffende klinische proeven met
geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG 1. Beschrijving van de
problemen 1. Een klinische proef in de zin
van de Richtlijn inzake klinische proeven is een bij mensen uitgevoerd
onderzoek waarbij geneesmiddelen, op basis van een onderzoeksprotocol, op
andere wijze dan in de normale klinische praktijk worden gebruikt. Aanvragen
van een vergunning voor het in de handel brengen en publicaties in medische
tijdschriften berusten op gegevens die in klinische proeven zijn gegenereerd.
Daarom zijn klinische proeven van cruciaal belang voor de ontwikkeling van
geneesmiddelen en de verbetering van geneeskundige behandelingen. 2. Op klinische proeven is
Richtlijn 2001/20/EG (“de Richtlijn inzake klinische proeven”) van toepassing.
De richtlijn heeft met name tot doel bij klinische proeven de veiligheid en de
rechten van de proefpersonen te waarborgen en ervoor te zorgen dat de
gegenereerde gegevens betrouwbaar en robuust zijn. 3. Alle belanghebbenden
(uiteenlopend van patiënten tot onderzoekers en bedrijven) wezen erop dat de
Richtlijn inzake klinische proeven de aantrekkelijkheid van patiëntgericht
onderzoek en daarmee gerelateerde studies in de EU in belangrijke mate heeft geschaad.
Het aantal aanvragen voor klinische proeven in de EU is dan ook teruggelopen
van 5 028 in 2007 tot 4 400 in 2010. Deze tendens is een belangrijke
aderlating voor het concurrentievermogen van Europa op het gebied van klinisch
onderzoek en heeft een grote weerslag op de ontwikkeling van nieuwe en
innovatieve behandelingen en geneesmiddelen. De belangrijkste genoemde
problemen betreffen de volgende punten: 4. Afzonderlijke indiening,
uiteenlopende beoordelingen en uiteenlopende voorschriften voor de follow-up
voor aanvragen van klinische proeven. Voor klinische proeven geldt een
toelatingsprocedure (indiening en beoordeling) en zijn er voorschriften voor
follow-up en toezicht. De indiening, beoordeling en voorschriften voor de
follow-up voor dezelfde klinische proef worden in de verscheidene
lidstaten volledig afzonderlijk uitgevoerd. Bovendien zijn er binnen elke
lidstaat twee verschillende instanties bij betrokken: de nationale bevoegde
autoriteit en een of meer ethische commissies. Dit systeem verhoogt de
administratieve belasting en leidt tot lastige obstakels voor onderzoek,
waardoor de toegang tot innovatieve, en mogelijk levensreddende, behandelingen
wordt vertraagd. 5. Meer moeilijkheden bij de
uitvoering van klinische proeven doordat de voorschriften niet op praktische
overwegingen en behoeften zijn afgestemd. De veiligheidsrisico’s die patiënten
bij klinische proeven lopen, kunnen sterk uiteenlopen en hangen met name af van
de bestaande kennis over en ervaring met het te testen geneesmiddel (het
“geneesmiddel voor onderzoek” ‑ GVO). Het is cruciaal dat er
rekening mee wordt gehouden of het GVO reeds in de EU of elders is toegelaten.
Deze verschillende risiconiveaus zijn in de Richtlijn inzake klinische proeven
onderbelicht gebleven en er wordt onvoldoende rekening mee gehouden. De in de
richtlijn opgenomen verplichtingen en beperkingen gelden dan ook merendeels
ongeacht het veiligheidsrisico dat de proefpersonen lopen en de voorschriften
berusten niet op praktische overwegingen en behoeften. 6. Betrouwbaarheid van
klinische onderzoeksgegevens in een gemondialiseerde onderzoekscontext. Bij
het klinisch onderzoek is een mondialiseringstendens aan de gang, waarbij het
onderzoek met name naar opkomende economieën wordt verplaatst. Wereldwijd
klinisch onderzoek komt ten goede aan de deelnemende landen, hun bevolking en
de mondiale volksgezondheid. De mondialisering van het klinisch onderzoek
levert echter ook problemen op wanneer het gaat om het toezicht op de naleving
van goede klinische praktijken (GKP). 2. Subsidiariteitsanalyse 7. De wetgeving van de Unie
inzake klinische proeven berust op artikel 114 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond van dat artikel oefent de EU
een gedeelde bevoegdheid uit. 8. Als er geharmoniseerde
voorschriften zijn, kan in aanvragen van een vergunning voor het in de handel
brengen van een geneesmiddel in de EU worden verwezen naar de resultaten en
bevindingen van klinische proeven. Dit is van essentieel belang omdat praktisch
alle grotere klinische proeven in meer dan een lidstaat worden uitgevoerd. Om
dit aspect te regelen bevat de Richtlijn inzake klinische proeven uitvoerige
EU-voorschriften waaraan klinische proeven moeten voldoen. 9. Hoewel
regelgeving voor klinische proeven in overeenstemming is met het
subsidiariteitsbeginsel, moet bij de formulering van beleidsopties rekening
worden gehouden met de grenzen die in de Verdragen zijn opgenomen: het Verdrag
stelt grenzen aan de harmonisatie van ethische aspecten (het gaat hierbij met
name om de noodzaak om “geïnformeerde toestemming” van de proefpersoon te
verkrijgen). Ook zijn er diverse aspecten die van wezenlijk nationale aard
zijn, zoals de regels voor het bepalen van de “wettelijke vertegenwoordiger”
van een proefpersoon en de regels voor de aansprakelijkheid voor schade die een
proefpersoon heeft geleden. 3. Doelstellingen · Doelstelling 1: totstandbrenging van een
modern regelgevingskader voor de indiening, beoordeling en voorschriften voor
de follow-up van aanvragen van klinische proeven, rekening houdend met de
multinationale onderzoekscontext. Dit resulteert in de operationele
doelstellingen om de administratieve lasten en operationele kosten te
beperken, evenals de vertraging voorafgaand aan de aanvang van klinische
proeven, voor zover veroorzaakt door de regelgeving. ·
Doelstelling 2:
vaststelling van voorschriften die op praktische overwegingen, beperkingen en
behoeften berusten, zonder evenwel de veiligheid, het welzijn en de rechten van
de deelnemers aan klinische proeven of de robuustheid van de gegevens in gevaar
te brengen. Dit resulteert in de operationele doelstellingen om de
administratieve lasten en operationele kosten te beperken ten aanzien van twee
belangrijke voorschriften: het jaarlijkse veiligheidsverslag en de verplichte
verzekering of andere waarborg. ·
Doelstelling 3:
aandacht besteden aan de mondiale dimensie van klinische proeven bij het
waarborgen van de naleving van de GKP. Dit resulteert in de operationele
doelstelling om te waarborgen dat de GKP worden nageleefd bij klinische
proeven die buiten de EU worden uitgevoerd. 4. Beleidsopties 4.1. Doelstelling 1:
totstandbrenging van een modern regelgevingskader voor de indiening,
beoordeling en voorschriften voor de follow-up van aanvragen van klinische
proeven 4.1.1. Beleidsoptie 1/1: geen actie
op EU-niveau en uitgaan van vrijwillige samenwerking tussen de lidstaten
(basisoptie) 4.1.2. Beleidsoptie 1/2: één
indiening met afzonderlijke beoordeling 10. Bij
deze optie wordt de indiening door middel van een IT-gateway op EU-niveau
gecentraliseerd, waarna een afzonderlijke beoordeling in elke betrokken
lidstaat plaatsvindt. 4.1.3. Beleidsoptie 1/3: één
indiening met gezamenlijke beoordeling door de lidstaten van vraagstukken
waaraan geen ethische aspecten verbonden zijn 11. Bij
deze beleidsoptie wordt de indiening gecentraliseerd, waarna de aanvraag
gezamenlijk wordt beoordeeld door de lidstaten waar de klinische proef zal
plaatsvinden. De betrokkenheid van de Commissie en het Bureau zou bij deze
optie (afgezien van het hierboven beschreven centrale punt van indiening)
beperkt blijven tot technische ondersteuning van de gezamenlijke beoordeling en
een faciliterende rol bij de gezamenlijke beoordeling. 4.1.4. Beleidsoptie 1/4: één
indiening met centrale beoordeling door het Bureau van vraagstukken waaraan
geen ethische aspecten verbonden zijn 12. Bij deze beleidsoptie wordt de
indiening gecentraliseerd, waarna de aanvraag centraal wordt beoordeeld door
een wetenschappelijk comité dat binnen het Europees Geneesmiddelenbureau (“het
Bureau”) gevestigd is en beheerd wordt. 13. Daarnaast zou elke betrokken
lidstaat een nationaal besluit betreffende de ethische aspecten van de
klinische proef vaststellen. 4.1.5. Beleidsoptie 1/5: keuze van de
juridische vorm; vaststelling van de tekst van de Richtlijn inzake klinische
proeven in de vorm van een verordening. 4.1.6. Beleidsoptie
1/6: combinatie van de opties 1/3 (gezamenlijke beoordeling) en 1/5
(verordening als juridische vorm) 4.2. Doelstelling 2: vaststelling
van voorschriften die op praktische overwegingen en behoeften berusten 4.2.1. Beleidsoptie 2/1: geen actie
op EU-niveau (basisoptie) 4.2.2. Beleidsoptie 2/2: uitbreiding
van de reikwijdte van proeven zonder interventie 14. De Richtlijn inzake klinische
proeven is alleen van toepassing op “proeven met interventie” en niet op
“proeven zonder interventie”. Proeven zonder interventie zijn proeven met
toegelaten geneesmiddelen, waarbij de proefpersonen niet van tevoren zijn
ingedeeld en geen aanvullende interventie plaatsvindt. Bij deze beleidsoptie
wordt de reikwijdte van proeven zonder interventie uitgebreid door
laatstgenoemde eis (aanvullende interventie) te schrappen. Dit zou betekenen
dat het toepassingsgebied van de Richtlijn inzake klinische proeven wordt
ingeperkt. 4.2.3. Beleidsoptie 2/3: uitsluiting
van “niet-commerciële opdrachtgevers” 15. De voorschriften van de
Richtlijn inzake klinische proeven zijn bijzonder belastend voor de
opdrachtgevers, die niet altijd voldoende middelen hebben om hieraan te
voldoen. Dit geldt met name voor “niet-commerciële opdrachtgevers”. Hierbij
gaat het meestal om universiteiten of academische instituten, stichtingen of
liefdadigheidsinstellingen. Bij deze beleidsoptie worden in navolging van de VS
en Japan “niet-commerciële opdrachtgevers” van het toepassingsgebied van de
regelgeving voor klinische proeven uitgesloten. 4.2.4. Beleidsoptie 2/4: schrapping
van voorschriften op basis van de kennis over het GVO 16. Bij deze beleidsoptie worden
bepaalde voorschriften (zoals de verplichte verzekering of andere waarborg en
het verplichte jaarlijkse veiligheidsverslag) geschrapt voor klinische proeven
met toegelaten geneesmiddelen die voor de toegelaten indicatie worden gebruikt
of klinische proeven met GVO’s die worden gebruikt op een wijze waarover
voldoende bekend is. 4.2.5. Beleidsoptie
2/5: verzekering - facultatief “nationaal waarborgmechanisme” 17. Deze beleidsoptie betreft
alleen de verplichte verzekering of andere waarborg. De lidstaten zouden
verplicht worden een waarborgmechanisme in te stellen voor klinische proeven
die op hun grondgebied worden uitgevoerd, rekening houdend met het nationale
aansprakelijkheidsrecht. Opdrachtgevers zouden facultatief aan dit nationale
waarborgmechanisme kunnen deelnemen. 4.2.6. Beleidsoptie 2/6: combinatie van
de opties 2/4 en 2/5 18. Deze beleidsoptie betreft
alleen de verplichte verzekering of andere waarborg. Klinische proeven met een
laag risico zouden van deze verplichting worden uitgesloten (optie 2/4),
terwijl de overige klinische proeven door het verplichte waarborgmechanisme
zouden worden gedekt (optie 2/5). 4.3. Doelstelling 3: aandacht
besteden aan de mondiale dimensie van klinische proeven bij het waarborgen van
de naleving van de GKP 4.3.1. Beleidsoptie 3/1: ongewijzigde
situatie (basisoptie) 19. De “zelfreguleringsoptie”
houdt in dat uitgegaan blijft worden van een vrijwillige verbintenis van de
opdrachtgevers om te waarborgen dat klinische proeven buiten de EU
overeenkomstig de GKP worden uitgevoerd, regelgevend toezicht en inspecties
door niet-EU-landen op hun rechtsgebied, en beperkte inspecties door
inspecteurs van de lidstaten in het kader van aanvragen van vergunningen voor
het in de handel brengen. 4.3.2. Beleidsoptie 3/2: bevordering
van GKP-inspecties door vergroting van de transparantie 20. Bij deze optie worden
opdrachtgevers verplicht alle klinische proeven waarvan de resultaten later in
een aanvraag tot toelating van een klinische proef of een aanvraag van een
vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel worden gebruikt,
in een openbaar register te laten opnemen. Hierdoor zouden de controlerende
instanties de mogelijkheid krijgen bij deze klinische proeven toezicht te
houden en controles te verrichten. Ook zouden opdrachtgevers meer onder druk
komen te staan om de GKP na te leven. 4.3.3. Beleidsoptie 3/3: inspecties
van regelgevingssystemen voor klinische proeven buiten de EU 21. Bij deze optie kan de
Commissie of het Bureau “systeeminspecties” buiten de EU uitvoeren om na te
gaan of het regelgevings- en handhavingssysteem voor klinische proeven in het
betrokken land gelijkwaardig is aan dat in de EU. 4.3.4. Beleidsoptie 3/4:
GKP-inspecties buiten de EU door het Bureau 22. Bij deze optie krijgt het
Bureau of de Commissie de bevoegdheid inspecties op locaties van klinische proeven
buiten de EU te verrichten zonder gebruik te maken van inspectiecapaciteit die
vrijwillig door de lidstaten ter beschikking wordt gesteld. 4.3.5. Beleidsoptie 3/5: combinatie
van de opties 3/2 en 3/3 5. Effectbeoordeling 5.1. Doelstelling 1: totstandbrenging
van een modern regelgevingskader voor de indiening, beoordeling en
voorschriften voor de follow-up van aanvragen van klinische proeven 5.1.1. Beleidsoptie 1/1: geen actie
op EU-niveau en uitgaan van vrijwillige samenwerking tussen de lidstaten (basisoptie) 23. Sociale en
gezondheidseffecten: de huidige lappendeken van verschillende procedures
voor de beoordeling van klinische proeven door elke betrokken lidstaat levert
niet noodzakelijkerwijs de hoogst mogelijke beoordelingsstandaard in de EU op.
Bovendien kan een en dezelfde klinische proef tijdens de toelatingsprocedure
verschillende wijzigingen en aanpassingen ondergaan. Deze verschillen kunnen
gevolgen hebben voor de gegevens die in de proef worden gegenereerd. Als de
uitvoering en opzet van de proef al te veel verschillen, kiezen opdrachtgevers
ervoor de klinische proef uit een of meer lidstaten terug te trekken. Hierdoor
worden de mogelijke voordelen van het klinische onderzoek aan de patiënten in
die lidstaten onthouden, wat ongelijkheden in de volksgezondheid tot gevolg
heeft. 24. Economische effecten:
de Richtlijn inzake klinische proeven leidt jaarlijks tot ongeveer
306 miljoen euro aan administratieve kosten en 2 200 miljoen
euro aan niet-administratieve operationele kosten. 5.1.2. Beleidsoptie 1/2: één
indiening met afzonderlijke beoordeling 25. Deze beleidsoptie heeft ten
opzichte van de huidige situatie geen gevolgen voor de gezondheid en
patiëntveiligheid. 26. Het economische effect
van deze beleidsoptie zou zijn dat de administratieve kosten tot
45,5 miljoen euro worden teruggebracht. De operationele kosten zouden
echter gelijk zijn aan die van optie 1/1, aangezien deze optie alleen een
IT-hulpmiddel voor de indiening van informatie behelst. Uitvoeringskosten: de
eenmalige kosten voor IT en de exploitatiekosten verschillen naar gelang de
gekozen technische oplossing en bedragen 1,62 miljoen tot 6,3 miljoen
euro, respectievelijk 0,34 miljoen (plus 0,25 VTE) tot
1,26 miljoen euro (plus 19 VTE). De keuze van de technische oplossing
houdt onlosmakelijk verband met het besluit om het centrale punt van indiening
bij het Bureau of bij de Commissie onder te brengen. Dit is een politiek
besluit dat in een later stadium genomen moet worden; de effectbeoordeling kan
daarbij als hulpmiddel dienen. 5.1.3. Beleidsoptie 1/3: één
indiening met gezamenlijke beoordeling door de lidstaten van vraagstukken
waaraan geen ethische aspecten verbonden zijn 27. Sociale en
gezondheidseffecten: deze optie biedt ten opzichte van de basisoptie
voordelen voor de bescherming en de veiligheid en rechten van deelnemers,
aangezien de deskundigheid van verschillende lidstaten zou worden gebundeld.
Een uniform antwoord op een verzoek om toelating van een klinische proef zou
tot gevolg hebben dat sneller met de proef kan worden begonnen op basis van een
identiek protocol; de bij de basisoptie vermelde ongelijkheden zouden hiermee
worden weggenomen. 28. Economisch effect: deze
optie zou in grote lijnen dezelfde effecten hebben als optie 1/2. De
administratieve kosten zouden tot 34,3 miljoen euro worden teruggebracht,
een jaarlijkse besparing van 271,7 miljoen euro ten opzichte van de
basisoptie. Operationele kosten: deze beleidsoptie zou de kosten voor de
uitvoering van klinische proeven in de EU aanzienlijk verlagen (een besparing
in de orde van 440 miljoen euro). 29. Afhankelijk van de mate van
ondersteuning beloopt de behoefte aan personele middelen tussen 1,5 en 7 VTE.
De keuze voor de mate van ondersteuning hangt samen met het besluit of de
ondersteuning door het Bureau of door de Commissie wordt verzorgd. Dit is een
politiek besluit dat in een later stadium genomen moet worden; de
effectbeoordeling kan daarbij als hulpmiddel dienen. 5.1.4. Beleidsoptie 1/4: één
indiening met centrale beoordeling door het Bureau van vraagstukken waaraan
geen ethische aspecten verbonden zijn 30. Sociale en
gezondheidseffecten: deze beleidsoptie biedt het voordeel dat alle
lidstaten erbij betrokken zijn, waardoor bundeling van de beste deskundigheid
van de regelgevers plaatsvindt. De optie kan echter tevens aanvullende
vertraging bij het begin van een klinische proef veroorzaken, omdat het
tweeledige goedkeuringssysteem (op nationaal en EU-niveau) tegenstrijdigheden
kan opleveren, die voor aanvang van de proef moeten worden opgelost. Bovendien zou
de betrokkenheid van alle lidstaten, waaronder ook lidstaten die niet bij de
aanvraag betrokken zijn, de discussies ingewikkelder maken en het vinden van
een compromis bemoeilijken. Ook zou deze beleidsoptie leiden tot een
“institutioneel continuüm” dat zowel de toelatingsprocedure voor klinische
proeven tijdens de ontwikkeling van een geneesmiddel als de vergunning voor het
in de handel brengen van het daaruit voortkomende geneesmiddel omvat. Hieraan
kleeft het risico dat de gegevens aan het eind van het ontwikkelingsstadium
niet meer met “frisse blik” worden bekeken bij de beoordeling van de aanvraag
van een vergunning voor het in de handel brengen. 31. Economisch effect/kosten:
deze beleidsoptie zou een besparing van 264,2 miljoen euro aan administratieve
kosten opleveren. Het effect op de operationele kosten zou overeenkomen met dat
van optie 1/3, namelijk een besparing van zo’n 440 miljoen euro. De
uitvoeringskosten zouden hoofdzakelijk worden veroorzaakt doordat het Bureau
een extra rol krijgt. De aanvullende personeelsbehoeften kunnen op zo’n
4 000 VTE worden geschat. 5.1.5. Beleidsoptie 1/5: keuze van de
juridische vorm; vaststelling van de tekst van de Richtlijn inzake klinische
proeven in de vorm van een verordening 32. Deze beleidsoptie waarborgt
dat de lidstaten hun beoordeling van aanvragen tot toelating van een klinische
proef baseren op een identieke tekst, en niet op verschillende nationale
omzettingsmaatregelen die noodzakelijkerwijs uiteenlopen. 5.1.6. Beleidsoptie 1/6: combinatie
van de opties 1/3 (gezamenlijke beoordeling) en 1/5 (verordening als juridische
vorm) 33. Bij deze beleidsoptie wordt de
gezamenlijke beoordeling (optie 1/3) versterkt door te kiezen voor een
juridische tekst in de vorm van een verordening (optie 1/5). Dit vergemakkelijkt
de samenwerking tussen de lidstaten bij de beoordeling van een aanvraag voor
een klinische proef. 5.2. Doelstelling 2: vaststelling
van voorschriften die op praktische overwegingen en behoeften berusten 5.2.1. Beleidsoptie 2/1: geen actie
op EU-niveau (basisoptie) 34. De verplichte verzekering of
andere waarborg zorgt ervoor dat proefpersonen in geval van schade als gevolg
van de klinische proef een vergoeding ontvangen, ongeacht de financiële positie
van de opdrachtgever of onderzoeker. Het jaarlijkse veiligheidsverslag kan voor
de nationale bevoegde autoriteiten of ethische commissies een nuttig hulpmiddel
voor het toezicht op en de follow-up van het veiligheidsprofiel van een GVO
zijn, in het bijzonder als het gaat om een niet-toegelaten verbinding waarover
nog weinig bekend is. 35. De jaarlijkse kosten voor de
verplichte verzekering of andere waarborg en het veiligheidsverslag bedragen
ongeveer 222,8 miljoen euro, waar nog eens 7,2 miljoen euro
aan administratieve kosten bijkomt. Anderzijds vordert ongeveer 0,025% van alle
proefpersonen met succes schadevergoeding wegens schade die bij een klinische
proef is geleden. De gemiddelde hoogte van de schadevergoeding bedraagt tussen
3 000 en 6 000 euro. 5.2.2. Beleidsoptie 2/2: uitbreiding
van de reikwijdte van studies zonder interventie 36. Sociale en
gezondheidseffecten: het onmiddellijke effect zou zijn dat de lidstaten
regelgeving op nationaal niveau voor deze studies zouden vaststellen.
Afhankelijk van de maatregelen die elke lidstaat neemt, kan de regelgeving voor
dergelijke studies worden aangescherpt, minder streng worden of geheel
wegvallen. Economisch effect/kosten: deze beleidsoptie zou besparingen
van 16,98 miljoen euro aan operationele kosten en
219 000 euro aan administratieve kosten opleveren. 5.2.3. Beleidsoptie 2/3: uitsluiting
van “niet-commerciële opdrachtgevers” 37. Sociale en
gezondheidseffecten: proefpersonen die aan een klinische proef van een
“niet-commerciële opdrachtgever” deelnemen, zouden op EU-niveau niet beschermd
worden. Ook zouden de EU-voorschriften voor de robuustheid en betrouwbaarheid
van de gegevens niet van toepassing zijn. Dit is een groot nadeel bij het
streven naar een gelijk speelveld voor de uitvoering van klinische proeven in
de EU zonder de bescherming van de rechten en de veiligheid van patiënten in de
EU en de robuustheid van de gegevens in de EU in gevaar te brengen. Deze
beleidsoptie zou bovendien een negatief effect op de volksgezondheid in het
algemeen hebben. Klinische proeven van “niet-commerciële opdrachtgevers” kunnen
grote invloed op de volksgezondheid hebben omdat de resultaten gepubliceerd
kunnen worden en bijgevolg de keuze van behandelingsmogelijkheden en de
behandeling in het algemeen kunnen beïnvloeden. 38. Economisch effect/kosten:
deze beleidsoptie zou besparingen van 73,9 miljoen euro aan
operationele kosten en 926 000 euro aan administratieve kosten
opleveren. 5.2.4. Beleidsoptie 2/4: schrapping
van voorschriften op basis van de kennis over het GVO 39. Het risico voor de
volksgezondheid dat zich bij klinische proeven met toegelaten geneesmiddelen
voordoet, ligt gewoonlijk slechts iets hoger dan bij gewone zorgverlening, maar
kan ook gelijk zijn. Het wegvallen van de verplichte verzekering of andere
waarborg en van de verplichting om een jaarlijks veiligheidsverslag in te
dienen, zou dan ook geen merkbaar effect op de bescherming van proefpersonen
hebben. In het bijzonder geldt voor de verzekering dat er in het
(onwaarschijnlijke) geval van schade een beroep kan worden gedaan op een aantal
andere soorten verzekeringen, zoals de productaansprakelijkheidsverzekering van
de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel
en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de behandelend arts. 40. Economisch effect/kosten:
deze beleidsoptie zou besparingen van 34 miljoen euro aan
operationele kosten en 438 000 euro aan administratieve kosten
opleveren. 5.2.5. Beleidsoptie 2/5: verzekering
- facultatief “nationaal waarborgmechanisme” 41. Een nationaal
waarborgmechanisme zou proefpersonen die schade ondervinden, dezelfde
schadevergoedingsgarantie geven als de verplichte verzekering of andere
waarborg op grond van de huidige Richtlijn inzake klinische proeven. 42. De administratieve en
operationele kosten voor opdrachtgevers zouden worden gereduceerd en de
besparingen ten opzichte van de basisoptie zouden aanzienlijk zijn. De
uitvoeringskosten voor de lidstaten zouden, gezien het zeer geringe aantal
toegekende schadeclaims, beperkt blijven tot zo’n 0,817 miljoen euro per
jaar. 5.2.6. Beleidsoptie 2/6: combinatie
van de opties 2/4 en 2/5 43. Het effect voor de
volksgezondheid en de patiëntveiligheid zou gelijk zijn aan de som van de
effecten van de opties 2/4 en 2/5. Proeven met een gering risico zouden door
andere aansprakelijkheidsregelingen (productaansprakelijkheid enz.) worden
gedekt. De overige proeven zouden onder de nationale waarborgregeling vallen. Economisch
effect/kosten: de besparingen van deze beleidsoptie zouden
0,03 miljoen euro hoger zijn dan bij optie 2/5. 5.3. Doelstelling 3: aandacht
besteden aan de mondiale dimensie van klinische proeven bij het waarborgen van
de naleving van de GKP 5.3.1. Beleidsoptie 3/1: ongewijzigde
situatie (basisoptie) 44. Bij deze beleidsoptie worden
de gesignaleerde problemen niet aangepakt. 5.3.2. Beleidsoptie 3/2: bevordering
van GKP-inspecties door vergroting van de transparantie 45. Deze beleidsoptie draagt bij
tot bevordering van de naleving van de GKP doordat grotere openheid van zaken
wordt gegeven. De economische effecten/kosten voor opdrachtgevers
betreffen vooral administratieve kosten (zo’n 6,72 miljoen euro per
jaar) voor de indiening van informatie over klinische proeven buiten de EU in
een openbaar register. 5.3.3. Beleidsoptie 3/3: inspecties
van regelgevingssystemen voor klinische proeven buiten de EU 46. Deze beleidsoptie vergroot de
betrouwbaarheid en robuustheid van klinische onderzoeksgegevens waarnaar in
EU-handelsvergunningaanvragen wordt verwezen. Hiermee zou de algemene regel
worden versterkt dat klinische gegevens uit derde landen ontleend moeten zijn
aan klinische proeven die berusten op gelijkwaardige beginselen als die welke
in de EU worden toegepast. 47. Bij de economische
effecten/kosten gaat het met name om de uitvoeringskosten, die overeenkomen met
ongeveer 5 VTE per jaar en zo’n 76 000 euro aan overige kosten. 5.3.4. Beleidsoptie 3/4:
GKP-inspecties buiten de EU door het Bureau 48. Deze beleidsoptie verbetert
het toezicht op de naleving van de GKP bij klinische proeven die buiten de EU
worden uitgevoerd. Een regelmatige en systematische inspectie van alle locaties
wordt echter niet mogelijk. Bovendien worden de inspecties gewoonlijk in het
kader van de handelsvergunningsprocedure uitgevoerd, dus jaren nadat de
klinische proef is beëindigd. 49. De vereiste middelen op
EU-niveau zouden ongeveer 1 300 VTE bedragen. 5.3.5. Beleidsoptie 3/5: combinatie
van de opties 3/2 en 3/3 50. Deze combinatie van
beleidsopties versterkt het effect van de afzonderlijke opties: dankzij de
transparantie (optie 3/2) kunnen gerichtere inspecties van de
regelgevingssystemen buiten de EU worden uitgevoerd. 6. Vergelijking van de opties 6.1. Doelstelling 1:
totstandbrenging van een modern regelgevingskader voor de indiening,
beoordeling en voorschriften voor de follow-up van aanvragen van klinische
proeven 51. De basissituatie pakt het
probleem onvoldoende aan. De opties 1/2 (afzonderlijke beoordeling), 1/3
(gezamenlijke beoordeling door de lidstaten) en 1/4 (beoordeling door het
Bureau) hebben een gemeenschappelijk element (één punt van indiening), maar
kunnen niet worden gecombineerd. 52. Het gemeenschappelijke element
van de opties 1/2, 1/3 en 1/4 leidt tot een aanzienlijke afname van de
administratieve kosten en draagt dan ook bij tot oplossing van het probleem. 53. Bij optie 1/2 wordt echter
geen afdoende oplossing geboden voor het probleem dat voor identieke
vraagstukken in verband met dezelfde klinische proef afzonderlijke
beoordelingen plaatsvinden. In dit opzicht verdienen de opties 1/3 en 1/4, die
naast de indiening ook de beoordeling van aanvragen voor klinische proeven
aanpakken, de voorkeur. Vergelijking van de opties 1/3 en 1/4 leidt tot de
conclusie dat bij optie 1/4 een zeer log systeem wordt ingevoerd, dat
vertraging in de hand zal werken. Alle lidstaten worden bij het proces betrokken,
hoewel dit gezien de spreiding van klinische proeven niet nodig is. Slechts
zo’n 6% van de klinische proeven beslaan acht of meer lidstaten. Daarom lijkt
het onevenredig om elke lidstaat bij de beoordeling van aanvragen voor
klinische proeven te betrekken. Hier komt nog bij dat de tweeledige goedkeuring
(op nationaal en EU-niveau) die het gevolg is van optie 1/4, nieuwe
complexe situaties oplevert, die bij optie 1/3 worden vermeden. 54. Optie 1/3 leidt tot een
“lichtere” procedure dan optie 1/4. Bij optie 1/3 worden alleen de
lidstaten waar de klinische proef zal worden uitgevoerd bij de oorspronkelijke
toelating betrokken (er moet worden voorzien in een mechanisme dat latere
uitbreiding tot andere lidstaten mogelijk maakt). Bij optie 1/3 zal de
goedkeuring waarschijnlijk tevens goedkoper zijn en sneller verlopen dan bij
optie 1/4. Dit is met name van belang voor het academisch onderzoek en het
midden- en kleinbedrijf. 55. Optie 1/5 (verordening versus
richtlijn) is geen alternatief, maar een toevoeging. Hiermee wordt gewaarborgd
dat de beoordeling van klinische proeven en de follow-upmaatregelen op
identieke criteria worden gebaseerd. 56. Optie 1/6 is een combinatie
van de opties 1/3 en 1/5. Deze optie draagt verder bij tot de verwezenlijking
van doelstelling 1 doordat een identiek rechtskader voor de toelating van
klinische proeven wordt gecreëerd, waardoor de met optie 1/3 beoogde
samenwerking tussen de lidstaten wordt vergemakkelijkt. Aldus wordt bijgedragen
tot de verwezenlijking van de operationele doelstellingen om met name de
administratieve lasten en vertragingen te beperken. 6.2. Doelstelling 2: vaststelling
van voorschriften die op praktische overwegingen en behoeften berusten 57. Met de basisoptie wordt het
geconstateerde probleem niet aangepakt. De opties 2/2 (uitbreiding van de
reikwijdte van proeven zonder interventie) en 2/3 (uitsluiting van
“niet-commerciële opdrachtgevers”) leiden ertoe dat regelgeving wordt
“teruggeschoven” naar de lidstaten. Bij optie 2/3 is bovendien lastig uit
te leggen waarom voorschriften die bedoeld zijn om de veiligheid en de rechten
van proefpersonen en de betrouwbaarheid en robuustheid van de gegevens te
waarborgen, wel van toepassing zijn op bepaalde soorten opdrachtgevers, maar
niet op andere. 58. Optie 2/4 (schrapping van
voorschriften op basis van de kennis over het GVO) levert minder besparingen
voor opdrachtgevers op dan optie 2/3. De voordelen voor de volksgezondheid
en de patiëntveiligheid zijn echter groter dan bij optie 2/3, aangezien
geen onderscheid tussen commerciële niet-commerciële opdrachtgevers wordt
gemaakt en een objectief criterium wordt gehanteerd: de vergunningsstatus van
het GVO. 59. Optie 2/5 (nationaal
waarborgmechanisme) kan een nuttig en kosteneffectief middel zijn om de
specifieke problematiek van de verplichte verzekering of andere waarborg aan te
pakken. 60. Optie 2/6 is een
combinatie van de opties 2/4 en 2/5. De combinatie verkleint de administratieve
lasten nog meer dan optie 2/5 zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de
patiëntveiligheid. 6.3. Doelstelling 3: aandacht
besteden aan de mondiale dimensie van klinische proeven bij het waarborgen van
de naleving van de GKP 61. De basisoptie is niet
toereikend. Met de opties 3/3 (inspecties van regelgevingssystemen voor
klinische proeven buiten de EU) en 3/4 (GKP-inspecties buiten de EU door het
Bureau) wordt de doelstelling ongeveer in dezelfde mate verwezenlijkt, hoewel
de aanpak verschilt. De gevolgen voor de EU-middelen lopen echter sterk uiteen.
De huidige budgettaire beperkingen laten niet toe dat de inspectieactiviteit
wordt opgevoerd in de mate die bij optie 3/4 nodig zou zijn. De
beoordeling van de effecten van optie 3/3 wijst uit dat met veel minder
middelen dan voor optie 3/4 vereist zijn, toch veel kan worden bereikt. 62. Optie 3/2 (verplichte
registratie van alle klinische proeven) kan een nuttige bijdrage leveren aan de
effectieve controle op klinische proeven die buiten de EU worden uitgevoerd. De
belasting voor de opdrachtgever, die alleen uit administratieve kosten bestaat,
is aanvaardbaar gezien de voordelen die deze optie biedt. 63. Optie 3/5 is een combinatie
van de opties 3/2 en 3/4. Deze combinatie leidt tot een verdere versterking van
de hulpmiddelen voor de controle en waarborging van de naleving, omdat
gerichtere systeeminspecties mogelijk worden. 7. Opties die de voorkeur
krijgen 64. Voor doelstelling 1 wordt
de voorkeur gegeven aan optie 1/6, die een snelle toelating mogelijk maakt
zonder invoering van een nieuw centraal bureaucratisch systeem. Bovendien
vergemakkelijkt de juridische vorm van een verordening bij deze optie de
samenwerking tussen de lidstaten. Optie 2/6 is de voorkeursoptie voor
doelstelling 2: hiermee worden de kosten (administratieve belasting en
operationele kosten) aanzienlijk teruggebracht zonder dat aan patiëntveiligheid
wordt ingeboet. Voor doelstelling 3 krijgt optie 3/5 de voorkeur.
Deze optie combineert inspecties van regelgevingssystemen waarbij de
beschikbare middelen efficiënt worden ingezet met een grotere transparantie,
zodat gerichte inspecties mogelijk worden. 8. Monitoring en evaluatie 65. Belangrijke indicatoren voor
de verwezenlijking van de doelstellingen zijn het aantal aanvragen voor
klinische proeven in de EU, het aantal in de EU verrichte multinationale
klinische proeven, de door wetgeving veroorzaakte kosten voor klinische proeven
en de vertraging voor aanvang van een klinische proef. De Commissie zal de
resultaten beoordelen door middel van regelmatige verslagen op basis van de
EU-databank voor klinische proeven, een openbare raadpleging en de organisatie
van en deelname aan fora waarin de belanghebbenden de wetgeving evalueren.