This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0424
Proposal for a COUNCIL REGULATION amending Regulation (EU) No 585/2012 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of certain seamless pipes and tubes, of iron or steel, originating in Russia and Ukraine, following a partial interim review pursuant to Article 11(3) of Regulation (EC) No 1225/2009
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 585/2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 585/2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009
/* COM/2012/0424 final - 2012/0204 (NLE) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 585/2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 /* COM/2012/0424 final - 2012/0204 (NLE) */
TOELICHTING Achtergrond van het voorstel || Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ("de basisverordening") in het kader van de procedure betreffende de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Oekraïne. || Algemene context Dit voorstel past in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat werd verricht in overeenstemming met de materiële en procedurele eisen in de basisverordening, en met name artikel 11, lid 3. || Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied De huidige maatregelen werden ingesteld bij Verordening (EU) nr. 585/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009, en tot beëindiging van de procedure van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië. || Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Niet van toepassing. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling || Raadpleging van belanghebbende partijen || Partijen die belang hebben bij de procedure, werden overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen. || Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid || Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. || Effectbeoordeling Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld. Juridische elementen van het voorstel || Samenvatting van de voorgestelde maatregel Op 29 juli 2011 heeft de Commissie op verzoek van de Oekraïense producent Interpipe een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Oekraïne. Bijgaand voorstel voor een verordening van de Raad is gebaseerd op de vaststelling dat de huidige antidumpingrechten op bepaalde, door Interpipe vervaardigde, naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, niet langer noodzakelijk zijn om een eind te maken aan schade veroorzakende dumping en dat de gewijzigde omstandigheden die tot de lagere dumpingmarge hebben geleid, blijvend van aard zijn. Daarom wordt voorgesteld dat de Raad het bijgevoegde voorstel voor een verordening tot wijziging van het thans geldende antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, afkomstig van LLC Interpipe Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant goedkeurt. || Rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 11, lid 3. || Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. || Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. || De vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming. || De beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Unie, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, de bedrijven en de burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel is niet van toepassing. || Keuze van instrumenten || Voorgesteld instrument: verordening. || Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden. Gevolgen voor de begroting || Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie. 2012/0204 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 585/2012
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen
en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar
aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van
artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van
de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen
invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap[1] ("de
basisverordening"), en met name artikel 9, lid 4, en
artikel 11, leden 3, 5 en 6, Gezien het voorstel van de Europese Commissie
("de Commissie"), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité, Overwegende hetgeen volgt: 1. PROCEDURE 1.1. Geldende maatregelen (1) Bij Verordening (EG) nr.
954/2006[2]
heeft de Raad naar aanleiding van een onderzoek ("het oorspronkelijke
onderzoek") een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze
buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië, Rusland en
Oekraïne. De maatregelen bestonden uit een ad-valoremantidumpingrecht van
12,3 % tot 25,7 % voor bij name genoemde producenten-exporteurs in
Oekraïne en een residueel recht van 25,7 % voor alle andere ondernemingen
in Oekraïne. Het definitieve antidumpingrecht
voor de producenten-exporteurs waarop het onderhavige nieuwe onderzoek
betrekking heeft, CJSC Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube en OJSC
Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant, thans LLC Interpipe Niko Tube en OJSC
Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant genaamd ("de indiener van
het verzoek" of "Interpipe"), bedroeg 25,1 %. (2) Nadat Interpipe beroep tot
nietigverklaring van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad had
ingesteld, heeft het Gerecht van de Europese Unie artikel 1 van de
verordening nietig verklaard voor zover het voor Interpipe vastgestelde
antidumpingrecht hoger was dan het geval zou zijn geweest indien op de
uitvoerprijs geen correctie wegens commissie was toegepast wanneer de verkopen
via de verbonden handelsmaatschappij Sepco SA waren afgewikkeld[3]. Op 16 februari 2012 heeft
het Hof van Justitie van de Europese Unie het arrest van het Gerecht bevestigd[4]. (3) Naar aanleiding van deze
arresten heeft de Raad Verordening (EG) nr. 954/2006 gewijzigd bij
Verordening (EU) nr. 540/2012[5],
teneinde het voor Interpipe geldende antidumpingrecht te corrigeren voor zover
dit onjuist was vastgesteld. Bijgevolg bedraagt het antidumpingrecht voor
Interpipe thans 17,7 %. (4) Bij Verordening (EU) nr.
585/2012[6]
heeft de Raad naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de
maatregelen de bij Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad ingevoerde
maatregelen met betrekking tot de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen,
van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne ("het nieuwe
onderzoek bij het vervallen van de maatregelen") gehandhaafd. (5) Derhalve worden thans de
antidumpingrechten toegepast die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr.
585/2012, dat wil zeggen tussen 24,1 % en 35,8 % voor invoer uit Rusland en
tussen 12,3 % en 25,7 % voor invoer uit Oekraïne, terwijl voor LLC Interpipe
Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant een
antidumpingrecht van 17,7 % geldt. 1.2. Verzoek om een gedeeltelijk
tussentijds nieuw onderzoek (6) De Commissie heeft op
29 juli 2011 door de bekendmaking van een bericht in het
Publicatieblad van de Europese Unie ("het bericht van opening")[7] de opening van een gedeeltelijk
tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing
zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van
staal, van oorsprong uit Oekraïne overeenkomstig artikel 11, lid 3
van de basisverordening aangekondigd. (7) Het nieuwe onderzoek, dat
beperkt is tot dumping, werd geopend naar aanleiding van een gemotiveerd
verzoek van Interpipe. In het verzoek verstrekte Interpipe voorlopig
bewijsmateriaal waaruit blijkt dat handhaving van de maatregel op het huidige
niveau niet langer noodzakelijk is om de gevolgen van schade veroorzakende
dumping te neutraliseren. 1.3. Onderzoek (8) Het onderzoek naar de hoogte
van de dumping had betrekking op de periode van 1 april 2010 tot en met
31 maart 2011 ("het tijdvak van het nieuwe onderzoek" of
"TNO"). (9) De Commissie heeft de
indiener van het verzoek, de autoriteiten van het land van uitvoer en de
bedrijfstak van de Unie officieel van de opening van het gedeeltelijke
tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in
de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn
hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. (10) Om de inlichtingen te
verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig achtte, heeft de Commissie de indiener
van het verzoek een vragenlijst toegezonden, die binnen de daarvoor gestelde
termijn is beantwoord. (11) De Commissie heeft alle
informatie ingewonnen en gecontroleerd die zij voor de bepaling van de hoogte
van de dumping nodig achtte. Bij de indiener van het verzoek en zijn verbonden
handelsondernemingen LLC Interpipe Ukraine en Interpipe Europe SA werd ter
plaatse een controle verricht. 2. BETROKKEN PRODUCT EN
SOORTGELIJK PRODUCT 2.1. Betrokken
product (12) Bij het betrokken product gaat het om hetzelfde product als
dat gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 585/2012, waarbij de geldende
maatregelen zijn ingesteld, dat wil zeggen naadloze buizen en pijpen, van ijzer
of van staal ("NBP"), met rond profiel, met een uitwendige diameter
van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalentiewaarde (carbon
equivalent value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en chemische
analyse van het Internationaal Instituut voor Lastechniek (IIW)[8], van oorsprong uit Oekraïne, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex
7304 11 00, ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 22 00, ex 7304 23 00, ex
7304 24 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 80, ex 7304 39 58, ex 7304
39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 89, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93
("het betrokken product"). 2.2. Soortgelijk product (13) Het onderhavige onderzoek
bevestigde wat in het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek bij het
vervallen van de maatregelen al was vastgesteld, namelijk dat het in Oekraïne
vervaardigde en naar de Unie uitgevoerde product, het op de binnenlandse markt
van Oekraïne vervaardigde en verkochte product alsook het in de Unie door de
producenten in de Unie vervaardigde en verkochte product dezelfde fysische en
technische basiskenmerken en hetzelfde eindgebruik hebben. Deze producten
worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van
artikel 1, lid 4, van de basisverordening. 3. DUMPING 3.1. Voorafgaande
opmerkingen (14) De producenten-exporteurs LLC
Interpipe Niko Tube (Niko Tube) en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling
Plant (Interpipe NTRP) zijn volledige dochterondernemingen van Interpipe.
Overeenkomstig de vaste praktijk van de instellingen is voor de twee
producenten-exporteurs een gemeenschappelijke dumpingmarge berekend. Eerst is
voor elke individuele producent-exporteur de dumpingmarge berekend en
vervolgens is voor beide ondernemingen één enkele gewogen gemiddelde
dumpingmarge vastgesteld. (15) Deze methode verschilt evenwel
van die in het oorspronkelijke onderzoek, waar de gemeenschappelijke
dumpingmarge is berekend door alle gegevens over productie, winstgevendheid en
verkoop in de Unie van de twee productie-eenheden samen te nemen. Deze
verandering van methode wordt gerechtvaardigd door een duidelijke verandering
van de bedrijfsstructuur van de groep, waardoor kan worden vastgesteld welke
productieonderneming een product heeft verkocht of geproduceerd, wat bij het
oorspronkelijke onderzoek niet mogelijk was. (16) Voorts werd bij het
oorspronkelijke onderzoek op grond van artikel 2, lid 5, van de
basisverordening een correctie toegepast voor de energiekosten van Interpipe,
zodat een redelijk beeld ontstaat van de kosten die in Oekraïne aan de
productie en de verkoop van elektriciteit en gas zijn verbonden. Deze correctie
werd noodzakelijk geacht omdat de Oekraïense gas- en elektriciteitsprijzen
toentertijd aanzienlijk lager waren dan de gemiddelde prijs die in de Unie werd
betaald, en niet de prijzen op de internationale markt weergaven. De correctie
was gebaseerd op de gemiddelde prijzen die werden opgetekend in Roemenië, dat
in die tijd deel uitmaakte van het onderzoek. (17) Anders dan bij het
oorspronkelijke onderzoek het geval was, wordt een correctie voor energiekosten
voor het onderhavige tussentijdse nieuwe onderzoek evenwel niet noodzakelijk
geacht. Het onderzoek heeft aangetoond dat de gemiddelde energieprijzen in
Oekraïne sinds het oorspronkelijke onderzoek voortdurend en veel sneller dan de
gemiddelde prijzen in de Europese Unie zijn gestegen, zodat de desbetreffende
kloof geleidelijk aan wordt gedicht. Van een aanzienlijk prijsverschil met
betrekking tot energiekosten dat bij het oorspronkelijke onderzoek werd
vastgesteld en een correctie rechtvaardigde, is derhalve momenteel geen sprake.
(18) Op grond van het bovenstaande
wordt het niet opportuun geacht om in het kader van dit tussentijdse nieuwe
onderzoek een correctie voor energiekosten toe te passen. 3.2. Invoer met dumping in het TNO 3.2.1. Normale
waarde (19) In overeenstemming met
artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst onderzocht of
voor elke producent-exporteur de totale omvang van de binnenlandse verkoop van
het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers representatief was in
vergelijking met de totale omvang van de verkoop bij uitvoer naar de Unie, d.w.z.
of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 %
van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product
bedroeg. Uit het onderzoek is gebleken dat de binnenlandse verkoop voor beide
producenten-exporteurs representatief was. (20) Voorts
werd onderzocht of elke door de producenten-exporteurs op hun binnenlandse
markt verkochte productsoort van het soortgelijke product voldoende
representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de
basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd
voldoende representatief geacht wanneer de indiener van het verzoek in het TNO
van die productsoort op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een
totale hoeveelheid had verkocht die ten minste 5% bedroeg van de totale
hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort die hij naar de Unie had
uitgevoerd. (21) Daarna
werd in overeenstemming met artikel 2, lid 4, van de basisverordening
onderzocht of de verkoop van elke productsoort in representatieve hoeveelheden
op de binnenlandse markt kon worden geacht in het kader van normale
handelstransacties te hebben plaatsgevonden. Hiertoe werd voor elke uitgevoerde
soort van het betrokken product het aandeel van de winstgevende binnenlandse
verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het TNO
vastgesteld. (22) Voor de productsoorten waarvan
meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid werd
verkocht tegen prijzen die hoger lagen dan de productiekosten en waarvan de gewogen
gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per
eenheid, werd de normale waarde, naar productsoort, berekend als het gewogen
gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen van de
soort in kwestie, ongeacht of die verkoop al dan niet winstgevend was. (23) Wanneer de winstgevende
verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die
soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de
productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke
binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de
winstgevende verkopen op de binnenlandse markt van die soort tijdens het TNO. (24) De normale waarde voor de
niet-representatieve soorten (d.w.z. die waarvan de binnenlandse verkoop minder
dan 5 % van de verkoop bij uitvoer naar de Unie uitmaakte of die helemaal
niet op de binnenlandse markt werden verkocht) werd berekend aan de hand van de
productiekosten per productsoort, vermeerderd met een bedrag voor
verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst. Was er sprake van
binnenlandse verkoop, dan werd gebruikgemaakt van de winst van de normale
transacties op de binnenlandse markt (per productsoort voor de betrokken
productsoorten). Was er geen sprake van binnenlandse verkoop, dan werd
gebruikgemaakt van de gemiddelde winst. Deze verandering van methode is toe te
schrijven aan het feit dat na het oorspronkelijke onderzoek door een WTO-panel
een verslag in de zaak Europese Gemeenschappen - Antidumpingmaatregel voor
gekweekte zalm uit Noorwegen (European Communities - Anti-dumping
Measure on Farmed Salmon from Norway)[9]
is uitgebracht, dat door het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO is
goedgekeurd, waarin wordt aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de
feitelijke winstmarge die is vastgesteld voor de normale transacties van de
relevante productsoorten waarvoor de normale waarde moet worden berekend. (25) Na de
mededeling van de definitieve bevindingen stelden de twee
producenten-exporteurs dat de kosten van overcapaciteit niet in hun totale
productiekosten voor het betrokken product in het TNO hadden mogen worden
opgenomen, aangezien dit in strijd was met artikel 2, lid 5, van de
basisverordening en de boekhoudkundige beginselen van de internationale
standaarden voor jaarrekeningen (IAS) en in het bijzonder IAS 2. Met
betrekking tot artikel 2, lid 5, moet worden opgemerkt dat wanneer de
administratie van de betrokkene wordt geacht geen redelijk beeld te geven van
de kosten in verband met de productie van het betrokken product, deze kosten
ingevolge dit artikel moeten worden gecorrigeerd. Hoewel de onderneming niet op
volle capaciteit produceerde, maakte zij wel kosten. Die kosten waren als
zodanig opgevoerd in de resultatenrekening van de twee exportondernemingen en
konden rechtstreeks worden gekoppeld aan het soortgelijke product. Verder werd
de verwijzing naar IAS 2 irrelevant geacht, omdat die standaard tot doel
heeft de administratieve verwerkingswijze van voorraden voor te schrijven en
niet bepaalt wat onder productiekosten moet worden verstaan. Het argument werd
dan ook afgewezen. (26) De producenten-exporteurs
stelden eveneens dat bepaalde financiële uitgaven in verband met kredieten, die
in de VAA-kosten waren opgenomen, buiten beschouwing hadden moeten worden
gelaten. Volgens hen waren deze kredieten opgenomen om te voorzien in de
behoefte van de onderneming aan liquiditeit en kortetermijnfinanciering en
hielden zij geen verband met de productie van het betrokken product. Bij de
controle ter plaatste bleek inderdaad dat de rentekosten hoofdzakelijk verband
hielden met de financiering van het werkkapitaal. Derhalve werden de
rentekosten aan alle producten toegerekend. De producenten-exporteurs konden niet
aantonen dat de rentekosten specifiek voor andere doeleinden dan de
financiering van het werkkapitaal waren gemaakt. De twee producenten-exporteurs
konden geen nieuwe bewijzen overleggen ter staving van hun stelling, die dan
ook van de hand werd gewezen. 3.2.2. Uitvoerprijs (27) Alle uitvoer van het betrokken
product door de twee producenten-exporteurs naar de Unie vond via een in
Zwitserland gevestigde verbonden handelsonderneming rechtstreeks aan
onafhankelijke afnemers in de Unie plaats. De uitvoerprijs werd daarom
overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld
op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen. 3.2.3. Vergelijking (28) Er zij aan herinnerd dat bij
het oorspronkelijke onderzoek overeenkomstig artikel 2, lid 10,
onder i), van de basisverordening een correctie op de uitvoerprijs is
toegepast voor verkopen via verbonden handelaars. In overeenstemming met het
arrest van het Hof van Justitie in de zaak Interpipe[10], waarin werd vastgesteld dat
de correctie niet gerechtvaardigd was, is een dergelijke correctie bij dit
tussentijdse nieuwe onderzoek evenwel niet toegepast. (29) De normale waarde en de
uitvoerprijs van de twee producenten-exporteurs werden vergeleken af fabriek.
Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te
kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de
basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die
van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op grond
hiervan werden correcties toegepast voor vervoerskosten, rabatten en kortingen,
commissies en krediet. 3.2.4. Dumpingmarge (30) Ingevolge artikel 2,
leden 11 en 12, van de basisverordening werd afzonderlijk voor elk van de
twee producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met
de gewogen gemiddelde uitvoerprijs per productsoort af fabriek. Zoals in
overweging 14 vermeld, is vervolgens een gemeenschappelijke dumpingmarge
voor Interpipe vastgesteld door één enkele gewogen gemiddelde dumpingmarge voor
beide producenten-exporteurs binnen Interpipe te berekenen. (31) Op grond hiervan bedraagt de
dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring,
13,8 %. 4. BLIJVENDE AARD VAN DE
GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN (32) In zijn verzoek om een
gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek heeft de indiener van het verzoek
gesteld dat veranderingen van de bedrijfsstructuur en de productieorganisatie
alsmede een herstructurering van de verkooporganisatie op zowel de binnenlandse
als de uitvoermarkt gevolgen hebben gehad voor zijn kostenstructuur, zodat het
bestaande niveau van het antidumpingrecht niet langer noodzakelijk was om de
gevolgen van schade veroorzakende dumping te neutraliseren. (33) Bijgevolg werd onderzocht of
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de gewijzigde omstandigheden die tot
de opening van dit tussentijdse nieuwe onderzoek hebben geleid en de uitkomst
daarvan van blijvende aard zijn. (34) Uit het onderzoek is gebleken
dat de voornaamste factoren die tot de in dit nieuwe onderzoek vastgestelde
lagere dumpingmarge hebben geleid, betrekking hebben op veranderingen van de
bedrijfsorganisatie, waaronder een fusie tussen twee productieondernemingen, en
een herstructurering van de verkooporganisatie, die is gestroomlijnd. Deze
veranderingen, die van invloed waren geweest op de kostenstructuur van de
indiener van het verzoek wat de productie en de verkoop van het betrokken
product betreft, zijn van structurele aard; het is dus niet waarschijnlijk dat
hierin in de nabije toekomst verandering optreedt. Bovendien waren er geen
aanwijzingen voor een aanzienlijke volatiliteit van de prijzen van de indiener
van het verzoek. (35) Daarom
wordt geconcludeerd dat de veranderingen van blijvende aard zijn en dat de
toepassing van de bestaande rechten op hun huidige niveau niet langer
noodzakelijk is, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 De vermelding met betrekking tot LLC Interpipe
Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (Interpipe NTRP)
in de tabel van artikel 1, lid 2, van Verordening (EU)
nr. 585/2012 wordt vervangen door: LLC Interpipe Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (Interpipe NTRP) || 13.8 % || A743 Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51. [2] PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4. [3] Arrest van 10 maart 2009 in
zaak T-249/06, Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube ZAT en
Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant VAT/Raad van de Europese Unie (Interpipe/Raad). [4] Arrest van 16 februari 2012 in
gevoegde zaken C-191/09 P en C-200/09 P, Raad van de Europese Unie/Interpipe
Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube ZAT en Interpipe Nizhnedneprovsky
Tube Rolling Plant VAT (Raad/Interpipe). [5] PB L 165 van 26.6.2012, blz. 1. [6] PB L 174 van 4.7.2012, blz. 5. [7] PB C 223 van 29.7.2011, blz. 8. [8] De CEV wordt bepaald volgens het Technisch Verslag van
1967, IIW doc. IX-555-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor
Lastechniek (International Institute of Welding - IIW). [9] WT/DS337/R van 16 november 2007 – goedgekeurd door
het Orgaan voor Geschillenbeslechting op 15 januari 2008. [10] Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
16 februari 2012 in gevoegde zaken C-191/09 P en C-200/09 P, Raad van
de Europese Unie/Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube ZAT en
Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant VAT ("Interpipe").