Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0156

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds,

    /* COM/2012/0156 final - 2012/0078 (NLE) */

    52012PC0156

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, /* COM/2012/0156 final - 2012/0078 (NLE) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Overeenkomstig artikel 51 van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds[1] (hierna "de overeenkomst"), worden bij besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad de nodige bepalingen vastgesteld om de in dat artikel aangegeven beginselen van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te verwezenlijken.

    Algemene context

    Artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro bevat bepalingen betreffende een beperkte coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro. Om de in artikel 51 vervatte beginselen ten uitvoer te leggen, is een besluit van de bij de overeenkomst opgerichte Stabilisatie- en Associatieraad nodig.

    Een aantal andere overeenkomsten met derde landen bevat soortgelijke bepalingen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Dit voorstel maakt deel uit van een pakket soortgelijke voorstellen betreffende de overeenkomsten met Albanië, San Marino en Turkije. Een eerste pakket met vergelijkbare voorstellen met betrekking tot Algerije, Marokko, Tunesië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) en Israël is in oktober 2010 aangenomen door de Raad[2].

    Om het namens de Unie in de Stabilisatie- en Associatieraad in te nemen standpunt vast te stellen, is een besluit van de Raad nodig.

    Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    De socialezekerheidsstelsels van de lidstaten worden op het niveau van de Europese Unie gecoördineerd door Verordening (EG) nr. 883/2004[3] en toepassingsverordening (EG) nr. 987/2009[4].

    Verordening (EU) nr. 1231/2010[5] van de Raad breidt de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 uit tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen. Het in artikel 51, lid 1, onder a), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginsel dat tijdvakken van verzekering die Montenegrijnse werknemers in de verschillende lidstaten hebben vervuld, worden samengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde prestaties, is reeds in deze verordening vervat.

    Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

    Een van de doelstellingen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Montenegro is het ondersteunen van de inspanningen van Montenegro om de economische en internationale samenwerking te ontwikkelen. De overeenkomst is een stap op weg naar de voorbereiding van Montenegro op toetreding tot de EU. De tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake coördinatie van sociale zekerheid in artikel 51 van de overeenkomst tussen de EU en Montenegro zal de bijzondere betrekkingen met Montenegro, zoals bedoeld in artikel 8 VEU, verbeteren.

    2.           RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadpleging van belanghebbende partijen

    Het voorstel voor beperkte coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro volgt hetzelfde model als het pakket van zes ontwerpbesluiten van associatieraden en stabilisatie- en associatieraden met betrekking tot Algerije, Marokko, Tunesië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) en Israël; het standpunt van de Europese Unie terzake is door de Raad vastgelegd in oktober 2010. Binnen de Raad is in 2010 in detail onderhandeld over de inhoud van deze besluiten. Voorafgaande aan deze onderhandelingen heeft een intensieve discussie met alle lidstaten plaatsgevonden in de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

    Effectbeoordeling

    Artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro bevat de beginselen voor een beperkte coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro. Een aantal andere overeenkomsten met derde landen bevat soortgelijke bepalingen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Krachtens al deze overeenkomsten is een besluit van de uit hoofde van deze overeenkomsten opgerichte lichamen nodig om de coördinatiebeginselen in praktijk te brengen.

    De artikelen betreffende sociale zekerheid in deze overeenkomsten beogen werknemers uit het geassocieerde land in kwestie recht te geven op bepaalde socialezekerheidsprestaties op grond van de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die op hen van toepassing is of is geweest. Op basis van wederkerigheid geldt dit ook voor EU-onderdanen die in het geassocieerde land werken.

    Het feit dat de bepalingen in het huidige pakket voorstellen met betrekking tot de vier geassocieerde landen (Albanië, Montenegro, San Marino en Turkije) vrijwel identiek zijn – en ook vrijwel identiek aan het eerste pakket van zes besluiten met betrekking tot Algerije, Marokko, Tunesië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) en Israël die de Raad in oktober 2010 heeft aangenomen – zal de toepassing van deze bepalingen door de nationale socialezekerheidsorganen vergemakkelijken. De toepassing van deze voorstellen kan enige financiële gevolgen hebben voor de nationale socialezekerheidsorganen. Zo moeten zij bijvoorbeeld de in artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro vermelde prestaties verstrekken. Dit artikel betreft echter alleen personen die overeenkomstig de nationale wetgeving aan het nationale socialezekerheidsstelsel van het land in kwestie bijdragen of hebben bijgedragen. Het is in ieder geval moeilijk om het effect van deze voorstellen op de nationale socialezekerheidsstelsels precies in te schatten.

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

    Dit voorstel omvat een besluit van de Raad betreffende het namens de Unie in te nemen standpunt in de stabilisatie- en associatieraad die is opgericht bij de overeenkomst met Montenegro en, in bijlage, een ontwerpbesluit van de stabilisatie- en associatieraad op het gebied van de sociale zekerheid.

    Met het voorgestelde besluit van de stabilisatie- en associatieraad wordt voldaan aan artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro, dat bepaalt dat een dergelijk besluit nodig is om de in dat artikel vervatte beginselen inzake sociale zekerheid toe te passen. Daartoe bevat het besluit uitvoeringsbepalingen voor de bepalingen van artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro die niet reeds onder Verordening (EU) nr. 1231/2010 vallen.

    Bovendien zorgt het voorgestelde besluit van de stabilisatie- en associatieraad er ook voor dat de bepalingen betreffende de export van uitkeringen en de toekenning van gezinsbijslagen op basis van wederkerigheid ook van toepassing zijn op EU-werknemers die legaal in Montenegro werken en op hun gezinsleden die legaal in Montenegro wonen.

    Rechtsgrondslag

    Artikel 218, lid 9, in samenhang met artikel 79, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit betekent dat Denemarken niet zal deelnemen aan de vaststelling van dit besluit. Ierland en het Verenigd Koninkrijk zullen evenmin deelnemen aan de vaststelling van dit besluit, tenzij zij te kennen geven deel te willen nemen aan de vaststelling en toepassing ervan. Het feit dat deze landen niet deelnemen aan het besluit van de Raad sluit echter hun deelname aan het besluit van de stabilisatie- en associatieraad niet uit.

    Subsidiariteitsbeginsel

    De overeenkomst met Montenegro voorziet in beginselen inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die door alle lidstaten gelijkelijk moeten worden toegepast. De tenuitvoerlegging van deze beginselen dient daarom onderworpen te zijn aan uniforme voorwaarden, die beter op het niveau van de Unie geregeld kunnen worden.

    Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    De lidstaten blijven als enige bevoegd voor de vaststelling, de organisatie en de financiering van hun nationale socialezekerheidsregelingen.

    Het voorstel beoogt alleen de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro tot op zekere hoogte te organiseren, wat de burgers van deze landen ten goede komt. Bovendien doet dit besluit geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen de lidstaten en Montenegro indien deze overeenkomsten in een gunstigere behandeling van de betrokkenen voorzien.

    Het voorstel beperkt de financiële en administratieve lasten tot een minimum, aangezien het deel uitmaakt van een pakket soortgelijke voorstellen die voor een uniforme toepassing van de bepalingen betreffende sociale zekerheid in de associatieovereenkomsten met derde landen zorgen.

    Keuze van instrumenten

    Voorgesteld(e) instrument(en): Besluit van de Raad (met in bijlage een ontwerpbesluit van de stabilisatie- en associatieraad).

    Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn.

    Er is geen alternatief voor de voorgestelde maatregel. Artikel 51 van de overeenkomst vereist een besluit van de desbetreffende stabilisatie- en associatieraad. Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in een besluit van de Raad voor het bepalen van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een lichaam dat is opgericht uit hoofde van een overeenkomst, wanneer dat lichaam besluiten dient te nemen met rechtsgevolgen.

    4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

    5.           OPTIONELE ELEMENTEN

    Vereenvoudiging

    Het voorstel zal leiden tot vereenvoudiging van de administratieve procedures voor nationale overheidsinstanties en private partijen.

    De bepalingen van het voorstel betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wat Montenegrijnse onderdanen betreft, zijn vrijwel identiek met die betreffende onderdanen van de andere geassocieerde landen. Dit zorgt voor eenvoudigere procedures en minder administratieve lasten voor de nationale socialezekerheidsorganen.

    Personen waarop het voorstel van toepassing is, worden niet geconfronteerd met uiteenlopende nationale bepalingen betreffende de in artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginselen inzake sociale zekerheid en kunnen zich in de Unie verlaten op uniforme bepalingen.

    Nadere uitleg van het voorstel

    A. Besluit van de Raad betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de stabilisatie- en associatieraad die is opgericht bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Montenegro.

    Artikel 1

    Dit artikel betreft de goedkeuring van het standpunt van de EU in de stabilisatie- en associatieraad EU-Montenegro.

    B. Bijgaand ontwerpbesluit van de stabilisatie- en associatieraad betreffende de in de overeenkomst vervatte bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

    Deel I: Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Ten behoeve van de toepassing van de wetgeving van de lidstaten en Montenegro worden in dit artikel de termen "overeenkomst", "verordening", "toepassingsverordening", "lidstaat", "werknemer", "gezinslid", "wetgeving", "prestaties" en "exporteerbare uitkeringen" gedefinieerd. Voor de betekenis van de overige termen in het bijgaande besluit wordt naar de verordening en de toepassingsverordening verwezen.

    Artikel 2

    In dit artikel wordt de personele werkingssfeer van het bijgaande besluit omschreven, in overeenstemming met de formulering van artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro.

    Artikel 3

    Dit artikel voorziet in niet-discriminerende behandeling van alle onder de overeenkomst vallende personen, wat de daaronder vallende socialezekerheidsprestaties betreft.

    Deel II

    Betrekkingen tussen de lidstaten en Montenegro

    Dit deel van het bijgaande ontwerpbesluit betreft de in artikel 51, lid 1, onder b), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginselen en het in artikel 51, lid 2, vervatte wederkerigheidsbeginsel met betrekking tot EU-onderdanen en hun gezinsleden.

    Artikel 4

    Dit artikel betreft het in artikel 51, lid 1, onder b), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginsel van export van uitkeringen en verduidelijkt dat dit beginsel beperkt blijft tot de prestaties in artikel 1, lid 1, onder i), van het bijgaande besluit, waarin de in dat lid bedoelde prestaties worden opgesomd.

    Deel III

    Diverse bepalingen

    Artikel 5

    Dit artikel bevat algemene bepalingen betreffende de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen enerzijds en Montenegro en de Montenegrijnse organen anderzijds, en tussen de betrokken begunstigden en organen. Deze bepalingen zijn vergelijkbaar met die van artikel 76, lid 3, lid 4, eerste en derde alinea, en lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    Artikel 6

    Dit artikel bevat soortgelijke procedures voor administratieve en medische controles als artikel 87 van Verordening (EG) nr. 987/2009. Bovendien voorziet het in de mogelijkheid om ter zake andere uitvoeringsbepalingen vast te stellen.

    Artikel 7

    Dit artikel verwijst naar de mogelijkheid gebruik te maken van de in de overeenkomst vastgelegde procedure voor de beslechting van geschillen.

    Artikel 8

    Dit artikel verwijst naar bijlage II bij het bijgaande besluit. Deze bijlage II is een soortgelijke bijlage als bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 883/2004, en is nodig om de nodige bijzondere bepalingen vast te stellen voor de toepassing van de Montenegrijnse wetgeving op het bijgaande besluit.

    Artikel 9

    Dit artikel maakt het mogelijk dat administratieve procedures uit hoofde van bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en Montenegro onder bepaalde voorwaarden van toepassing blijven.

    Artikel 10

    Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om aanvullende administratieve overeenkomsten te sluiten.

    Artikel 11

    De overgangsbepalingen waarin dit artikel voorziet, zijn vergelijkbaar met de overgangsbepalingen in artikel 87, leden 1, 3, 4, 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004.

    Artikel 12

    Dit artikel verduidelijkt de juridische status van de bijlagen bij het bijgaande besluit en de procedures voor wijziging ervan.

    Artikel 13

    Dit artikel verduidelijkt de datum van inwerkingtreding van het bijgaande besluit.

    2012/0078 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds,

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder b), in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       Artikel 51 van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds[6] (hierna "de overeenkomst"), bepaalt dat bij besluit van de stabilisatie- en associatieraad de nodige bepalingen vastgesteld worden om de in dat artikel aangegeven beginselen te verwezenlijken.

    (2)       Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, [heeft] [hebben] [Ierland] [en] [het Verenigd Koninkrijk] bij schrijven van […] te kennen gegeven dat [het] [zij] aan de vaststelling en toepassing van dit besluit [wenst] [wensen] deel te nemen.

    (3)       Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, [neemt] [nemen] [het Verenigd Koninkrijk] [en] [Ierland] niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in [het Verenigd Koninkrijk] [en] [Ierland].

    (4)       Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt met betrekking tot de tenuitvoerlegging van artikel 51 van de overeenkomst dat de Europese Unie zal innemen in de stabilisatie- en associatieraad die is opgericht bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, zal gebaseerd zijn op het ontwerpbesluit van de stabilisatie- en associatieraad dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

    Minder belangrijke wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de stabilisatie- en associatieraad worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een nieuw besluit van de Raad vereist is.

    Artikel 2

    Het besluit van de stabilisatie- en associatieraad wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel, op

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    BIJLAGE

    Ontwerp

    BESLUIT Nr. ../…. VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-MONTENEGRO

    van …

    betreffende de in de Stabilisatie- en associatieovereenkomst vervatte bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

    DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD,

    Gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst waarbij een associatie tot stand is gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds[7], en met name op artikel 51,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Artikel 51 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (hierna "de overeenkomst"), voorziet in de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van Montenegro en de lidstaten en stelt de beginselen voor deze coördinatie vast.

    (2) Overeenkomstig artikel 51 van de overeenkomst stelt de stabilisatie- en associatieraad een besluit vast ter uitvoering van de in dat artikel genoemde beginselen.

    (3) Wat de toepassing van het non-discriminatiebeginsel betreft, kunnen, behoudens het recht op export van bepaalde prestaties, aan dit besluit geen extra rechten worden ontleend die voortvloeien uit bepaalde feiten of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij hebben voorgedaan en die krachtens de wetgeving van de eerste overeenkomstsluitende partij niet in aanmerking worden genomen.

    (4) Bij de toepassing van dit besluit dient het recht van Montenegrijnse werknemers op gezinsbijslagen onderworpen te zijn aan de voorwaarde dat hun gezinsleden legaal bij de betrokken werknemer wonen in de lidstaat waar deze werkt. Dit besluit houdt geen recht op gezinsuitkeringen in voor gezinsleden die in een ander land, bijvoorbeeld Montenegro, wonen.

    (5) De bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 zijn bij Verordening (EU) nr. 1231/2010 van de Raad[8] reeds uitgebreid tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder die bepalingen vielen. Het in artikel 51, lid 1, onder a), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginsel dat tijdvakken van verzekering die Montenegrijnse werknemers in de verschillende lidstaten hebben vervuld, worden samengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde prestaties, is reeds in verordening (EU) nr. 1231/2010 vervat.

    (6) Om de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken, kan het nodig zijn bijzondere bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de Montenegrijnse wetgeving.

    (7) Om de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro soepel te laten functioneren, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld betreffende de samenwerking tussen de lidstaten en Montenegro en tussen de betrokkene en het orgaan van het bevoegde land.

    (8) Om de personen op wie dit besluit van toepassing is, te beschermen en om te voorkomen dat zij door de inwerkingtreding van dit besluit rechten verliezen, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    DEEL I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Definities

    1.           In dit besluit wordt verstaan onder:

    a)           "overeenkomst": de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds;

    b)           "verordening": Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[9] die van toepassing is in de lidstaten van de Europese Unie;

    c)           "toepassingsverordening": Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[10];

    d)           "lidstaat": een lidstaat van de Europese Unie;

    e)           "werknemer":

    i)        voor de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een persoon die een werkzaamheid in loondienst verricht in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening;

    ii)       voor de toepassing van de wetgeving van Montenegro: een persoon die een werkzaamheid in loondienst verricht in de zin van die wetgeving;

    f)            "gezinslid":

    i)        voor de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een gezinslid in de zin van artikel 1, onder i), van de verordening;

    ii)       voor de toepassing van de wetgeving van Montenegro: een gezinslid in de zin van die wetgeving;

    g)           "wetgeving":

    i)        met betrekking tot de lidstaten: wetgeving in de zin van artikel 1, lid 1, van de verordening die van toepassing is op de prestaties die onder dit besluit vallen;

    ii)       met betrekking tot Montenegro: de relevante wetgeving die in Montenegro van toepassing is op de prestaties die onder dit besluit vallen;

    h)           "prestaties":

    – ouderdomspensioenen,

    – nabestaandenpensioenen,

    – prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten,

    – invaliditeitspensioenen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten,

    – gezinsbijslagen.

    i)            "exporteerbare uitkeringen":

    i)        met betrekking tot de lidstaten:

    – ouderdomspensioenen,

    – nabestaandenpensioenen,

    – uitkeringen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten,

    – invaliditeitspensioenen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten,

    in de zin van de verordening, met uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling betaling berustende uitkeringen als vermeld in bijlage X bij de verordening;

    ii)       met betrekking tot Montenegro: de overeenkomstige prestaties op grond van de Montenegrijnse wetgeving, met uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling betaling berustende uitkeringen als vermeld in bijlage I bij dit besluit;

    2.           De overige in dit besluit gebruikte termen worden verstaan volgens de definities:

    a)           met betrekking tot de lidstaten: in de verordening en de toepassingsverordening;

    b)           met betrekking tot Montenegro: in de relevante wetgeving die in Montenegro van toepassing is.

    Artikel 2

    Personele werkingssfeer

    Dit besluit is van toepassing op:

    a)           werknemers die Montenegrijns onderdaan zijn en legaal werken of legaal hebben gewerkt op het grondgebied van een lidstaat en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, en hun nabestaanden;

    b)           de gezinsleden van de onder a) bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer wonen of gewoond hebben terwijl deze werkzaam is of was in een lidstaat;

    c)           werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en legaal werken of legaal hebben gewerkt op het grondgebied van Montenegro en op wie de Montenegrijnse wetgeving van toepassing is of geweest is, en hun nabestaanden; en tevens

    d)           de gezinsleden van de onder c) bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer wonen of gewoond hebben terwijl deze werkzaam is of was in Montenegro.

    Artikel 3

    Gelijke behandeling

    1.           Werknemers die Montenegrijns onderdaan zijn en legaal in een lidstaat werken, en hun gezinsleden die legaal bij hen wonen, worden, wat de prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder h), betreft, niet op grond van hun nationaliteit gediscrimineerd ten opzichte van de onderdanen van de lidstaten waar zij werken.

    2.           Werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en legaal in Montenegro werken, en hun gezinsleden die legaal bij hen wonen, worden, wat de prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder h), betreft, niet op grond van hun nationaliteit gediscrimineerd ten opzichte van Montenegrijnse onderdanen.

    Deel II

    BETREKKINGEN TUSSEN DE LIDSTATEN EN MONTENEGRO

    Artikel 4

    Opheffing van woonplaatsvereisten

    1.           Exporteerbare prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder i) waarop de in artikel 2, onder a) en c), bedoelde personen recht hebben, kunnen niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de begunstigde

    i)            wat een prestatie op grond van wetgeving van een lidstaat betreft, op het grondgebied van Montenegro woont, of

    ii)            wat een prestatie op grond van de Montenegrijnse wetgeving betreft, op het grondgebied van een lidstaat woont.

    2.           Gezinsleden van een werknemer als bedoeld in artikel 2, onder b), hebben recht op exporteerbare uitkeringen in de zin van artikel 1, lid 1, onder i)i), op dezelfde wijze als de gezinsleden van een werknemer die onderdaan van de betreffende lidstaat is, als die gezinsleden op het grondgebied van Montenegro wonen.

    3.           Gezinsleden van een werknemer als bedoeld in artikel 2, onder d), hebben recht op exporteerbare uitkeringen in de zin van artikel 1, lid 1, onder i)ii), op dezelfde wijze als de gezinsleden van een werknemer die Montenegrijns onderdaan is, als die gezinsleden op het grondgebied van een lidstaat wonen.

    DEEL III

    DIVERSE BEPALINGEN

    Artikel 5

    Samenwerking

    1.           De lidstaten en Montenegro verstrekken elkaar alle informatie over de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van dit besluit.

    2.           Bij de toepassing van dit besluit zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten en Montenegro elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van genoemde autoriteiten en organen is in principe kosteloos. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en Montenegro kunnen evenwel overeenkomen om bepaalde kosten te vergoeden.

    3.           Voor de toepassing van dit besluit kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en Montenegro zich rechtstreeks met elkaar en met de betrokkenen of hun gemachtigden in verbinding stellen.

    4.           Met het oog op de correcte toepassing van dit besluit dienen de organen en personen die onder deze verordening vallen, elkaar wederzijds inlichtingen te verstrekken en samen te werken.

    5.           De betrokken personen moeten de organen van de bevoegde lidstaat of, indien Montenegro het bevoegde land is, van Montenegro, en de organen van de lidstaat van verblijf of, indien Montenegro het land van verblijf is, van Montenegro, zo spoedig mogelijk in kennis stellen van veranderingen in hun persoonlijke of gezinssituatie die gevolgen hebben voor hun recht op prestaties op grond van dit besluit.

    6.           Indien niet voldaan wordt aan de informatieplicht als bedoeld in lid 5, kunnen overeenkomstig het nationale recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn echter gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke, onder het nationale recht vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk de uitoefening van de bij dit besluit aan de betrokkenen verleende rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.

    7.           De lidstaten en Montenegro kunnen nationale bepalingen vaststellen die voorwaarden bevatten om na te gaan of iemand voor prestaties in aanmerking komt, teneinde in aanmerking te nemen dat de begunstigden verblijven of wonen buiten het grondgebied van de staat waar het debiteurorgaan zich bevindt. Dergelijke bepalingen zijn proportioneel, vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit, en in overeenstemming met de beginselen van dit besluit. Dergelijke bepalingen worden meegedeeld aan de stabilisatie- en associatieraad

    Artikel 6

    Administratieve controles en geneeskundige onderzoeken

    1.           Dit artikel is van toepassing op de in artikel 2 bedoelde personen die exporteerbare prestaties als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder i), ontvangen, alsmede op de organen die belast zijn met de uitvoering van dit besluit.

    2.           Indien een ontvanger of aanvrager van prestaties, dan wel een lid van diens gezin, op het grondgebied van een lidstaat woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in Montenegro bevindt, of in Montenegro terwijl het debiteurorgaan zich in een lidstaat bevindt, wordt het geneeskundig onderzoek op verzoek van laatstgenoemd orgaan verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de begunstigde, volgens de procedures die zijn vastgelegd in de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

                  Het debiteurorgaan stelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van eventuele speciale vereisten waaraan moet worden voldaan en van de specifieke aspecten waaraan in het geneeskundig onderzoek aandacht moet worden besteed.

                  Het orgaan van de woon- of verblijfplaats doet aan het debiteurorgaan dat om het geneeskundig onderzoek heeft verzocht, een rapport toekomen.

                  Het debiteurorgaan behoudt echter het recht om de begunstigde te laten onderzoeken door een arts van zijn keuze, hetzij in het land waar de aanvrager of de ontvanger van en uitkering woont of verblijft, hetzij in het land waar het debiteurorgaan zich bevindt. De begunstigde kan echter alleen worden verzocht zich naar de lidstaat van het debiteurorgaan te begeven indien hij in staat is de reis te ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits reis- en verblijfkosten voor rekening komen van het debiteurorgaan.

    3.           Indien een ontvanger of aanvrager van prestaties, of een lid van diens gezin, op het grondgebied van een lidstaat woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in Montenegro bevindt, of in Montenegro terwijl het debiteurorgaan zich in een lidstaat bevindt, wordt de administratieve controle op verzoek van dit orgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de begunstigde.

                  Het orgaan van de woon- of verblijfplaats doet aan het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is en om de administratieve controle heeft verzocht, een rapport toekomen.

                  Het debiteurorgaan behoudt zich het recht voor de begunstigde door een arts van zijn keuze te laten onderzoeken. De begunstigde kan echter alleen worden verzocht zich naar de lidstaat van het debiteurorgaan te begeven indien hij in staat is de reis te ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits reis- en verblijfkosten voor rekening komen van het debiteurorgaan.

    4.           Een of meer lidstaten en Montenegro kunnen andere administratieve bepalingen overeenkomen, op voorwaarde dat zij de stabilisatie- en associatieraad daarvan op de hoogte brengen.

    5.           In afwijking van het in artikel 5, lid 2, van de basisverordening neergelegde beginsel van kosteloze wederzijdse administratieve bijstand worden de daadwerkelijke uitgaven voor de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde controles door het debiteurorgaan dat om de controles had verzocht, terugbetaald aan het orgaan dat werd verzocht de controles uit te voeren.

    Artikel 7

    Toepassing van artikel 129 van de overeenkomst

    Artikel 129 van de overeenkomst wordt toegepast indien een partij van oordeel is dat de andere partij de verplichtingen als neergelegd in de artikelen 5 en 6 niet heeft nageleefd.

    Artikel 8

    Bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de wetgeving van Montenegro

    Zo nodig kan de stabilisatie- en associatieraad bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de wetgeving van Montenegro opnemen in bijlage II.

    Artikel 9

    Administratieve procedures van bestaande bilaterale overeenkomsten

    De administratieve procedures die zijn vervat in bestaande bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en Montenegro kunnen van toepassing blijven, mits deze procedures de bij dit besluit vastgestelde rechten en verplichtingen van de betrokkenen niet nadelig beïnvloeden.

    Artikel 10

    Overeenkomsten ter aanvulling van de procedures voor de toepassing van dit besluit

    Een of meer lidstaten en Montenegro kunnen overeenkomsten sluiten ter aanvulling van de administratieve procedures voor de toepassing van dit besluit, in het bijzonder wat het voorkomen en bestrijden van fraude en fouten betreft.

    DEEL IV

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 11

    Overgangsbepalingen

    1.           Aan dit besluit kunnen geen rechten worden ontleend voor het tijdvak dat aan de inwerkingtreding voorafgaat.

    2.           Onverminderd lid 1 ontstaat krachtens dit besluit ook een recht indien dit recht betrekking heeft op een gebeurtenis die vóór de datum van inwerkingtreding heeft plaatsgevonden.

    3.           Prestaties die niet zijn toegekend of zijn geschorst wegens de nationaliteit of woonplaats van de betrokkene worden op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit, mits de vroeger toegekende rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

    4.           Indien het in lid 3 bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingediend, worden de aan dit besluit te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van een lidstaat of van Montenegro betreffende het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kan worden toegepast.

    5.           Indien het in lid 3 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingediend, worden de niet vervallen of niet verjaarde rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van een lidstaat of Montenegro van toepassing zijn.

    Artikel 12

    Bijlagen bij dit besluit

    1.           De bijlagen bij dit besluit vormen een integrerend deel daarvan.

    2.           Op verzoek van Montenegro of de Europese Unie kunnen deze bijlagen bij besluit van de stabilisatie- en associatieraad worden gewijzigd.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel,

                Voor de Stabilisatie- en Associatieraad

                De voorzitter

    BIJLAGE I

    LIJST VAN MONTENEGRIJNSE BIJZONDERE NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE UITKERINGEN

    BIJLAGE II

    BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN MONTENEGRO

    [1]               PB L 108 van 29.4.2010, blz. 1.

    [2]               PB L 306 van 23.11.2010.

    [3]               PB L 166 van 30. 4.2004, blz. 1.

    [4]               PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

    [5]               PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1. Verordening (EU) nr. 1231/2010 is overeenkomstig de Protocollen nr. 21 en 22 niet bindend voor of van toepassing in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. De voorafgaande Verordening (EG) nr. 859/2003 (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1) blijft echter bindend voor en van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

    [6]               PB L 108 van 29.4.2010, blz. 1.

    [7]               PB L 108 van 29.4.2010, blz. 1.

    [8]               PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1.

    [9]               PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

    [10]               PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

    Top