This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012JC0014
JOINT COMMUNICATION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Delivering on a new European Neighbourhood Policy
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid
/* JOIN/2012/014 final */
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Resultaten boeken voor een nieuw Europees nabuurschapsbeleid /* JOIN/2012/014 final */
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO’S Resultaten boeken voor een nieuw Europees
nabuurschapsbeleid Inleiding De veranderingen van het afgelopen jaar in de
nabuurschap, meer bepaald in het zuidelijke Middellandse Zeegebied, maar ook in
Oost-Europa, hebben tot een snelle reactie van de EU geleid. Na enkele weken al
publiceerden de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en
veiligheidsbeleid en de Europese Commissie een gezamenlijke mededeling over een
partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart, met daarin de onmiddellijke
respons op de historische gebeurtenissen die zich voordeden. Tezamen met de
herziening van het nabuurschapsbeleid heeft dit geleid tot een nieuwe strategie
voor de veranderingen in de Europese nabuurschap.[1] Hiermee werd een duidelijk
signaal van solidariteit en steun gegeven aan de volkeren van het zuidelijke Middellandse
Zeegebied. Hun strijd voor democratie, waardigheid, welvaart en vrijheid van
vervolgingen zou door Europa worden gesteund. Europa zou ook zijn ervaring en
deskundigheid aanbieden om de overgang van autoritair regime naar democratie te
helpen aanpakken. Dit is een topprioriteit geweest voor de Europese Dienst voor
extern optreden (EDEO) en de Europese Commissie. Voortbouwend op de
verwezenlijkingen van het Oostelijk partnerschap was het nieuwe beleid ook een
antwoord op de oproep van de Oost-Europese partners van de EU tot nauwere
politieke samenwerking en meer economische integratie met de EU. De succesvolle
top van het Oostelijk partnerschap in Warschau en de gezamenlijke verklaring
van de top gaven een nieuwe impuls aan de uitvoering van deze nieuwe aanpak. Het beleid is gebaseerd op een nieuwe aanpak,
zoals “meer voor meer”, het belang van wederzijdse
verantwoordingsplicht tussen de EU en haar partners, de noodzaak van partnerschappen,
niet alleen met de overheden, maar ook met maatschappelijke organisaties
(zoals ngo’s, bedrijven, universiteiten, media, vakbonden, religieuze groepen)
en de erkenning van de bijzondere rol van vrouwen om zowel de politiek
als de maatschappij nieuwe vorm te geven. Met de nieuwe aanpak van het Europees
nabuurschapbeleid wordt ook het belang van differentiëring erkend en
worden de betrekkingen op de wensen van de partners toegespitst. De nieuwe
aanpak is daarom gebaseerd op respect voor de specifieke kenmerken van elke
partner en diens weg naar hervormingen. Het nieuwe beleid heeft een grotere
flexibiliteit verankerd en een kader ingesteld voor respons op maat, volgens de
specifieke behoeften van de landen, hun vooruitgang met de hervormingen en de
aard van het partnerschap dat zij met de EU nastreven. Na één jaar biedt deze gezamenlijke mededeling
van de hoge vertegenwoordiger en de Commissie een evaluatie van de
tenuitvoerlegging van de nieuwe aanpak. Deze mededeling gaat vergezeld van een
reeks gemeenschappelijke werkdocumenten[2]
en toont aan dat de EU zonder dralen de grondslag heeft gelegd voor een nieuw
beleid en dat de meeste partnerlanden daarop positief hebben gereageerd, en ook
hun bereidheid hebben laten blijken om met meer vastberadenheid politieke en
economische hervormingen door te voeren en de banden met de EU nauwer aan te
halen. Een aantal vernieuwingen is van bijzonder
belang: ·
In juli 2011 wees de Raad een speciale
EU-vertegenwoordiger aan voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied. De nieuwe
speciale EU-vertegenwoordiger heeft in samenwerking met de Commissie en de EDEO
bijgedragen tot de respons van de EU door een grotere doeltreffendheid en
zichtbaarheid van de Unie via politieke dialoog en economische samenwerking met
alle partijen die betrokken zijn bij het proces van democratische omvorming in
de regio. Om deze doelstellingen te bereiken, is het de bedoeling dat de
taskforce samenwerkt met onze partners door het beschikbaar stellen van
landenspecifieke deskundigheid en middelen uit de EU, de lidstaten, de Europese
Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, alsook
andere internationale financiële instellingen en de particuliere sector. De
taskforces EU-Tunesië en EU-Jordanië zijn doeltreffende instrumenten gebleken
voor democratische veranderingen, waardoor de bijstand en de financiële steun
sneller konden worden verstrekt, via een breed spectrum aan instellingen. De
taskforce kan als katalysator fungeren voor een verdieping van de betrekkingen
van de EU met deze landen op een resultaatgerichte, op maat gesneden en
gedifferentieerde wijze. ·
De Commissie heeft een aantal overkoepelende financiële
programma’s opgezet (SPRING voor het Zuiden en EaPIC voor het Oosten) om de
extra fondsen die in 2011 werden aangekondigd, sneller beschikbaar te stellen
om de democratische omvorming, de opbouw van instellingen en verdere groei in
de partnerlanden te steunen. ·
In het licht van de problematische economische
vooruitzichten in Europa hebben de hoge vertegenwoordiger en de Commissie
moedige stappen gezet om buiten de traditionele gemeenschapsbegroting om
financiële steun voor de overgang in de nabuurschap vrij te maken. Dit omvatte
onder meer een stijging van de plafonds van 1,15 miljard euro voor de
partnerlanden[3]
van leningen van de Europese Investeringsbank, en een uitbreiding van het
mandaat van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling om ook de landen
van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied te bestrijken. ·
Een faciliteit voor het maatschappelijk middenveld
voor de hele nabuurschap werd in september met een initiële begroting van 26
miljoen euro voor 2011 opgezet. Vergelijkbare bedragen zijn gepland voor 2012. Hoewel de
vooruitgang niet algemeen was, hebben ettelijke partners sinds vorig jaar
belangrijke stappen gezet om hun democratiserings- en hervormingsproces te
versnellen. Er zijn meer vrije en eerlijke verkiezingen geweest en de
fundamentele rechten en de mensenrechten werden beter beschermd. Er is ook meer
ruimte geboden voor openbare debatten, waarbij de verantwoordingsplicht van de
regeringen werd verscherpt. “Meer voor meer” Het nieuwe beleid plaatste het beginsel “meer
voor meer” centraal: alleen die partners welke
politieke hervormingen willen ondernemen en de gemeenschappelijke universele
waarden van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat willen respecteren,
kunnen van de meest ambitieuze aspecten van het aanbod van de EU gebruik maken,
namelijk economische integratie (binnen de op te richten diepe en brede
vrijhandelszones – DCFTA’s), mobiliteit van mensen
(mobiliteitspartnerschappen), alsook grotere financiële steun van de EU. Evenzo heeft de EU op schendingen van de
mensenrechten en de democratische normen gereageerd door de steunverlening
terug te schroeven. “Meer voor meer” in de praktijk · In het licht van de belangrijke stappen die met het democratische overgangsproces in Tunesië zijn gezet, heeft de EU haar financiële steun van 80 miljoen euro in 2010 verdubbeld tot 160 miljoen euro in 2011 en technische steun verleend om de parlementaire verkiezingen te helpen organiseren. · Onderhandelingen over een DCFTA gingen van start met de Republiek Moldavië, Georgië en binnenkort ook met Armenië. De onderhandelingsrichtsnoeren voor DCFTA’s met Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië werden door de Raad goedgekeurd. Deze overeenkomsten zullen de economische integratie van de partners in de interne markt van de EU verbeteren. · Als antwoord op de verslechterende situatie in Syrië heeft de EU besloten de financiële steun aan de regering op te schorten en sancties op te leggen. De hoge vertegenwoordiger en de Commissie hebben actief hun steun betuigd aan de bemiddelingspogingen van de Verenigde Naties en de Liga van Arabische staten, terwijl de Commissie humanitaire steun verleent. · De EU heeft onlangs een mobiliteitspartnerschap gesloten met Armenië en is dat ook van plan met Marokko en Tunesië. · Om de hervormingsinspanningen in de partnerlanden verder te steunen, wordt 670 miljoen euro ter beschikking gesteld als aanvulling op de bestaande landenprogramma’s. De steun wordt verstrekt via twee overkoepelende programma’s[4] (SPRING voor het Zuiden en EaPIC voor het Oosten) en wordt toegewezen aan die partnerlanden welke de meeste vooruitgang boeken voor duurzame democratie. Voor Algerije, Jordanië, Marokko en Tunesië werden er reeds toewijzingen aangekondigd. · De associatie-overeenkomst met Oekraïne werd geparafeerd. De prestaties van Oekraïne, meer bepaald wat betreft het respect voor gemeenschappelijke waarden en de rechtsstaat, zullen van cruciaal belang zijn voor de snelheid waarmee de politieke associatie en de economische integratie van het land met de EU zal verlopen, met name in de context van de sluiting van de overeenkomst en de uitvoering daarna. In deze context wekken de processen en vonnissen tegen oppositieleiders grote bezorgdheid over het respect van een eerlijke procesvoering en de onafhankelijkheid van het gerecht. · De hervatting van de officiële 5+2-gesprekken voor een beslechting van het conflict in de regio Transnistrië in de Republiek Moldavië ging vergezeld van een intensieve samenwerking met de regering van de Republiek Moldavië, het opzetten van grootschalige vertrouwenwekkende maatregelen vanwege de EU en een geleidelijke herziening van de EU-sancties tegen de regio Transnistrië, als erkenning van de constructieve houding van de leiders van deze regio. · Om uitdrukking te geven aan haar grote bezorgdheid in verband met het voortdurende gebrek aan respect voor de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat in Belarus, heeft de EU een reeks beperkende maatregelen afgekondigd en het grootste deel van haar steun herschikt ten behoeve van de maatschappelijke organisaties. De EU heeft tevens een Europese dialoog over modernisering opgezet met de oppositie en maatschappelijke organisaties. De EU is ook nauw betrokken bij samenwerking
met de partners over een breed spectrum van sectorale kwesties, gebaseerd op
EU-normen en -waarden. De hervormingen moeten door de partners met hernieuwde
inzet worden voortgezet omdat zij de basis vormen voor inclusieve
sociaal-economische groei, de schepping van werkgelegenheid (speciaal voor
jongeren), de terugdringing van de armoede en meer buitenlandse investeringen.
Gerichte financiële steun, institutionele capaciteitsopbouw, meer sectorale
dialoog en de geleidelijke openstelling van programma’s en agentschappen bieden
de EU en de partnerlanden de mogelijkheid terdege rekening te houden met het
complexe karakter van dit proces, waarmee moeilijke keuzen gemoeid zijn, naast
begeleidende maatregelen ter bescherming van kwetsbare burgers. Een partnerschap met de samenleving De EU heeft
in toenemende mate contacten gelegd met maatschappelijke
organisaties
in alle buurlanden, met inbegrip van de landen waarvoor sancties gelden en de
financiële steun werd opgeschort. Dit engagement is over het algemeen goed
onthaald door de partnerlanden en ook door de lokale en internationale
maatschappelijke organisaties. De EU is voornemens dit engagement te verbreden,
meer bepaald door de maatschappelijke organisaties te betrekken bij de
voorbereiding van en het toezicht op actieplannen en dergelijke. Concrete stappen naar een partnerschap met de maatschappelijke organisaties · Een “faciliteit voor het maatschappelijk middenveld” voor de hele nabuurschap werd in september 2011 met een initiële begroting van 26 miljoen euro voor 2011 opgezet. Vergelijkbare bedragen zijn gepland voor 2012 en 2013. · De mensenrechtendialoog in het kader van het Oostelijk partnerschap werd aangevuld door gezamenlijke seminars met maatschappelijke organisaties, en het Forum van het maatschappelijk middenveld van het Oostelijk partnerschap is een permanent lid van alle vier multilaterale platforms geworden. · In de zuidelijke nabuurschap heeft de EU haar steun voor de Anna Lindh-Stichting vergroot om de maatschappelijke organisaties in de regio te mobiliseren en te revitaliseren. · De Raad van Europa heeft zijn betrokkenheid in deze regio vergroot. Na een eerste faciliteit voor steun aan de werkzaamheden van de Raad in de oostelijke nabuurschap heeft de Commissie besloten tot een faciliteit ten bedrage van 4,8 miljoen euro voor de activiteiten van de Raad van Europa in de landen van de zuidelijke Middellandse Zee. · Ter bevordering van de vrijheid van meningsuiting heeft de EU een “blijf aan de lijn”- strategie opgezet om de maatschappelijke organisaties en individuele burgers te helpen arbitraire onderbrekingen van de toegang tot elektronische communicatietechnologieën op te vangen. · In december 2011 kwam de Raad de voornaamste beginselen voor de oprichting van een Europees Fonds voor Democratie (EED) overeen. Het EED zal in het begin, hoewel niet uitsluitend, de focus richten op de nabuurschap van de EU. · Parallel met de opschorting of herschikking van steun heeft de EU haar financiële steun aan maatschappelijke organisaties verhoogd in landen waar de mensenrechten blijvend geschonden worden. · De EU heeft ook aangeboden te onderhandelen over visumfacilitering en overname-overeenkomsten met Belarus om de contacten van mens tot mens te vergemakkelijken. Tot dusver hebben de autoriteiten van Belarus niet op dit aanbod gereageerd. De EU-lidstaten streven naar een optimaal gebruik van de flexibiliteit die wordt geboden door de visumcode om visumtarieven af te schaffen of te verlagen voor bepaalde categorieën Belarussische burgers of in individuele gevallen. · De EU biedt meer mogelijkheden voor de modernisering van het hoger onderwijs, academische mobiliteit en jeugduitwisselingen. In 2012 en 2013 zal de financiering van de deelname van de nabuurschapslanden aan de samenwerkingsprogramma’s voor hoger onderwijs worden verdubbeld, zullen nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor jeugduitwisselingen en netwerking van jeugdwerkers. Voorts werden diverse regionale dialogen over onderwijs, jeugd en cultuurbeleid opgezet of zal dit binnenkort gebeuren. Wederzijdse verantwoordingsplicht In het kader van de algemene “meer voor
meer”-aanpak is de EU in overleg met de partnerlanden doende haar
beleidsmiddelen aan te passen om de wederzijdse verantwoordingsplicht te
bevorderen en de beleidsdialoog meer interactief en directer te maken. Middelen om de wederzijdse verantwoordingsplicht te versterken · Meer formele en informele contacten en dialoogvoering op politiek niveau bieden de mogelijkheid de hervormingen in de partnerlanden en de daarmee verbonden EU-steun beter politiek te sturen. · Met ingang van dit jaar zullen de voortgangsverslagen per land steeds duidelijker worden in hun evaluatie van de vooruitgang die wordt geboekt, meer bepaald naar een goed verankerde en duurzame democratie. De voortgangsverslagen bieden de mogelijkheid om een aanpak op basis van stimulansen toe te passen en een sterkere band te scheppen met alle relevante aspecten van de EU-respons, met inbegrip van financiële steunverlening. De voortgangsverslagen zullen specifieke aanbevelingen per land omvatten die de partnerlanden ter harte zouden moeten nemen. · Er zijn meer contacten geweest op alle niveaus, van hoge ambtenaren tot belanghebbenden en maatschappelijke organisaties, waarbij de vertegenwoordigers van de partnerlanden hun opvatting konden uiteenzetten over de tenuitvoerlegging van de nieuwe aanpak en konden reageren op de verwezenlijking door de EU van haar verbintenissen. Deze bijeenkomsten zullen op regelmatiger basis plaatsvinden. 1. Ontwikkelingen
in de nabuurschapslanden 1.1 Een jaar van snelle, zij het
ongelijke ontwikkelingen Na jaren van betrekkelijke stagnatie schiet de
democratie steeds meer wortel in de nabuurschap als gevolg van de democratische
revoluties van vorig jaar in Noord-Afrika. In een aantal landen werden
belangrijke verkiezingen gehouden met de deelname van diverse politieke
partijen. De algemene trend gaat in de richting van meer democratie, een
verantwoordelijker goed bestuur en een groter respect voor de mensenrechten en
de fundamentele vrijheden. Op bepaalde gebieden die zeer belangrijk zijn voor
de duurzaamheid van de aan de gang zijnde politieke hervormingen, is de
vooruitgang echter beperkter gebleven. In sommige landen is de vooruitgang
stilgevallen of zijn er tekenen van achteruitgang. Waar structurele hervormingen werden
doorgevoerd, is de armoede teruggelopen en werden buitenlandse investeringen
aangetrokken, hoewel nog belangrijke sociale problemen blijven bestaan. De
voortdurende aanpassing aan de normen en waarden van de EU heeft geleid tot
sterkere commerciële banden, ondanks het slechte economische klimaat. De steeds
grotere toename van de sectorale samenwerking met de EU is een steun voor het
oplossen van transport- en energieproblemen en de aanpak van milieu- en
klimaatkwesties. 1.2 Duurzame democratieën
opbouwen In Egypte, Jordanië,
Marokko en Tunesië is een proces van constitutionele hervormingen
aan de gang met het oog op meer verantwoordingsplicht van de regeringen ten
aanzien van democratisch gekozen parlementen, een grotere onafhankelijkheid van
het gerecht en het wegwerken van verdere belemmeringen voor een grotere
deelname aan het politieke leven. Tunesië heeft een constitutionele
vergadering verkozen in de eerste democratische en geloofwaardige
verkiezingen sinds de onafhankelijkheid van het land. Ook Egypte en Marokko
hebben een parlement verkozen op een over het algemeen vrije en transparante
manier. Over het algemeen is er meer respect voor de vrijheid
van meningsuiting, vereniging en vergadering dan in het verleden. De
Republiek Moldavië en Tunesië hebben vandaag voldoende wettelijke
kaders voor de bescherming van de vrijheid van vergadering en vereniging. Er
moet echter nog veel gebeuren in de nabuurschap om te verzekeren dat deze
vrijheid zowel in de wet als in de praktijk volledig wordt gegarandeerd en om
de maatschappelijke organisaties de noodzakelijke ruimte te bieden om
hun cruciale rol te vervullen. In Egypte is er enige opening
waarneembaar van de politieke ruimte, hoewel de vrijheid van meningsuiting,
activiteiten van maatschappelijke organisaties en vreedzame demonstraties vaak
met repressie te maken krijgen. In Azerbeidzjan worden de burgerlijke
vrijheden nog steeds in ernstige mate beperkt. In toenemende mate wordt aandacht besteed aan
het corruptieprobleem, ook al volgen op moedige politieke uitspraken
niet steeds vastberaden acties. Waar dit toch gebeurt, zoals in Georgië,
draagt het bij tot respect voor de rechtsstaat en tot het creëren van een
bedrijfsklimaat dat ondernemers aanmoedigt en buitenlandse investeringen
aantrekt. In de hele nabuurschap zijn meer inspanningen
nodig om respect voor de rechtsstaat te verzekeren, waarop door een
doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk rechtssysteem toezicht wordt
uitgeoefend, met garanties voor gelijke toegang tot het gerecht en respect voor
correcte en eerlijke procesnormen, alsook de voortzetting van de hervorming
van de veiligheidssector. Hoewel het proces van democratische overgang en
constitutionele hervormingen in een aantal landen uit de nabuurschap aan de
gang is, heeft dit nog niet geleid tot een sneller, meer transparant en
eerlijker rechtsstelsel en een groter gevoel van veiligheid. In Egypte
worden burgers nog steeds door militaire rechtbanken berecht. De opbouw van een duurzame democratie betekent
ook dat gelijke behandeling van vrouwen en mannen moet worden
gegarandeerd en de deelname van vrouwen aan het politieke en economische leven
moet worden bevorderd. In een aantal landen was er in de praktijk weerstand
tegen wettelijke bepalingen met het oog op een meer evenwichtige samenstelling
van de parlementen, waardoor zij niet het beoogde effect hebben kunnen
sorteren. De lokale en regionale autoriteiten hebben een essentiële rol
om de kloof tussen de bevolking en de instellingen te dichten, waarbij
politieke participatie op lokaal niveau wordt bevorderd en wordt verzekerd dat
bij de politieke besluitvorming rekening wordt gehouden met lokale behoeften. Er is ook vooruitgang geboekt met betrekking
tot het respect voor andere mensenrechten. Tunesië heeft een
aantal optionele protocollen geratificeerd bij belangrijke
mensenrechtenverdragen. Marokko en Tunesië hebben het optionele
protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering geratificeerd. Er is meer respect
voor de rechten van minderheden in Armenië en Marokko. Toch
blijven in een aantal landen foltering en vernederende en onmenselijke
behandeling door de veiligheidsdiensten aan de orde van de dag. Ook
discriminatie op gronden van godsdienst of geloofsovertuiging, etnische afkomst
of seksuele oriëntatie blijft wijd verspreid en in vele landen blijft
mensenhandel een ernstig probleem. De situatie in Belarus is het afgelopen
jaar ernstig verslechterd na het aanpakken van de oppositie en de
maatschappelijke organisaties in december 2010 in de nasleep van de
presidentsverkiezingen. De EU heeft opnieuw sancties moeten afkondigen en deze
verscherpen. De EU blijft ernstig bezorgd om de situatie in Belarus waar
de autoriteiten geweigerd hebben om alle politieke gevangenen vrij te laten en
te rehabiliteren en de onderdrukking van de oppositie, de media en de
maatschappelijke organisaties te staken. Tot dusver hebben de autoriteiten van
Belarus niet geantwoord op het aanbod van de EU om te onderhandelen over
visumfacilitering en overname-overeenkomsten, waardoor zij hun burgers de
mogelijkheid ontnemen gemakkelijker door de EU te reizen. Momenteel zijn de
voorwaarden niet gegeven voor een volle deelname van Belarus aan het Europees
nabuurschapsbeleid. Belarus neemt alleen deel aan de multilaterale dimensie van
het Oostelijk partnerschap. De EU blijft vastbesloten om haar partnerschap met
de bevolking van Belarus te versterken en meer steun te bieden aan de
maatschappelijke organisaties in dat land. Algerije is van
start gegaan met een proces van politieke hervormingen die begin 2012 hebben
geleid tot de goedkeuring van een aantal nieuwe strenge wetten over het houden
van verkiezingen, de deelname van vrouwen aan verkozen vergaderingen,
verenigingen, de media, politieke partijen, decentralisatie en de
onverenigbaarheid van politieke mandaten. Na de parlementsverkiezingen van 10
mei wordt een herziening van de grondwet verwacht. In de context van de nieuwe
focus van het Europees nabuurschapsbeleid op een op maat gesneden en
gedifferentieerde aanpak, heeft Algerije besloten toe te treden tot het
Europees nabuurschapsbeleid en de gesprekken over het desbetreffende ENB-actieplan
zijn reeds van start gegaan. De situatie in Libië is zich
geleidelijk aan het stabiliseren na afloop van de burgeroorlog. De EU steunt
het overgangsproces en bekijkt regelmatig met de autoriteiten de problemen in
verband met de eerbiediging van de mensenrechten. De EU is bereid
onderhandelingen te beginnen met de nieuwe Libische regering voor een
contractuele overeenkomst en in deze context te spreken over de mogelijke
deelname van Libië aan het Europees nabuurschapsbeleid, gebaseerd op gedeelde
verbintenissen ten aanzien van de waarden van democratie, de rechtstaat en het
respect voor de mensenrechten. 1.3 Conflicten Vreedzame oplossingen vinden voor langdurige
conflicten blijft een knellend probleem in de nabuurschap. De voornaamste
verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de partijen bij het conflict die grotere
inspanningen moeten leveren om in een geest van compromis tot overeenstemming
te komen. Zolang dat niet gebeurt, kan van de internationale
bemiddelingspogingen volgens vaste formules geen doorbraak worden verwacht. De
volledige realisatie van het potentieel van het Europees nabuurschapsbeleid
vereist geloofwaardiger en volgehouden inspanningen van de kant van de
nabuurschapslanden om werk te maken van de oplossing van conflicten. Daarnaast
staat de EU klaar om de nodige steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van
de overeengekomen regelingen. In het geval van Syrië heeft de EU de
systematische schendingen van de mensenrechten door de Syrische regering streng
veroordeeld. De EU heeft president Assad opgeroepen af te treden en de weg vrij
te maken voor een vreedzame en democratische overgang. Tezamen met de
EU-lidstaten en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft de EU alle
moeite gedaan om te verzekeren dat de internationale gemeenschap met één stem
spreekt ter ondersteuning van het plan van de speciale gezant van de VN en de
Liga van Arabische staten, Kofi Annan. De hoge vertegenwoordiger en de
Europese dienst voor extern optreden hebben deelgenomen aan vergaderingen van
de Vrienden van Syrië. De hoge vertegenwoordiger riep regelmatig het
crisisplatform bijeen waarin alle relevante diensten in de Europese dienst voor
extern optreden en de Commissie zetelen (sancties, humanitaire steun,
ontwikkelingssamenwerking, contacten met de delegaties en steun aan de VN).
Als antwoord op de crisis heeft de EU alle soorten samenwerking opgeschort
en beperkende maatregelen vastgesteld waarop constant wordt toegezien. De EU
heeft alleen die steun gehandhaafd die de bevolking, studenten,
mensenrechtenactivisten en de oppositie in Syrië ten goede komt. De EU maakte
een bijdrage van 10 miljoen euro vrij voor humanitaire steun aan Syrië en de
getroffen buurlanden. De EU heeft ook nauw samengewerkt met de buurlanden van
Syrië en heeft een speciale maatregel van de Commissie voorgesteld om 23
miljoen euro ENPI-middelen te reserveren om specifieke steun te bieden aan de
maatschappelijke organisaties in Syrië, alsook aan vluchtelingen en de
getroffen bevolkingen in de buurlanden. De EU-delegatie in Damascus bleef open om de
Syrische bevolking te steunen en de EU-respons voor de crisis te helpen
coördineren. In de EU-delegatie zijn ettelijke diplomaten uit lidstaten
gevestigd die besloten hebben de activiteiten van hun eigen ambassades op te
schorten. In 2011 is de EU
er enigszins in geslaagd het Kwartet nieuwe impulsen te geven en heeft zij haar
inspanningen voortgezet om zowel Israël als de Palestijnse autoriteit
ertoe aan te zetten terug te keren naar de onderhandelingstafel. In zijn
verklaring van 23 september riep het Kwartet op tot een onverwijlde en
onvoorwaardelijke hervatting van directe bilaterale onderhandelingen om te
komen tot een overeenkomst binnen een door de partijen overeen te komen
tijdskader, maar niet later dan eind 2012. Het Kwartet riep de partijen er
tevens toe op geen provocerende acties te ondernemen en herhaalde de
verplichtingen van de Routekaart. In de oostelijke
nabuurschap werden dankzij de verenigde inspanningen van de 5+2-leden en de EU
in een goede sfeer formele gesprekken hervat om het conflict in Transnistrië op
te lossen. Er vond een aantal ontmoetingen op hoog niveau plaats en er werden
stappen gezet om vertrouwenwekkende maatregelen te intensifiëren (bv. de
mogelijkheid voor bedrijven uit Transnistrië om zich in te schrijven in de Republiek
Moldavië en te genieten van de autonome handelspreferenties,
tariefvrijstellingen voor inschrijvingen bij bezoeken aan Transnistrië, het
opzetten van een werkgroep ter bestudering van verdere vertrouwenwekkende
maatregelen, discussies tussen douane- en spoorwegautoriteiten om de uitvoer
van goederen te vergemakkelijken). De gesprekken tussen de presidenten van Armenië
en Azerbeidzjan over Nagorno-Karabach, die door de Minsk-groep van de
OVSE als bemiddelaar werden gesteund, hebben niet tot een doorbraak geleid. Het
internationale overleg van Genève over Abchazië en Zuid-Ossetië werd voortgezet
onder gezamenlijk EU-VN-OVSE-voorzitterschap, met name over de kwestie van het
niet-gebruik van geweld. 1.4. Inclusieve economische
ontwikkeling en handel In de meeste
oostelijke buurlanden van de EU was de groei constant en werden de gevolgen van
de crisis van 2009 verder overwonnen. Dit
stelde landen als Armenië, Azerbeidzjan en de Republiek
Moldavië in staat verder vooruitgang te boeken met de bestrijding van de
armoede en de werkloosheid. De Republiek
Moldavië en Georgië hebben ook doelbewust structurele
hervormingen doorgevoerd, terwijl de vooruitgang in Oekraïne is
stilgevallen en het landenprogramma met het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
ontspoord is. De groei in de zuidelijke
nabuurschap van de EU was trager, met name in die landen waar de democratische
overgang vergezeld ging van sociale onrust, stakingen en politieke
instabiliteit of die te lijden hadden onder conflicten in buurlanden. Om de groeiende werkloosheid aan te pakken
en verdere interne onrusten te verhinderen, hebben vele landen hun
begrotingsbeleid versoepeld, de uitgaven van de overheid verhoogd en als gevolg
daarvan een begrotingsdeficit veroorzaakt. Deze
tendens moet worden rechtgetrokken om de macro-economische stabiliteit te
handhaven en mogelijke problemen met de schuldfinanciering te vermijden. In Israël wezen protesten op wijdverspreide
bezorgdheid over de sociale rechtvaardigheid en de groeiende ongelijkheid in de
verdeling van de rijkdom. In de hele
nabuurschap, net als binnen de EU, moet de nadruk liggen op een meer inclusieve
economische ontwikkeling door de interne samenhang te bevorderen en de
regionale en sociale ongelijkheden aan te pakken. 2. EU-samenwerking
met de partners 2.1 Een succesvol jaar De meeste partnerlanden hebben positief
gereageerd op de nieuwe nadruk die komt te liggen op meer differentiatie en
wederzijdse verantwoordingsplicht, en hebben zich bereid verklaard met meer
daadkracht politieke en economische hervormingen door te voeren en de banden
met de EU nauwer aan te halen. Dit werpt reeds vruchten af. In het oosten heeft de mededeling van de
afgelopen maand mei een extra impuls gegeven aan de ontwikkeling van het
Oostelijk partnerschap. De top van het Oostelijk partnerschap in
Warschau nam nota van de behaalde resultaten en bevestigde de politieke
verbintenissen van de EU en haar oostelijke buurlanden om verder te gaan naar
meer politieke associatie en economische integratie en erkende tevens de
Europese aspiraties en de keuze voor Europa van sommige partners. De top kwam
overeen een routekaart voor het Oostelijk partnerschap op te zetten, die
tezamen met deze mededeling[5]
wordt goedgekeurd en een praktische handleiding biedt voor toezicht op de
uitvoering, tot de volgende top die voor het najaar van 2013 is gepland. Drie jaar na het opzetten ervan heeft het
Oostelijk partnerschap aanzienlijke vooruitgang geboekt. De EU en de oostelijke
partnerlanden hebben hun dialoog over de mensenrechten opgevoerd. Met alle
partners (met uitzondering van Belarus) werden onderhandelingen over
associatie-overeenkomsten gestart. Met Oekraïne werden de
onderhandelingen afgesloten. De onderhandelingen over de diepe en brede
vrijhandelszones (DCFTA’s) maken vooruitgang. Het doel om geleidelijk aan te
komen tot visumvrij reizen en andere elementen van de samenwerkingsagenda van
het Oostelijk partnerschap worden met succes aangepakt. In de zuidelijke nabuurschap is de EU erg
actief geweest om te antwoorden op de historische veranderingen. De EU heeft betrekkingen
aangeknoopt met regionale organisaties (met name de Liga van Arabische staten)
om oplossingen voor de conflicten te zoeken. De hoge vertegenwoordiger en de
Commissie hebben de resultaten van de democratische verkiezingen verwelkomd en
hun bereidheid bevestigd om met de nieuwe regeringen samen te werken. De EU
heeft waar nodig onmiddellijk humanitaire steun verleend, haar financiële
bijstand geheroriënteerd, het bedrag voor landen waar grotere behoeften
bestaan, opgevoerd en in andere gevallen teruggeschroefd. De EU heeft ook
nieuwe samenwerking en dialoog aangeboden inzake handel en mobiliteit. De EU is
een erkende en betrouwbare partner geworden bij de voorbereiding, de
organisatie en het toezicht op verkiezingen. De EU heeft haar engagement voor
en steun aan de maatschappelijke organisaties in de regio aanzienlijk vergroot. Op voorstel van de hoge vertegenwoordiger
heeft de Raad een speciale EU-vertegenwoordiger voor het zuidelijke Middellandse
Zeegebied aangewezen om de dialoog met de landen in een overgangssituatie te
ontwikkelen, de inbreng en coördinatie van de EU en de lidstaten op te voeren
en de coördinatie met de internationale financiële instellingen en de
particuliere sector te verzekeren. Dit begint in de regio reeds tastbare resultaten
op te leveren. De eerste taskforce kwam bijeen in Tunesië in september
2011 en kondigde een zeer belangrijk internationaal steunpakket aan, met zowel
subsidies als leningen, waaraan de Commissie voor de periode 2011-2013 met een
bedrag van 400 miljoen euro subsidies bijdraagt. De tweede taskforce kwam
bijeen in Jordanië in februari 2012 om er het proces van de politieke en
economische hervormingen te steunen. Politieke partijen en maatschappelijke
organisaties leverden hun bijdrage tot de taskforce. Bij deze gelegenheid werd
tevens een substantieel internationaal financieel steunpakket aangekondigd. De
taskforces zijn geen eenmalige gebeurtenissen maar een proces waarbij
follow-upvergaderingen op verschillende niveaus zijn verbonden voor de
evaluatie van de vooruitgang en de tenuitvoerlegging. De gemeenschappelijke
organen die zijn opgezet in het kader van de associatie-overeenkomst, houden
toezicht op de uitvoering van de aanbevelingen van de taskforce. Na de
presidentsverkiezingen en de overgang naar een burgerregering zal ook met Egypte
in 2012 een taskforce worden georganiseerd. 2.2 Duurzame democratieën
opbouwen De nieuwe nadruk van de EU op het opzetten van
goed verankerde democratieën[6]
en de bevordering van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is
gepaard gegaan met vastberaden acties. Om de democratische overgang te steunen
heeft de EU haar samenwerking met de Raad van Europa opgedreven en synergieën
nagestreefd met de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, door aan
de parlementen van de landen van de zuidelijke Middellandse Zee de status van
“partner voor democratie” aan te bieden. Deze status werd toegekend aan Marokko
en de Palestijnse autoriteit. De EU heeft met de Raad van Europa ook een
programma ontwikkeld om het hervormingsproces in de landen van het Oostelijk
partnerschap te steunen. Dat programma omvat de hervorming van het gerecht en
het respect voor de mensenrechten in strafzaken, het naleven van Europese
verkiezingsnormen en de strijd tegen corruptie en ernstige vormen van
cybercriminaliteit. Dit werd later aangevuld door een vergelijkbaar programma
met de zuidelijke buurlanden van de EU, met de nadruk op constitutionele
hervormingen en de hervorming van het gerecht en van het verkiezingsstelsel. De EU heeft technische bijstand verleend aan
de verkiezingsautoriteiten in Tunesië om hen te helpen met de voorbereiding van
de eerste democratische verkiezingen daar en heeft ook de Tunesische
maatschappelijke organisaties gesteund met de voorbereidingen van deze
verkiezingen. De EU heeft een uitgebreide waarnemersmissie naar Tunesië
afgevaardigd en verkiezingsdeskundigen naar Marokko gezonden. Na een
uitnodiging door Algerije heeft de EU een uitgebreide waarnemingsmissie
gestuurd om de parlementsverkiezingen van 10 mei te observeren. De EU heeft
technische bijstand verstrekt aan de hoge verkiezingscommissie in Egypte en de
voorlichting van kiezers en de opleiding van binnenlandse observatoren via de
maatschappelijke organisaties gesteund. Libië heeft de EU verzocht de
komende verkiezingen voor een constitutionele vergadering te komen observeren.
2.3 Steun aan inclusieve
economische ontwikkeling, handel en samenwerking tussen sectoren Economische en sociale ontwikkeling In de context van ernstige economische en
financiële problemen in de eurozone en in de meeste Arabische partnerlanden
(ook ten gevolge van de “Arabische lente”) is een macro-economische dialoog erg
nuttig gebleken voor zowel de EU als haar partners. Deze dialoog heeft een
vrijmoedige en diepgaande uitwisseling van informatie en opvattingen mogelijk
gemaakt in verband met de economische problemen en de beleidsantwoorden daarop
van beide partijen, waarbij de nadruk wordt gelegd op de noodzaak van
structurele hervormingen. Om een inclusieve economische ontwikkeling
te bevorderen heeft de EU stappen gezet om haar financiële steunverlening en de
leningscapaciteit van de Europese financiële instellingen (zie punt 2.4) te
vergroten, en heeft zij de beleidsdialoog over werkgelegenheid en sociale zaken
nieuw leven ingeblazen. Handel Onderhandelingen over een DCFTA werden
afgesloten voor Oekraïne en gingen van start met de Republiek
Moldavië, Georgië en binnenkort ook met Armenië. Na een
verkennende studie die is gepland voor 2012 over de capaciteiten van de
partners om de verworvenheden van de EU-wetgeving over te nemen, kunnen voor
het eind van het jaar onderhandelingen worden geopend met Jordanië, Marokko en
Tunesië op basis van de onderhandelingsrichtsnoeren die de Raad in december
heeft aangenomen. De overeenkomst inzake landbouw- en visserijproducten met Marokko
wordt in juli van kracht en snelle vooruitgang met de andere lopende
onderhandelingen, zoals de equivalente overeenkomst met Tunesië, is door de
Europese Raad van maart als prioriteit vooropgesteld. De regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane
oorsprongsregels werd in juni 2011 ter ondertekening opengesteld en door Jordanië
en Marokko ondertekend. De andere zuidelijke mediterrane partners die
deze conventie nog niet hebben ondertekend, zouden de procedures voor
ondertekening en ratificatie spoedig moeten voltooien. Verdere onderhandelingen
over overeenkomsten betreffende overeenstemmingsbeoordeling en de
aanvaarding van industrieproducten (ACAA’s) moeten in 2012 worden opgestart
om de markten voor industriële producten open te stellen met Tunesië en
later met Egypte, Jordanië en Marokko. Sectorale samenwerking De aanpassing van
de regelgeving aan de EU en andere markten die EU-normen toepassen is
essentieel ter vergemakkelijking van handel en economische ontwikkeling. In het
kader van het Oostelijk partnerschap wordt hieraan steun verleend door programma's
voor alomvattende institutionele opbouw (CIB) en andere relevante
steunmaatregelen. Het voorbereidende proces voor de DCFTA-onderhandelingen met Armenië,
Georgië en de Republiek Moldavië, alsook de afsluiting van deze
onderhandelingen met Oekraïne zijn een stimulans geweest voor
legislatieve werkzaamheden, met name op het gebied van sanitaire en
fytosanitaire normen en technische voorschriften. Dit is ook de binnenlandse
levensmiddelen- en productveiligheid ten goede gekomen. Op het gebied van het
beheer van de overheidsfinanciën zijn echter nog steeds verbeteringen
noodzakelijk. De marktintegratie
met de EU en de convergentie van de regelgeving zijn ook stimulansen voor
broodnodige sectorale hervormingen. Deze hervormingen zijn over
het algemeen van wat langere adem en ervoor zijn aanzienlijke investeringen
noodzakelijk. Op alle gebieden is de samenwerking tussen de EU en de
partnerlanden intenser geworden, zoals blijkt uit de gemeenschappelijke
werkdocumenten in de bijlage bij deze mededeling. De EU heeft
bijvoorbeeld een “blijf aan de lijn”- strategie opgezet om de maatschappelijke
organisaties en individuele burgers te helpen arbitraire onderbrekingen van de
toegang tot elektronische communicatietechnologieën op te vangen. De EU heeft tevens het ENB-programma voor landbouw en
plattelandsontwikkeling (ENPARD) gelanceerd, dat via investeringssteun en
technische bijstand de modernisering van de landbouwproductie in de
partnerlanden mede mogelijk maakt, kansen creëert op lokaal niveau en het
partnerland voorbereidt op een meer doeltreffend meedraaien op de EU-markt. De Commissie hecht ook belang aan de
ontwikkeling van de sectorale dialoog en de samenwerking in de regionale kaders
van het Oostelijk partnerschap en de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Deze
dialoog zal het onderlinge begrip inzake de sectorale prioriteiten verder
onderbouwen en bijdragen tot concrete projecten en initiatieven. Momenteel wordt
een informele dialoog van het Oostelijk partnerschap ingesteld als een verder
middel om de band tussen de bilaterale en multilaterale processen te
versterken, de zin voor gedeelde verantwoordelijkheid voor het Oostelijk
partnerschap te versterken en een regionale dynamiek te stimuleren. Deze
tweejaarlijkse informele multilaterale dialogen tussen de ministers van
Buitenlandse Zaken van de partnerlanden en de hoge vertegenwoordiger van de EU
en de commissaris verantwoordelijk voor het nabuurschapsbeleid zullen een kans
bieden op informele discussies op ministersniveau over de ontwikkelingen in de
partnerlanden, vooruitgang mogelijk maken met de hervormingsprocessen en
toezicht op de tenuitvoerlegging van de routekaart voor het Oostelijk
partnerschap vergemakkelijken. Dit kader zal ook voorzien in een informele
dialoog tussen de relevante sectorale ministers en EU-commissarissen met het
oog op een versterkte multilaterale sectorale samenwerking tussen de EU
en de partners van de oostelijke nabuurschap. In de context van
de Unie voor het Middellandse Zeegebied en volgend op het besluit van de Raad
om het noordelijke medevoorzitterschap aan de EU toe te wijzen, is de Commissie
van plan om de sectorale dialogen op ministersniveau te hervatten. Momenteel
zijn discussies met de partners aan de gang om een aantal vergaderingen overeen
te komen inzake handel, vervoer, energie en milieu en andere sectorale
beleidsterreinen. Het is de bedoeling dat tijdens deze sectorale ministeriële
vergaderingen doelstellingen voor regionale samenwerking worden vastgesteld en
mogelijke concrete projecten die in het kader van de Unie voor het Middellandse
Zeegebied zouden kunnen worden uitgevoerd. Als onderdeel van
haar nieuwe respons en het vernieuwde engagement ten aanzien van de nabuurschap
heeft de EU haar steun aan de deelname van de partnerlanden aan
EU-programma’s en agentschappen opgevoerd. De protocollen die de
deelname van de Republiek Moldavië en Oekraïne aan EU-programma’s
mogelijk maken, zijn van kracht geworden. Na een positieve stemming in het
Europees Parlement zal het protocol met Marokko spoedig van kracht
worden. De onderhandelingen voor een protocol met Jordanië zijn van
start gegaan. Er is een project in voorbereiding om de voorbereidende
maatregelen van de EU-agentschappen te steunen voor een vlottere deelname aan
de werkzaamheden van de agentschappen. De partnerlanden kunnen een beroep doen
op EU-middelen om hun deelname aan EU-programma’s mede te financieren. Mobiliteit Er wordt vooruitgang geboekt naar visumliberalisering
met de oostelijke nabuurschap van de EU. Er bestaan mobiliteitspartnerschappen
met Armenië, Georgië en de Republiek Moldavië. De Republiek
Moldavië en Oekraïne geven uitvoering aan de actieplannen voor
visumliberalisering. Met Georgië zou voor de zomer een visumdialoog
kunnen worden gestart. Na de succesvolle tenuitvoerlegging van de visumfaciliterings-
en overname-overeenkomsten met Georgië, de Republiek Moldavië
en Oekraïne, zijn onderhandelingen over vergelijkbare overeenkomsten van
start gegaan met Armenië en Azerbeidzjan. In de zuidelijke nabuurschap van de EU heeft
de EU aangeboden partnerschapsdialogen over migratie, mobiliteit en
veiligheid aan te gaan met Egypte, Marokko en Tunesië.
Dergelijke dialogen bestrijken legale en illegale migratie, mensenhandel,
overname, visumkwesties, asiel en internationale bescherming. Er is
aanzienlijke vooruitgang geboekt met Marokko en Tunesië waarmee
de dialoog in oktober 2011 van start is gegaan, en de komende maanden zouden
gezamenlijke verklaringen moeten worden ondertekend die de weg effenen naar
mobiliteitspartnerschappen. Egypte heeft tot dusver geweigerd concrete
gesprekken aan te gaan. De hoge vertegenwoordiger en de Commissie stellen voor
een dialoog over migratie, mobiliteit en veiligheid aan te gaan met Jordanië. 2.4 Financiële steun Om steun te verlenen aan de
hervormingsinspanningen van de partners heeft de EU op twee niveaus gehandeld. Ten eerste heeft de EU ernaar gestreefd de
band tussen de nieuwe beleidsaanpak en de bestaande financiële steunprogramma’s
te versterken. In de zuidelijke nabuurschap heeft dit geleid tot de herschikking
van 600 miljoen euro van de bestaande steunverlening voor de doelstellingen
die zijn neergelegd in de gezamenlijke mededeling “Een partnerschap voor
democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied”[7]. Ten gevolge daarvan werden
nieuwe programma’s voor institutionele opbouw gelanceerd op gebieden als de
hervorming van het gerecht en de bestrijding van corruptie. Ten tweede heeft de EU gestreefd naar het
beschikbaar stellen van extra financiële middelen uit de EU-begroting.
In de gezamenlijke mededeling “Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden”
van mei 2011 was voorgesteld tot 1,24 miljard euro aanvullende middelen vrij te
maken om de tenuitvoerlegging van de nieuwe aanpak te financieren. Van dit
bedrag is 1 miljard euro beschikbaar gesteld aan de partnerlanden. De
hoge vertegenwoordiger en de Commissie betreuren dat er in de Raad nog geen
consensus is bereikt over het voorstel van de Commissie om de herbenutting van
naar de EIB terugvloeiende middelen toe te staan. Dit zal leiden tot een
terugval van ten minste 240 miljoen euro tegenover het oorspronkelijke
voorstel. Het grootste deel van deze aanvullende
middelen (670 miljoen euro) zal via twee overkoepelende programma’s worden
toegeleid: SPRING in de landen van de zuidelijke Middellandse Zee met een
begroting van 540 miljoen euro voor 2011-2013; en EaPIC in de Oostelijke
nabuurschap met een begroting van 130 miljoen euro voor de periode 2012-2013.
Beide programma’s zullen zich vooral richten op de bevordering van de
democratische hervormingen en institutionele opbouw, naast steunverlening aan
duurzame en inclusieve groei. De rest van de aanvullende middelen is
voornamelijk toegewezen aan mobiliteitsprogramma’s (Tempus, Erasmus Mundus,
enz.) en steun voor maatschappelijke organisaties en niet-overheidsactoren. De uitbreiding van het mandaat van de Europese
Investeringsbank (EIB) in oktober effent de weg voor extra leningen van
1,15 miljard euro aan de partnerlanden[8]
en voor maximaal 1 miljard euro aan leningen in verband met de
klimaatverandering. Extra bijdragen van de lidstaten op vrijwillige basis aan
het trustfonds dat is opgericht in het kader van de Europees-mediterrane
investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP), zullen de EIB in staat
stellen om in de zuidelijke nabuurschap transacties met risicodragend kapitaal
te versterken. Het gebied dat bestreken wordt door de
operaties van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) wordt
uitgebreid tot Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië. Bovendien
werd tot maximaal 100 miljoen euro, gedeeltelijk afkomstig uit de EU-begroting,
toegewezen voor steun aan de identificatie en voorbereiding van projecten.
Verdere middelen (tot 1 miljard euro) zullen worden vrijgemaakt door de EBWO
via haar speciale fonds zodra genoeg belanghebbenden de noodzakelijke
wijzigingen van de overeenkomst tot oprichting van de EBWO hebben goedgekeurd[9]. De lopende steun in het kader
van het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument is ook opnieuw
gericht op de bevordering van de ontwikkeling van kleine en middelgrote
ondernemingen en het creëren van werkgelegenheid, meer bepaald in Algerije,
Egypte, Jordanië en Tunesië. Eind 2011 bedroegen de toewijzingen van de ENB-investeringsfaciliteit
(NIF) in totaal 400 miljoen euro (waarvan 174 miljoen euro voor het oosten
en 226 miljoen euro voor het zuiden), resulterend in projecten met een totale
kostprijs van 13,6 miljard euro (waarvan 4,2 miljard euro voor het oosten en
9,4 miljard euro voor het zuiden). De aanzienlijke toename van
subsidiefinanciering in het kader van de ENB-investeringsfaciliteit voor de
periode 2011-2013 (450 miljoen euro) zou op haar beurt tot gevolg moeten hebben
dat door grotere leningen spoedig investeringen in infrastructuur (milieu en
klimaatverandering, interconnecties met partnerlanden) en kleine en middelgrote
ondernemingen mogelijk worden, waardoor de werkloosheid in de nabuurschap mee
kan worden aangepakt. De EU streeft naar grotere steunverlening voor
transacties met risicodragend kapitaal in de zuidelijke nabuurschap via de
Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) en
ontwikkelt verdere mogelijkheden om transacties met risicodragend kapitaal te
ondersteunen en te garanderen in de oostelijke nabuurschap, tezamen met de EIB,
de EBWO en andere Europese financiële instellingen. In december keurde
de Commissie het wetgevingsvoorstel voor een nieuw financieel instrument goed,
nl. het Europees nabuurschapsinstrument (ENI), dat met ingang van 2014
het lopende Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) moet gaan
vervangen. Tegenover het lopende instrument zal het ENI de band tussen beleid
en steun verder aanhalen en in samenwerking met de partnerlanden een hoger
niveau van differentiëring vooropstellen, waarin het engagement voor universele
waarden, vooruitgang met een diepgaande democratisering en gezamenlijk
overeengekomen doelstellingen tot uiting komen. Het instrument zal zijn samenwerkingsactiviteiten
speciaal richten op minder beleidsdoelstellingen en daardoor de impact
vergroten. Het instrument zal de complexiteit en lengte van het
programmeringsproces aanpakken en de uitvoeringsbepalingen vereenvoudigen, met
inbegrip van de bepalingen inzake grensoverschrijdende samenwerking aan de
buitengrenzen van de EU. De voorgestelde begroting bedraagt 18,2 miljard euro
voor een looptijd van zeven jaar; dit is een toename met 22% in reële termen
tegenover de huidige financiële vooruitzichten. Het
ENI zal bijdragen tot de EU-doelstelling om de klimaatgerelateerde proportie
van de begroting van de Unie ten minste op 20% te brengen overeenkomstig het
voornemen in de mededeling van de Commissie van juni 2011 over het meerjarige
financiële kader voor de periode 2014-2020[10].
2.5 Een meer gezamenlijke aanpak
met andere EU-instellingen De herziening van het
Europees nabuurschapsbeleid in 2011 heeft in alle EU-instellingen tot een breed
debat geleid en tot een brede consensus over de noodzaak van een groter
EU-engagement in de nabuurschap. Meer bepaald heeft het Europees Parlement in
december een belangrijk rapport over het Europees nabuurschapsbeleid
aangenomen. Er is aanzienlijk meer interactie geweest tussen het Europees
Parlement, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger in hun betrekkingen met
individuele partners met betrekking tot het Europees nabuurschapsbeleid. Daarnaast heeft het
Europees Parlement zijn contacten en samenwerking opgevoerd met de verkozen
vergaderingen in de ENB-partners, met het oog op een betere politieke dialoog
en een grotere capaciteit van deze vergaderingen om toezicht te houden op hun
regeringen. Euronest en de parlementaire vergadering van de Unie voor het
Middellandse Zeegebied hebben hun activiteiten ontwikkeld. Zowel het Europees
Economisch en Sociaal Comité als het Comité van de Regio’s (meer bepaald via de
Euromediterrane Vergadering van Lokale en Regionale Overheden – ARLEM en de
Conferentie van lokale en regionale overheden van het Oostelijk partnerschap –
CORLEAP) hebben hun betrokkenheid vergroot. 2.6 Een gezamenlijke aanpak met
andere donorlanden en internationale instellingen De EU werkt nauw samen met andere donorlanden
en internationale instellingen om in de partnerlanden het hoofd te bieden aan
humanitaire crises, de democratische overgang te bevorderen en de economische
ontwikkeling te stimuleren. Tijdens de Libische crisis heeft de EU het
voortouw genomen van de internationale humanitaire respons, in nauwe
samenwerking met andere donoren en internationale organisaties teneinde te
verzekeren dat de behoeften snel konden worden vastgesteld en de hulp snel en
doeltreffend kon worden verstrekt. De EU heeft op beslissende wijze bijgedragen
tot het opzetten van het Deauville-partnerschapsinitiatief van de G-8, waarmee
de internationale inspanningen voor steun aan de democratische overgang in het
zuidelijke Middellandse Zeegebied worden gecoördineerd. Zij werkt nauw samen
met de internationale organisaties die tijdens de vergadering van de ministers
van Financiën van de G-8 in Marseille in september hebben beloofd steun te
verlenen aan het Deauville-partnerschap. Via haar macrofinancieel
steuninstrument werkt de EU ook nauw samen met het Internationaal Monetair
Fonds en andere internationale organisaties om de betrokken partnerlanden[11] te helpen macro-economische
wanverhoudingen aan te pakken en groeigeoriënteerde structurele hervormingen
door te voeren. Landen als Rusland en Turkije kunnen een grote
bijdrage leveren tot regionale stabiliteit. Zwitserland heeft op het hoogste
niveau deelgenomen aan de vergadering van de EU-taskforce voor Tunesië. Voorts bestaat er in de
context van het Oostelijk partnerschap een informatie- en coördinatiegroep met
niet-EU-landen en geïnteresseerde internationale financiële instellingen om de
donorcoördinatie te bevorderen en meer in het algemeen de ontwikkeling van het
Oostelijk partnerschap te stimuleren. 3. Toekomstperspectieven 2011 is een jaar van veranderingen geweest in
de nabuurschap van de EU. Hoewel de eerste tekenen hoopgevend zijn, zijn nog
onverdroten inspanningen nodig om deze vooruitgang te consolideren. Vele
gemeenschappen in onze partnerlanden ondergaan momenteel verreikende
veranderingen. Het is fundamenteel de snelheid van het hervormingsproces in elk
individueel geval te onderkennen en te respecteren. Hiervoor zijn voortdurende
dialoog, zorgvuldige aandacht en nauw toezicht door de EU vereist. Er zijn een
aantal punten waarop de partnerlanden hun hervormingsinspanningen nog moeten
opvoeren en er zijn aspecten uit het EU-aanbod waar directere actie van de EU
noodzakelijk is. 3.1. Toekomstige uitdagingen Duurzame democratie De democratische omvorming in een aantal
zuidelijke buurlanden brengt nieuwe politieke partijen op het voorplan van de
politiek, meer bepaald, maar niet uitsluitend, partijen met een islamistische
achtergrond. De EU moet met deze partijen en met alle democratisch verkozen
regeringen verder dialoog voeren en is daartoe ook bereid. De bestaande
middelen en ook het nog op te richten Europees Fonds voor Democratie (EED)
kunnen de dialoog stimuleren en de uitwisseling van ervaringen met politieke
partijen uit de EU bevorderen. Tot aan de volgende top moeten de
Oost-Europese partners de brede en goedgevulde agenda van het Oostelijk
partnerschap, zoals uitgetekend in de routekaart, verder ten uitvoer leggen. In
dit verband blijft de consolidering van de democratie essentieel, in het
vooruitzicht van de parlementsverkiezingen in Armenië, Georgië en
Oekraïne die voor deze drie landen een mijlpaal zullen zijn. In de zuidelijke
nabuurschap zullen de komende verkiezingen in Algerije, Jordanië,
Libië en Tunesië ook zeer belangrijk zijn om het
democratiseringsproces dieper te verankeren. De vrijheid van meningsuiting, vereniging
en vergadering dient bij wet en in de praktijk ten volle te worden
gegarandeerd, en er dient een sterke traditie van respect voor de mensenrechten
over de hele lijn te worden opgebouwd, meer bepaald de bescherming tegen alle
vormen van discriminatie in de politiek en in het dagelijkse leven. Hiertoe
worden de partnerlanden uitgenodigd in te gaan op de specifieke aanbevelingen
op dit vlak in de voortgangsverslagen per land in de bijlage bij deze
mededeling. Hiermee wordt een ruimte gegarandeerd waarin de maatschappelijke
organisaties hun cruciale rol kunnen vervullen als agent voor
democratisering en zo de duurzaamheid en het inclusieve karakter van het
hervormingsproces garanderen. Zodra de faciliteit voor het maatschappelijk
middenveld volledig operationeel wordt, zal de EU meer steun kunnen gaan verlenen.
In de zuidelijke nabuurschap zou de Anna Lindh-Stichting moeten bijdragen tot
de interculturele dialoog tussen de maatschappelijke organisaties door na te
gaan welke de actoren voor verandering zijn en welke verbindende organisaties
normaal niet interageren, waardoor de dialoog met de EU-organisaties wordt
bevorderd. Vrouwen hebben een
essentiële rol gespeeld in de “Arabische lente”, en zij mogen bij de
veranderingen die daarna plaatsvinden, er niet op achteruitgaan. De EU zal haar
inspanningen om de vrouwenrechten in de regio te verbeteren, blijven opvoeren
en verzekeren dat de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in alle
relevante samenwerkingsactiviteiten wordt doorgetrokken en effectief wordt
opgetreden tegen mensenhandel in de nabuurschap. In de hele nabuurschap zijn meer inspanningen
nodig om een doeltreffend en onafhankelijk rechtsstelsel op te
bouwen, teneinde het recht op een eerlijk proces voor alle burgers te
garanderen, alsook rechtszekerheid voor bedrijven en investeringen door een onpartijdige
rechtsspraak. De hervorming van de veiligheidssector is ook
essentieel voor een duurzame democratisering. Ter ondersteuning van deze
inspanningen is de EU bereid om haar technische en financiële steun op te
drijven, door gebruik te maken van de extra middelen die na de
beleidsherziening van het afgelopen jaar beschikbaar werden, in de context van
nationale omvattende strategieën. Inclusieve economische ontwikkeling en
handel Werkloosheid, sociale uitsluiting,
ongelijkheid en armoede zijn voor vele mensen grote
punten van zorg voor de toekomst. Zij zijn de grondoorzaken van instabiliteit
en onrust en moeten worden aangepakt om de democratisering duurzaam te maken.
Hiertoe moeten de partnerlanden hervormingen doorvoeren en een geïntegreerde
aanpak toepassen die een combinatie is van beleidsmaatregelen op economisch,
budgettair, werkgelegenheids-, sociaal en onderwijsgebied. De EU is bereid
steun te verlenen aan deze hervormingen door gerichte maatregelen om de sociale
samenhang en de werkgelegenheid (vooral van jongeren) te bevorderen. Om EU-investeringen in de partnerlanden te
bevorderen heeft de EU de bescherming van investeringen opgenomen in de
werkingssfeer van de DCFTA’s waarover met Egypte, Jordanië, Marokko
en Tunesië moet worden onderhandeld. Het is de bedoeling met andere
buurlanden geleidelijk aan vergelijkbare bepalingen overeen te komen, hetzij
als afzonderlijke overeenkomsten, of in de context van toekomstige DCFTA’s. In
samenwerking met de OESO en de Wereldbank zal de Commissie in juni een schema
lanceren voor een verlaging van de verzekeringskosten voor grootschalige
investeringen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied, met als doel directe
buitenlandse investeringen in de regio te verhogen. Er is ook vooruitgang
geboekt met de voorbereidingen van een garantiemechanisme in de hele EU dat
dekking biedt tegen politieke risico’s voor investeringen die door kleine en
middelgrote ondernemingen uit de EU in de partnerlanden worden gedaan. Dit
schema, dat de hele nabuurschap zal bestrijken, moet tegen het eind van het
jaar worden opgezet. Ten slotte is uit overleg gebleken dat het verkieslijk is
de geografische reikwijdte van het Europees Investeringsfonds (EIF) te
vergroten om de buurlanden expliciet te omvatten. De Commissie is voornemens om
later dit jaar voor te stellen dat de raad van bestuur van het EIF het
EIF-statuut dienovereenkomstig aanpast. Hiermee zal onder meer de deelname van
de partnerlanden aan toekomstige EU-programma’s worden vergemakkelijkt, zoals
het programma COSME voor concurrentievermogen, ondernemingen en kleine en
middelgrote ondernemingen. De aanpassing van de regelgeving als
gevolg van de DCFTA’s op diverse gebieden als sanitaire en fytosanitaire
kwesties, technische regelingen, douaneprocedures, openbare aanbestedingen en
mededinging vereist zeer aanzienlijke inspanningen door de partners om hun
wetgeving te hervormen en de middelen te ontwikkelen om de wetgeving uit te
voeren en af te dwingen. De strijd tegen corruptie en fraude en de versterking
van het beheer van de overheidsfinanciën zijn daar een onderdeel van. De EU
verbindt zich ertoe haar steun voor deze inspanningen op te voeren door verder
steun aan institutionele opbouw aan te bieden. Mobiliteit De mobiliteitsagenda moet verder worden
opgenomen. Wat de oostelijke buurlanden van de EU betreft, betekent dit
visumfaciliterings- en overname-overeenkomsten sluiten met Armenië, Azerbeidzjan
en Belarus, alsook een visumdialoog lanceren met Georgië, en
later met Armenië en Azerbeidzjan. Oekraïne en de Republiek
Moldavië zullen de volledige tenuitvoerlegging van hun actieplannen inzake
visumliberalisering wensen. Azerbeidzjan heeft belangstelling om te
onderhandelen over een mobiliteitspartnerschap zoals die met andere oostelijke
buurlanden zijn gesloten. Wat de zuidelijke buurlanden betreft, betekent dit
het opzetten van mobiliteitspartnerschappen met Marokko en Tunesië
en het aanvangen van een mobiliteitsdialoog met Egypte en Jordanië. Om de doelstellingen op het gebied van
onderwijs te halen, handelscontacten te bevorderen, culturele uitwisselingen en
contacten van mens tot mens te stimuleren, nodigen de hoge vertegenwoordiger en
de Commissie de EU-lidstaten uit systematischer gebruik te maken van de
mogelijkheden die de Europese visumcode biedt. Meer bepaald moeten visa
voor meervoudige binnenkomst worden afgegeven aan wie kan staven dat regelmatig
en te goeder trouw reizen naar de EU om redenen van werk of om familiale
redenen noodzakelijk is, alsook aan vertegenwoordigers van maatschappelijke
organisaties en studenten die deelnemen aan door de EU gefinancierde
programma’s. Jongeren onder de leeftijd van 25 jaar die deelnemen aan seminars,
conferenties, sportactiviteiten, culturele en opvoedkundige evenementen die
worden georganiseerd door organisaties zonder winstoogmerk, en kinderen onder
de leeftijd van 12 jaar moeten worden vrijgesteld van visumtarieven. Sectorale
samenwerking De beginselen
van de EU, respect voor de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, vormen
de basis voor de EU en de samenwerking tussen de lidstaten en vinden hun
weerslag in de wetgeving, normen en waarden van de EU. De overname van
EU-normen en waarden via sectorale samenwerking beantwoordt enerzijds aan de
wens van de partners dichter bij de EU aan te sluiten, en zal anderzijds ook, wat
erg belangrijk is, deze waarden bevorderen. Sectorale hervorming en
samenwerking dragen bijgevolg bij tot beter politiek en economisch bestuur,
politieke en administratieve transparantie en verantwoordingsplicht,
sociaal-economische ontwikkeling, conflictpreventie en de oplossing van
conflicten, staatsopbouw, en de betrokkenheid van de maatschappelijke
organisaties. In vele sectoren, met name transport en
energie, ontwikkelt de Commissie een speciale focus op de ENB-regio en zij is
van plan deze aanpak verder te ontwikkelen[12]. In deze geest, en zonder aanspraak te maken op volledigheid, wijst deze
gezamenlijke mededeling in de volgende punten op een aantal sectorale
kwesties waar de EU en de partnerlanden nauwer zouden kunnen samenwerken om
de komende jaren een aantal concrete resultaten te boeken. · Wat betreft energie zal de Commissie de ontwikkeling van de
zuidelijke gascorridor verder blijven steunen. De Commissie zal ook verder
blijven samenwerken met de oostelijke buurlanden inzake de zekerheid van de
energiedoorvoer, gebaseerd op een transparante werking van het netwerk. Voorts
zal de Commissie in 2012 de zuidelijke mediterrane partners consulteren om
energiepartnerschappen op te zetten als eerste stap naar een integratie van de
regionale markt voor elektriciteit en duurzame energie, met als perspectief op
de lange termijn de oprichting van een energiegemeenschap tussen de EU en het
zuidelijke Middellandse Zeegebied. · Op het gebied van het industrie- en ondernemingenbeleid dient
het Europees-mediterraan handvest voor ondernemingen te worden omgevormd tot
een Euro-mediterraan handvest voor kleine ondernemingen en dienen de
sectoroverschrijdende en sectorspecifieke netwerken en acties van de EU te
worden uitgebreid tot de zuidelijke mediterrane partners. Informatie en beste
praktijken over duurzaam toerisme moeten worden uitgewisseld. · Op het gebied van luchtvervoer moeten in 2012 de
onderhandelingen over de sluiting van omvattende akkoorden inzake luchtvervoer
met Oekraïne worden versneld, opnieuw opgestart met Tunesië en
aangevat met Azerbeidzjan. · De EU zal moderne douanepraktijken en procedures verder blijven
bevorderen tot maximale facilitering van de handel, met inbegrip van de
uitvoering van de strategische kaders voor douanesamenwerking met de oostelijke
partners en de lopende en toekomstige onderhandelingen over DCFTA’s. · De EU zal steun verlenen aan de capaciteit van de partnerlanden om de
aftakeling van het milieu tegen te gaan en duurzaam gebruik van
natuurlijke hulpbronnen te bevorderen, met inbegrip van kwesties als water,
industriële vervuiling, gevaarlijke pesticiden, luchtkwaliteit,
afvalverwerking, natuurbehoud en bosbeheer, en om de informatiesystemen en goed
bestuur op milieugebied te versterken. De EU zal de partnerlanden bijstaan om
milieuaspecten beter te integreren in andere sectorale beleidsmaatregelen en
aldus de overgang naar een groenere economie te bevorderen, met inbegrip van
duurzamere consumptie en productie. De EU zal tevens de samenwerking met de
ENB-partners versterken op de VN-wereldconferentie over duurzame ontwikkeling
in 2012. · De opzet en uitvoering van een ambitieus klimaatbeleid is een
belangrijke kwestie waarvoor de EU bereid is nauw samen te werken met de
partnerlanden. De EU zal de overgang van de partnerlanden ondersteunen naar een
koolstofarme ontwikkeling en klimaatbestendigheid via capaciteitsopbouw, de
uitwisseling van informatie en investeringen. Hierdoor zullen de partners de
overeenkomsten van Cancún en Durban kunnen uitvoeren en meer bepaald
ontwikkelingsstrategieën ontwikkelen voor lage emissie, de klimaatbestendigheid
vergroten en geactualiseerde informatie over doelstellingen of uit te voeren
acties verstrekken. · Het beleid in verband met de informatiemaatschappij binnen het
ENB streeft naar een eerlijke, moderne, open en transparante markt voor
telecommunicatie, een open en vrij gebruik van internet voor allen en een
gediversifieerde media-omgeving. De veiligheid, stabiliteit en weerbaarheid van
internet en andere elektronische communicatietechnologieën verzekeren is
een fundamenteel element voor de democratie en het opzetten van een dynamisch
en innovatief bedrijfsklimaat. Om het groei- en productiviteitspotentieel van
de informatiemaatschappij volledig te benutten, zal de Commissie verder steun
verlenen aan hervormingen van de regelgeving, ook door netwerken van
regelgevende instanties. Het mediterrane netwerk van regelgevende instanties
zal worden versterkt en een oostelijk netwerk zal worden opgezet. De Commissie
zal ook steun verlenen aan een verbetering van de elektronische communicaties
op gebieden als netwerk-interconnectie en e-gezondheid. Voorts zal de Commissie
de hogesnelheidsverbindingen van de regionale e-infrastructuur voor onderzoek
en onderwijs verbeteren. Het actieve en democratische gebruik van ICT en
internet, alsook stappen naar een transparant en doeltreffend regelgevend kader
op audiovisueel en mediavlak zullen ook worden bevorderd. · Wat betreft de ontwikkeling naar een gemeenschappelijke ruimte voor
kennis en innovatie zal de Commissie de samenwerking met de partners
opdrijven en steun verlenen aan betere netwerken en coördinatie tussen de
partnerlanden en de EU bij het opzetten en de synchronisatie van
onderzoeksprioriteiten. Met het oog op een grotere betrokkenheid van de
ENB-onderzoeksgemeenschappen bij het zevende kaderprogramma voor onderzoek en
technologische ontwikkeling zal de Commissie de partnerlanden steunen met het
opbouwen van onderzoekscapaciteit, meer samenwerking tussen onderzoekers uit de
nabuurschap en de EU bevorderen en het netwerk van contactpunten van het
zevende kaderprogramma helpen versterken. De Commissie zal speciale
informatie-evenementen over de mogelijkheden van het zevende kaderprogramma
steunen. De Commissie is voorts bereid met de ENB-partners te onderhandelen over
memoranda van overeenstemming over hun betrokkenheid met het vervolg van het
zevende kaderprogramma. · Het nieuwe ENB-programma voor landbouw en plattelandsontwikkeling
(ENPARD) zal de partnerlanden helpen op meer doeltreffende wijze te opereren op
vreemde markten, beter gebruik te maken van de toekomstige DCFTA’s en de
binnenlandse landbouw te bevorderen. In dat kader zal de Commissie nauwe
politieke dialoog plegen met de partnerlanden om strategieën op de lange
termijn voor landbouw- en plattelandsontwikkeling te bevorderen in nauwe
samenwerking met alle relevante belanghebbenden. · Inzake statistiek zal de EU steun verlenen aan de goedkeuring
van de Praktijkcode Europese statistieken, met inbegrip van het beginsel van de
onafhankelijkheid van de producenten van statistieken; de productie en
verspreiding van statistieken van hoge kwaliteit over belangrijke
sociaal-economische kwesties, overeenkomstig EU-normen en methoden; en het
gebruik van statistieken voor wetenschappelijk onderbouwde besluitvorming, hetgeen
essentieel is voor goed bestuur. De EU zal deskundigenbegeleiding versterken en
de regionale dimensie van de steun daaraan. · Wat betreft het maritieme beleid zal de EU haar samenwerking met
de nabuurschap versterken met het oog op de ontwikkeling van gezamenlijke
doelstellingen voor het bereiken van duurzame groei en werkgelegenheid in
traditionele en opkomende maritieme sectoren, proefprojecten op gebieden van
regionaal belang, alsook grotere consistentie in de acties die worden
gefinancierd door interne en externe financiële EU-instrumenten op dit vlak. Meer speciaal in de mediterrane regio zal de
Commissie tezamen met de EIB en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)
een gezamenlijk initiatief opzetten om investeringen van de particuliere sector
en de betrokkenheid van financiële instellingen in de maritieme sector te
stimuleren, met name op het gebied van infrastructuur, opleiding en maritiem
toezicht. De Commissie zal eveneens de
samenwerking opvoeren met de partnerlanden aan de kust in de context van de
regionale organisaties voor visserijbeheer met het oog op een duurzamer gebruik
van de visbestanden, versterkt toezicht op visserij en de bestrijding van
illegale, ongerapporteerde en ongereguleerde visserij. De nieuwe generatie van de ENB-actieplannen
(of vergelijkbare documenten) waarover met een groot aantal partners wordt
onderhandeld, zal een geactualiseerd beleidskader bieden waarmee moet worden
verzekerd dat de EU en de lidstaten hun financiële en technische steun
beter kunnen coördineren. Het programmeringsproces dat in de tweede helft van
dit jaar in het kader van het nieuwe Europees nabuurschapsinstrument opnieuw
van start zal gaan, biedt een reële kans aan geïnteresseerde lidstaten om hun
steun gezamenlijk met de EU te programmeren. Regionale samenwerking De “Arabische lente” biedt nieuwe kansen voor regionale
samenwerking in de zuidelijke nabuurschap. Vele van de problemen waarmee de
partnerlanden te kampen hebben, kunnen slechts op regionaal of subregionaal
niveau doeltreffend worden aangepakt. De EU nam het noordelijke
medevoorzitterschap over van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Dit zal
de complementariteit van de Unie voor het Middellandse Zeegebied met het
Europees nabuurschapsbeleid bevorderen en ook de doeltreffendheid van de
EU-steun aan de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied. De EU zal
verder steun verlenen aan het secretariaat van de Unie voor het Middellandse
Zeegebied als katalysator voor projecten die tastbare resultaten opleveren voor
de volkeren rond de Middellandse Zee. De Commissie is ook vastbesloten om een
nieuwe stimulans te geven aan de sectorale dialoog in het kader van de Unie
voor het Middellandse Zeegebied. De EU heeft een meer
gestructureerde dialoog met de Liga van Arabische staten ontwikkeld, met
inbegrip van regelmatige vergaderingen tussen de hoge vertegenwoordiger en de
secretaris-generaal van de Liga, en heeft ook concrete samenwerking aangevat,
inclusief de oprichting van een crisiscentrum van de Liga en de opleiding van
diplomaten of verkiezingsobservatoren. Er zijn reeds bemoedigende tekenen van een
verbeterde dialoog tussen Algerije en Marokko, waarmee de weg
wordt geëffend voor meer subregionale samenwerking in de Maghreb, ook in de
context van de 5+5-groep. De EU is bereid deze en andere vormen van regionale
en subregionale samenwerking en integratie te steunen en samen te werken met de
relevante regionale organisaties en processen. In deze context zijn de hoge
vertegenwoordiger en de Commissie van plan voorstellen te doen voor nauwere
relaties tussen de EU en de Maghreb in een gezamenlijke mededeling die de
komende maanden zal worden voorbereid, mits de partners in de Maghreb
duidelijke tekenen geven van vooruitgang met hun inspanningen voor regionale
samenwerking. Als antwoord op de oproep van de Europese Raad
van maart voor een routekaart om de tenuitvoerlegging van het EU-beleid ten
aanzien van de zuidelijke mediterrane partners te bepalen en te sturen,
beschrijft het verslag over de tenuitvoerlegging van het partnerschap voor democratie
en gedeelde welvaart dat deze gezamenlijke mededeling vergezelt, de na te
streven doelstellingen, de aan te wenden instrumenten en de uit te voeren
acties tegen eind 2013. In de oostelijke nabuurschap is er groeiende
regionale samenwerking over grensbeheer, in de context van de missie van de
Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de Republiek
Moldavië en Oekraïne (EUBAM) en het project voor geïntegreerd
grensbeheer in de zuidelijke Kaukasus (SCIBM). De gezamenlijke
mededeling over de routekaart voor het Oostelijk partnerschap gaat in groter
detail in op de activiteiten die zijn gepland in het kader van het Oostelijk
partnerschap. Conclusies De afgelopen maand mei legde de EU de laatste
hand aan een volledige herziening van haar Europees nabuurschapsbeleid. Daarmee
reageerde zij op een aantal zaken: de noodzaak om het democratiseringsproces
dat de hele zuidelijke nabuurschap van de EU bestrijkt, te ondersteunen; de
Europese aspiraties van een aantal Oost-Europese partners en de noodzaak om het
Oostelijk partnerschap te verdiepen; de nieuwe mogelijkheden die worden geboden
na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Een jaar later is het
perspectief rooskleurig, zoals uit de evaluatie blijkt. Op velerlei vlak is de
nabuurschap van de EU vandaag democratischer en meer open voor veranderingen
dan een jaar geleden. De nieuwe beleidsaanpak van de EU is vast verankerd. De
meeste partnerlanden hebben er positief op gereageerd en hebben zich bereid
verklaard met meer daadkracht politieke en economische hervormingen door te
voeren en de banden met de EU nauwer aan te halen. Dit is echter een overgangsfase. Veel landen
zijn bezig met het opstellen van een nieuwe grondwet, het oprichten van nieuwe
instellingen, het opbouwen van een interne consensus over democratische
omvorming en de verkiezing van nieuwe leiders. Dit is een problematisch en in
sommige gevallen zelfs precair proces. Het is begrijpelijk dat in sommige
landen deze interne processen meer tijd nodig hebben, alvorens zij de volledige
dialoog met de EU kunnen hervatten over hervormingen en onderhandelingen die de
weg kunnen effenen voor nauwere handelsbetrekkingen, een diepgaandere
economische en sectorale integratie en meer mobiliteit. In deze situatie is het van belang dat de EU
haar verbintenissen ten aanzien van de zuidelijke nabuurschap gestand doet en
haar engagement voor de oostelijke nabuurschap vergroot. Dit zal ook bijdragen
tot de veiligheid en de welvaart van de EU zelf. De geloofwaardigheid van de EU
op wereldvlak zal in grote mate afhangen van het vermogen van de EU om op
beslissende wijze actief te worden in haar nabuurschap. Daarom moet de EU
ondanks de economische problemen een open en naar buiten gerichte blik
behouden, de nabuurschapsrelaties nog verder aanhalen en de inspanningen van de
partners om hun landen democratischer, welvarender en daarmee ook stabieler te
maken, genereus ondersteunen. [1] COM (2011) 303 van 25.5.2011. [2] Aan deze gezamenlijke mededeling zijn de volgende
documenten toegevoegd: twaalf voortgangsverslagen met een evaluatie van de
tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid in 2011 in de twaalf
nabuurschapslanden waarmee een actieplan of een daarmee gelijkgesteld document
werd overeengekomen; twee regionale voortgangsverslagen over de vooruitgang in
2011 met de tenuitvoerlegging van het Oostelijk partnerschap en het
Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart; en een statistische bijlage. [3] 1 miljard euro voor de zuidelijke nabuurschap van de EU
en 150 miljoen euro voor de oostelijke nabuurschap van de EU. [4] SPRING (Support for Partnership, Reform and Inclusive
Growth); EaPIC (Eastern Partnership Integration and Cooperation Programme). [5] COM (2012) …. van 15.5.2012, Oostelijk partnerschap: een
routekaart voor de top van het najaar 2013. [6] Een goed verankerde en duurzame democratie omvat
onder meer: vrije en eerlijke verkiezingen; vrijheid van vereniging,
meningsuiting en vergadering en pers- en mediavrijheid; een rechtsstaat, met
een onafhankelijke rechterlijke macht en het recht op een eerlijk proces;
corruptiebestrijding; hervorming van de veiligheidssector en de
wetshandhavingssector (met inbegrip van de politie); de instelling van
democratische controle over het leger en de veiligheidsdiensten. [7] COM(2011) 200 van 8.3.2011. [8] 1 miljard euro voor de zuidelijke nabuurschap van de EU
en 150 miljoen euro voor de oostelijke nabuurschap van de EU. [9] In december 2011 keurde de Commissie het voorstel goed
voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ratificatie
door de EU van de wijzigingen (COM (2011) 905 van 21.12.2011). [10] COM (2011) 500 definitief van 29.6.2011, "Een
begroting voor Europa 2020". [11] Armenië, de republiek Moldavië, Oekraïne en in de toekomst
eventueel Egypte en Georgië. [12] Zie meer bepaald de volgende mededelingen van de
Commissie: “De EU en haar aangrenzende regio's: een nieuw beleid voor
samenwerking op het gebied van vervoer”, COM (2011) 415 van 7.7.2011 en “Het
energiebeleid van de EU: verbintenissen met partners buiten onze grenzen”, COM
(2011) 539 van 7.9.2011.