EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IP0261

Genitale verminking van vrouwen Resolutie van het Europees Parlement van 14 juni 2012 over het uitbannen van genitale verminking van vrouwen (2012/2684(RSP))

PB C 332E van 15.11.2013, p. 87–89 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 332/87


Donderdag 14 juni 2012
Genitale verminking van vrouwen

P7_TA(2012)0261

Resolutie van het Europees Parlement van 14 juni 2012 over het uitbannen van genitale verminking van vrouwen (2012/2684(RSP))

2013/C 332 E/17

Het Europees Parlement,

gezien de verslagen in het kader van het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het bijbehorende Facultatief Protocol, en gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

gezien zijn resolutie van 24 maart 2009 over de strijd tegen genitale verminking van vrouwen in de EU (1),

gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 5 december 2011 over het uitbannen van genitale verminking van vrouwen,

gezien de conclusies van de Raad EPSCO van 8 maart 2010 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen in de Europese Unie, met daarin de oproep om de strijd tegen genitale verminking op internationaal niveau aan te pakken,

gezien het Verdrag van de Raad van Europa van 12 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld,

gezien de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen, op 8 december 2008 door de Raad Algemene Zaken aangenomen,

gezien zijn resolutie van 5 april 2011 over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen (2),

gezien zijn resolutie van 18 april 2012 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie, waaronder de implicaties voor het strategische mensenrechtenbeleid van de EU (3),

gezien artikel 110, lid 2 en lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat genitale verminking van vrouwen een onherstelbaar misbruik is, waarbij de geslachtsdelen van vrouwen om niet-medische redenen worden veranderd of beschadigd, met onomkeerbare gevolgen, en waarvan nu reeds 140 miljoen vrouwen en meisjes het slachtoffer zijn en waarvan nog eens drie miljoen meisjes per jaar het slachtoffer dreigen te worden;

B.

overwegende dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie in Europa 500 000 vrouwen leven die het slachtoffer zijn van genitale verminking en dat 180 000 meisjes gevaar lopen daarvan eveneens slachtoffer te worden; overwegende dat volgens deskundigen deze cijfers een onderschatting zijn en geen rekening houden met migranten van de tweede generatie en migranten zonder papieren;

C.

overwegende dat iedere vorm van genitale verminking van vrouwen een schadelijke traditionele praktijk is die niet kan worden beschouwd als een godsdienstig voorschrift, maar een daad van geweld is tegen vrouwen en meisjes die een schending van hun grondrechten inhoudt, met name het recht op persoonlijke veiligheid en integriteit, lichamelijke en geestelijke gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid, en bovendien bij minderjarige meisjes ook nog eens een vorm van kindermisbruik inhoudt; overwegende dat de eerbiediging van culturele tradities of initiatieriten geen rechtvaardigingsgrond kunnen vormen voor dergelijke schendingen;

D.

overwegende dat genitale verminking van vrouwen op zich een schending van mensenrechten inhoudt en geen wetenschappelijk onderbouwde voordelen voor de gezondheid oplevert, maar veeleer leidt tot ernstige en onherstelbare schade op korte en lange termijn voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de vrouwen en meisjes die een dergelijke ingreep ondergaan en een ernstige aanslag vormt op hun persoon en hun integriteit, en in sommige gevallen zelfs tot de dood kan leiden; overwegende dat het gebruik van primitieve instrumenten en een gebrek aan hygiëne kunnen leiden tot bijkomende schadelijke gevolgen, zoals pijn bij seksuele betrekkingen en bij de bevalling, onherstelbare beschadiging van organen, het optreden van complicaties zoals bloedingen, shock, infecties, besmetting met het aidsvirus, tetanus, goedaardige tumoren of ernstige complicaties bij zwangerschap en bevalling;

E.

overwegende dat genitale verminking van vrouwen een weerspiegeling is van onevenwichtige machtsverhoudingen en een vorm van geweld tegen vrouwen vormt, net als andere ernstige vormen van gendergerelateerd geweld, en overwegende dat het absoluut noodzakelijk is om de strijd tegen genitale verminking van vrouwen onderdeel te laten uitmaken van een algemene en samenhangende aanpak van gendergerelateerd geweld en geweld tegen vrouwen;

1.

is ingenomen met het besluit dat de Commissie inzake de Positie van de Vrouw tijdens haar 56e vergadering op 8 maart 2012 heeft genomen, dat de kwestie genitale verminking van vrouwen tijdens de 67e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan de orde gesteld moet worden;

2.

verzoekt de Algemene Vergadering van de VN tijdens haar 67e zitting een resolutie aan te nemen inzake de wereldwijde uitbanning van genitale verminking van vrouwen – in antwoord op het verzoek van de top van de Afrikaanse Unie van 1 juli 2011 – door middel van harmonisatie van door de leden te nemen maatregelen en het uitvaardigen van aanbevelingen en richtsnoeren voor de ontwikkeling en versterking van regionale en internationale juridische instrumenten en nationale wetgeving;

3.

merkt op dat genitale verminking van vrouwen, aangezien het meestal wordt uitgevoerd op meisjes in hun kindertijd tot de leeftijd van 15 jaar, een schending vormt van de rechten van het kind; herhaalt dat alle 27 EU-lidstaten zich hebben verbonden tot het beschermen van de kinderrechten in het kader van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind;

4.

verzoekt de lidstaten door te gaan met het ratificeren van internationale instrumenten en deze ten uitvoer te leggen door een algemene regelgeving die alle vormen van genitale verminking verbiedt en voorziet in doeltreffende sancties tegen de personen die deze praktijk uitvoeren; merkt op dat de wetgeving ook moet voorzien in een volledig gamma van preventie- en beschermingsmaatregelen, onder meer mechanismen om de rechtshandhaving te coördineren, te controleren en te evalueren, alsook in betere voorwaarden waaronder vrouwen en meisjes aangifte kunnen doen van gevallen van genitale verminking van vrouwen;

5.

verzoekt de internationale gemeenschap, de relevante VN-organisaties en het maatschappelijk middenveld door middel van het toewijzen van de nodige financiële middelen actief steun te verlenen aan doelgerichte, innoverende programma's, en beste praktijken te verspreiden die beantwoorden aan de behoeften en prioriteiten van meisjes in kwetsbare situaties, voor wie het moeilijk is om toegang te krijgen tot diensten en programma's, zoals meisjes die het slachtoffer zijn van genitale verminking;

6.

verzoekt de secretaris-generaal van de VN ervoor te zorgen dat alle relevante organisaties en organen van de VN, met name het Kinderfonds van de VN, het Bevolkingsfonds van de VN, de Wereldgezondheidsorganisatie, de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (UNESCO), de VN-entiteit voor gendergelijkheid en zelfbeschikking van vrouwen, het Ontwikkelingsfonds van de VN voor vrouwen, het Ontwikkelingsprogramma van de VN en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, waar nodig en overeenkomstig nationale prioriteiten, individueel en collectief, de bescherming en bevordering van het recht van meisjes om niet het slachtoffer te worden van genitale verminking in hun landenprogramma's integreren, teneinde hun inspanningen op dit gebied nog verder op te voeren;

7.

benadrukt dat steun moet worden verleend aan vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, met name vrouwenorganisaties, die zich binnen hun gemeenschappen inzetten om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen, waaronder genitale verminking van vrouwen;

8.

dringt er bij de Commissie op aan om er via het genderactieplan 2010 voor te zorgen dat maatregelen ter bestrijding van gendergerelateerd geweld en ter bevordering van de zelfbeschikking van vrouwen in het ontwikkelingsbeleid en alle ontwikkelingsprogramma's van de EU centraal worden gesteld; benadrukt het belang van bewustmaking, mobilisering van gemeenschappen, onderwijs en opleiding en onderstreept dat nationale, regionale en lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld van partnerlanden daarbij moeten worden betrokken; merkt op dat de inspanningen voor het uitbannen van attitudes en schadelijke praktijken die negatieve gevolgen hebben voor meisjes, alleen succes zullen hebben wanneer alle voornaamste actoren, onder meer de religieuze en gemeenschapsleiders en de personen die rechtstreeks met meisjes werken, met inbegrip van ouders, families en gemeenschappen daar volledig bij betrokken worden;

9.

dringt er bij de Commissie op aan in het kader van een alomvattende strategie voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen bijzondere aandacht te besteden aan genitale verminking van vrouwen en zich in te zetten voor gemeenschappelijke actie tegen genitale verminking van vrouwen;

10.

dringt er bij de Commissie op aan de uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes tot prioriteit te verheffen en doelgerichte en innovatieve programma's in zowel de EU als derde landen te steunen door middel van het toewijzen van de benodigde financiële middelen;

11.

dringt er bij de lidstaten op aan krachtdadig op te treden om deze illegale praktijk te bestrijden;

12.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de VN en de lidstaten.


(1)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 52.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0127.

(3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0126.


Top