This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0660
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Report assessing the implementation and the impact of the measures taken according to the Directive 2009/16/EC on port State control
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Beoordeling van de uitvoering en het effect van de maatregelen die zijn genomen op grond van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Beoordeling van de uitvoering en het effect van de maatregelen die zijn genomen op grond van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole
/* COM/2012/0660 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Beoordeling van de uitvoering en het effect van de maatregelen die zijn genomen op grond van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole /* COM/2012/0660 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD Beoordeling van de uitvoering en het effect
van de maatregelen die zijn genomen op grond van Richtlijn 2009/16/EG
betreffende havenstaatcontrole (Voor de EER relevante tekst) 1. INLEIDING Een van de belangrijkste punten van maritieme
veiligheid is havenstaatcontrole, die kan worden omschreven als de inspectie
van buitenlandse schepen in andere nationale havens om te controleren of de
competentie van de kapitein en officieren aan boord, de toestand van een schip
en de uitrusting daarvan in overeenstemming zijn met de voorschriften van
internationale verdragen en of het vaartuig conform het toepasselijke
internationale recht wordt bemand en geëxploiteerd. De EU-regeling voor havenstaatcontrole is
gebaseerd op Richtlijn 2009/16/EG[1],
die de in 1995 geïntroduceerde vroegere wetgeving op dit gebied herschikte en
versterkte. De EU-regeling is gebaseerd op de reeds bestaande structuur van het
Memorandum van Overeenstemming van Parijs inzake toezicht door de havenstaat
(MOU van Parijs). Alle kuststaten van de EU en verder Canada, Rusland, Kroatië,
IJsland en Noorwegen zijn partij bij het MOU van Parijs. De Commissie en het
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) werken er nauw mee samen. Richtlijn 2009/16/EG heeft een nieuwe
inspectieregeling voor havenstaatcontrole geïntroduceerd, die per 1 januari
2011 is ingegaan. Behalve via de maatregelen die door de lidstaten zijn
getroffen, is de richtlijn in EU-verband uitgevoerd via het opzetten van een
systeem voor de rapportage van resultaten van inspecties in het kader van de
havenstaatcontrole (de THETIS-databank). De Commissie heeft het THETIS-systeem
in nauwe samenwerking met het EMSA ontwikkeld en het EMSA exploiteert het
THETIS-systeem namens de Commissie. Richtlijn 2009/16/EG voorziet in diverse
nieuwe voorschriften op het gebied van havenstaatcontrole alsmede in
gemeenschappelijke criteria en geharmoniseerde procedures voor de controle van
schepen. Het is de bedoeling dat alle schepen, afhankelijk van hun
risicoprofiel, aan inspecties worden onderworpen, waarbij schepen die een hoger
risico vormen, vaker worden geïnspecteerd. In artikel 35 staat dat de Commissie het
Europees Parlement en de Raad uiterlijk 30 juni 2012 verslag zal doen over de
uitvoering van de richtlijn en in het bijzonder over de uitvoering van de
algemene communautaire inspectieverplichting en de naleving van de verplichting
van elke lidstaat (artikelen 5, 6, 7 en 8). In artikel 35 wordt tevens bepaald
dat de Commissie het aantal havenstaatinspecteurs in elke lidstaat en het
aantal uitgevoerde inspecties dient te melden en moet aangeven of de Commissie
het nodig acht op dit gebied een wijzigingsrichtlijn of verdere wetgeving voor
te stellen. 2. BEOORDELINGSMETHODE
De uitvoering van de richtlijn door de
lidstaten bestaat uit wettelijke, operationele en technische elementen: ·
De wettelijke uitvoering wordt bewerkstelligd via
formele omzetting van de richtlijn en handhaving van de daaruit voortvloeiende
nationale wetgeving. ·
De operationele uitvoering wordt bewerkstelligd
door ervoor te zorgen dat alle schepen die havens en ankerplaatsen binnen de EU
aandoen regelmatig worden geïnspecteerd, en door de procedures en voorschriften
van de richtlijn na te leven. ·
De technische uitvoering behelst de
totstandbrenging en de exploitatie van de THETIS-databank en de benodigde
computerinfrastructuur voor de registratie van de aanloopinformatie over
schepen[2],
zoals vereist in artikel 24 van de richtlijn. Om dit verslag op te stellen, verzocht de
Commissie de lidstaten om haar informatie over de omzetting en uitvoering van
de richtlijn te verschaffen. Daarnaast droeg de Commissie het EMSA op een serie
inspecties in de lidstaten te verrichten om haar te helpen de uitvoering van de
richtlijn te beoordelen. 3. Wijzigingen die krachtens richtlijn
2009/16/EG zijn doorgevoerd Bij Richtlijn 2009/16/EG zijn de volgende
belangrijke wijzigingen in de EU-regeling voor havenstaatcontrole aangebracht: 3.1. Volledig inspectiebereik In Richtlijn 2009/16/EG is vastgesteld dat
alle in aanmerking komende vaartuigen die EU-havens aandoen, worden
geïnspecteerd, wat een breuk vormt met het eerdere voorschrift (in de
gewijzigde Richtlijn 95/21/EG) op grond waarvan de nationale
havenstaatcontroleautoriteiten 25 % van de afzonderlijke schepen die hun
havens bezochten, dienden te inspecteren. Krachtens de nieuwe inspectieregeling
worden de gestelde doelen bereikt via een uitgebreid pakket van risicoprofielen
voor afzonderlijke schepen. Elk schip krijgt het predicaat "hoog
risico", "laag risico" of "normaal risico". De inspectiefrequentie hangt af van het
scheepsrisicoprofiel: ·
schepen met een "hoog risico" moeten
iedere 5-6 maanden worden geïnspecteerd; ·
schepen met een "normaal risico" iedere
10-12 maanden; en ·
schepen met een "laag risico" iedere
24-36 maanden. Wanneer een bepaald schip voor inspectie in
aanmerking komt (bijvoorbeeld in geval van een schip met een normaal risico,
tien maanden na de laatste inspectie) overeenkomstig bovengenoemde frequenties,
wordt het schip in prioriteitsklasse II ingedeeld en kan het worden
geïnspecteerd. Wanneer de op het scheepsrisicoprofiel gebaseerde termijn is
verstreken (in geval van een schip met een normaal risico, twaalf maanden na de
laatste inspectie), wordt het een schip van prioriteitsklasse I en moet het
worden geïnspecteerd. Het scheepsrisicoprofiel wordt opgesteld aan
de hand van zeven criteria: i) type schip, ii) leeftijd schip, iii) vlag
(zwart, grijs of wit, zie de lijst in het MOU van Parijs), iv) erkende organisatie,
v) prestaties van de rederij, vi) aantal tekortkomingen geregistreerd bij elke
inspectie in voorgaande 36 maanden en vii) aantal aanhoudingen in voorgaande 36
maanden. Er kunnen drie typen inspectie, namelijk
"eerste", "meer gedetailleerde" of "uitgebreide",
worden verricht. In de regel worden schepen met een hoog risico aan een
uitgebreide inspectie onderworpen, en schepen met een normaal of laag risico
aan een eerste of meer gedetailleerde inspectie. 3.2. Prestaties van de
vlaggenstaat De prestaties van de vlaggenstaat vormen een
van de criteria voor het vaststellen van het risicoprofiel van een vaartuig.
Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie[3] van 13 september 2010 draagt zorg voor de
uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees
Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft. In het kader van dit
systeem worden de vlaggenstaten ingedeeld in zwarte, grijze of witte lijsten,
op basis van het totale aantal inspecties en aanhoudingen van schepen die gedurende
drie jaar onder hun vlag varen in het onder het MOU van Parijs vallende gebied.
De indeling wordt jaarlijks geactualiseerd. 3.3. Prestaties van de rederij De parameter voor prestaties van de rederij
(waarmee in de vorige inspectieregeling geen rekening werd gehouden) is
gebaseerd op het aantal inspecties, aanhoudingen en tekortkomingen die voor
schepen van dezelfde rederij (verantwoordelijk voor het internationale
veiligheidsmanagement van het schip) geregistreerd zijn. Rederijen worden
ingedeeld volgens hun prestatieniveau: "hoog",
"middelmatig", "laag" en "zeer laag". Verordening
(EU) nr. 802/2010 van de Commissie[4]
van 13 september 2010 is vastgesteld om de criteria voor de beoordeling van de
prestaties van rederijen vast te stellen. Momenteel wordt onderzocht of deze
verordening operationeel gezien doeltreffend wordt uitgevoerd. 3.4. Informatie over werkelijke aankomst-
en vertrektijden van schepen die hun havens en ankerplaatsen aandoen In de richtlijn staat dat de aanloopinformatie
van schepen van het SafeSeaNet-systeem in de THETIS-databank wordt opgenomen,
waardoor de havenstaatinspecties kunnen worden gepland en geprogrammeerd. Deze
faciliteit werd niet geboden door de vroegere inspectiedatabank (SIRENAC).
SafeSeaNet werd opgericht[5]
als een centraal Europees platform voor de uitwisseling van maritieme gegevens
dat het de lidstaten van de EU, Noorwegen en IJsland mogelijk maakt informatie
over schepen, verplaatsingen van schepen en gevaarlijke lading te verstrekken
en te ontvangen. Deze faciliteit is bijzonder belangrijk voor
de nieuwe havenstaatcontroleregeling, omdat de planning en naleving van de
inspectieverplichting door de lidstaten gebaseerd is op directe en complete
kennis van de informatie over het risicoprofiel van schepen die hun havens aandoen.
3.5. Inspecties op ankerplaatsen Een ander nieuw element dat door Richtlijn
2009/16/EG wordt geïntroduceerd, is dat schepen op een ankerplaats kunnen
worden geïnspecteerd; er vindt dan een "schip/haven-raakvlak" plaats.
Hiervoor zijn aanvullende inspectieregels en -hulpmiddelen nodig. 3.6. Weigering van toegang Op grond van Richtlijn 2009/16/EG is de
weigering van toegang (verbodsregel) bij meerdere aanhoudingen uitgebreid tot
vlaggenstaten op de grijze lijst en alle scheepstypen. De nieuwe inspectieregeling
bepaalt dat als een schip dat onder een vlag van de zwarte lijst vaart, in de
voorgaande 36 maanden meer dan tweemaal is aangehouden, het een toegangsverbod
krijgt opgelegd. In geval van een schip dat onder een vlag van de grijze lijst
vaart, leiden meer dan twee aanhoudingen in de voorgaande 24 maanden eveneens
tot een toegangsverbod. Krachtens de nieuwe havenstaatcontroleregelingen worden
nieuwe minimumvoorwaarden voor een toegangsverbod geïntroduceerd: 3 maanden
voor het eerste verbod, 12 maanden voor een tweede verbod en 24 maanden voor
een derde verbod. Het derde verbod kan alleen worden opgeheven als aan bepaalde
voorwaarden is voldaan en er tijdens de 24 maanden durende verbodsperiode een
nieuwe inspectie wordt verricht. Wanneer een schip na het derde toegangsverbod
opnieuw wordt aangehouden, zal het permanent uit elke haven binnen de EU worden
geweerd. 4. UITVOERING VAN DE RICHTLIJN 4.1. Wettelijke uitvoering –
Omzetting in nationale wetgeving Richtlijn 2009/16/EG trad in werking op 17 juni
2009; de lidstaten moesten de richtlijn uiterlijk 1 januari 2011 in hun
nationale wetgeving hebben omgezet. Niet-kuststaten hoefden de richtlijn niet om
te zetten. Van hen heeft alleen Slowakije de richtlijn uitgevoerd[6]; vier
lidstaten (Hongarije, Luxemburg, Oostenrijk en Tsjechië) hebben officieel
verklaard dat zij de richtlijn niet gaan omzetten. Van de 23 lidstaten heeft slechts rond de
helft alle omzettingsmaatregelen ongeveer op tijd meegedeeld, dat wil zeggen
binnen drie maanden na de omzettingstermijn. Daardoor waren de gevolgen van de
nieuwe inspectieregeling op 1 januari 2011 nog niet volledig zichtbaar. De
Commissie leidde inbreukprocedures in tegen alle lidstaten die zich niet aan de
omzettingstermijn hadden gehouden. Op dit moment is volledige omzetting bijna
een feit. Momenteel zijn de diensten van de Commissie
bezig de meegedeelde maatregelen aan de EU-wetgeving te toetsen. Verder is het
EMSA weer gestart met bezoeken aan lidstaten om te controleren of de richtlijn
wordt uitgevoerd (zo'n vijf bezoeken per jaar). 4.2. Omzettingsmaatregelen,
EU-wetgeving Behalve de Commissieverordeningen[7]
betreffende de criteria voor de prestaties van vlaggenstaten en rederijen in
verband met het scheepsrisicoprofiel, is ook Verordening (EU) nr. 428/2010[8] van de
Commissie van 20 mei 2010 ter uitvoering van artikel 14 van Richtlijn
2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitgebreide inspectie
van schepen betreft, vastgesteld. 4.3. Operationele uitvoering De nieuwe inspectieregeling heeft tot doel schepen
die niet aan de normen voldoen, uit te bannen door de desbetreffende schepen
vaker te controleren, terwijl tegelijkertijd de frequentie van de inspectie van
schepen die wel aan de normen voldoen, wordt teruggebracht. Hiertoe is een
informatiebeheersysteem (THETIS) vereist dat niet alleen gegevens over
havenstaatcontrole verzamelt en verspreidt, maar ook het vermogen heeft de
criteria te berekenen die nodig zijn om op basis van zulke gegevens de
lidstaten te helpen bij het realiseren van de doelstellingen op dit gebied. Het
SafeSeaNet-systeem verschaft THETIS alle informatie over de aankomst en het
vertrek van schepen in alle EU-havens en ankerplaatsen. 4.4. Technische uitvoering Vóór 1 januari 2011 organiseerde het EMSA een
bewustwordingscampagne om de lidstaten en het bedrijfsleven meer vertrouwd te
maken met de rapportageverplichtingen. In november 2010 was een technische interface
tussen beide systemen (THETIS en SafeSeaNet) gereed, waarmee aanloopinformatie
over schepen in THETIS kon worden geregistreerd. Op 15 december 2010 was THETIS
volledig operationeel. Voor die datum leidde het EMSA de gebruikers van THETIS
op. Na de aanvang van de THETIS-activiteiten (1
januari 2011) werd een helpdesk opgezet, die sindsdien de gebruikers van THETIS
ondersteuning en technische bijstand verleent. In totaal werden in 2011 2 331
verzoeken ontvangen met een gemiddelde "sluitingstijd" van 1,3 uur. De meeste lidstaten voltooiden in het eerste
kwartaal van 2011 hun nationale uitvoering van de havenaanloopsystemen. Om te
beoordelen of de in 2011 in THETIS geregistreerde aanloopinformatie over
schepen volledig was, vergeleek het EMSA het aantal geregistreerde aanlopen in
THETIS, in SafeSeaNet en in Lloyd's List Intelligence (een commerciële
dienstverlener). De bevindingen luidden als volgt: ·
De meeste lidstaten hebben de nationale uitvoering
van de THETIS-SafeSeaNet- interface in het eerste kwartaal van 2011 voltooid.
Vanaf april 2011 werden daarom wat de informatieoverdracht van SafeSeaNet naar
THETIS betreft, voor de meeste lidstaten consistentere prestaties
geconstateerd. ·
Finland heeft de nationale uitvoering van de
THETIS-SafeSeaNet-interface halverwege juni 2011 voltooid. ·
Eind 2011 had het Verenigd Koninkrijk de nationale
uitvoering van de THETIS-SafeSeaNet-interface nog niet voltooid. Daarom blijft
de aanloopinformatie over schepen van het Verenigd Koninkrijk in THETIS voor
2011 beperkt tot handmatig ingevoerde binnenkomsten en weerspiegelt deze niet
de werkelijke situatie. 5. BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN BIJ DE UITVOERING
VAN DE RICHTLIJN In dit verslag worden onderstaande punten
grondiger geanalyseerd en beoordeeld. 5.1. De inspectieverplichting
binnen de gehele EU Volgens
artikel 5 van Richtlijn 2009/16/EG moet iedere lidstaat aan zijn jaarlijkse
inspectieverplichting voldoen door: (a)
alle schepen van prioriteitsklasse I, die zijn
havens en ankerplaatsen aandoen, te inspecteren; en (b)
jaarlijks een aantal inspecties (prioriteitsklasse
I en II) uit te voeren, dat ten minste overeenkomt met zijn deel van het totale
aantal jaarlijks in de EU en in het onder het MOU van Parijs vallende gebied
uit te voeren inspecties. Het aantal inspecties dat door de nationale
autoriteiten moet worden uitgevoerd (eerlijke verdeling), wordt verkregen met
behulp van een tijdelijk mechanisme dat via het MOU van Parijs in het leven is
geroepen. Vanaf 1 januari 2014 wordt deze informatie volledig gebaseerd op de
gegevens in de THETIS-databank. In tabel 1 van de bijlage wordt het
inspectieaandeel van elke staat die partij is bij het MOU van Parijs, voor 2011
genoemd. Op grond van de informatie in de
THETIS-databank concludeert de Commissie dat over het geheel genomen aan de
inspectieverplichting is voldaan. 5.2. Naleving door de lidstaten
van de jaarlijkse inspectieverplichting en de analyse van de uitvoering van de
artikelen 6, 7 en 8 van Richtlijn 2009/16/EG In artikel 5 van Richtlijn 2009/16/EG staat de
inspectieverplichting vermeld en de artikelen 6, 7 en 8 bevatten nadere
regelingen voor de lidstaten om deze verplichting na te leven. 5.2.1 Inspectieverplichting en
niet-uitgevoerde inspecties van prioriteitsklasse I (artikel 6) Artikel 6 van de richtlijn bevat bepalingen die
gelden voor lidstaten die verzuimen de in artikel 5, lid 2, onder a),
voorgeschreven inspecties volledig uit te voeren (de inspecties van alle
schepen van prioriteitsklasse I die zijn havens en ankerplaatsen aandoen). Een
lidstaat die zich in deze situatie bevindt, leeft niettemin zijn verplichting
na zolang de niet-uitgevoerde inspecties binnen de volgende marges blijven: (a)
ten hoogste 5 % van het totale aantal schepen
van prioriteitsklasse I met een hoog risicoprofiel; en (b)
ten hoogste 10 % voor andere schepen van
prioriteitsklasse I die zijn havens en ankerplaatsen aandoen. In 2011 bevonden 12[9] (van de 22) EU-lidstaten[10] zich in
deze situatie. Tabel 2 bevat een overzicht van de verplichting van de lidstaten
op basis van artikel 6, plus het aantal inspecties dat door deze staten is
verricht. Als eerste merkt de Commissie op dat over het
geheel bezien aan de inspectieverplichting is voldaan, maar dat in sommige
landen enkele uitvoeringsproblemen een oplossing behoeven. Het aantal
niet-uitgevoerde inspecties van prioriteitsklasse I in bepaalde lidstaten geeft
reden tot bijzondere zorg. 5.2.2 Het totale aantal aanlopen van
prioriteitsklasse I is groter dan het inspectieaandeel van de lidstaat (artikel
7, lid 1) Artikel 7, lid 1, van de richtlijn heeft
betrekking op zogenaamde "overbelaste" lidstaten, waarvoor het aantal
aanlopen van prioriteitsklasse I groter is dan het inspectieaandeel. In 2011
bevonden vijf[11]
lidstaten zich in deze situatie. In dit geval leeft een lidstaat op basis van
dit artikel zijn verplichting na als: (a)
hij een aantal inspecties op schepen van
prioriteitsklasse I uitvoert dat ten minste beantwoordt aan zijn aandeel in de
inspecties; en (b)
ten hoogste 30 % van het totale aantal schepen
van prioriteitsklasse I die zijn havens en ankerplaatsen aandoen, niet wordt
geïnspecteerd. Tabel 3 bevat een overzicht van de verplichting
van deze "overbelaste" lidstaten, plus het aantal inspecties dat door
deze lidstaten is verricht. Ook hier wijst de Commissie op het aantal
niet-uitgevoerde inspecties van prioriteitsklasse I. 5.2.3 Het totale aantal aanlopen van
prioriteitsklasse I en II is kleiner dan het inspectieaandeel van de lidstaat
(artikel 7, lid 2) Artikel 7, lid 2, heeft betrekking op zogenaamde
"onderbelaste" lidstaten, waarvoor het aantal aanlopen van
prioriteitsklasse I en II kleiner is dan het inspectieaandeel. In 2011 bevonden
vijf[12]
lidstaten zich in deze situatie. In dit geval leeft de lidstaat zijn
verplichting na wanneer: (a)
hij alle schepen van prioriteitsklasse I
inspecteert; en (b)
ten minste 85 % van de schepen van
prioriteitsklasse II inspecteert. Tabel 4 bevat een overzicht van de verplichting
van deze "onderbelaste" lidstaten, plus het aantal inspecties dat
door deze lidstaten is verricht. In dit verband merkt de Commissie op dat deze
lidstaten de verplichte inspecties van prioriteitsklasse I hebben uitgevoerd en
dat bijna alle lidstaten het vereiste aantal inspecties van prioriteitsklasse
II hebben verricht. Wat de bovengenoemde niet-uitgevoerde inspecties
van prioriteitsklasse I betreft, zal de Commissie / het EMSA met de betrokken
lidstaten samenwerken om de redenen voor deze problemen te analyseren, en daarbij
rekening houden met de aanpassing aan de nieuwe inspectieregeling. Iedere
lidstaat moet het aantal toegewezen inspecties uitvoeren, anders komt het
beginsel van de eerlijke verdeling in gevaar. 5.2.4 Uitstel van inspecties en
uitzonderlijke omstandigheden (artikel 8) In artikel 8, lid 1, staat dat de lidstaten de
uitvoering van een inspectie van prioriteitsklasse I mogen uitstellen, hetzij
tot de volgende aankomst van het schip in dezelfde lidstaat (op voorwaarde dat
het aanlopen binnen vijftien dagen gebeurt en dat het schip geen andere haven
in de EU aandoet), hetzij tot de aankomst in een andere EU-haven (op voorwaarde
dat het aanlopen binnen vijftien dagen gebeurt en de staat waar deze haven zich
bevindt, ermee heeft ingestemd de inspectie te verrichten). In 2011 werden 190 van zulke verzoeken, afkomstig
van 18 lidstaten, in THETIS geregistreerd. 153 (80,5 %) van deze verzoeken
werden door de ontvangende lidstaten goedgekeurd, waarna de inspectie werd
uitgevoerd. Daarnaast is er in artikel 8, lid 2, sprake van
uitzonderlijke omstandigheden waaronder niet-uitgevoerde inspecties van
prioriteitsklasse I kunnen worden gerechtvaardigd. Zulke omstandigheden doen
zich voor, wanneer het uitvoeren van de inspectie naar het oordeel van de
bevoegde instantie een gevaar oplevert voor de veiligheid van de inspecteurs,
het schip, de bemanning ervan of de haven, of voor het mariene milieu en
wanneer het schip alleen gedurende de nachttijd de haven aandoet. Van de 1 614 gerechtvaardigde
niet-uitgevoerde inspecties van prioriteitsklasse I die de staten die bij het
MOU van Parijs partij zijn, in 2011 in THETIS hebben geregistreerd, werden er
121 (7,5 %) toegeschreven aan risico's, 582 (36 %) aan nachtelijke
aanlopen, 799 (49,5 %) aan kortdurende aanlopen op een ankerplaats en 112
(7,0 %) aan "technische onjuistheden". De "technische
onjuistheden" werden in de beginfase van de werking van THETIS
geïntroduceerd met het oog op problemen die te maken hadden met de geleidelijke
invoering van het systeem en/of andere niet-vastgestelde redenen. Deze optie
bestaat niet langer. 5.3. Aantal en type uitgevoerde
inspecties Tabel 5 biedt een grafische voorstelling van
de trends qua inspectietypes (eerste – meer gedetailleerd – uitgebreid) in het
onder het MOU van Parijs vallende gebied in de periode 2009-2011. Uit het
hogere aantal uitgebreide inspecties kan worden opgemaakt dat er op grond van
de nieuwe inspectieregeling meer grondige controles worden verricht. 5.4. Het aantal
havenstaatinspecteurs in elke lidstaat In artikel 4 van de Richtlijn staat dat de
lidstaten voor de inspectie van schepen de nodige bevoegde instanties met de
vereiste gekwalificeerde inspecteurs moeten handhaven. Tabel 6 toont het aantal
havenstaatinspecteurs in elke lidstaat. De cijfers verschillen per lidstaat,
omdat het niet in alle gevallen om VTE (voltijdsequivalent)-posten gaat. De
Commissie merkt op dat de lidstaten in het algemeen een passend aantal
inspecteurs handhaven om de vereiste inspecties te verrichten. 5.5. Weigering van toegang In 2011 deden de lidstaat achttien bevelen tot
weigering van toegang uitgaan. Van de achttien bevelen werden er zestien
uitgevaardigd vanwege meerdere aanhoudingen, één vanwege het niet aandoen van
een aangegeven reparatiewerf en één vanwege het omzeilen van een aanhouding.[13] 5.6. Inspecties op ankerplaatsen Richtlijn 2009/16/EG bepaalt dat een schip
binnen de jurisdictie van een haven op een ankerplaats mag worden
geïnspecteerd. Tabel 7 in de bijlage verschaft informatie over de uitvoering
van dit voorschrift in 2011. Bijzonder zorgwekkend is in bepaalde staten het
grote aantal niet-uitgevoerde inspecties van prioriteitsklasse I op
ankerplaatsen. Over dit punt dient bij de lidstaten navraag te worden gedaan. 5.7. Problemen/vraagstukken die
door lidstaten worden aangeroerd Als onderdeel van haar beoordeling stuurde de
Commissie een vragenlijst naar de lidstaten, waarin zij de nationale
autoriteiten verzocht tekortkomingen of mogelijke verbeterpunten in de
richtlijn te noemen. Diverse lidstaten maakten van deze mogelijkheid gebruik. De belangrijkste punten: ·
De richtlijn maakt het mogelijk dat inspecties van
prioriteitsklasse I in uitzonderlijke omstandigheden worden uitgesteld; deze
mogelijkheid bestaat niet voor inspecties van prioriteitsklasse II die niet
verplicht zijn. Als een lidstaat echter "onderbelast" is in de zin
van artikel 7, lid 2, van de richtlijn moet hij (in de praktijk) inspecties van
prioriteitsklasse II als verplicht beschouwen. Verscheidene lidstaten willen
graag dat de mogelijkheid om inspecties uit te stellen ook gaat gelden voor
"verplichte" inspecties van prioriteitsklasse II. ·
Volgens artikel 8, lid 3, onder b), hoeft op een
ankerplaats geen inspectie te worden verricht als het bezoek van het schip te
kort is. De lidstaat willen graag dat deze mogelijkheid tot havens wordt
uitgebreid. ·
Op grond van artikel 15 van Richtlijn 2002/59/EG
kunnen de lidstaten voor lijndiensten tussen op hun grondgebied gelegen havens
vrijstelling verlenen van de verplichting om gevaarlijke of verontreinigende
stoffen die zich aan boord bevinden, aan te melden. De lidstaten stellen voor
om deze vrijstelling ook voor de havenstaatcontrole te laten gelden. ·
De lidstaten gaven aan dat de voorschriften van
Richtlijn 2002/59/EG en van Richtlijn 2009/20/EG betreffende de verzekering van
scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen niet in THETIS zijn opgenomen en
dat daarmee rekening moet worden gehouden. ·
In het geval dat de prioriteitsstatus van een
vaartuig verandert terwijl het in een haven ligt, stellen de lidstaten voor dat
THETIS de betrokken staat waarschuwt en dat de staat dan een periode van
respijt krijgt zodat deze niet-uitgevoerde inspectie hem niet wordt
aangerekend. ·
Bijlage III van de richtlijn bevat een lijst met
informatie die bij de aanmelding van de aankomst van een schip moet worden
verstrekt. De lidstaten stellen voor dat voorschrift f) "datum van de
laatste uitgebreide inspectie in het gebied dat onder het MOU van Parijs
valt" wordt geschrapt omdat deze informatie reeds in THETIS is opgenomen. Momenteel onderzoekt de Commissie de problemen
die tijdens de uitvoering aan de oppervlakte zijn gekomen en vraagstukken die
door de lidstaten aan de orde zijn gesteld. Verder gaat zij na of er
wijzigingen van Richtlijn 2009/16/EG nodig zijn. De Commissie zal (samen met
het EMSA) vooral bekijken of het statistische afwijkingen betreft die verband
houden met het eerste jaar van uitvoering of inherent aan het systeem zijn, en
of dezelfde lidstaten daar elk jaar de gevolgen van zullen ondervinden. 6. CONCLUSIES 6.1. Resultaten van de
uitvoeringsmaatregelen Er was veel werk en geld nodig om de richtlijn
uit te voeren. Dat gold zowel voor de lidstaten als voor de EU. Het resultaat
van dit werk was dat de richtlijn begin 2011 grotendeels ten uitvoer was
gelegd. De algemene indruk van de Commissie is dat de belangrijkste onderdelen
van de richtlijn worden uitgevoerd. Eventuele wettelijke, technische en
operationele tekortkomingen zullen te zijner tijd door de Commissie worden
aangepakt. 6.2. Gevolgen voor maritieme
veiligheid, efficiëntie van vervoer over zee en voorkoming van verontreiniging De nieuwe inspectieregeling voorziet in
volledige inspectie van schepen die EU-havens en ankerplaatsen bezoeken, en in
een meer op risico's gebaseerd systeem van aanwijzing van schepen voor inspectie,
terwijl er dankzij realtime aanloopinformatie over schepen beter kan worden
bepaald welke schepen moeten worden geïnspecteerd. Over het geheel bezien werd voldaan aan de
inspectieverplichting die voor de EU-lidstaten geldt. In 2011 nam het aantal
uit te voeren inspecties vergeleken met voorgaande jaren af. Als gevolg hiervan
werden inspecties van hogere kwaliteit verricht, waarbij de aandacht vooral
uitging naar schepen die niet aan de normen voldoen. Dit betekent dat de
middelen die voor havenstaatcontrole beschikbaar zijn, worden gebruikt om
vaartuigen van slechtere kwaliteit te inspecteren en dat dit grondiger gebeurt.
6.3. Toekomstige ontwikkelingen Zoals reeds eerder gezegd, is de Commissie
momenteel bezig te bekijken of er wijzigingen van de richtlijn nodig zijn, op
basis van de vragen die tijdens de uitvoering zijn gerezen en door de lidstaten
aan de Commissie zijn meegedeeld. De komende jaren zal de
havenstaatcontroleregeling van de EU naar verwachting worden afgestemd op
toekomstige voorschriften die mogelijkerwijs onder meer voortvloeien uit
internationale verdragen, wanneer deze in werking treden en belangrijke
instrumenten worden voor de toepassing van Richtlijn 2009/16/EG. De spoedige inwerkingtreding van het Verdrag
betreffende maritieme arbeid van 2006 (MLC 2006) en de bijbehorende Richtlijn
2009/13/EG[14]
moeten door THETIS worden ondersteund. Een Commissievoorstel om Richtlijn
2009/16/EG met het oog hierop te wijzigen, wordt momenteel in het Europees
Parlement en de Raad besproken[15].
Verder wordt in verband met de
inwerkingtreding van het Ballastwaterverdrag van de IMO (BWM 2004) verwacht dat
de handhaving daarvan in het kader van Richtlijn 2009/16/EG en THETIS zal
plaatsvinden. Bijlage Tabellen waarnaar in het verslag wordt
verwezen* In de richtlijn wordt over het gebied
gesproken dat onder het MOU van Parijs valt. Daarom zijn in deze tabellen ook
de toepasselijke gegevens over niet-EU-staten opgenomen. Tabel 1 – Inspectieverplichtingen van
staten die partij zijn bij het MOU van Parijs || Totaal aantal aanlopen in THETIS (2011) || Afzonderlijke schepen in THETIS (2011) 2011 || Verhouding (2011) || Verplichting conform art. 5.2b voor 2011 België || 23233 || 5255 || 6,30% || 1168 Bulgarije || 2909 || 1277 || 1,69% || 313 Canada || 913 || 872 || 3,48% || 645 Kroatië || 1927 || 624 || 1,10% || 203 Cyprus || 2410 || 800 || 1,20% || 223 Denemarken || 8387 || 2053 || 3,18% || 588 Estland || 5096 || 1507 || 1,77% || 328 Finland || 12727 || 1170 || 1,75% || 324 Frankrijk || 27654 || 5447 || 7,04% || 1305 Duitsland || 27503 || 4941 || 6,35% || 1177 Griekenland || 20314 || 3295 || 3,18% || 590 IJsland || 1935 || 322 || 0,31% || 58 Ierland || 9528 || 1139 || 1,45% || 268 Italië || 31810 || 5049 || 6,49% || 1203 Letland || 7149 || 1965 || 2,32% || 430 Litouwen || 4080 || 1605 || 1,87% || 347 Malta || 2607 || 819 || 1,80% || 333 Nederland || 42686 || 7235 || 8,24% || 1527 Noorwegen || 14391 || 1514 || 3,08% || 570 Polen || 11034 || 2380 || 2,86% || 531 Portugal || 3683 || 1536 || 3,10% || 574 Roemenië || 4087 || 1703 || 2,32% || 430 Russische Federatie || 16728 || 3403 || 3,34% || 618 Slovenië || 1417 || 612 || 0,88% || 163 Spanje || 31865 || 6234 || 10,58% || 1960 Zweden || 24680 || 2567 || 3,28% || 608 Verenigd Koninkrijk || 4266 || 2231 || 11,04% || 2046 Totaal || 345019 || 67555 || 100% || 18530 *(Bron alle tabellen: EMSA) Tabel 2 - Verplichting en inspecties
conform artikel 6 van Richtlijn 2009/16/EG || Verplichting (2011) || Aanlopen PI || PI geïnspecteerd || Aanlopen PII || PII geïnspecteerd || PI+PII geïnspecteerd || België || 1168 || 521 || 475 || 1082 || 496 || 971 || Bulgarije || 313 || 290 || 273 || 310 || 255 || 528 || Cyprus || 223 || 207 || 52 || 232 || 73 || 125 || Finland || 324 || 94 || 78 || 527 || 238 || 316 || Duitsland || 1177 || 559 || 517 || 964 || 887 || 1404 || IJsland || 58 || 22 || 19 || 55 || 43 || 62 || Malta || 333 || 194 || 185 || 303 || 45 || 230 || Nederland || 1527 || 1456 || 1026 || 1964 || 557 || 1583 || Noorwegen || 570 || 374 || 234 || 811 || 360 || 594 || Portugal || 574 || 263 || 239 || 397 || 206 || 445 || Roemenië || 430 || 374 || 339 || 467 || 437 || 776 || Slovenië || 163 || 98 || 97 || 149 || 143 || 240 || Zweden || 608 || 166 || 130 || 650 || 226 || 356 || Verenigd Koninkrijk || 2046 || 1634 || 765 || 1773 || 776 || 1541 || Totaal || 9514 || 6252 || 4429 || 9684 || 4742 || 9171 || Tabel 3 - Verplichting en inspecties
conform artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2009/16/EG || Verplichting (2011) || Aanlopen PI || PI geïnspecteerd || Aanlopen PII || PII geïnspecteerd || PI+PII geïnspecteerd || Frankrijk || 1305 || 1314 || 492 || 2300 || 733 || 1225 || Griekenland || 590 || 1469 || 656 || 2836 || 334 || 990 || Ierland || 268 || 562 || 81 || 475 || 153 || 234 || Italië || 1203 || 1464 || 1084 || 3440 || 622 || 1706 || Spanje || 1960 || 2513 || 1216 || 3537 || 511 || 1727 || Totaal || 5326 || 7322 || 3529 || 12588 || 2353 || 5882 || Tabel 4 - Verplichting en inspecties
conform artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2009/16/EG || Verplichting (2011) || Aanlopen PI || PI geïnspecteerd || Aanlopen PII || PII geïnspecteerd || PI+PII geïnspecteerd || Denemarken || 588 || 196 || 173 || 320 || 209 || 382 || Estland || 328 || 68 || 65 || 134 || 120 || 185 || Letland || 430 || 71 || 66 || 187 || 180 || 246 || Litouwen || 347 || 66 || 62 || 125 || 120 || 182 || Polen || 531 || 156 || 139 || 324 || 293 || 432 || Totaal || 2224 || 557 || 505 || 1090 || 713 || 1427 || Tabel 5 -
Algehele trend van inspecties en wijzigingen in type inspectie in het gebied
dat onder het MOU van Parijs valt
Tabel 6 - Aantal havenstaatinspecteurs in elke staat || Aantal havenstaatinspecteurs België || 9 Bulgarije || 14 Cyprus || 11 Denemarken || 27 Estland || 9 Finland || 23 Frankrijk || 84 Duitsland || 40 Griekenland || 51 IJsland || 2 Ierland || 22 Italië || 111 Letland || 9 Litouwen || 12 Malta || 3 Nederland || 29 Noorwegen || 79 Polen || 16 Portugal || 11 Roemenië || 13 Slovenië || 4 Spanje || 96 Zweden || 44 Verenigd Koninkrijk || 113 Totaal || 832 Tabel 7 - Aanlopen en inspecties op
ankerplaatsen || Totaal aantal aanlopen || Aanlopen op ankerplaats || Inspecties op ankerplaats || Aanlopen PI op ankerplaats || Inspecties PI op ankerplaats || Aanhoudingen PI op ankerplaats België || 18649 || - || || - || - || - Bulgarije || 2633 || 283 || 62 || 18 || 13 || - Cyprus || 2304 || 147 || 3 || 25 || - || Denemarken || 8920 || 1 || 1 || 1 || 1 || - Estland || 3754 || - || || - || - || - Finland || 18229 || 17 || 1 || 1 || - || - Frankrijk || 29204 || 148 || 10 || 14 || - || - Duitsland || 23330 || - || || - || - || - Griekenland || 18080 || 2446 || 210 || 294 || 47 || - IJsland || 1567 || 3 || || - || - || - Ierland || 7450 || 5 || || - || - || - Italië || 73290 || 15541 || 421 || 5682 || 53 || - Letland || 5318 || - || || - || - || - Litouwen || 3439 || 22 || || - || - || - Malta || 2942 || - || || - || - || - Nederland || 47686 || 382 || 17 || 26 || 2 || - Noorwegen || 14201 || 130 || 82 || 12 || 11 || - Polen || 8570 || 294 || 23 || 3 || 1 || - Portugal || 3189 || 7 || 4 || 3 || 1 || - Roemenië || 3886 || 829 || 113 || 15 || 4 || - Slovenië || 1248 || 22 || 11 || - || - || - Spanje || 38490 || 1916 || 113 || 363 || 29 || 1 Zweden || 30168 || 2 || || - || - || - Verenigd Koninkrijk || 3851 || 245 || 36 || 182 || 13 || - [1] Richtlijn
2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende
havenstaatcontrole (Herschikking) (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57). [2] In
artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2009/16/EG staat dat de lidstaten erop toezien
dat de aanloopinformatie binnen een redelijke termijn bezorgd wordt aan de
THETIS-databank via het communautaire systeem voor de uitwisseling van
maritieme informatie "SafeSeaNet" als bedoeld in artikel 3, onder s),
van Richtlijn 2002/59/EG, om de havenstaatcontroleautoriteit de gelegenheid te
bieden schepen voor inspectie te selecteren. [3] PB L 241
van 14.9.2010, blz. 1. [4] PB L 241
van 14.9.2010, blz. 4. [5] Bij de
gewijzigde Richtlijn 2002/59/EG van 27.6.2002. [6] Slowakije
heeft de richtlijn omgezet, maar bezit geen zeehavens. Daarom is er geen
informatie over de uitvoering beschikbaar. Dit verslag beperkt zich derhalve
tot de uitvoering door de 22 kuststaten van de EU en/of (indien van toepassing)
de 27 staten die partij zijn bij het MOU van Parijs. [7] Verordeningen
(EU) nr. 801/2010 en 802/2010. [8] PB L 125
van 21.5.2010, blz. 2. [9] België,
Bulgarije, Cyprus, Finland, Duitsland, Malta, Nederland, Portugal, Roemenië,
Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. [10] Dit geldt
ook voor Kroatië, IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie. [11] Frankrijk,
Griekenland, Ierland, Italië en Spanje. [12] Denemarken,
Estland, Letland, Litouwen en Polen. [13] Artikel
21, lid 4, van de richtlijn. [14] PB L 124
van 20.5.2009, blz. 30. [15] COM(2012) 129
van 23.3.2012.