Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR2076

    Advies van het Comité van de Regio's — Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie

    PB C 139 van 17.5.2013, p. 46–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.5.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 139/46


    Advies van het Comité van de Regio's — Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie

    2013/C 139/09

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    wijst erop dat er voor lokale en regionale overheden een sleutelrol is weggelegd in de Europese Onderzoeksruimte (EOR). Regio's en steden brengen op hun grondgebied de belangrijkste spelers van de innovatiedriehoek samen: een mix van universiteiten en hogescholen, onderzoekers en diverse economische en industriële sectoren in verschillende innovatieve waardeketens en waardenetwerken. Zij leveren een doorslaggevende bijdrage aan het uitwerken van regionale onderzoeks- en innovatiestrategieën en het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor een innovatief klimaat;

    waardeert de specifieke verwijzing in de mededeling naar de regionale en internationale dimensie van instrumenten in het programma „Capaciteiten” van het zevende kaderprogramma (KP7), en pleit voor zichtbaarheid van internationale samenwerking op het gebied van onderzoek in de volgende programmeringsperiode; daarbij dient rekening te worden gehouden met de goede ervaring met het programma Kennisregio’s en een link te worden gelegd naar toekomstige ERA-NET-initiatieven;

    merkt op dat internationale samenwerking gebaseerd moet zijn op gemeenschappelijke beginselen inzake integriteit van onderzoek, genderdimensie, sociaal verantwoord ondernemen, open toegang en intellectuele eigendom, en dat ook aandacht moet worden besteed aan aspecten als klimaat en milieu, en dus aan „duurzame ontwikkeling”;

    onderschrijft dat onderzoeksinfrastructuren, ook elektronische infrastructuren, van regionaal belang zijn en aanzienlijke (potentiële) voordelen hebben. Zij leveren de voorzieningen (hoogwaardige computer- en communicatiediensten, op afstand toegankelijke systemen en bestanden) die noodzakelijk zijn voor wereldwijde samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie, ongeacht land en geografische ligging.

    Rapporteur

    Markku MARKKULA (FI/EVP), lid van de gemeenteraad van Espoo

    Referentiedocument

    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie: een strategische benadering

    COM(2012) 497 final

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Relevantie voor de lokale en regionale overheden en voor het Comité van de Regio's (CvdR)

    1.

    wijst erop dat er voor lokale en regionale overheden een sleutelrol is weggelegd in de Europese Onderzoeksruimte (EOR). Regio's en steden brengen op hun grondgebied de belangrijkste spelers van de innovatiedriehoek samen: een mix van universiteiten en hogescholen, onderzoekers en diverse economische en industriële sectoren in verschillende innovatieve waardeketens en waardenetwerken. Zij leveren een doorslaggevende bijdrage aan het uitwerken van regionale onderzoeks- en innovatiestrategieën en het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor een innovatief klimaat. Ze spelen een belangrijke rol bij het scheppen van een klimaat op regionaal niveau dat aanzet tot innovatiebereidheid en een ondernemingsgezind ontdekkingsproces. Bovendien hebben regionale en lokale overheden vaak wetgevende bevoegdheden en beheren zij financiële middelen voor onderzoek, innovatie en internationalisering.

    2.

    Lokale en regionale overheden zijn belangrijke stakeholders in internationale samenwerking en bij het coördineren van onderzoek en innovatie (O&I). Hun beleid heeft een aanzienlijke impact op de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren en de totstandbrenging van een innovatief klimaat (universiteiten, technologiecentra, starterscentra, wetenschapsparken en een risicokapitaalvriendelijk milieu) dat wetenschappers en innovatoren kan aantrekken en de materiële en operationele voorwaarden voor een krachtige ontwikkeling van menselijk kapitaal kan scheppen.

    Algemene opmerkingen

    3.

    Deze mededeling is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat ervan uitgegaan wordt dat de lidstaten zelf, in het kader van hun nationale constitutionele bestel, niet volledig in staat zijn om de doelstellingen van de voorgestelde maatregelen te realiseren en dat actie op EU-niveau duidelijk voordeel kan hebben. Om de impact van onderzoek en innovatie op internationaal niveau te maximaliseren en tegelijkertijd geldverspilling door versnippering van activiteiten te voorkomen, moet de Unie het open karaker van Horizon 2020 aanvullen met doelgerichte maatregelen die ervoor zorgen dat O&I een optimale omvang en reikwijdte hebben.

    4.

    Het CvdR ziet in dat kennis en innovatie steeds internationaler worden en zich afspelen binnen mondiale waardenetwerken, en erkent het belang van een samengaan van „internationaal denken” en „lokaal handelen”.

    5.

    In de Europa 2020-strategie wordt gewezen op het belang van onderzoek en innovatie voor het realiseren van slimme, duurzame en inclusieve groei. De Innovatie-Unie onderstreept, als onderdeel van de Europa 2020-strategie, het belang van internationale samenwerking voor het benutten van het innovatiepotentieel van Europa.

    6.

    Internationale samenwerking is essentieel voor de totstandbrenging van de EOR en haar vijf sleutelterreinen.

    7.

    Het CvdR waardeert de specifieke verwijzing in de mededeling naar de regionale en internationale dimensie van instrumenten in het programma „Capaciteiten” van het zevende kaderprogramma (KP7), en pleit voor zichtbaarheid van internationale samenwerking op het gebied van onderzoek in de volgende programmeringsperiode; daarbij dient rekening te worden gehouden met de goede ervaring met het programma Kennisregio’s en een link te worden gelegd naar toekomstige ERA-NET-initiatieven.

    8.

    Het pleit eveneens voor een ambitieuze begroting voor Horizon 2020 en herinnert eraan dat synergie met andere financiële instrumenten op het gebied van internationalisering geboden is. Het is van groot belang dat de juiste instrumenten van Horizon 2020 worden gebruikt voor samenwerking met derde landen.

    9.

    Het is lovenswaardig dat de Commissie serieuze inspanningen heeft geleverd om een duidelijk, compact en compleet kader op te stellen als uitgangspunt voor een meer strategische benadering van internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in Europa.

    10.

    De mededeling bevat een goed gestructureerd en beknopt overzicht van instrumenten en (mogelijke) partners voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek.

    11.

    Internationale samenwerking moet altijd toegevoegde waarde hebben voor de EU.

    12.

    Internationale samenwerking moet gebaseerd zijn op gemeenschappelijke beginselen inzake integriteit van onderzoek, genderdimensie, sociaal verantwoord ondernemen, open toegang en intellectuele eigendom. Ook moet aandacht worden besteed aan aspecten als klimaat en milieu, en dus aan „duurzame ontwikkeling”.

    13.

    Het CvdR constateert dat de mededeling drie overkoepelende thema's van regionaal belang bevat, nl. wetenschapsdiplomatie, slimme specialisatie en onderzoeksinfrastructuur.

    Onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OO&I) moeten toegevoegde waarde hebben

    14.

    De vele initiatieven van lidstaten en regio's die zonder coördinatie met andere lidstaten tot stand komen, resulteren soms in initiatieven die onderling niet samenhangen en niet leiden tot het ontstaan van voldoende kritische massa. Daarom is het van belang dat zowel de Europese onderzoeks- en innovatieagenda en de nationale en regionale innovatiestrategieën op elkaar aansluiten.

    15.

    Er bestaat behoefte aan het verder op elkaar afstemmen van de activiteiten van afzonderlijke lidstaten met het oog op internationale samenwerking, en in verband hiermee kan samenwerking met regio's van extra toegevoegde waarde zijn. Regio's en steden hebben er zelf belang bij om concrete steun te bieden aan de EOR en kunnen door hun verbindende functie in een triple-helix setting de juiste randvoorwaarden helpen creëren voor het aantrekken van internationale investeringen in onderzoek en van buitenlandse toponderzoekers.

    16.

    Een Europa als wereldspeler vraagt om een concentratie op onderzoek en innovatieve oplossingen die bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen. Het CvdR onderstreept daarbij het belang van een marktgerichte en vraaggestuurde benadering en de cruciale taak van het MKB bij het omzetten van (internationaal) wetenschappelijk onderzoek in toepassingen en marktintroductie.

    17.

    Het CvdR wijst op de rol die Europese nationale regeringen en lokale en regionale overheden geacht worden te spelen teneinde van Europa één grote geïntegreerde realiteit te maken, die kan concurreren in een geglobaliseerde wereld en in dialoog kan treden met meer geïndustrialiseerde landen (zoals de VS en Japan), nieuwe opkomende economieën (zoals de BRIC-landen), buurlanden en ontwikkelingslanden.

    18.

    Het CvdR zou graag zien dat het begrip „regio” meer expliciet wordt gedefinieerd in de mededeling, eventueel als een „supranationale” of „subnationale” entiteit.

    19.

    Regio's bevinden zich in een bevoorrechte positie om onderzoek en innovatie te koppelen aan horizontaal en thematisch beleid: zij beheren hun grondgebied, dragen zorg voor milieu en veiligheid, stellen plannen op en verlenen diensten – hier kan toegevoegde waarde worden gecreëerd door middel van nieuwe ideeën, benaderingen en innovatieve technologieoplossingen.

    Globalisering van industrie en OO&I: instrumenten en hun regionale belang

    20.

    Wereldwijde concurrentie is niet alleen een zaak van landen, maar ook van grote regionale systemen die districten, industriële onderzoeksclusters, bedrijvennetwerken en bedrijvenparken omvatten: de regionale dimensie moet internationaal concurreren en samenwerken met soortgelijke systemen in andere delen van de wereld.

    21.

    Horizon 2020 kan een goede gelegenheid zijn om eens opnieuw na te denken over de rol en het aandeel van regionale overheden in de totstandbrenging van een Europees systeem dat de wereldwijde concurrentie aankan.

    22.

    Wanneer het om internationale samenwerking op het gebied vanOO&I gaat verdient het concept „multi-level governance” alle steun; regionale en lokale overheden kunnen daarbij, samen met de lidstaten en de Unie, een belangrijke rol spelen.

    23.

    Regionale netwerken zijn van groot belang voor de samenwerking tussen regio's en lokale overheden op het gebied van interregionale en internationale OO&I. Regionale netwerken geven regionale en lokale spelers het platform om de noodzakelijke kritische massa aan ideeën, competenties en financiële middelen te verwerven voor deelname aan initiatieven op het gebied van OO&I en voor internationale grootschalige projecten. Netwerken zijn krachtige instrumenten om middelen, expertise, kennis en verschillende vaardigheden bijeen te brengen. OO&I-actoren met goede onderlinge contacten en hun belangengroeperingen kunnen het pad effenen voor internationale samenwerking; internationale contacten worden immers steeds belangrijker, alhoewel ook de plaatselijke realiteit steeds meer aan belang wint.

    Strategisch Forum voor internationale samenwerking (SFIC)

    24.

    Het Strategisch Forum voor internationale samenwerking heeft toegevoegde waarde omdat het gebruik van nationale, Europese en internationale middelen geoptimaliseerd wordt en overlapping van activiteiten wordt voorkomen.

    25.

    Het is een goede zaak dat het SFIC een overzichtelijk beeld tracht te schetsen van de internationale samenwerking die de lidstaten, als onderdeel van hun eigen beleid en programma's, ontplooien.

    26.

    Lokale en regionale overheden kunnen een bijdrage leveren aan het SFIC wanneer zij over institutionele bevoegdheden en middelen beschikken om initiatieven te nemen en op internationaal niveau samen te werken. Diverse EU-regio's zijn erg actief en hebben overeenkomsten gesloten, vertegenwoordigingen in het buitenland gevestigd en activiteiten medegefinancierd. European Business and Technology Centres in het buitenland zijn een voorbeeld van initiatieven buiten de EU waarbij lokale en regionale spelers actief zijn betrokken.

    27.

    Aangezien Europese regio's vaak samenwerken met landen buiten de EU, ongeacht of hiervoor EU-middelen beschikbaar zijn of niet, met als doel de krachten te bundelen en hetzelfde doel na te streven, zou moeten worden nagegaan of een en ander binnen het SFIC kan worden gecoördineerd.

    28.

    Met het oog op subsidiariteit zijn de lokale en regionale overheden de aangewezen instanties om onderzoekspartners en innovatieve bedrijven aan te wijzen die, vanuit een bottom-uplogica, besluiten of het zinvol is om aanwezig te zijn in bepaalde landen of regio's en samen te werken met lokale actoren.

    29.

    Coördinatie van de nationale/federale/regionale/lokale bijdragen aan internationale activiteiten is weliswaar belangrijk, maar de eindverantwoordelijkheid moet bij de lidstaten blijven liggen (of bij de regio's die het beleid initiëren en uitvoeren). Indien er sprake is van gemeenschappelijke prioriteiten ten aanzien van derde landen/regio's, heeft de coördinatie van gezamenlijke Europese initiatieven uiteraard toegevoegde waarde.

    30.

    Een strategische aanpak met meerjarige stappenplannen is belangrijk, maar mag niet te rigide zijn: flexibiliteit is noodzakelijk om lidstaten of regio's de kans te geven verantwoorde aanpassingen door te voeren in de toewijzing van nationale/federale/regionale middelen.

    Systemen voor informatieverzameling

    31.

    Het CvdR wil op de hoogte worden gehouden van, en indien mogelijk worden betrokken bij, het voorgestelde systeem voor informatieverzameling, dat kan worden gebruikt als een bron van informatie voor strategisch onderzoek en innovatieagenda's in het kader van slimme specialisatie.

    32.

    Het CvdR erkent dat wereldwijde wetenschappelijke specialisatie en de bijbehorende kwaliteit kansen scheppen voor internationale samenwerking op basis van complementariteit, en prijst de inspanningen in de mededeling om de sterke en zwakke punten van wetenschap op supranationaal niveau in kaart te brengen.

    33.

    Het zou een goede zaak zijn als deze inventarisatie ook op subnationaal niveau zou worden uitgevoerd, eventueel op basis van bestaande informatiesystemen. Belangrijk zijn ook uitwisselingen met internationale partners voor wat betreft de configuratie en het gebruik van informatiesystemen zoals bijvoorbeeld het Europese ERA-Watch en Noord-Amerikaanse initiatieven als STAR-Metrics, COMETS en ORCID.

    34.

    Dergelijke informatiesystemen kunnen comparatieve (technologische) voordelen in kaart helpen brengen en input leveren voor het uitwerken van slimme-specialisatiestrategieën met betrekking tot synergie, complementariteit en partnerschap; voor regio's die geïnteresseerd zijn in samenwerking met andere regio's of landen buiten de EU kan deze informatie belangrijke input leveren voor het opzetten van slimme-specialisatiestrategieën.

    35.

    Onderling verbonden Europese netwerken, die fungeren als een netwerkgemeenschap en constant betere prestaties leveren dankzij peer reviews, bench learning, permanente benchmarking en het in kaart brengen van Europese innovatie, kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren.

    Andere overkoepelende thema's van regionaal belang

    36.

    Het is een goed idee om de aandacht toe te spitsen op thema's waarbij internationale samenwerking een verschil maakt, vooral binnen de wereldwijde onderzoeksinfrastructuur. Andere belangrijke onderwerpen voor de internationale O&I-activiteiten van de EU zijn wetenschapsdiplomatie en slimme specialisatie.

    37.

    Wereldwijde samenwerkingsmodellen gebaseerd op open innovatie, internet en sociale netwerksites, clusters, gemeenschappelijke internationale activiteiten, gemeenschappelijke technologieplatforms, „levende laboratoria” en samenwerkingsinitiatieven van gemeenschappen zijn fantastische instrumenten voor open en op samenwerking gebaseerde internationale activiteiten.

    Onderzoeksinfrastructuren

    38.

    Het CvdR beaamt dat internationale samenwerking hoe dan ook noodzakelijk is voor de ontwikkeling van strategische onderzoeksinfrastructuren. Het opzetten van samenhangende (fysieke en niet-fysieke) infrastructuren voor het vergroten van het innovatiepotentieel van gebieden binnen een wereldwijde context is cruciaal.

    39.

    Onderzoeksinfrastructuren, ook elektronische infrastructuren, zijn inderdaad van regionaal belang en hebben aanzienlijke (potentiële) voordelen. Zij leveren de voorzieningen (hoogwaardige computer- en communicatiediensten, op afstand toegankelijke systemen en bestanden) die noodzakelijk zijn voor wereldwijde samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie, ongeacht land en geografische ligging.

    40.

    Wereldwijde elektronische infrastructuren zijn een essentieel onderdeel van een digitale Europese onderzoeksregio die openstaat voor de rest van de wereld: hiermee kan een bijdrage worden geleverd aan het aanpakken van wereldwijde onderzoeksuitdagingen.

    41.

    Het CvdR zou graag zien dat de lokale en regionale overheden worden betrokken bij het uitwerken van een stappenplan voor het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI).

    Wetenschapsdiplomatie

    42.

    Internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling is een belangrijk „soft power”-instrument en een mechanisme voor het verbeteren van de betrekkingen met belangrijke landen en regio's.

    43.

    Het CvdR wijst op de rol van wetenschapsdiplomatie, die vooral maar niet uitsluitend neerkomt op het waarborgen van de lokale en regionale dimensie van het nieuwe Europese nabuurschapsbeleid. Biregionale partnerschappen met ontwikkelingslanden op het gebied van wetenschap en technologie (W&T) kunnen een aanvulling zijn op het externe beleid van de EU en de instrumenten die zij daarvoor tot haar beschikking heeft doordat partnerschappen voor duurzame ontwikkeling worden opgezet waarmee wereldwijde uitdagingen kunnen worden aangegaan.

    44.

    Internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie met geïndustrialiseerde landen en opkomende economieën kunnen zakelijke kansen scheppen en nieuwe markten openen voor bedrijven en lokale en regionale spelers. De ERA-Watch databank met zijn landenspecifieke informatie over internationale W&T-samenwerking kan regio's helpen bepalen op welke terreinen zij wensen samen te werken met regio's buiten de EU en in welke gevallen samenwerking op dit gebied nuttig kan zijn voor beide partijen.

    Specialisatie

    45.

    Zoals eerder gezegd kan wetenschappelijke specialisatie kansen scheppen voor internationale samenwerking op basis van complementariteit.

    46.

    De internationale dimensie van slimme specialisatiestrategieën (S3) is van cruciaal belang als drijvende kracht achter verdere investeringen en kansen voor zowel Europese regio's als derde landen.

    Wereldwijde maatschappelijke uitdagingen

    47.

    Wereldwijde samenwerking op het gebied van wetenschap en innovatie is belangrijk en Horizon 2020 kan bijdragen tot een doeltreffende wetenschappelijke aanpak van wereldwijde uitdagingen.

    48.

    Regio's kunnen een belangrijke rol spelen bij het aangaan van maatschappelijke uitdagingen door middel van beleidsmaatregelen, gecoördineerde programma's en gezamenlijke activiteiten die in synergie met nationale en Europese externe beleidsinstrumenten worden uitgevoerd.

    49.

    Tot slot wil het CvdR nog wijzen op het belang van regio's en lokale autoriteiten als cruciale spelers in effectieve en efficiënte onderzoeks- en innovatiesystemen waar clusters en de beste Europese expertise (lokale universiteiten, industrie, midden- en kleinbedrijf, regionale onderzoeks- en ontwikkelingsagentschappen enz.) fungeren als drijvende kracht achter vraag- en kansgestuurde innovatie, waarbij concrete problemen worden opgelost en grote internationale maatschappelijke kwesties worden aangepakt.

    Brussel, 12 april 2013

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    Top