Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AR1186

Advies van het Comité van de Regio's — De rol van lokale en regionale overheden in de bevordering van (banen)groei

PB C 62 van 2.3.2013, p. 70–76 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 62/70


Advies van het Comité van de Regio's — De rol van lokale en regionale overheden in de bevordering van (banen)groei

2013/C 62/14

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

wijst de Commissie erop niet uit het oog te verliezen dat lokale en regionale overheden vaak verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van werkgelegenheidsbeleid en beleid voor onderwijs en opleiding. Daarom is de territoriale dimensie van dergelijk beleid van doorslaggevend belang en valt te betreuren dat de Commissie nergens in onderhavige Mededeling gewag maakt van de bevoegdheden van lokale en regionale overheden;

onderschrijft de maatregelen van het pact voor groei en werkgelegenheid. Het CvdR hecht aan het verband tussen dit pact en de groeiprogramma's uit hoofde van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020, om te beginnen t.a.v. rubriek 1 (Duurzame groei);

meent dat de lidstaten in hun nationale hervormingsprogramma's rekening zouden moeten houden met de richtsnoeren van de Commissie, vooral als het gaat om flexizekerheid, een uitdaging voor Europa's arbeidsmarkt;

acht het belangrijk dat stimulansen worden gegeven voor werk als zelfstandige of het opstarten van een eigen bedrijf, vooral als het gaat om jongeren. Dit is een manier om gebruik te maken van middelen die anders op niet-productieve wijze (voor vervroegde uittreding of werkloosheidsuitkeringen) zouden worden ingezet);

vind dat regionale en lokale overheden meer betrokken zouden moeten worden bij de uitstippeling van beleid om te bevorderen dat in de nationale werkgelegenheidsprogramma's naar "groene arbeidsplaatsen" wordt gestreefd;

is ingenomen met het voorstel om EURES te verbeteren, ook door de invoering van een "Match and Map"- dienst als middel om een duidelijke geografische voorstelling van de voorstellen te verkrijgen. In dit verband wijst het CvdR op de nationale en regionale rol van arbeidsbureaus, die nog meer zouden moeten worden geïntegreerd met het Enterprise Europe Network (EEN), de regio's en de Kamers van koophandel.

Rapporteur:

Marialuisa COPPOLA (IT/EVP), lid van de regioraad Veneto

Referentiedocument

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Naar een banenrijk herstel

(COM(2012) 173 final).

Advies van het Comité van de Regio's – De rol van lokale en regionale overheden in de bevordering van (banen)groei

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

1.

is ingenomen met onderhavige Mededeling van de Commissie Naar een banenrijk herstel en herinnert eraan dat volledige werkgelegenheid en sociale cohesie doelstellingen zijn die in het VWEU zijn vastgelegd en die met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit (artikelen 3, 4, 5, 6 en 9 van het VWEU) moeten worden verwezenlijkt. Het beschouwt deze mededeling van de Commissie als een beleidsdocument waarvan het wenselijk is dat het wordt opgevolgd door tastbare wetgevende acties van de kant van de lidstaten en de lokale en regionale overheden.

2.

Het CvdR stelt vast dat de Commissie de noodzaak benadrukt van nationale structurele hervormingen, die essentieel zijn voor de liberalisering van de diensten- en arbeidsmarkten. Het erkent de noodzaak van dergelijke hervormingen, maar had graag gezien dat er meer concrete maatregelen ter bevordering van werkgelegenheid in de groene economie waren voorgesteld.

3.

Het CvdR verzoekt de Commissie opnieuw om in al haar voorstellen, met name de voorstellen ter uitvoering van haar mededeling "Naar een banenrijk herstel", artikel 9 van het VWEU (omtrent de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming en de bestrijding van sociale uitsluiting) te verwerken.

4.

De Europa 2020-strategie en bijbehorende instrumenten (zoals de nationale hervormingsprogramma's) verdienen alle steun, evenals het voornemen om de werkgelegenheidsdoelstellingen tot een goed einde te brengen. De lidstaten zouden het daar geschetste traject voor groei en innovatie moeten voortzetten.

5.

Zorgwekkend is wel dat de sociaaleconomische kloof tussen de lidstaten (en tussen de regio's) de afgelopen jaren in plaats van kleiner juist groter is geworden.

6.

Belangrijk is dat bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie rekening wordt gehouden met de territoriale dimensie, zodat de lidstaten en de lokale en regionale overheden voldoende flexibiliteit behouden om hun eigen prioriteiten te stellen en aangepast beleid uit te werken. Van groot nut in dit verband kan ook zijn dat de middelen van het cohesiefonds naar behoren worden ingezet. Daartoe is een op multilevel governance berustende aanpak, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, vooral bij de uitwerking van de nationale hervormingsprogramma's, zonder meer het meest aangewezen als middel om aan de lokale behoeften te voldoen en de werkgelegenheidsdoelstellingen met meer succes te verwezenlijken.

7.

De knelpunten van de werkgelegenheidsproblematiek zijn en blijven de werkloosheid onder jongeren, 55-plussers, gehandicapten, immigranten, vrouwen en de toename van het aantal langdurig werklozen. Daarom zouden de Commissie en de lidstaten vooral aan die doelgroepen aandacht moeten besteden, te meer daar deze een menselijk kapitaal vertegenwoordigen dat van waarde is en op ervaring kan bogen.

8.

De Commissie mag niet uit het oog verliezen dat lokale en regionale overheden vaak verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van werkgelegenheidsbeleid en beleid voor onderwijs en opleiding. Daarom is de territoriale dimensie van dergelijk beleid van doorslaggevend belang en valt te betreuren dat de Commissie nergens in onderhavige Mededeling gewag maakt van de bevoegdheden van lokale en regionale overheden.

9.

De Commissie en de lidstaten zouden het nodige moeten doen om de schadelijke praktijk van sociale dumping en zwartwerk, ook gekoppeld aan vormen van uitbuiting van immigranten zonder papieren, te bestrijden en een halt toe te roepen.

10.

De Commissie zou zich moeten inzetten voor het concurrentievermogen van de Europese industrie en dienstverlenende sector door de economische governance in de EU kracht bij te zetten. Op die manier kan worden voorkomen dat de lidstaten terugvallen in protectionisme.

Het door de op 28 en 29 juni 2012 bijeengekomen Europese Raad overeengekomen pact voor groei en werkgelegenheid

11.

De Top van 28 en 29 juni 2012 ging vooral over vraagstukken in verband met groei en werkgelegenheid. Dit is een goede zaak, te meer daar de Europese Raad daarbij de noodzaak heeft ingezien van beleid en beleidsinstrumenten op alle bestuursniveaus van de EU om (banen)groei te bewerkstelligen.

12.

De financiën van de lidstaten moeten op orde worden gebracht, maar dat mag geen doel op zich zijn. De bijdrage daaraan van de lokale en regionale overheden moet gedoseerd zijn en in overeenstemming met het beginsel van evenredigheid. Ook mogen daardoor noch de lokale of regionale economische groei, noch de territoriale en sociale samenhang in gevaar worden gebracht.

13.

De voor de lidstaten en de EU bestemde maatregelen van het pact voor groei en werkgelegenheid vallen over het algemeen in goede aarde. Het CvdR hecht aan het verband tussen dit pact en de groeiprogramma's uit hoofde van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020, om te beginnen t.a.v. rubriek 1 (Duurzame groei). De lidstaten die het pact hebben ondertekend, moeten nu een samenhangend standpunt innemen in het kader van de onderhandelingen over het MFK. Belangrijk als het gaat om de maatregelen die de hele EU bestrijken en waarmee in de conclusies van de Europese Raad wordt ingestemd, is vooral dat de eengemaakte markt moet worden geconsolideerd, dat de regelgeving moet worden vereenvoudigd, dat de EIB moet worden gemobiliseerd en dat de proeffase voor projectobligaties snel moet worden opgestart zodat er op korte termijn groeibevorderende maatregelen kunnen worden gefinancierd. Concurrentieverstoringen moeten beslist worden voorkomen tijdens de proeffase. Ook moet worden voorkomen dat projecten commercieel niet haalbaar zijn. Het instrument mag niet in de plaats komen van kapitaal van nationale, regionale of lokale overheden of van de particuliere sector. Pas na afloop van de proeffase moet worden beslist of ermee wordt doorgegaan, en wel nadat een onafhankelijke beoordeling van de proeffase is gemaakt. Bij deze analyses is van belang dat wordt nagegaan of de geselecteerde projecten waarde hebben voor de EU.

14.

Het CvdR heeft zich al eerder, nl. in een advies over de Connecting Europe Facility (CEF)  (1), uitgesproken over het initiatief inzake projectobligaties als middel om strategische infrastructuur te financieren. Een aanbeveling uit dit advies is om het voordeel van de CEF voor de burgers te optimaliseren door lokale en regionale overheden bij TEN-projecten te betrekken.

15.

Jammer is wel dat op de conclusies van de Raad niet snel actie van alle lidstaten is gevolgd en dat de impact van die conclusies niet groter is geweest, in die zin dat nog meer groeibevorderende maatregelen worden genomen.

Steun voor banengroei

16.

Het CvdR is goed te spreken over de maatregelen die de Commissie voorstelt om banengroei te bevorderen, vooral als die tot gevolg hebben dat de belastingdruk op ondernemingen wordt verlicht, waarbij het uiteindelijke effect op de begroting neutraal moet zijn: die belastingdruk zou moeten worden verminderd ten gunste van andere vormen van opbrengsten (bv. een milieuheffing).

17.

Met name vanwege de economische crisis is van belang dat de inspanningen niet alleen worden gericht op het scheppen en stimuleren van structurele hervormingen, maar vooral ook op het behoud van werkgelegenheid.

18.

De beleidsinstrumenten die op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau voorhanden zijn, moeten beter worden gebruikt en gecoördineerd en interoperabeler worden gemaakt (met name doordat niet alleen het ESF, maar ook het EFRO wordt ingezet), met als doel om zelfstandigen, sociale ondernemingen, leer/werk-trajecten en de oprichting van ondernemingen te ondersteunen. Door meer coördinatie zullen beleidsinstrumenten doeltreffender worden ingezet.

19.

Een Europese groeiagenda voor duurzame en kwaliteitsvolle banen moet uitgaan van de ambitie om daadwerkelijk een strategie uit te voeren voor industriële vernieuwing in Europa op basis van de actieve inzet van overheden op elk niveau; een krachtdadig industriebeleid om de concurrentiepositie van kleine en middelgrote ondernemingen (die de ruggengraat vormen van de Europese economie en een hoofdrol spelen in de culturele en productieve ontstaansgeschiedenis daarvan) en van de dienstensector te verbeteren. Zo'n strategie voor industriële vernieuwing vooronderstelt dat de Commissie de mogelijkheden van het Verdrag van Lissabon voor het handelsbeleid ten volle benut, door "initiatieven [te] nemen om (deze) coördinatie (van de lidstaten op het gebied van het industriebeleid) te bevorderen, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen" (artikel 173 VWEU). Deze strategie voor industriële vernieuwing, die moet voortvloeien uit de tussentijdse beoordeling van het vlaggenschipinitiatief "Industriebeleid in een tijd van globalisering" moet vooral betrekking hebben op vlottere toegang tot kredietverlening, minder administratieve rompslomp en verbetering van het ondernemingsklimaat, waaraan het CvdR een bescheiden bijdrage levert in samenwerking met de Commissie, via de wedstrijd "Ondernemende regio van Europa". Het CvdR wil ook onderstrepen dat een goed functionerende en efficiënte publieke sector van groot belang is voor de economische groei.

20.

Het concurrentievermogen van Europese ondernemingen staat of valt met de verhoging van hun productiviteit door een efficiënt duurzaam beheer van de hulpmiddelen, opleidingen voor de lange termijn, innovatie en gedeelde verantwoordelijkheden. Daarom moet gebruik worden gemaakt van de ervaring van ondernemingen die actief zijn op het gebied van duurzaamheid en als zodanig herkenbaar zijn, ook door middel van Europese certificering.

21.

Voor de kwalitatieve verbetering van de Europese productie kan de invoering van een aanvullend EU-oorsprongsmerk, naast een nationaal oorsprongs- of kwaliteitsmerk, ook gunstig uitwerken op bedrijven, met alle positieve gevolgen van dien voor de werkgelegenheid.

22.

Het CvdR benadrukt in zijn advies over het MVO-maatregelenpakket (n.a.v. een Mededeling van de Commissie: COM(2011) 681-685 final) dat een op sociale en milieuduurzaamheid gerichte mentaliteit gunstig kan uitwerken op het concurrentievermogen van ondernemingen, de risicobeheersing, de beheersing van de kosten, de klantenbinding en het vermogen om te innoveren.

23.

Het is voorstander van maatregelen om aan milieuduurzaamheid, medische beroepen en ICT gerelateerde werkgelegenheid te creëren (zoals opgemerkt in de conclusies van het bureau van het CvdR van 22 en 23 maart 2012) en acht het van belang om er o.m. aan te herinneren dat Europa's arbeidsmarkt nog steeds grotendeels is samengesteld uit werknemers in de industrie, die hebben bijgedragen aan de ontstaansgeschiedenis van de Europese economie. Daarom zou dit soort arbeidsplaatsen meer in ere moeten worden gehouden: er moeten instrumenten voor de opwaardering van het menselijk kapitaal worden voorgesteld.

24.

De overgang naar een duurzame, koolstofarme economie zal onvermijdelijk uitmonden in een herstructurering van de huidige arbeidsmarkt, die hoe dan ook passende en stimulerende maatregelen vergt.

25.

Het CvdR stemt in met het voorstel om de PROGRESS-microfinancieringsfaciliteit te verlengen, omdat met behulp daarvan sociaal nuttige en verdienstelijke activiteiten met geringe bedragen kunnen worden gefinancierd.

26.

Ook staat het achter het voorstel van de Commissie om het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in stand te houden, omdat Europa's ondernemingen nog steeds met de crisis en onzekerheid te kampen hebben. Er moet wel meer duidelijkheid komen over de toekomst van het programma: hopelijk worden de nieuwe procedures voor de benutting van dit fonds vlotter en minder tijdrovend en gaan deze meer zekerheid bieden.

Herstel van de dynamiek van de arbeidsmarkten

27.

De lidstaten zouden in hun nationale hervormingsprogramma's rekening moeten houden met de richtsnoeren van de Commissie, vooral als het gaat om flexizekerheid, een ware uitdaging voor Europa's arbeidsmarkt. Over beleid dat tegemoet komt aan de noodzaak om flexibiliteit in te bouwen in arbeid, maar waarmee tegelijkertijd ook de belangen van de burgers zijn gediend, moet noodzakelijkerwijs worden overlegd met de regionale en lokale overheden. Het CvdR betreurt dat niet alle lidstaten, in het kader van hun nationale hervormingsprogramma's voor 2012, een nationaal plan hebben voorgelegd met een complete reeks maatregelen voor het scheppen van werk, met name "groene" banen, in weerwil van de politieke bereidheid waarvan zij blijk hebben gegeven tijdens de Europese Raad van het voorjaar 2012 en de door de Commissie in haar Mededeling gegeven richtsnoeren.

28.

Zorgwekkend is het percentage jongeren in de EU dat inactief en werkloos is. De Commissie en de lidstaten zouden de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat jongeren een geschoolde en scholende baan krijgen die hen economisch onafhankelijk maakt en stabiliteit biedt.

29.

In sommige lidstaten is de werkloosheid onder jongeren tot kritieke hoogte gestegen. Daarom zou de Commissie vooral de situatie in die lidstaten op de voet moeten volgen en de programma's die daar worden opgestart, nog meer onder toezicht moeten houden. Ook moet vaart worden gezet achter het streven naar de tenuitvoerlegging van de ontwerpaanbeveling van de Raad om garantie-instrumenten voor jongeren in te voeren.

30.

In sommige lidstaten maken werkgevers misbruik van de mogelijkheid om stagiairs in dienst te nemen en het CvdR is ingenomen met het voorstel om voor stages een kwaliteitskader in te voeren. Alleen moet die regeling ook weer niet te strak worden, omdat bedrijven er dan van zouden kunnen afzien om stageplaatsen te bieden.

31.

De lidstaten zouden vóór 2013 moeten regelen dat er voor stages altijd contracten worden gesloten als garantie dat stagiairs naar behoren worden beschermd en de nodige informatie over hun rechten en plichten, evenals over die van hun werkgever, krijgen.

32.

Er dienen goede mogelijkheden te zijn om vanuit universiteiten in de EU stages te organiseren, omdat studenten op die manier meer in contact komen met de arbeidsmarkt. Immers, er moet een brug worden geslagen tussen universiteit en arbeid, wat ook kan met behulp van programma's als LLP of Erasmus voor jonge ondernemers. Met name dit laatste programma komt steeds meer naar voren als een doeltreffend middel om ondernemerschap te stimuleren, een belangrijke factor om de crisis te overwinnen.

33.

Het CvdR zou willen dat regionale overheden een sleutelrol spelen als bruggenhoofd tussen de wereld van opleiding en die van productie. Dit kan door te bevorderen dat overeenkomsten worden gesloten waarin universiteiten de waarde onderkennen van activiteiten van jongeren die in de loop van hun opleidingstraject regelrecht bij bedrijven, in overheidsinstellingen of in de tertiaire sector werkzaam zijn. Gedacht wordt aan overeenkomsten tussen de regionale of lokale dienst voor scholing, de sociale partners en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van universiteiten.

34.

Momenteel vormen stages voor jongeren een van de voornaamste mogelijkheden om in te treden op de arbeidsmarkt. Het CvdR merkt echter op dat er in de praktijk tal van gevallen zijn waarin jongeren de ene na de andere stage lopen zonder zicht te krijgen op een echt arbeidscontract dat hun de vereiste garanties biedt. Daarom is het jammer dat de Commissie nergens in haar voorstellen aangeeft hoe de lidstaten dergelijke situaties het beste kunnen regelen, c.q. oplossen door middel van gepast arbeidsmarktbeleid, eventuele fiscale stimuli of andere passende maatregelen.

35.

Jongeren hebben een fundamenteel arbeidspotentieel vanwege hun aangeboren vermogen om te innoveren en als bindmiddel te fungeren. Ondernemingen, organisaties of overheidsdiensten zouden jongeren in die hoedanigheid moeten bezien. De meerwaarde van een stageplaats bestaat erin dat een geschoolde stagiair actief menselijk kapitaal wordt voor een onderneming, organisatie of overheidsdienst, die er dus baat bij heeft om met de stagiair te blijven werken.

36.

Het valt te hopen dat de EU-lidstaten in de nabije toekomst hun onderwijsstelsels gaan afstemmen op de zich veranderende situatie op de mondiale arbeidsmarkt. Het belangrijkste criterium ter beoordeling van het onderwijs – de mate van deelname hieraan – voldoet niet aan de verwachtingen. Het CvdR beveelt daarom aan om op zoek te gaan naar nieuwe, effectievere indicatoren om het onderwijsbeleid aan te toetsen. Het is wenselijk om de doelstellingen van het hoger onderwijs te herformuleren en het systeem voor de meting van prestaties, controle en financiering aan te passen aan de behoeften van de markt.

37.

Het CvdR ziet in dat er een gebrek is aan vaardigheden die op de eisen van de toekomstige arbeidsmarkt zijn afgestemd en gaat dan ook akkoord met het voorstel om een Europees overzicht van vaardigheden in te stellen. Door een dergelijk overzicht kan op zo kort mogelijke termijn worden overgegaan tot volledige erkenning van diploma's en vaardigheden, dé noodzakelijke stap om een daadwerkelijke eengemaakte arbeidsmarkt in de EU te garanderen.

38.

Het toekomstige Europese paspoort van arbeidsvaardigheden mag niet worden aangewend om "naar beneden toe" te normaliseren, maar moet de mogelijkheid bieden om in de praktijk (bv. in productie of ambacht) opgedane vaardigheden echt naar waarde te schatten. Immers, dat zijn vaardigheden die de uitmuntendheid van de EU vertegenwoordigen, waardoor dit paspoort uitgroeit tot een boegbeeld van de meritocratie.

39.

Er is momenteel te weinig wisselwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daarom stelt het CvdR voor om "werkend leren" te stimuleren, niet alleen door de reeds vermelde stages, maar ook aan de hand van cursussen in scholen en universiteiten die rechtstreeks door professionals worden gegeven.

40.

Er zouden speciale programma's voor uitwisselingen tussen ambtenaren en werknemers in het bedrijfsleven moeten komen. Op die manier wordt de kloof gedicht tussen de werking van de overheid en dat wat ondernemingen nodig hebben: beide kunnen elkaar leren kennen en voorbeelden uitwisselen van methoden die goed hebben gewerkt.

41.

Ook zouden er maatregelen moeten worden genomen voor de voortgezette scholing van werknemers (met behulp van speciale, met middelen uit de Europese fondsen gecofinancierde programma's).

42.

Belangrijk is dat stimulansen worden gegeven voor werk als zelfstandige of het opstarten van een eigen bedrijf, vooral als het gaat om jongeren. Dit is een manier om gebruik te maken van middelen die anders op niet-productieve wijze (voor vervroegde uittreding of werkloosheidsuitkeringen) zouden worden ingezet.

43.

Er moet een lans worden gebroken voor maatregelen die tot een Europese arbeidsmarkt kunnen leiden, en wel doordat de mobiliteit van burgers en werknemers in de EU wordt vergemakkelijkt middels de opheffing van fiscale belemmeringen en de overdraagbaarheid van werkloosheidsuitkeringen en pensioenrechten.

44.

De naleving van de verplichtingen en de behartiging van de rechten van mobiele werknemers moet een prioriteit van de EU blijven, omdat dan wordt gestreefd naar een mobiliteit op de eengemaakte markt waarbij iedereen zich aan de regels houdt. Zo gezien zou de ondersteunende dienst SOLVIT kunnen worden opgenomen bij de diensten van het Enterprise Europe Network (EEN), met als doel om werkgevers en werknemers meer bekend te maken met een dienst die als geïntegreerd referentiepunt voor Europese thema's fungeert.

45.

Het voorstel om EURES te verbeteren, ook door de invoering van een "Match and Map"- dienst als middel om een duidelijke geografische voorstelling van de voorstellen te verkrijgen, valt in goede aarde. In dit verband wijst het CvdR op de nationale en regionale rol van arbeidsbureaus, die nog meer zouden moeten worden geïntegreerd met het Enterprise Europe Network (EEN), de regio's en de Kamers van koophandel (die nauwe banden onderhouden met het bedrijfsleven en de behoeften en zwakke punten ervan goed kennen).

46.

Om overlapping te voorkomen, zou de Commissie de bestaande onderzoeken waarmee een overzicht wordt gegeven van vraag en aanbod op de nationale arbeidsmarkten, in kaart moeten brengen. De uitwisseling en coördinatie van die gegevens zou wel eens van doorslaggevend belang kunnen zijn voor een behoorlijke interne mobiliteit in de EU. In dit verband zij verwezen naar de Excelsior-enquête van de Italiaanse vereniging van Kamers van Koophandel.

47.

Het is een goede zaak dat er nog vóór eind 2012 een raadpleging over economische migratie wordt opgestart. Het CvdR stelt voor dat daarbij vooral aandacht wordt geschonken aan circulaire migratie en pleit voor de harmonisatie van de nationale normen op dit gebied.

Betere governance in de EU

48.

Het CvdR is voorstander van meer coördinatie van de governance in de EU en legt daarbij de nadruk op de onontbeerlijke rol van regionale en lokale overheden, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

49.

Het staat achter het voorstel om jaarlijks een verslag te publiceren met benchmarks voor werkgelegenheidsindicatoren: met dit systeem kan niet alleen de situatie op de nationale arbeidsmarkten worden weergegeven, maar ook die van de regionale arbeidsmarkten, tot op het NUTS2-niveau toe. Zo kunnen oplossingen worden gevonden die beter op de reële omstandigheden zijn afgestemd.

50.

Hopelijk zal het toekomstig Europees Rekeningenstelsel (SEC2010) meer regionale statistieken op NUTS2-niveau kunnen omvatten. Dan kunnen concrete indicatoren worden geleverd waardoor verbetering wordt gebracht in de governance van de EU en de diverse bestuursniveaus verantwoordelijk worden gemaakt.

51.

Het CvdR stemt in met de noodzaak om vormen van controles op de met de nationale werkgelegenheidsprogramma's gemaakte vorderingen in te voeren, op voorwaarde dat deze niet gepaard gaan met eventuele sancties die regionale of lokale gevolgen kunnen hebben.

Bijlage - Een reeks belangrijke werkgelegenheidsacties voor de groene economie

52.

Er dient hoe dan ook een eensluidende definitie te komen van het begrip "groene arbeidsplaatsen", ofwel: arbeidsplaatsen die zowel milieuvriendelijk als duurzaam zijn. Daarom moeten indicatoren worden ontwikkeld die als enige Europese referentie voor de meting daarvan gaan dienen.

53.

Regionale en lokale overheden zouden meer moeten worden betrokken bij de uitstippeling van beleid om te bevorderen dat in de nationale werkgelegenheidsprogramma's naar "groene arbeidsplaatsen" wordt gestreefd.

54.

Overwogen zou moeten worden om het begrip "metadistrict van het milieu voor duurzame ontwikkeling" (d.w.z. een cluster die niet gebonden is aan de fysieke nabijheid van ondernemingen, maar waarin dankzij de nieuwe technologieën toch kan worden samengewerkt en waar concurrentie mogelijk is op grond van de successen die met industriezones worden behaald) nader uit te werken, zodat daarmee een institutionele basis wordt geleverd en erkenning wordt gegeven aan groene economische activiteiten.

55.

Alle (Europese, nationale en regionale) instrumenten die worden ingezet om de noodzakelijke informatie te verschaffen over de groene vaardigheden waarnaar op de toekomstige markt vraag zal zijn, moeten onderling worden afgestemd en elkaar aanvullen. Zo kan verspilling van middelen en dubbel werk worden voorkomen.

56.

Het CvdR waardeert programma's als Intelligente Energie voor Europa en de informatie die daarmee wordt verspreid.

57.

Ook is het goed te spreken over de samenwerking met de EIB. Met name het ELENA- programma zou moeten worden geconsolideerd om regionale en lokale overheden de nodige financiële middelen te helpen vrijmaken voor programma's die aan duurzame energie en hernieuwbare energiebronnen zijn gewijd.

58.

Het CvdR stemt er volledig mee in dat ESF en EFRO de belangrijkste instrumenten moeten zijn voor de stimulering van de ontwikkeling van nieuwe (beroeps)vaardigheden.

59.

Dat neemt niet weg dat moet worden bevorderd dat deze fondsen op een innoverende manier worden ingezet doordat voorrang wordt verleend aan opleidingen waarin rekening wordt gehouden met internationale mobiliteit, zodat een opleiding kan worden gevolgd op een plek waar erkenning wordt gegeven aan best practices op het gebied van milieuduurzaamheid.

60.

Het CvdR vindt het voorstel om groene investeringen in het kader van de PROGRESS-microfinancieringsfaciliteit te bevorderen, op zich interessant, maar begrijpt niet waarom er een "forum van belanghebbenden" zou moeten worden opgericht.

61.

In plaats daarvan zouden de financiële tussenpersonen die in het kader van dit PROGRESS- programma werkzaam zijn, moeten worden gestimuleerd om milieuvriendelijke projecten te begunstigen.

62.

Partnerschappen zijn van belang als instrument om multilevel governance concreet toe te passen. Daarom steunt het CvdR de inzet daarvan.

63.

Brede ondersteuning van de strategische coördinatie tussen diensten voor arbeidsvoorziening is van belang om de verschillen tussen de diverse lidstaten te verkleinen. Hopelijk kan het PARES-instrument voor dit doel worden aangepast.

64.

Het CvdR vindt de uitwisseling van voorbeelden van geslaagde methoden een goede zaak, ook als dit gebeurt door de publicatie van een ad-hochandleiding, op voorwaarde dat dergelijke uitwisselingen worden gevolgd door concrete acties.

Bijlage – Een actieplan voor de gezondheidswerkers in de EU

65.

Het CvdR is het volledig eens met het voorstel om verbetering te brengen in de planning en prognoses inzake het bestand aan gezondheidswerkers in de EU.

66.

Het hoopt echter dat het platform tussen de lidstaten er op korte termijn in slaagt om de opleidingstrajecten gelijk te trekken, waardoor de bureaucratie wordt teruggedrongen en medisch personeel in de EU meer gaat circuleren.

67.

Daarom zou het willen dat de uitwerking van richtsnoeren voor de uitwisseling van onderwijs- en opleidingscapaciteiten in gezondheidsberoepen wordt vervroegd naar 2013, omdat het in kaart brengen van de capaciteiten moet voorafgaan aan de uitwerking van de richtsnoeren.

68.

Het CvdR plaatst vraagtekens bij het voorstel om een Europese vaardigheidsraad voor werknemers in de verplegings- en verzorgingssector op te richten, alsook bij de oprichting van een experimentele alliantie voor sectorale vaardigheden, omdat de meerwaarde hiervan niet duidelijk is.

69.

Het voorgestelde Europees platform tussen de lidstaten onderling kan toereikend en noodzakelijk zijn om de in de lidstaten aanwezige vaardigheden in kaart te brengen en minimumvereisten voor de opleiding van medisch personeel, ook in de verplegings- en verzorgingssector, uit te werken.

70.

Het voornemen om kennis te vergaren over de meest geslaagde methoden om personeel in dienst nemen en aan zich te binden, valt toe te juichen, ook al vindt het CvdR dat deze exercitie niet veel geld mag kosten. Daarom stelt het voor om in eerste instantie een ad-hocraadpleging te beginnen en daarna (op basis van de verkregen resultaten) te beoordelen of er nog andere onderzoeken nodig zijn.

71.

Wat de aanwerving van personeel betreft moet ervoor worden gezorgd dat zwartwerk onaantrekkelijk wordt gemaakt, vooral voor zorgwerkers die aan huis werken.

72.

De gedragscode van de WHO dient overal in de EU uniform te worden toegepast. Gezien het niet-bindende karakter van deze gedragscode is wel meer informatie nodig over mogelijke maatregelen om voor de toepassing ervan te zorgen.

Bijlage – Een reeks belangrijke acties voor werkgelegenheid in de ICT-sector

73.

Het CvdR stemt in met het voorstel om partnerschappen op te richten waardoor actoren uit de ICT-sector, de Kamers van Koophandel, overheidsinstellingen en onderzoekscentra bij de organisatie van initiatieven voor opleidingen in de door de markt vereiste vaardigheden worden betrokken.

74.

Bewustmakings- en stimuleringscampagnes voor loopbanen in de ICT-sector voor jongeren moeten worden ondersteund, maar dat niet alleen: er moet ook meer in deze sector worden geïnvesteerd (uit de analyse van de Commissie wordt duidelijk dat dergelijke investeringen de productiviteit verhogen). Het concurrentievermogen van deze sector wordt dan vergroot door de toepassing van adequate methoden waarmee op de verschillen tussen de lidstaten wordt ingespeeld (met als mogelijk voorbeeld de samenvoeging van ondernemingen).

75.

Het belang van maatregelen ten behoeve van startende ondernemingen mag niet worden onderschat, omdat deze goed zijn voor de werkgelegenheid in de ICT-sector. Mogelijke voorbeelden daarvan zijn de vestiging van incubators in wetenschaps- en technologieparken (waar, dankzij gunstige voorwaarden, zoveel mogelijk nieuwe hightechbedrijven worden bijeengebracht en een klimaat wordt gecreëerd dat bevorderlijk is voor de oprichting van en synergiewerking tussen ondernemingen) en de rechtstreekse investeringen van regionale financieringsmaatschappijen (die, bij ontstentenis van particulier durfkapitaal, door hun bijdrage aan het bedrijfskapitaal van startende ondernemingen tijdens de eerste jaren van hun bestaan, de financiering van die bedrijven kunnen vergemakkelijken en garanderen).

76.

De ICT-sector is jong en breidt zich vanzelf uit om zich aan de gewijzigde eisen van de markt aan te passen. Daarom stelt het CvdR voor om de steun voor opleidingen op dit gebied ook te laten gelden voor werknemers die ouder zijn dan 55 jaar. De aandacht zou daarbij vooral moeten uitgaan naar de overheidssector waar de gemiddelde leeftijd van de werknemers beduidend hoger is geworden doordat er geen nieuwe ambtenaren worden aangenomen. Dit leidt tot vertraging in het gebruik van nieuwe ICT voor de dienstverlening.

77.

Het CvdR is ingenomen met het Europees kader voor e-vaardigheden dat is uitgewerkt en pleit voor meer coördinatie met andere soortgelijke initiatieven (zoals ECDL) om overlapping te voorkomen.

78.

Het is ingenomen met het voornemen om een proefproject te financieren dat tot doel heeft om afgegeven certificaten in kaart te brengen, op voorwaarde dat dit project wordt aangewend als eerste stap in de richting van normalisering van de afgifte van certificaten.

79.

Het staat achter de visie dat het ESF de hoofdrol moet spelen in de uitvoering van deze beleidsmaatregelen, maar wijst erop dat het voor concrete resultaten beter is om voor toespitsing van de uitgaven te kiezen.

Brussel, 1 februari 2013

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


(1)  CdR 648/2012, COTER-V-24


Top