EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE2274

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — „Blauwe groei” — Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei (COM(2012) 494 final)

PB C 161 van 6.6.2013, p. 87–92 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 161/87


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — „Blauwe groei” — Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei

(COM(2012) 494 final)

2013/C 161/17

Rapporteur: de heer POLYZOGOPOULOS

De Europese Commissie heeft op 13 september 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – "Blauwe groei" - Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei

COM(2012) 494 final.

De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 27 februari 2013 goedgekeurd

Het Comité heeft tijdens zijn op 20 en 21 maart 2013 gehouden 488e zitting (vergadering van 20 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 100 stemmen vóór en 2 tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Volgens het EESC is deze mededeling de noodzakelijke logische voortzetting van het streven naar een concreet geïntegreerd maritiem beleid (GMB) in de EU.

1.2

Het EESC ziet de mededeling in het algemeen als een passende bijdrage aan het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) in de EU, onder verwijzing naar de Europa 2020-strategie, gericht op economisch herstel voor Europa, door de dynamiek van de mariene economie te benutten om werkgelegenheid te scheppen en om het concurrentievermogen en de sociale samenhang kracht bij te zetten.

1.3

Vanuit dit oogpunt is het EESC zeer ingenomen met de mededeling, met name gelet op de huidige economische crisis, die een lastig economisch klimaat in Europa schiep en onder andere voor gebieden die samenhangen met de mariene economie, negatief uitpakte.

1.4

Het EESC is van mening dat, als de mededeling het GMB een nieuwe impuls wil geven, dan een samenhangende benutting en ontwikkeling van bestaande positieve initiatieven en acties geboden is, in combinatie met het voorgestelde nieuwe kader, zodat de EU niet de gelegenheid mist om een geavanceerd GMB op basis van hoge standaarden uit te werken.

1.5

Voortzetting en samenhang zijn geboden voor een geslaagde uitvoering van de blauwe groei. Daarom moet het duidelijk worden dat de vijf prioriteitsgebieden die in de studie "Blauwe groei: scenario's voor duurzame ontwikkeling" (2012) aan de orde komen, worden toegevoegd en de bestaande gangbare actiegebieden niet vervangen (https://webgate.ec.europa.eu/maritimeforum/content/2946).

1.6

Het EESC benadrukt dat de visie op de blauwe economie als onuitputtelijke bron van onbenutte middelen en het nadrukkelijke beroep op blauwe ontwikkeling als panacee voor de beroerde Europese economie de reeds bestaande veelsoortige druk op de EU-zeeën en kusten nog verder kunnen opvoeren. Het EESC maant daarom aan tot voortdurende waakzaamheid bij de verwezenlijking van een evenwicht tussen economische doelstellingen en duurzame ontwikkeling.

1.7

Het EESC heeft uitvoerig verwezen naar het belang van de menselijke factor voor de mariene economie en aanbevolen dat er goed gekeken moet worden naar de sociale dimensie bij het zoeken naar een evenwicht tussen economie, samenleving en milieu voor een duurzaam GMB.

1.8

De blauwe groei dient sociale integratie zonder uitsluiting te bevorderen en kansen op werk, opleiding en volledige deelname aan te bieden, met name aan lokale en kustgemeenschappen, met inbegrip van dunbevolkte en afgelegen gemeenschappen en rekening houdend met hun bijzondere kenmerken en behoeften.

1.9

Ηet EESC herinnert aan zijn passende opmerkingen over marien en maritiem onderzoek (1) en benadrukt het fundamentele belang van onderzoek en innovatie voor de totstandbrenging van een sterk concurrerend Europa, met name op de nieuwe gebieden in opkomst, met het accent op zowel fundamenteel als geavanceerd onderzoek dat gericht is op baanbrekende toepassingen en optimale methoden en dat de samenwerking tussen industrie en universiteiten ondersteunt.

1.10

Het EESC beschouwt onderwijs van heel groot belang en spoort de Commisie aan om een passend innovatief onderwijskader uit te werken voor het aantrekken van hoogopgeleide studenten voor een loopbaan in de mariene sector.

1.11

Overwegende dat consolidatie van de blauwe groei een bijzonder ambitieuze en complexe onderneming van gigantische omvang is, benadrukt het EESC de noodzaak tot verdere specialisatie in de uitvoering van de blauwe groei en snijdt het in dit advies enkele centrale thema's aan die aandacht vereisen om de kloof tussen verwachtingen en praktische mogelijkheden te dichten.

2.   Inleiding

2.1

In de mededeling staat de blauwe groei centraal; uitgangspunt is het idee dat de kustgebieden, de zeeën en oceanen kunnen bijdragen aan de aanpak van spanningen en problemen waar de EU mee kampt, alsook aan het economisch herstel.

2.2

Volgens de Commissie is de blauwe groei gericht op "slimme, duurzame en inclusieve groei", op basis van innovatie, en zal zij het proces van bevordering van de blauwe economie op de agenda zetten van de lidstaten, de regio's, ondernemingen en het maatschappelijk middenveld.

2.3

De mededeling beschrijft hoe de lidstaten en de EU de blauwe economie al ondersteunen. In de reeds vermelde studie (zie par. 1.5) worden van alle activiteiten vijf prioriteitsgebieden genoemd met ontwikkelingspotentieel die met gerichte acties verder ontwikkeld kunnen worden: i) maritiem en kusttoerisme en cruises, ii) blauwe energie, iii) delfstoffen op zee, iv) aquacultuur en v) blauwe biotechnologie.

2.4

De sectoren/waardeketens van de blauwe economie kunnen worden onderverdeeld in volledig ontwikkelde traditionele sectoren (zeevervoer, zee- en kusttoerisme), sectoren in ontwikkeling (aquacultuur, toezicht op zee) en sectoren in opkomst (hernieuwbare energie uit de oceanen en blauwe biotechnologie).

2.5

De hernieuwde impuls voor het GMB werd begin oktober bezegeld met de goedkeuring van de Verklaring van Limassol (2), waarin politieke steun wordt uitgesproken voor uitbreiding van het GMB, met richtsnoeren voor blauwe ontwikkeling in de toekomst, in een agenda voor groei en werkgelegenheid.

2.6

Op de lange termijn is blauwe ontwikkeling gericht op synergie en wisselwerking tussen sectoraal beleid en verschillende activiteiten, maar ook op de studie naar de waarschijnlijke gevolgen voor het mariene milieu en op de biodiversiteit.

2.7

Ze is ook gericht op het vaststellen en ondersteunen van acties die op de lange termijn goede kansen op ontwikkeling bieden, door stimulering van investeringen in onderzoek, innovatie en bevordering van vaardigheden via onderwijs en opleiding.

2.8

Na ampele raadpleging zal de Commissie een reeks acties ontvouwen om het ontwikkelingspotentieel te bepalen, aan de hand van mededelingen over kust- en zeetoerisme, blauwe energie, blauwe biotechnologie en delfstofwinning op zee, alsmede strategische richtsnoeren in verband met aquacultuur.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

In eerdere adviezen (3) heeft het EESC, met belangrijke kanttekeningen, aspecten in verband met de blauwe groei op een rijtje gezet en zich positief uitgelaten over hoe de Commissie werkt aan een geïntegreerd maritiem beleid (GMB), vanaf de formulering daarvan in 2007 (4) en daarbij streeft naar duurzame ontwikkeling van de mariene economie en verbeterde bescherming van het mariene milieu.

3.2

De voorgestelde consolidatie van de blauwe groei is een complexe onderneming van gigantische omvang, met als referentiekader a) de zes zeeën (Oostzee, Middellandse Zee, Noordzee, noordoostelijke Atlantische Oceaan, Noordelijke IJszee, Zwarte Zee en de ultraperifere regio's van Europa), met bijzondere kenmerken en behoeften op economisch, sociaal, milieu-, geografisch, klimaat- en institutioneel gebied; b) veel sectoren en activiteiten op verschillend ontwikkelingsniveau, en van verschillend belang en karakter, c) ontwikkelingsstrategieën die gebruik maken van de voordelen en te kampen hebben met de zwakke punten van elke mariene regio en elk gebied.

3.3

Het EESC heeft, zoals bekend, gepleit voor intersectorale en grensoverschrijdende samenwerking tussen alle spelers, met het oog op een beter concurrentievermogen van Europa en gewaarborgde uitstekende ontwikkelingskansen voor de maritieme economie.

3.4

Het EESC onderschrijft de functionele geografische benadering van de blauwe ontwikkeling met strategieën voor zeebassins, die rekening houden met de bijzondere kenmerken van de bassins in Europa, in verband met de verschillende economische activiteiten op zee, met partnerschappen, synergie, maar ook met spanningen binnen en buiten de EU-grenzen.

3.5

Het EESC dringt aan op versterking van de maritieme clusters en op de bevordering van partnerschappen die kunnen bijdragen aan innovatie en de ontwikkeling van nieuwe ondernemingsconcepten. Regionale verbanden die overheden, ondernemingen, ngo's, regionale maritieme verdragen en gerichte onderzoeken naar de maritieme bassins bundelen, kunnen de versnippering van de maritieme economie tegengaan via grensoverschrijdende samenwerking en Europese programma's.

3.6

Wat betreft de lokale gemeenschappen in kustregio's, op eilanden en in ultraperifere regio's, pleit het EESC voor ontmoediging van standaardbenaderingen en stimulering van aangepaste lokale strategieën en voor samenwerking met de lokale en regionale overheden en gemeenschappen, alsook met lokale middenveldactoren, ter wille van het behoud van cultureel erfgoed, traditionele vormen van productie en werkgelegenheid en bescherming van natuurlijke hulpbronnen.

3.7

Volgens het EESC moet duidelijker naar voren komen dat stimulering van blauwe ontwikkeling in het kader van het GMB niet uitsluitend een Europese aangelegenheid is, aangezien de mariene ecosystemen en de maritieme economieën de nationale grenzen overschrijden. Ernstige uitdagingen kunnen uitsluitend met internationale samenwerking en gecoördineerde actie doeltreffend worden aangepakt. Dit geldt zowel voor universele vraagstukken als de duurzame exploitatie van de zeeën, de klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit, legitieme concurrentie in de scheepvaart, de scheepsbouw, de bevordering van fatsoenlijk werk in deze sectoren, als voor onderwerpen die meer op regionaal niveau worden bepaald, bijv. milieubescherming in het Middellandse Zeegebied of de Oostzee.

3.8

Het EESC spoort de Commissie aan om in de internationale dimensie van het GMB de zeven ultraperifere gebieden van de EU (de autonome Spaanse gemeenschap der Canarische eilanden, de autonome Portugese regio's van de Azoren en Madeira en de Franse overzeese gebiedsdelen Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique en Réunion) centraal te stellen als bolwerk van de EU in de betreffende zones (5) en rekening houdend met de prioriteiten voor een versterkt partnerschap (6). Tevens is het zaak voor deze gebieden regionale strategieën voor blauwe ontwikkeling uit te werken, aangezien deze regio's de EU de grootste exclusieve economische zone ter wereld bezorgen en een belangrijke rol kunnen spelen.

3.9

Het EESC is ingenomen met de vermelding in de mededeling van werkgelegenheid, opleiding en vaardigheden, maar meent dat de sociale dimensie die zij aangeven, geïntegreerd moet worden in het beleid dat de nieuwe maritieme en mariene agenda van 8 oktober 2012, onder verwijzing naar de Europa 2020-strategie zal uitvoeren, met gerichte maatregelen voor de verbetering van leef-, werk- en opleidingsomstandigheden en inbreng van de sociale partners.

3.10

Aangezien de mededeling ontbrekende vaardigheden een grote hinderpaal voor de blauwe ontwikkeling acht, meent het EESC dat, afgezien van het minimumopleidingsniveau voor zeevarenden (7), de ontwikkeling van professionele kennis en ervaring, afgestemd op de vraag van de sectoren in opkomst om nieuwe hoogwaardige vaardigheden vitaal is. Het EESC bepleit specialisatie en uitbreiding van bestaand beleid en acties, omdat de maritieme opleidingen hoofdzakelijk op bestaande activiteiten gericht zijn (visserij, scheepsbouw).

4.   Economische aspecten

4.1

De mededeling geeft de economische omvang weer en de gegevens inzake werkgelegenheid in de sectoren zee en scheepvaart, die reeds aan 5,4 miljoen mensen werk bieden en in totaal een bruto toegevoegde waarde van 500 miljard euro in Europa opleveren, uitgezonderd militaire activiteiten. In totaal wordt 75 % van de buitenlandse en 37 % van de binnenlandse handel van de EU (per ton-kilometer) over zee vervoerd. Deze activiteit vindt grotendeels plaats aan de Europese kusten. Bepaalde landen die niet aan zee grenzen, ontwikkelen zelfs heel wat economische activiteit in verband hiermee, bijv. voor scheepsuitrustingen.

4.2

Op grond van de waardeketen van de blauwe economie ten aanzien van de bruto toegevoegde waarde en de werkgelegenheid zijn de vooruitzichten gunstig aangezien tot 2020 het aantal arbeidsplaatsen tot 7 miljoen kan stijgen en de totale jaarlijkse bruto toegevoegd waarde tot 600 miljard euro.

4.3

Op basis van de vermelde studie voor de blauwe groei (zie par. 1.5) wordt ook gekeken naar de dynamiek en het potentieel van toekomstmogelijkheden voor elk van de vijf prioriteitsgebieden, met de nadruk op innovatie en nieuwe arbeidsplaatsen.

4.3.1

Het kust- en zeetoerisme –de grootste sector wat betreft bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid-–biedt werk aan 2,35 miljoen mensen, ofwel 1,1 % van de totale werkgelegenheid in de EU, terwijl ruim 90 % van de ondernemingen minder dan 10 mensen in dienst hebben. De verwachte toename bedraagt 2 tot 3 % tot 2020, terwijl de cruisesector alleen al tot 2020 in vergelijking met 2010 100 000 nieuwe arbeidsplaatsen kan creëren. Voor de pleziervaart wordt een groei van 2-3 % per jaar verwacht, volgens de European Cruise Council (8).

4.3.2

In 2011 tekende de Europese offshore windenergiesector voor 10 % van de geïnstalleerde capaciteit, voor directe en indirecte werkgelegenheid voor 35 000 mensen en voor 2,4 miljard euro aan jaarlijkse investeringen en een totale capaciteit van ongeveer 3,8 GW. Op basis van de nationale actieplannen voor hernieuwbare energie van de lidstaten zal in 2020 494,6 TWh elektriciteit uit windenergie worden opgewekt, waarvan 133,3 TWh offshore. Voor de werkgelegenheid betekent dit 170 000 banen erbij tegen 2020, en 300 000 banen tegen 2030. Rooskleurige vooruitzichten zijn er ook voor de sectoren die nog in de kinderschoenen staan, zoals de productie van getijdenenergie, gevolgd door golfenergie, waar al heel wat lidstaten serieus in investeren.

4.3.3

Verwacht mag worden dat de mondiale jaarlijkse omzet van de winning van delfstoffen op zee van nagenoeg niets zal toenemen tot 5 miljard euro in de komende tien jaar, en tot 10 miljard euro in 2030, gebaseerd op ramingen van vertegenwoordigers van de sector in het kader van de studie over blauwe groei. In 2020 zou mondiaal 5 % van de delfstoffen, waaronder kobalt, koper en zink, uit de oceaanbodem afkomstig kunnen zijn. Dit kan oplopen tot 10 % in 2030. Tussen 2000 en 2010 is de prijs van een groot aantal niet-energetische grondstoffen jaarlijks met ca. 15 % gestegen, voornamelijk ten gevolge van de vraag in de opkomende economieën, volgens gegevens van de WTO (WTO PRESS/628, 7 april 2011). De winning van andere delfstoffen dan zand en grind uit de zee is overigens nog maar net begonnen en vindt in ondiepe wateren plaats.

4.3.4

In 2010 bedroeg de totale productie van de aquacultuur in de EU minder dan 1,3 miljoen ton, ter waarde van circa 3,2 miljard en bood de sector werk aan 80 000 mensen. Meer dan 90 % van de aquacultuurbedrijven in de EU zijn kmo's. Deze sector groeit mondiaal bekeken met 6,6 % per jaar (van 40 miljoen ton in 2002 tot 53 miljoen ton in 2009) en is daarmee de snelst groeiende producent van levensmiddelen van dierlijke oorsprong (FAO 2010, "The State of World Fisheries and Aquaculture"). Maar terwijl de mondiale vraag stijgt, blijft de Europese productie stabiel en in de Europese vraag naar vis wordt voorzien door import, die 60-65 % bedraagt van de totale aanvoer. Ter ontwikkeling van de aquacultuur roept het EESC de Commissie op om het financieringsbeleid te herzien, waar voor de termijn 2014-2020 de subsidies door rechtstreekse premies vervangen zijn.

4.3.5

De opkomende sector blauwe biotechnologie zorgt op dit moment in Europa voor weinig banen; de bruto toegevoegde waarde ervan wordt geschat op 0,8 miljard euro. Voor de zeer korte termijn wordt verwacht dat de sector zich zal ontwikkelen tot een nichemarkt voor hoogwaardige gezondheids- en cosmeticaproducten en industriële biomaterialen. In 2020 kan de sector zich hebben ontwikkeld tot een middelgrote markt die zijn activiteiten heeft uitgebreid met de productie van metabolieten en primaire verbindingen (lipiden, suikers, polymeren, proteïnen) als grondstof voor voedsel- en voederproducerende bedrijven en voor de chemische industrie. Op de lange termijn, na de nodige doorbraken op technologisch gebied, kan de biotechnologie zijn geëvolueerd tot een grootschalig leverancier van gespecialiseerde producten met een hoge toegevoegde waarde.

4.4

Het EESC benadrukt dat de economische verwachtingen van de vijf prioriteitsgebieden afhangen van vele factoren terwijl het ontwikkelingspotentieel onderhevig is aan complexe technologische, milieu-, onderzoeks-, investerings-, concurrentie- en institutionele uitdagingen die vaak samenhangen met de internationale dimensie van het GMB, of van internationale economische en andere ontwikkelingen, bijv. de uitgifte van vergunningen voor boren in internationale wateren of de schommelingen in de olieprijs.

4.5

Het langetermijnscenario dat als kader zal dienen, is doorslaggevend voor het tempo waarin de blauwe ontwikkeling wordt uitgevoerd. Een scenario voor duurzame en stabiele ontwikkeling biedt betere steun, terwijl een broos economisch herstel, in combinatie met beperkende internationale factoren de ontwikkelingen zou vertragen.

4.6

Het EESC stelt evenwel vast dat de mededeling onvoldoende rekening lijkt te houden met de algemene weerslag van de huidige economische crisis, die de aanpak van de problemen op de korte en lange termijn op Europees en mondiaal niveau bemoeilijkt.

4.7

Op inherent riskante en nieuwe markten hangt het concurrentievermogen van Europese ondernemingen af van de toegang tot toereikende financiering via een adequaat kader dat op transparante wijze investeringen weet aan te trekken. De toegang tot risicokapitaal is voor het mkb van levensbelang, terwijl er ook voorzieningen voor micro-ondernemingen moeten zijn, die de hefboom van de blauwe ontwikkeling kunnen worden.

4.8

Het EESC vestigt de aandacht op het bijzondere belang van de maritieme economie voor lidstaten met exclusieve economische zones, op de behoefte aan ontwikkeling van maritieme economische clusters en het stimuleren van de bijdrage hiervan aan groei en werkgelegenheid.

4.9

Tot slot meent het EESC dat er, om de kloof tussen verwachtingen en realiteit te dichten, gezien de huidige ongunstige conjunctuur en de algemeen sombere vooruitzichten voor de Europese en mondiale economie, een serieuze, realistische aanpak moet komen van de verdere noodzakelijke specialisering van de blauwe ontwikkeling.

5.   Governance en aspecten van regelgeving

5.1

De mededeling bevat verwijzingen naar bestaande maatregelen en strategische investeringen in de blauwe economie door de lidstaten en de EU. Het EESC meent echter dat deze initiatieven en acties van de lidstaten ondermaats blijven t.o.v. de ambitieuze doelstellingen van de blauwe ontwikkeling en nog niet de vereiste kritieke massa hebben bereikt voor consolidatie.

5.2

Doeltreffende gebieden van governance zijn volgens het EESC voorwaarden voor de noodzakelijke kritieke massa die van de blauwe ontwikkeling een hefboom zal maken voor de werkgelegenheid en het ondernemerschap in tijden van crisis.

5.3

Om werkzame governancestructuren op te zetten is een aanpak geboden van de pijnpunten in de regelgeving en de administratieve belemmeringen, die ook reeds tijdens de raadplegingsprocedure aan het licht gekomen zijn.

5.4

Aangezien er nieuwe vormen van exploitatie van de zee worden ontwikkeld, is het essentieel dat de lidstaten stabiele regulerings- en planningssystemen opzetten die langetermijninvesteringen en grensoverschrijdende samenhang stimuleren, alsmede de synergie van partnerschappen, met de nadruk op innovatie.

5.5

Met name voor opkomende sectoren, zoals mariene biotechnologie, ontbreekt het de EU aan samenhangend beleid. Hiervan moet tijdig werk worden gemaakt, omdat de Europese inspanningen versnipperd zijn en eerder gebaseerd op nationale dan gemeenschappelijke, Europese prioriteiten, hetgeen een concurrentienadeel vormt.

5.6

Het EESC acht het daarom van cruciaal belang om de lacunes in de regelgeving spoedig te dichten, alsook de belemmeringen aan te pakken die voortvloeien uit het complexe en instabiele wettelijk kader, met name tot uiting komend in de onzekerheid in de regelgeving over de periode na 2020 (offshore windenergie) of de lacunes in de EU-regelgeving voor bepaalde activiteiten (exploitatie van hulpbronnen op de zeebodem, offshore aquacultuur en offshore productie van windenergie).

5.7

Met name wordt de behoefte benadrukt aan een gestructureerd antwoord op cruciale kwesties als de ontbrekende geïntegreerde planning van het maritieme gebied, vooral in verband met aquacultuur en energie van in zee drijvende windmolens, het labyrint van procedures voor vergunningen/goedkeuringen (offshore windenergie, blauwe biotechnologie) of de obstakels voor de oprichting of financiering van experimentele boerderijen, maar ook de spanningen bijv. tussen maritieme navigatie en de installaties voor hernieuwbare energie op de oceaan (opwekking van getijdenenergie, omzetting van thermische energie van de zee (OTEC) en het gebruik van golfenergie).

6.   Milieudimensie

6.1

Het EESC dringt aan op erkenning van de kaderrichtlijn mariene strategie (KMS) (9) als uitgangspunt voor duurzame ontwikkeling, omdat deze de milieupijler van het GMB vormt; het bepleit een samenhangend beleid met als richtsnoer de permanente bescherming en het behoud van het mariene milieu alsook de preventie van elke vorm van achteruitgang ervan.

6.2

Volgens het EESC is het juist om in de Verklaring van Limassol en in toekomstige beleidsdocumenten de doelstelling ‧verwezenlijking of behoud van een goede milieusituatie van de zeewateren in de EU tegen 2020‧, alsook het voorzorgsbeginsel als pijlers van het GMB en blauwe groei op te nemen.

6.3

Duurzame mariene activiteiten die voor werkgelegenheid kunnen zorgen, hebben behoefte aan een samenhangende langetermijnbenadering die streeft naar een evenwicht tussen economische groei en milieuvraagstukken; dit vergt toereikende steun van het lokale, nationale, internationale en Europese beleid, uitgaande van het principe van duurzame ontwikkeling.

6.4

Het EESC merkt op dat de mariene hulpbronnen aanzienlijk zijn, maar niet onuitputtelijk; het wijst op het gevaar van ondermijning van de duurzaamheid van de blauwe groei en verdere milieubelasting, indien de ernstige fouten die in eerdere ontwikkelingsinitiatieven gemaakt zijn, te weten overexploitatie en overontwikkeling, herhaald worden.

6.5

Uit de mededeling spreekt het besef dat er een milieu-uitdaging is, maar zij lijkt eraan voorbij te gaan dat de laatste decennia Europa's zeeën en oceanen achteruit zijn gegaan ten gevolge van bodem-, zee- en luchtvervuiling, de verzuring van de oceanen, de overexploitatie, catastrofale vispraktijken en klimaatverandering. Van achteruitgang van ecosystemen van zee- en kustwateren en verlies van biodiversiteit is sprake in de Oostzee, de Zwarte Zee, de Middellandse Zee, de noordoostelijke Atlantische Oceaan en het Noordpoolgebied, volgens recent onderzoek naar de grenzen van de blauwe groei (Limits to Blue Growth, 2012. http://www.seas-at-risk.org/news_n2.php?page=539). In recent grensverleggend onderzoek van het Milieu-instituut van Stockholm wordt het kostenplaatje op de lange termijn berekend van de vervuiling van de zee – die vaak over het hoofd wordt gezien bij de opzet van nieuw beleid – indien geen maatregelen worden getroffen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen (http://www.sei-international.org/publications?pid=2064).

6.6

Maritieme economische activiteiten die grote gevaren voor de duurzaamheid in zich bergen, zijn offshore olie- en aardgasinstallaties, aquacultuur, kust- en cruisetoerisme, afvang en opslag van kooldioxide, kustvaart, maar ook de offshore winning van fossiele brandstoffen, die geenszins met duurzame ontwikkeling te rijmen valt.

6.7

De omvang en de mate van de milieu-impact zijn voorlopig nog onduidelijk, met name in verband met de blauwe hernieuwbare energie, de mariene minerale bronnen, aquacultuur en de blauwe biotechnologie, terwijl de beschikbare gegevens de complexe onderlinge verwevenheid van oceanen en diepzeeën niet inzichtelijk maken.

6.8

Het EESC meent dat door de Commissie gepromote maritieme ruimtelijke ordening en het geïntegreerde beheer van kustgebieden (GBKG) als belangrijkste instrument voor ruimtelijk en hulpbronnenbeheer in de zeeën gecombineerd moet worden met andere beleidsinstrumenten (bijv. de strategische milieu-evaluatie, aanduiding van beschermde gebieden, internalisering van milieukosten) in een managementaanpak die uitgaat van het ecosysteem en van een harmonieuze coëxistentie van de verschillende intensieve gebruiksvormen die met elkaar concurreren.

6.9

Het EESC maant de Commissie tot meer waakzaamheid ten aanzien van de naleving van de Europese milieu-, hygiëne- en kwaliteitsnormen, met name wat betreft de invoer van aquacultuurproducten uit derde landen om de consument in de EU, alsook de ondernemingen in deze sector tegen eventuele oneerlijke concurrentie te beschermen.

7.   Specifieke opmerkingen

7.1

Het Comité stelt vast dat ondanks de vermeldingen dat het onderzoek voor het consolideren van de blauwe groei belangrijk is, met name in de groeiende en opkomende sectoren, de mededeling over het algemeen vaag is en hoofdzakelijk beperkt blijft tot verwijzingen naar het aanstaande programma Horizon 2020.

7.2

Europa beleeft een periode van bezuinigingen op de overheidsuitgaven, wat betekent dat met beperkte middelen zo veel mogelijk resultaten moeten worden bereikt. De bijbehorende vermindering van overheidsfinanciering voor onderzoek zal, samen met het gebrek aan durfkapitaal, waarschijnlijk de vitale rol van het mkb in de mariene economie bij de ontwikkeling van nieuwe producten en technologieën verzwakken.

7.3

Het EESC benadrukt dat Europa, ondanks zijn solide kennisbasis en onderzoeksvoorsprong voor nieuwe en gangbare vormen van energie en aquacultuur, achterloopt op het gebied van praktische innovatie of de marktintroductie in nieuwe, opkomende sectoren waar de Europese spelers voorlopig niet kunnen concurreren met de internationale partijen (bijv. blijkend uit het aantal octrooien, in vergelijking met Azië en de VS, i.v.m. ontzilting, kustbescherming, algencultuur of blauwe biotechnologie).

7.4

Het EESC meent derhalve dat er snel iets moet gebeuren aan het gebrek aan gericht onderzoek en het zwakke onderzoeksprofiel op dit terrein, dat deels het gevolg is van het brede gamma van onderzoeksgebieden en activiteiten die betrekking hebben op mariene biotechnologie en andere nieuwe sectoren.

7.5

De volgende maatregelen kunnen bijdragen aan het dichten van de kloof wat betreft kennis- en technologie-overdracht op alle prioriteitsgebieden: wetenschappelijk onderzoek verbinden met industrie en onderwijs; samenwerking tussen bedrijven en universiteiten; beter beheer van intellectuele eigendom; investeringen in demonstratieprogramma's om commercieel nut aan te tonen; en grootschalige publiek-private partnerschappen om de voor blauwe groei vereiste kritieke massa te bereiken.

7.6

De toekomst van de blauwe groei in de 21e eeuw is nauw verbonden met de mogelijkheid van wetenschappers tot deelname aan en ontwikkeling van interdisciplinaire programma's, die vaardigheden en ideeën uit andere takken van wetenschap samenbrengen. De opleiding van de volgende generatie wetenschappers moet gericht zijn op interdisciplinaire en alomvattende benaderingen, om het hoofd te bieden aan de complexe technologische en concurrentie-uitdagingen die inherent zijn aan het onderzoek van mariene organismen en het mariene milieu.

7.7

Volgens het EESC moet er hoognodig iets gedaan worden aan de versnippering van de mariene data, die in Europa verspreid zijn over honderden organen, wat toegang, gebruik en bundeling bemoeilijkt. Het Comité spoort de Commissie aan tot samenwerking met de lidstaten om deze kennis beschikbaar te stellen en om de aanvullende financiële en andere behoeften te bepalen voor de totstandbrenging van een gunstig gemeenschappelijk klimaat voor de uitwisseling van informatie en goede praktijken en voor de circulatie van gegevens ter ondersteuning van onderzoek en innovatie en ter verbetering van de milieubescherming.

7.8

De nieuwe digitale kaart van de Europese zeebodem dient interoperabel te zijn, zonder beperkingen op het gebruik; hij moet het onderzoek steunen met gegevens over de impact van menselijke activiteiten en over oceanografische voorspellingen, zodat de lidstaten hun lokale mariene observatie-, monster- en onderzoeksprogramma's optimaal kunnen benutten.

7.9

Voor de lidstaten is de bescherming van Europa's zeegrenzen en efficiënt toezicht op zee (10) een vraagstuk van formaat om van blauwe groei een succes te maken. Meer controles aan de buitengrenzen van Schengen en de invoering van een systeem voor het delen van informatie stelt de met grenstoezicht belaste overheden van de lidstaten in staat om het verlies van levens op zee te beperken en om zaken als illegale immigratie in de EU en piraterij op zee (11) te bestrijden.

Brussel, 20 maart 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 306 van 16 december 2009, blz. 46-50.

(2)  Verklaring van de voor het GMB bevoegde ministers en de Commissie, met betrekking tot de uitwerking van het GMB en de agenda voor de ontwikkeling en werkgelegenheid van de blauwe groei, goedgekeurd op 7 oktober 2012 in Lefkosia (Cyprus).

(3)  PB C 299, 4.10.2012, blz. 133–140; PB C 255, 22.9.2010, blz. 103–109; PB C 267, 1.10.2010, blz. 39–45; PB C 306, 16.12.2009, blz. 46–50; PB C 211, 19.8.2008, blz. 31–36; PB C 172, 5.7.2008, blz. 34–40; PB C 168, 20.7.2007, blz. 50–56; PB C 146, 30.6.2007, blz. 19–26, PB C 206, 29.8.2006, blz. 5–9; PB C 185, 8.8.2006, blz. 20–24; ΕΕ C 157, 28.6.2005, blz. 141–146.

(4)  COM(2007) 575 final.

(5)  COM(2004) 343

(6)  PB C 294 van 25.11.2005, blz. 21-25.

(7)  PB C 43, 15/2/2012 blz. 69 – 72.

(8)  COM(2012) 494 final.

(9)  PB L 164 van 25/6/2008 blz. 19-40.

(10)  PB C 44, 11/2/2011 blz. 173 – 177.

(11)  PB C 76 van 14.03.2013, blz. 15.


Top