Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE1820

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De invoering van een Europees sociaal keurmerk” (verkennend advies)

    PB C 76 van 14.3.2013, p. 20–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.3.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 76/20


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De invoering van een Europees sociaal keurmerk” (verkennend advies)

    2013/C 76/04

    Rapporteur: Ariane RODERT

    Op 3 juli 2012 heeft het Europees Parlement, overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht om een verkennend advies uit te brengen over

    De invoering van een Europees sociaal keurmerk.

    De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 december 2012 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 januari 2013 gehouden 486e zitting (vergadering van 16 januari 2013) het volgende advies uitgebracht, dat met 128 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 9 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het EESC is blij dat het de gelegenheid krijgt om advies uit te brengen over het voorstel van de parlementaire Commissie werkgelegenheid en sociale zaken inzake een proef met een Europees sociaal keurmerk in 2013. Sinds het Comité om advies werd verzocht, is de situatie echter veranderd, want in de tekst die de Begrotingscommissie van het Europees Parlement op 4 oktober 2012 heeft aangenomen, komt dit proefproject niet voor.

    1.2

    Het EESC staat in principe achter het idee om de sociale dimensie in Europa te versterken en vindt ook dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) moet worden erkend en gestimuleerd. MVO mag echter geenszins in de plaats komen van de sociale rechten die zijn vastgelegd in de wettelijke of internationale instrumenten waarin de sociale dialoog een centrale rol speelt.

    1.3

    Daarom moet om te beginnen verder worden verduidelijkt wat de meerwaarde is van dit voorstel, welke termijnen men in gedachten heeft en hoe dit voorstel zich verhoudt tot de beleidsdoelstellingen. Deze doelstellingen zijn belangrijk, maar in de huidige omstandigheden zouden zij efficiënter kunnen worden gerealiseerd door middel van strengere en beter uitgevoerde sociale wetgeving.

    1.4

    Hoewel het hier een belangrijk initiatief betreft, is het voorstel wellicht te ingewikkeld in een tijd dat de EU een crisis doormaakt, met hoge werkloosheid en een stijgend aantal faillissementen. Een sociaal keurmerk voor MVO heeft alleen betrekking op het vrijwillige onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat echter op grond van de uiteenlopende wetgevingen verschillend gestalte krijgt per lidstaat, omdat het bij de Europese regels alleen om minimumnormen gaat. Het zou geen goed idee zijn om bedrijven nu extra verplichtingen op te leggen. Dat zou de kloof tussen bedrijven van verschillende omvang en tussen verschillende EU-landen alleen maar groter maken in plaats van verkleinen.

    1.5

    Ook moet aandacht worden besteed aan parallelle initiatieven, zoals sociale etikettering in het kader van sociaal ondernemerschap (zoals omschreven in het initiatief voor sociaal ondernemerschap), zulks om verwarring te voorkomen. In verband hiermee beveelt het EESC aan de resultaten af te wachten van de toekomstige initiatieven van de Commissie op het gebied van sociale etikettering in het kader van sociaal ondernemerschap en hieruit lering te trekken. Voorts moet in dit voorstel rekening worden gehouden met andere overlappende initiatieven, zoals de nieuwe MVO-prijzen, sociale overwegingen bij openbare aanbestedingen e.d.

    1.6

    Het EESC vindt bovendien dat de geloofwaardigheid, legitimiteit en haalbaarheid van een vrijwillig sociaal keurmerk beter moeten worden aangetoond. Om vertrouwen te wekken in een nieuw Europees etiketteringssysteem en dit systeem bekendheid te geven moet een omvangrijk accrediterings- en monitoringssysteem worden opgezet, en het is maar de vraag of dit opweegt tegen de voordelen van een extra etiketteringssysteem. In het licht hiervan raadt het EESC aan om eerst de bestaande etiketteringssystemen in de verschillende lidstaten uitgebreid in kaart te brengen en dan pas te kijken of de invoering van een nieuw Europees sociaal keurmerk wel gewenst is. Verder zou het goed zijn, een overzicht te maken van goede praktijken en van de lessen die uit minder geslaagde praktijken kunnen worden getrokken. Daarom is het EESC eerder voorstander van een verbetering van de bestaande etiketteringssystemen en uitbreiding hiervan met een onderdeel „sociale verantwoordelijkheid” (voor zover dat nog niet het geval is).

    1.7

    Ook moet meer aandacht worden besteed aan de reeds bestaande systemen en aan de bedrijven die daarvan gebruik maken, terwijl andere bedrijven moeten worden aangespoord om hier ook gebruik van te gaan maken; dat is beter dan weer een nieuw systeem op te zetten waaraan consumenten en bedrijven moeten wennen. Los daarvan moet worden overwogen om, in ieder geval op middellange termijn, een Europese informatiecampagne rond Europese etikettering op te zetten om consumenten en burgers hiervan meer bewust te maken.

    1.8

    Mocht op een bepaald moment toch worden besloten tot de invoering van een Europes sociaal keurmerk, dan moet ervoor worden gezorgd dat dit niet te veel afwijkt van de internationaal erkende standaardisering (anders ontstaat er verwarring), maar dat het een typisch Europees tintje heeft, nl. respect voor sociale rechten.

    2.   Inleiding

    2.1

    De parlementaire Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft voorgesteld in 2013 een proef met een Europees sociaal keurmerk te lanceren, maar in de lijst met proefprojecten voor 2013 die de Begrotingscommissie van het EP in oktober (1) heeft opgesteld komt deze proef niet voor. Hierdoor is een nieuwe situatie ontstaan en daarom zal in dit advies hoofdzakelijk worden ingegaan op het leveren van input voor het voorgestelde proefproject.

    2.2

    De gedachte achter het voorstel is een socialer Europa tot stand te helpen brengen, waarin de bestaande sociale en arbeidsrechtelijke minimumnormen beter worden gehandhaafd. Doel is het scheppen van banen te stimuleren, jeugdwerkgelegenheid te ondersteunen en armoede te bestrijden door een progressief systeem voor de toekenning van een „Europees sociaal keurmerk” in te voeren.

    2.3

    Het Europees Parlement heeft het EESC verzocht zich met name te buigen over (a) de eventuele gevolgen en voordelen van het keurmerk voor verschillende beleidsgebieden, (b) het soort bedrijven dat hierin op vrijwillige basis geïnteresseerd zou zijn, (c) de mogelijke opties voor het opzetten van een progressief keurmerk, (d) de criteria waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het keurmerk en (e) wat moet worden gedaan om de bewustwording te vergroten.

    2.4

    Het sociale keurmerk dat door de Commissie werkgelegenheid is voorgesteld, wordt op vrijwillige basis en gratis verstrekt. Alle bedrijven in de EU, met name kmo's (2) en zko's (3) komen hiervoor in aanmerking. Het doel is een meer sociaal verantwoordelijk Europa tot stand te brengen door ervoor te zorgen dat alle bedrijven in de EU strenge sociale normen hanteren. Met dit voorstel wordt ook gestreefd naar harmonisering van de bestaande etiketteringssystemen en naar de invoering van een beoordelingsschaal voor het in kaart brengen van eventuele verbeteringen. Het idee is om de interne maatschappelijke verantwoordelijkheid van elk bedrijf te toetsen aan de hand van een reeks sociale criteria en op basis hiervan een sociaal keurmerk van een bepaald niveau toe te kennen.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1

    Het EESC vindt alle pogingen om de sociale dimensie en de sociale waarden in Europa te versterken belangrijk, maar de toegevoegde waarde, timing en focus van dit project moeten goed in de gaten worden gehouden en er dient rekening te worden gehouden met soortgelijke initiatieven die op dit vlak al zijn ontplooid. Het EESC zou daarom graag duidelijkere argumenten te horen krijgen voor de toegevoegde waarde van een dergelijk initiatief, wie daarbij gebaat is, en wat de bijdrage ervan aan de EU-wetgeving is.

    3.2

    Het EESC heeft onlangs in zijn advies over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) (4) opgemerkt dat MVO pas in het streven naar duurzame ontwikkeling. In dit advies wordt ook gesteld dat onderscheid moet worden gemaakt tussen „sociale verantwoordelijkheid” (d.w.z. alleen op de werkplek) en „maatschappelijke verantwoordelijkheid” (die verder gaat dan alleen de werkplek).

    3.3

    Op basis van deze definities lijkt het door de Commissie werkgelegenheid voorgestelde sociale keurmerk betrekking te hebben op „sociale verantwoordelijkheid”. Aangezien het keurmerk betrekking heeft op alle ondernemingen in de EU, dient rekening te worden gehouden met de lopende werkzaamheden van de Europese Commissie op het vlak van de EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (5), waarin soortgelijke aspecten al aan de orde komen.

    3.4

    Het is belangrijk te beklemtonen, zoals het EESC in het verleden heeft gedaan, dat de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven onder geen beding mag worden gebruikt als vervanging voor de sociale rechten die zijn neergelegd in wettelijke of internationale instrumenten, die in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen. Veel bedrijven nemen overigens vrijwillig meer verantwoordelijkheid op zich en daarom is het belangrijk te onderstrepen dat het aanvaarden van meer sociale verantwoordelijkheid dan in de statuten wordt voorgeschreven, dient te worden erkend en aangemoedigd. Het EESC is van mening dat elk bedrijf zelf dient te bepalen hoe het de wettelijk voorgeschreven instrumenten om maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag te leggen aanvult. Een sociaal keurmerk voor MVO bergt het gevaar in zich dat in plaats van sociale innovatie het streven naar certifiëring centraal komt te staan.

    3.5

    Het idee van een sociaal keurmerk is al eerder genoemd in het kader van de werkzaamheden van de Europese Commissie op het gebied van sociaal ondernemen, waaraan het EESC actief heeft bijgedragen in de vorm van een aantal adviezen (6). In de mededeling Naar een Single Market Act  (7) wordt verwezen naar sociale keurmerken in verband met sociaal ondernemerschap en sociaal ondernemen. Dit werd later opgenomen als kernactie in de mededeling van de Commissie over het initiatief voor sociaal ondernemerschap (8), dat streeft naar betere kansen voor sociale ondernemingen om onder dezelfde voorwaarden als andere ondernemingen te functioneren, te concurreren en te groeien. Een van de voorstellen in dit initiatief was een openbare databank op te zetten van keurmerken en certificaten om de stakeholders meer bewust te maken van de verschillende vormen van etikettering voor sociale ondernemingen in de EU en de verschillende keurmerken beter met elkaar te kunnen vergelijken. De Commissie is ook van plan om in de nabije toekomst een studie te laten uitvoeren naar sociale ondernemingen om in kaart te brengen welke sociale keurmerken voor sociale ondernemingen worden gebruikt en welke vorm zij aannemen, evenals naar andere zaken, regels en modellen die specifiek zijn voor dit soort ondernemingen.

    3.6

    Het EESC is dan ook van mening dat de ophanden zijnde inventarisatie, waarnaar wordt verwezen in het initiatief voor sociaal ondernemerschap, moet worden ondernomen voorafgaande aan en los van de inspanningen om tot een ruimere definitie van sociale etikettering voor ondernemingen te komen. Deze inventarisatie moet volgens het EESC eerst worden afgerond alvorens een uitgebreider etiketteringsysteem wordt overwogen, omdat een inventarisatie van de bestaande keurmerken voor sociale ondernemingen waardevolle informatie kan opleveren over de mogelijkheden en voordelen van een systeem dat ruimer van opzet is. Bovendien moeten andere, aanverwante initiatieven, zoals het opnemen van sociale overwegingen in openbare aanbestedingen, de nieuwe MVO-prijzen en platforms op het gebied van keurmerken voor sociale ondernemingen, eerst de kans krijgen om te rijpen voordat nieuwe activiteiten worden gelanceerd.

    3.7

    Het EESC wil beklemtonen dat het belangrijk is om een duidelijk onderscheid te maken tussen het voorstel van de Commissie werkgelegenheid (met betrekking tot de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen) en het initiatief voor sociaal ondernemerschap: deze hebben verschillende doelstellingen en moeten daarom verschillend worden behandeld. Het EESC verzoekt de Commissie werkgelegenheid daarom met klem om een andere term te gebruiken in haar voorstel, teneinde verdere spraakverwarring te voorkomen. Dit verzoek is des te dringender door het bestaan van erkende spelers op het veld van sociaal ondernemen, die al een patent hebben op het gebruik van deze term als label voor sociaal ondernemen, zoals het keurmerk voor sociaal ondernemen (Social Enterprise Mark) (9).

    4.   Bijzondere opmerkingen naar aanleiding van de vragen van de Commissie werkgelegenheid

    4.1

    Doel van het voorgestelde proefproject voor een sociaal keurmerk is bedrijven ertoe aan te sporen om, in hun streven naar meer sociale verantwoordelijkheid, verder te gaan dan wat zij statutair verplicht zijn. Dit initiatief is van vitaal belang, maar wij vragen ons af of de baten van een Europees sociaal keurmerk in het huidige economische klimaat wel opwegen tegen de kosten ervan. De beleidsdoelstellingen van het voorstel zijn het scheppen van banen, het stimuleren van jeugdwerkgelegenheid en het bestrijden van armoede. Dat is allemaal van essentieel belang voor Europa, maar het EESC vreest dat het verband van deze doelstellingen met een vrijwillig sociaal keurmerk te zwak is om effect te kunnen sorteren. Bovendien denkt het dat deze doelstellingen nog altijd efficiënter worden verwezenlijkt door de wetgeving aan te scherpen en beter te handhaven en door de open coördinatiemethode op sociaal vlak te vernieuwen en te versterken.

    4.2

    Het EESC vindt het ook belangrijk erop te wijzen dat voorstellen op dit gebied ervan uit moeten gaan dat sterke, concurrerende ondernemingen van essentieel belang zijn voor het realiseren van economische groei en, bijgevolg, het scheppen van duurzame voorwaarden voor betere sociale normen.

    4.3

    In het voorstel is ook sprake van een getrapte, progressieve rangschikking, gebaseerd op hoe goed een bedrijf voldoet aan een reeks sociale criteria, zoals behoorlijke salarissen, sociale zekerheid, gezondheidszorg, gendergelijkheid, kinderopvang, telewerken e.d. Gezien de huidige economische crisis en de grote problemen waarmee bepaalde landen te kampen hebben, is het EESC bang dat een dergelijke progressieve rangschikking de kloof tussen bedrijven van verschillende omvang en tussen verschillende EU-landen alleen maar groter zal maken in plaats van kleiner. Een progressieve rangschikking zal niet werken, mits het systeem zodanig is opgezet dat het niet alleen geschikt is voor grote multinationals, maar ook met name voor kmo's en zko's.

    4.4

    Bovendien is een label alleen nuttig als het bekend en erkend is. Daarom moeten er informatiecampagnes worden opgezet om duidelijk te maken op welk vlak kmo's en zko's die een label hebben gekregen, hun betrokkenheid hebben getoond. Wat als sociale vooruitgang wordt gezien, moet derhalve in detail worden besproken met het oog op de hier spelende subsidiariteit, alsook met het oog op verschillende nationale tradities en modellen op het gebied van bijstand en sociale zekerheid. Deze dialoog moet worden gevoerd met de sociale partners en andere stakeholders, zoals consumentenorganisaties, zowel op Europees als op nationaal niveau.

    4.5

    In het kader van de inspanningen van de EU om het gemakkelijker te maken een bedrijf op te starten en te runnen, zijn een heleboel vereenvoudigingen en groeibevorderende maatregelen doorgevoerd om te voorkomen dat de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen, de sociale rechten van werknemers of de mogelijkheden van bedrijven om te groeien en te concurreren worden ondermijnd. Hoewel er op het gebied van sociale rechten nog een lange weg te gaan is, twijfelt het EESC of een vrijwillig systeem een goede manier is om de sociale verantwoordelijkheid te verbeteren. Het wil ook opmerken dat een etiketteringssysteem, ook al is het gratis, middelen vergt die beter kunnen worden gebruikt in bedrijven die in deze crisis toch al zwaar onder druk staan.

    4.6

    Als onderdeel van de inspanningen om de sociale verantwoordelijkheid te verbeteren is het ook noodzakelijk om eens kritisch te kijken naar het aantal niveaus waarop een bedrijf verantwoordelijk is voor sociale rechten, bijv. op het punt van samenwerking met leveranciers buiten de EU. Tenzij er duidelijkheid is over deze verantwoordelijkheid, zal het niet mogelijk zijn om vertrouwen te wekken in het keurmerk. Ook dient aandacht te worden besteed aan de mogelijke impact op de handel en op importeurs.

    4.7

    Een andere belangrijke vraag is de legitimiteit van een gestandaardiseerd keurmerk. Uit eerdere ervaringen is gebleken dat dit soort relatief normerende initiatieven, die van bovenaf worden opgelegd, in het algemeen weinig weerklank vinden bij consumentenbewegingen of andere stakeholders, hetgeen een absolute voorwaarde is als het keurmerk effect wil hebben. Het Fairtrade-keurmerk (10) is een goed voorbeeld van een keurmerk dat door de consumentensector zelf is geïntroduceerd en dat als richtsnoer kan dienen. Ook voorbeelden van etiketteringsregelingen die kennelijk niet goed hebben gewerkt, moeten uitgebreider worden bestudeerd (11).

    4.8

    Het is belangrijk na te gaan hoe een nieuw keurmerk vertrouwen kan wekken. De consumenten zien nu al door de bomen het bos niet meer: er bestaat een bonte reeks etiketteringsregelingen waarvan in veel gevallen niet duidelijk is wat ze betekenen. Het is onmogelijk om dit allemaal bij te houden. Daar nog een nieuwe regeling aan toevoegen en consumenten vragen om een gefundeerde keuze te maken, vergt wellicht te veel van hen. In plaats van een nieuw sociaal keurmerk in te voeren is het misschien de moeite waard om na te gaan of de bestaande etiketteringssystemen kunnen worden uitgebreid met een onderdeel „sociale verantwoordelijkheid” (voor zover dat al niet het geval is). Hetzelfde geldt voor de vraag in hoeverre een keurmerk het vertrouwen van de belegger kan vergroten. De Commissie zal bijvoorbeeld gebruik maken van initiatieven op het gebied van sociale investeringen om richtsnoeren te ontwikkelen voor de verslaggeving over de sociale resultaten die met deze inspanningen zijn bereikt; het EESC heeft deze aanpak van essentieel belang genoemd met het oog op investeringen in sociale ondernemingen (12) en vindt dat hieraan ook in het kader van dit initiatief aandacht moet worden besteed.

    4.9

    Er moet ook aandacht worden besteed aan de sociale, technische en praktische problemen die zich voordoen bij het opzetten van een complex systeem op Europees niveau. Er zijn al verschillende certificeringssystemen voor uiteenlopende soorten sociale labels; de meeste daarvan hebben de zichtbaarheid en het belang van sociale kwesties binnen bedrijven vergroot (13). In verband met het voorstel van de Commissie werkgelegenheid moet bijzondere aandacht worden besteed aan ISO 26000 (14), waarin de meeste criteria die in het voorstel worden genoemd, aan bod komen en die al door veel bedrijven zijn omarmd. Er is ook nog een reeks andere erkende internationale normen (15). Het proefproject moet uitwijzen of het zin heeft om weer een nieuw etiketteringsysteem op te zetten of dat het beter is meer bekendheid te geven aan de bestaande systemen en bedrijven aan te moedigen hiervan gebruik te maken, alsook de systemen te verbeteren, bijv. op basis van verbeterindicatoren.

    4.10

    Om verwarring te voorkomen moet ervoor worden gezorgd dat het Europees sociaal keurmerk niet te veel afwijkt van de internationaal erkende normering, maar dat het een typisch Europees tintje heeft: respect voor sociale rechten.

    4.11

    Veel van de voorgestelde criteria voor het sociaal keurmerk behoren tot de sociale dialoog, tot terreinen waarover de sociale partners overleg plegen en tot een besluit komen, of tot de toepasselijke nationale wetgeving, hetgeen betekent dat het ongepast zou zijn om deze criteria te rangschikken. Het EESC wijst erop dat de sociale dialoog ook tot goede praktijken heeft geleid en tot richtsnoeren op dit gebied, doordat de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven een bijdrage levert aan deze sociale dialoog en hier een aanvulling op vormt.

    4.12

    Het is een ingewikkelde aangelegenheid en een uitdaging om een lijst met sociale criteria op te stellen die geschikt zijn voor alle soorten bedrijven, nationale situaties en omstandigheden. Er bestaan momenteel, naast de EU-regelingen, een heleboel nationale systemen en tradities met betrekking tot veel van deze sociale aspecten, zoals kinderopvangregelingen, ouderschapsverlof, gezondheidszorg, minimumlonen enz. Daarom moet in het proefproject bij het beoordelen van het nut van een keurmerk rekening worden gehouden met eventuele problemen op het vlak van subsidiariteit, evenals met de voorgestelde criteria.

    4.13

    Om vertrouwen te wekken in het keurmerk moet niet alleen de bekendheid ervan onder bedrijven, investeerders en consumenten worden vergroot, maar moet er ook een efficiënt monitoringsysteem worden opgezet. Een keurmerk is een momentopname van hoe goed een bedrijf aan de criteria voldeed op het moment dat het zijn aanvraag indiende. Zonder een onafhankelijke instantie die verantwoordelijk is voor de toekenning van, het toezicht op en de termijnen voor het keurmerk, kan er geen vertrouwen worden gewekt of sociale vooruitgang worden geboekt. Daarom moet rekening worden gehouden met het risico van misbruik en onregelmatigheden en dient er een procedure te komen voor bedrijven die hun keurmerk moeten inleveren. Om een geschikt monitoringsysteem te ontwikkelen zijn middelen en procedures nodig, en daarom is het belangrijk dat goed wordt gekeken of de verwachte voordelen op sociaal vlak wel opwegen tegen de toenemende bureaucratie en complexiteit.

    4.14

    Het EESC vraagt zich af of het wel verstandig is om een sectorbreed etiketteringssysteem op te zetten voor alle Europese lidstaten. Er zijn significante verschillen tussen bedrijven voor wat betreft hun vermogen om de beoogde doelstellingen te bereiken, en het is onmogelijk om een controleorgaan in het leven te roepen dat iedereen recht doet. Daarom stellen wij voor een ruimer MVO-concept te ontwikkelen, met een keurmerk dat betrekking heeft op allerlei activiteiten en processen en niet alleen op de bedrijven zelf.

    4.15

    Het EESC wil er daarom op hameren dat als er op een bepaald moment een proefproject op dit gebied wordt gestart, de doelgroep voor het keurmerk moet worden betrokken bij de opzet ervan. Het zou nuttig zijn om aan de hand van een studie duidelijk te maken wat er allemaal komt kijken bij de invoering van een sociaal keurmerk (monitoring, geldigheidsduur, kwijtraken van het keurmerk, frequentie van de beoordelingen, verbeterindicatoren enz.). Een proefproject moet ook uitwijzen of een Europees sociaal keurmerk haalbaar is en de gewenste resultaten kan helpen bereiken.

    Brussel, 16 januari 2013

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  Begrotingscommissie van het Europees Parlement, 4 oktober 2012.

    (2)  Kleine en middelgrote ondernemingen (het mkb).

    (3)  Zeer kleine ondernemingen (micro-ondernemingen).

    (4)  PB C 229, 31.7.2012, blz. 77.

    (5)  COM(2011) 681 final.

    (6)  PB C 24, 28.1.2012, blz. 1 en PB C 229, 31.7.2012, blz. 44.

    (7)  COM(2010) 608 final.

    (8)  COM(2011) 682 final.

    (9)  http://www.socialenterprisemark.org.uk

    (10)  http://www.fairtrade.net

    (11)  Zoals het Belgische sociale keurmerk en het Franse sociale en milieukeurmerk.

    (12)  PB C 229, 31.7.2012, blz. 55.

    (13)  Bijvoorbeeld Global Compact, EMAS, Business Social Compliance Initiative, Global Reporting.

    (14)  http://www.iso.org/iso/home/standards/iso26000.htm

    (15)  OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, de Tripartiete Verklaring van de IAO, het Global Compact van de VN.


    Top