Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE1316

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een kwaliteitskader voor diensten van algemeen belang in Europa (COM(2011) 900 final)

    PB C 229 van 31.7.2012, p. 98–102 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    31.7.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 229/98


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een kwaliteitskader voor diensten van algemeen belang in Europa

    (COM(2011) 900 final)

    2012/C 229/18

    Rapporteur: de heer SIMONS

    De Commissie heeft op 20 december 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een Kwaliteitskader voor diensten van algemeen belang in Europa

    COM(2011) 900 final.

    De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 10 mei 2012 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 23 en 24 mei 2012 gehouden 481e zitting (vergadering van 23 mei) onderstaand advies uitgebracht, dat met 145 stemmen vóór en 2 tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1   Het Comité betreurt ten zeerste de titel van de mededeling, die verwarrend is en meer suggereert dan de inhoud geeft. Verwarrend omdat het woord „kwaliteitskader” hier schijnbaar een andere betekenis moet worden toegedicht dan de erkende gemeenschappelijke waarde „kwaliteit” van artikel 14 VWEU juncto protocol 26, welke waarde geenszins in de mededeling als zodanig, maar ook niet sectoraal, wordt behandeld.

    1.2   Het Comité onderschrijft wel de noodzaak van het verschijnen van die verklarende nota voor diensten van algemeen belang. Voor zover dat verklaren in de Mededeling van de Commissie gebeurt wordt dat onderschreven met in achtneming van de gemaakte opmerkingen. Het heeft voorts in de afgelopen jaren herhaaldelijk gewezen op de noodzaak van kwalitatief goede, efficiënte en moderne diensten van algemeen belang.

    1.3   Het blijft alleszins zaak dat de nieuwe bepalingen van het Verdragsrecht over de DAB in het afgeleide sectorale en transversale recht worden geïnegreerd.

    1.4   De huidige financiële en economische crisis maakt nog eens expliciet duidelijk welke centrale rol diensten van algemeen belang vervullen bij het verzekeren van sociale en territoriale cohesie, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat de mogelijkheden van de publieke sector onder druk staan door politieke beslissingen. Het Comité onderschrijft de urgentie om adequate maatregelen te nemen zodat de dienstverlening gehandhaafd wordt en de kwaliteit ervan wordt verbeterd.

    1.5   Het Comité acht het institutionele kader (art. 14 Verdrag VWEU, Protocol nr. 26 en art 36 van het Handvest van de grondrechten) een goede basis voor de nadere invulling, maar ze is van mening dat deze Mededeling nog niet de coherente en specifieke benadering van diensten van algemeen belang bevat die noodzakelijk is.

    1.6   Het verstrekken, laten verrichten en financieren van diensten van algemeen economisch belang is en blijft naar de opvatting van het Comité, via sectorale wetgeving die maatoplossingen mogelijk maakt, een aangelegenheid van de lidstaten, terwijl de wetgevende bevoegdheid van de EU vooral ligt op het gebied van het vaststellen van de economische en financiële randvoorwaarden en het controleren op manifeste fouten.

    1.7   Het Comité pleit ervoor dat bij de herziening van sectorale wetgeving die universele dienstverplichtingen bevat een voortdurend onderzoek noodzakelijk is, en wel op basis van de nieuwe Verdragsbepalingen en een beoordeling van de behoeften van de gebruikers en de technologische en economische veranderingen, en waarbij samenwerking met belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld plaatsvindt. Bij deze herziening zou naar het oordeel van het Comité een benadering moeten worden gevolgd waarbij zowel aandacht dient te worden besteed aan de werkgelegenheid als aan sociale en territoriale cohesie, omdat deze aspecten tot dusver zijn veronachtzaamd.

    1.8   Het Protocol nr. 26 benadrukt de bevoegdheden van de lidstaten tot het verrichten, laten verrichten of organiseren van niet-economische diensten van algemeen belang. Het Comité vindt dat het derhalve de lidstaten zijn die als eersten verantwoordelijk zijn voor de evaluaties hiervan op nationaal, regionaal of lokaal niveau, voor de Europese Commissie rest slechts de plicht zogenaamde best practises te delen en deze diensten te controleren op de algemene beginselen van de EU-verdragen.

    1.9   Het Comité waardeert het dat de Commissie een poging doet in de Mededeling uitleg te verstrekken over basisbegrippen die gehanteerd worden bij de discussies over diensten van algemeen belang, die klanten en gebruikers, dus in zijn algemeenheid de burgers direct raken. Helaas is zij daarin niet volledig. Naar de opvatting van het Comité zou de definitie van DAB meer moeten omvatten dan de verwijzing naar het bestaan van een markt. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de democratisch gelegitimeerde politieke besluitvorming in de lidstaten. Het verdient aanbeveling breed overleg te voeren en hernieuwd, zonder uitlegruimte in de verschillende taalversies, een verklarende begrippenlijst uit te brengen, zodat misinterpretaties voorkomen worden.

    1.10   Het Comité kan instemmen met het verschaffen van meer duidelijkheid en grotere rechtszekerheid met betrekking tot de EU-regels die gelden voor diensten van algemeen economisch belang. Dit geldt ook voor de publicatie van de „Gidsen” van de Commissie, vooral indien adequaat opgesteld met deskundigen, bedoeld om te komen tot een beter begrip en toepassing van de EU-regels voor diensten van algemeen economisch belang.

    1.11   Ten aanzien van de blijvende garantie tot de toegang tot essentiële diensten zoals postdiensten, basisbankdiensten, openbaar vervoer, energie en elektronische communicatie, dient, in het bijzonder voor kwetsbare afnemers zoals mensen met een beperking, of mensen die onder de armoedegrens leven, volgens het Comité een universeel recht op toegang te bestaan. Er zal ten allen tijde, op basis van het vigerende rechtssysteem een onderbouwde, door de Commissie te monitoren, afweging moeten worden gemaakt door de lidstaten deze diensten in overheidshanden te houden resp. te brengen, dan wel (deels) onder stringente voorwaarden aan de markt over te laten.

    1.12   Het Comité is van opvatting dat aan de sociale, gezondheids- en arbeidsmarktdiensten van algemeen belang in deze Mededeling meer aandacht had moeten worden besteed. Het roept de Commissie dan ook op haar werk op het gebied van specificering van de sociale diensten van algemeen belang te intensiveren. Ook de rol van sociale diensten van algemeen belang in de EU, zoals in sectoren als de gezondheidszorg, de kinderzorg, de ouderenzorg, de hulp aan mensen met een beperking, de sociale huisvesting en de arbeidsmarkt, acht het Comité, evenals de Commissie cruciaal.

    1.13   Het Comité roept de Commissie op, op korte termijn met voorstellen te komen met betrekking tot de bevordering van kwalitatieve initiatieven, in het bijzonder voor sociale diensten van algemeen belang, vanwege het feit dat in deze Mededeling daar nauwelijks aandacht aan besteed wordt en omdat de vraag ernaar toeneemt en de financiering ervan steeds problematischer wordt. Verder moet de Commissie voortbouwen op de uitvoering van het „Voluntary European Quality Framework for Social Services” op lidstaatniveau.

    2.   Inleiding

    2.1   Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn er nieuwe bepalingen met betrekking tot diensten van algemeen belang ingevoerd, te weten artikel 14 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), alsmede Protocol nr. 26 betreffende de interpretatie van het begrip „gemeenschappelijke waarden” in artikel 14 VWEU alsmede over de niet-economische diensten van algemeen belang. Voorts kreeg artikel 36 van het Handvest van de grondrechten dezelfde juridische waarde als de verdragen.

    2.2   Daarnaast maakt de slepende financieel- economische crisis duidelijk welke centrale rol diensten van algemeen belang spelen bij het waarborgen van sociale en territoriale cohesie en het effect dat de crisis heeft op de publieke sector. Uit onderzoeken blijkt dat „openbare diensten”, hetgeen wel ruimer is dan DAB’s alleen, meer dan 26 % van het BBP van de EU 27 landen voor zijn rekening nemen, terwijl ze werk verschaffen aan 30 % van de Europese werkkracht.

    2.3   Dit zijn dan ook de voornaamste redenen waarom de Commissie besloten heeft de onderhavige Mededeling uit te brengen.

    3.   Inhoud Commissiedocument

    3.1   Het kwaliteitskader dient er naar de opvatting van de Commissie voor te zorgen dat het wet- en regelgevingkader op EU-niveau de sociale dimensie van de interne markt verder versterkt, er beter rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van die diensten en er een antwoord wordt gegeven op de uitdaging om bij het verrichten van deze diensten rekening te houden met de in het Protocol erkende waarden als kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid, gelijke behandeling, algemene toegang en rechten van de gebruiker.

    3.2   De Commissie constateert dat in de loop van de jaren de vraag naar diensten van algemeen belang en de wijze waarop deze worden verricht ingrijpend is veranderd. Werden volgens haar voorheen diensten door de centrale overheid aangeboden, nu worden deze diensten verregaand uitbesteed aan lagere publieke organen of aan de private sector via gebonden regelgeving, zo de Commissie.

    3.3   Door het proces van liberalisatie, andere accenten in het overheidsbeleid en gewijzigde behoeften en verwachtingen van gebruikers wordt de in paragraaf 3.2 genoemde tendens versterkt. En omdat veel van deze diensten een economisch karakter hebben vallen zij onder de interne marktregels en de mededingingsregels „voor zover de toepassing ervan de vervulling, in rechte of in feite, van de hun toevertrouwde taken niet verhindert”.

    3.4   Ondanks het feit dat er zorgen bestaan over de effecten van deze regels, met name op de sociale dienstverlening, is de Commissie van opvatting dat deze regels zodanig kunnen worden toegepast, dat er met specifieke behoeften rekening kan worden gehouden en dat het dienstenaanbod wordt versterkt, waarbij uiteraard de nodige flexibiliteit moet worden betracht.

    3.5   Het door de Commissie gepresenteerde zogenaamde kwaliteitskader bestaat uit een drietal actiepunten, die echter niet verder door de Commissie worden uitgewerkt in concrete voorstellen.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1   Het Comité betreurt ten zeerste de titel van de mededeling, die verwarrend is en meer suggereert dan de inhoud geeft. Verwarrend omdat het woord „kwaliteitskader” hier schijnbaar een andere betekenis moet worden toegedicht dan de erkende gemeenschappelijke waarde „kwaliteit” van artikel 14 VWEU juncto protocol 26, welke waarde geenszins in de mededinging als zodanig, maar ook niet sectoraal, wordt behandeld. Hetzelfde geldt ook voor de andere waarden zoals veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandeling, bevordering algemene toegang en de rechten van de gebruiker.

    4.2   Zeer ernstig is ook het gemis van een impact studie bij de Mededeling, want er valt veel af te dingen op de beweringen en constateringen van de Commissie zoals verwoord in paragraaf 3.2. Zo is er volgens het Comité en deskundigen altijd al regionaal en lokaal aanbod geweest van deze diensten.

    4.3   Het Comité onderschrijft de noodzaak van het verschijnen van die verklarende nota voor diensten van algemeen belang. Het heeft in eerdere adviezen (1) reeds gewezen op de noodzaak van efficiënte, moderne, toegankelijke en betaalbare diensten van algemeen belang, zijnde een van de pijlers van het Europees sociaal model en van de sociale markteconomie en om deze continue aandacht te geven, zeker nu de financiële en economische crisis Europa teistert.

    4.4   In dit verband ondersteunt het Comité de handelswijze van de Commissie en zij wordt aangemoedigd om verder te werken aan de erkenning van de specifieke karaktertrekken van de sociale diensten van algemeen belang in bijv. de steunbepalingen en de regels voor arbeidsmarktdiensten.

    4.5   Het blijft alleszins zaak dat de nieuwe bepalingen van het Verdragsrecht over de DAB in het afgeleide sectorale en transversale recht worden geïntegreerd.

    4.6   Het Comité is van opvatting dat aan de sociale- en gezondheidsdiensten van algemeen belang in deze Mededeling meer aandacht had moeten worden besteed. Het roept de Commissie dan ook op haar werk op het gebied van specificering van de sociale diensten van algemeen belang te intensiveren. Overigens zij erop gewezen dat er ook nog andere, niet door de Commissie genoemde diensten van algemeen belang kunnen zijn, bijvoorbeeld in de sectoren cultuur, onderwijs, publieke omroep etc. Ook de rol van sociale diensten van algemeen belang in de EU, zoals in sectoren als de gezondheidszorg, de kinderzorg, de ouderenzorg, de hulp aan mensen met een beperking, de sociale huisvesting en arbeidsmarkt, acht het Comité, evenals de Commissie cruciaal.

    4.7   Met de invoering van nieuwe bepalingen bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, artikel 14 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) en Protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang, alsmede artikel 36 van het Handvest van de grondrechten, waardoor dit dezelfde juridische waarde kreeg als de Verdragen werd de ruimte geschapen voor de Commissie om alle initiatieven die zij heeft ontplooid ten aanzien van diensten van algemeen belang te bundelen. Het Comité acht dit een waardevolle aanzet, waarbij wel dient te worden opgemerkt dat deze mededeling nog niet de coherente en specifieke benadering van diensten van algemeen belang, zoals de toegang ertoe, bevat die noodzakelijk is. Het roept daarom de Commissie op met concrete voorstellen te komen.

    4.8   Met artikel 14 VWEU heeft de EU wetgevende bevoegdheid gekregen op het gebied van diensten van algemeen economisch belang en wel het vaststellen bij verordeningen van de beginselen en, met name economische en financiële, voorwaarden van die diensten om hen in staat te stellen hun taken te vervullen. Uit de context van het artikel volgt volgens het Comité duidelijk dat hier niet de voorwaarden van de dienst zelf, immers die stellen nationaal de autoriteiten vast, maar randvoorwaarden worden bedoeld, en zulks sectoraal en binnen de bevoegdheden van de Unie. Met „nationale autoriteiten” worden hier overigens zowel de centrale als de regionale en lokale autoriteiten bedoeld.

    4.9   Dit artikel maakt ook duidelijk dat het de bevoegdheid van de autoriteiten van en in de lidstaten is en blijft om dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren. Het Comité heeft hier in het verleden ook altijd voor gepleit. De Commissie zou dan ook kennis van deze diensten op nationaal niveau moeten blijven opbouwen om over de toepassing van EU-regels te kunnen oordelen.

    4.10   De Commissie stelt, dat zij de behoefte aan een herziening van bestaande sectorale wetgeving die universele dienstverplichtingen bevat aan een voortdurend onderzoek wil onderwerpen. Het Comité wil hierbij aangeven, dat het noodzakelijk is dat dit voortdurend onderzoek op basis van de nieuwe Verdragsbepalingen en een beoordeling van de behoeften van de gebruikers en de technologische en economische veranderingen en in samenwerking met belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld plaatsvindt. Dit geldt zeker als het gaat om het achterhalen van de behoefte aan nieuwe universele dienstverplichtingen in andere sectoren. De opvatting van het Comité hierover is reeds in een eerder advies weergegeven (2).

    4.11   Het Protocol nr. 26 geeft in artikel 1 de basisbeginselen die van toepassing zijn op de diensten van algemeen economisch belang alsmede in artikel 2 de bevoegdheden van de lidstaten om niet-economische diensten van algemeen belang te verrichten, te laten verrichten en te organiseren, weer. Het Comité vindt dat het derhalve de lidstaten zijn die als eersten verantwoordelijk zijn voor de evaluaties van in artikel 2 genoemde diensten op nationaal, regionaal of lokaal niveau; voor de Europese Commissie resteert in het kader van controle op manifeste fouten de taak deze diensten te controleren op de algemene beginselen van de EU-verdragen.

    4.12   Het Comité waardeert de poging van de Commissie uitleg te verstrekken over de verschillende begrippen die gehanteerd worden in discussies over diensten van algemeen belang. Helaas is zij daarin niet volledig en deels onjuist. Zo ontbreekt er onder meer de betekenis en plaats in het geheel van het begrip „essentiële diensten”en is de vraag of „onmisbaar” (blz. 3, 2de gedachtestreep) gelijk is aan „essentieel”. Daarbij is de opsomming van specifieke universele dienstverplichtingen niet volledig. In de Commissiemededeling zelf is er een voorbeeld van de verwarring: zo spreekt de titel en de eerste zin van actiepunt 2 over „essentieel” maar in de gehele volgende tekst van deze titel gaat het over „universele dienstverplichtingen”. Bijstand van vermaarde deskundigen terzake moet door de Commissie niet uit de weg worden gegaan om de basisbegrippen, gebruikt bij DAB, eenduidig te formuleren.

    4.13   Ook is gemeld dat er tussen de verschillende taalversies ruimte in uitleg bestaat en dat niet alleen bij de lijst van basisbegrippen. Zo is de vraag of met het gebruik van begrippen als „algemene toegang” naast „universele dienst”; „nutssectoren” naast „openbare dienstverplichting” en „openbare dienst taak” telkens iets anders wordt bedoeld. Typerend voor de verwarring is dat de Commissie in haar kadertje van basisbegrippen stelt de term openbare dienst niet verder te gebruiken in haar Mededeling, terwijl in de vierde alinea daarop al staat „…, die specifieke openbare diensten in staat stellen hun taken te vervullen”.

    4.14   Het verdient dan ook aanbeveling op al deze punten breed overleg te voeren en hernieuwd een verklarende begrippenlijst uit te brengen, zodat misinterpretaties voorkomen worden. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met de verschillen in sociale stelsels in de lidstaten.

    5.   Specifieke opmerkingen

    5.1   De benadering, in de vorm van een drietal actiepunten zoals in paragraaf 3.5 aangegeven, die de Commissie bij het opstellen van deze mededeling heeft gehanteerd, lijkt in de ogen van het Comité een goed raamwerk te bieden tot nadere invulling.

    5.2   Het eerste actiepunt betreft het verschaffen van meer duidelijkheid en grotere rechtszekerheid met betrekking tot de EU-regels die voor diensten van algemeen economisch belang gelden. Het is evident dat het Comité dit als positief ervaart. Zij heeft hier immers al jaren voor gepleit. Helaas moet het Comité constateren dat er geen invulling naar nieuwe concrete voorstellen is.

    5.3   Ten aanzien van de herziening van de regels inzake staatssteun ten behoeve van diensten van algemeen belang heeft de Commissie de volgende aanpassingen reeds goedgekeurd, dan wel voorgesteld:

    5.3.1

    Een nieuwe Mededeling die dieper ingaat op interpretatieproblemen die zich op nationaal, regionaal en lokaal niveau voordoen.

    5.3.2

    Uitbreiding van het aantal sociale diensten, vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande aanmelding bij en beoordeling door de Commissie, mits een aantal voorwaarden zijn vervuld. Naast ziekenhuizen en sociale huisvesting omvat deze lijst nu diensten van algemeen economisch belang waarmee maatschappelijke behoeften worden vervuld op het gebied van gezondheid en langdurige zorg, kinderzorg, toegang tot en herintreding op de arbeidsmarkt en de zorg voor en sociale opname van kwetsbare groepen.

    5.3.3

    Een degelijker en gerichter onderzoek van omvangrijke steunmaatregelen die een groot effect kunnen hebben op het functioneren van de interne markt.

    5.3.4

    Een voorstel voor een nieuwe de-minimisregel, speciaal bedoeld voor diensten van algemeen economisch belang, inhoudende dat voor steunbedragen tot een bedrag van EUR 500 000 per jaar over een periode van 3 jaar wordt uitgesloten dat er sprake is van steun. Voor bepaalde sectoren, waarbij de Commissie de vervoersector en de publieke omroep noemt, blijven sectorale regels van toepassing.

    5.4   Bij de voorstellen van de Commissie t.a.v. de hervorming van de regels mbt overheidsopdrachten en concessies om de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening bij diensten van algemeen economisch belang te bewerkstelligen zijn de volgende aspecten relevant:

    5.4.1

    Er komt een aparte – lichtere – regeling voor sociale diensten en van diensten in de gezondheidszorg, waardoor rekening wordt gehouden met de bijzondere rol en specifieke kenmerken van deze diensten. Hogere plafonds zullen van toepassing zijn en deze diensten hoeven slechts te voldoen aan verplichtingen inzake transparantie en gelijke behandeling. Het gebruik van het criterium „de economisch voordeligste aanbieding” wordt aangemoedigd (dat criterium dekt volgens de Commissie ook de sociale en milieuaspecten).

    5.4.2

    Er komt meer rechtszekerheid over de vraag hoe de EU-regels inzake overheidsopdrachten van toepassing zijn op de relaties tussen overheidsinstanties. In deze wordt verwezen naar het recente advies van het Comité over aanbestedingen en concessiecontracten.

    5.5   Het Comité zeer ingenomen met de publicaties van de „Gidsen” van de Commissie, vooral als ze zijn samengesteld met behulp van vermaarde deskundigen, bedoeld om tot een beter begrip en toepassing van de EU-regels inzake de diensten van algemeen economisch belang te komen.

    5.6   Het tweede actiepunt betreft de garantie van blijvende toegang tot essentiële diensten, waarbij de Commissie tracht een evenwicht te bewaren tussen enerzijds toegeven aan de behoefte aan meer concurrentie en anderzijds de toegang van elke burger tot kwalitatief hoogwaardige en betaalbare essentiële diensten, zoals overigens ook al in het desbetreffende Witboek van 2004 is uiteengezet.

    5.7   In dit kader noemt de Commissie de volgende voorbeelden van essentiële diensten: postdiensten, basisbankdiensten, openbaar (personen)vervoer, energie en elektronische communicatie. Het Comité, verwijzend naar paragraaf 4.6, gaat er van uit dat deze opsomming niet limitatief is. Het Comité acht genoemde voorbeelden ook essentiële diensten, die betaalbaar moeten zijn en een universeel recht op toegang behoren te hebben. Zulks met name voor mensen die bescherming en ondersteuning behoeven zoals gehandicapten en zij die door armoede en uitsluiting zijn geraakt. In geval van een conflict met mededingingsregels zal het algemeen belang prevaleren.

    5.8   Het derde actiepunt betreft de bevordering van kwalitatieve initiatieven, in het bijzonder voor sociale diensten van algemeen belang, waarnaar de vraag in de samenleving toeneemt en de financiering ervan door enerzijds de financiële en economische crisis en anderzijds de vergrijzing steeds problematischer wordt.

    5.9   Het Comité herinnert er hier allereerst aan dat zij nog steeds uitkijkt naar een Mededeling van de Commissie over gezondheidsdiensten, die ze had toegezegd in samenhang met sociale diensten van Algemeen Belang.

    5.10   Als voorbeelden bij dit derde actiepunt brengt de Commissie een viertal initiatieven naar voren. Het Comité wil ten aanzien van deze initiatieven opmerken dat drie van de vier initiatieven betrekking hebben op initiatieven die in het verleden reeds zijn gestart. De in het programma PROGRESS beoogde steun voor nieuwe transnationale projecten mag daarom niet alleen op de uitvoering van vrijwillige kwaliteitskaders betrekking hebben, maar ook op het meenemen van projectresultaten.

    5.11   De Commissie benadrukt terecht dat aanbestedingen moeten worden gegund aan de voor de samenleving meest voordelige offerte en dus niet noodzakelijk aan de offerte met de laagste prijs. Dit is vooral belangrijk voor de beste mix van sociaal beleid en arbeidsmarktdiensten want die beïnvloeden elkaar in hoge mate. De sociale kant van aanbestedingen moet echter wel in de gehele samenleving meer tot uiting komen.

    Brussel, 23 mei 2012

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  PB C 48 van 15 februari 2011, blz. 77-80, PB C 128 van 18 mei 2010, blz. 65-68, PB C 162 van 25 juni 2008, blz 42-45, PB C 309 van 16 december 2006, blz. 135-141

    (2)  PB C 48 van 15 februari 2011, blz. 77-80


    Top