EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011XP0290

Begrotingstoezicht in het eurogebied ***I Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 23 juni 2011 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (COM(2010)0524 – C7-0298/2010 – 2010/0278(COD))

PB C 390E van 18.12.2012, p. 111–120 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 390/111


Donderdag 23 juni 2011
Begrotingstoezicht in het eurogebied ***I

P7_TA(2011)0290

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 23 juni 2011 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (COM(2010)0524 – C7-0298/2010 – 2010/0278(COD)) (1)

2012/C 390 E/20

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

[Amendement 2]

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT (2)

op het voorstel van de Commissie


(1)  De zaak werd dan terugverwezen naar de Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0180/2011).

(2)  Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.


Donderdag 23 juni 2011
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 juncto artikel 121, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank  (1) ,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Landen die de euro als munt hebben, hebben een bijzonder belang en een bijzondere verantwoordelijkheid om een economisch beleid te voeren dat een goede werking van de Economische en Monetaire Unie bevordert, en om geen beleid te voeren waarmee zij in gevaar wordt gebracht.

(2)

Ingevolge het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kunnen met het oog op een goede werking van de Economische en Monetaire Unie maatregelen in het eurogebied worden genomen die verder gaan dan de bepalingen die voor alle lidstaten gelden.

(2 bis)

De ervaring die in de eerste tien jaar van de Economische en Monetaire Unie is opgedaan en de gemaakte fouten laten zien dat er in de Unie duidelijk behoefte is aan een beter economisch bestuur, dat berust op een sterkere nationale verantwoordelijkheid voor gezamenlijk aanvaarde regels en beleidsmaatregelen en op een robuuster kader voor EU-toezicht op het economische beleid van de lidstaten.

(2 ter)

Het verbeterde kader voor economisch bestuur moet berusten op verschillende met elkaar verbonden beleidsmaatregelen voor duurzame groei en werkgelegenheid, die onderling samenhang moeten vertonen, in het bijzonder een EU-strategie voor groei en arbeidsplaatsen, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling en bevordering van de interne markt, bevordering van internationale handelsbetrekkingen en concurrentievermogen, een effectief kader om een buitensporig overheidstekort te voorkomen en corrigeren (het stabiliteits- en groeipact), een robuust kader om macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen en corrigeren, minimumeisen voor nationale begrotingskaders, meer regulering van en controle op de financiële markten (waaronder macroprudentieel toezicht door het Europees Comité voor systeemrisico's);

(2 quater)

Het stabiliteits- en groeipact en het complete kader voor economisch beheer moeten een aanvulling vormen op en verenigbaar zijn met een strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. Onderlinge verbanden tussen de verschillende onderdelen mogen echter geen vrijstelling bieden van de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact.

(2 quinquies)

De versterking van het economisch bestuur moet tevens een nauwere en tijdiger geplande betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen inhouden.

(2 sexies)

Het realiseren en handhaven van een dynamische interne markt moet worden beschouwd als een onderdeel van het juist en soepel functioneren van de Economische en Monetaire Unie.

(2 septies)

De Commissie moet in de procedure voor scherper toezicht een krachtiger coördinerende rol spelen, vooral met betrekking tot beoordelingen van afzonderlijke lidstaten, monitoring, inspectiebezoeken, aanbevelingen en waarschuwingen.

(2 octies)

De Commissie moet in de procedure voor scherper toezicht een krachtiger rol spelen in beoordelingen van afzonderlijke lidstaten, monitoring, inspectiebezoeken, aanbevelingen en waarschuwingen. Met name moet de rol van de Raad in besluitname over sancties beperkt zijn en moet er in de Raad zoveel mogelijk worden gestemd met omgekeerd gekwalificeerde meerderheid.

(2 nonies)

Er kan een economische dialoog met het Europees Parlement worden gestart, waarbij de Commissie haar analyses kan publiceren en de voorzitter van de Raad, de Commissie en in voorkomend geval de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep deze kunnen bespreken. Een dergelijk openbaar debat kan de mogelijkheid scheppen voor een debat over de neveneffecten van de nationale besluiten en voor openbare groepsdruk. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de lidstaat over welke de Raad besluiten neemt krachtens artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening, de gelegenheid bieden deel te nemen aan een gedachtewisseling;

(3)

Er zijn aanvullende sancties nodig om de effectiviteit van het begrotingstoezicht in het eurogebied te vergroten. Deze sancties moeten het budgettaire toezichtskader van de Unie geloofwaardiger maken.

(4)

Deze verordening moet voorzien in billijke, tijdige, graduele en effectieve mechanismen voor de naleving van het preventieve en het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact, en met name Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (3) en Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten , waarbij de naleving van de begrotingsdiscipline wordt gecontroleerd op basis van de criteria inzake overheidstekort en overheidsschuld  (4).

(5)

Doel van de sancties tegen de lidstaten die de euro als munt hebben waarin in het kader van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact bij deze verordening wordt voorzien, is de aanpassing aan en handhaving van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te bevorderen.

(5 bis)

Om een opzettelijke of door ernstige nalatigheid veroorzaakte onjuiste presentatie van de gegevens over overheidstekort en overheidsschuld, die van essentieel belang zijn voor de coördinatie van het economisch beleid in de Europese Unie, te ontmoedigen moet een boete worden opgelegd aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor een dergelijke onjuiste presentatie.

(6)

Ter aanvulling van de regels inzake de berekening van de boeten tegen manipulatie van statistieken alsmede inzake de procedure die de Commissie voor het onderzoek van dergelijke acties moet volgen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, worden gedelegeerd aan de Commissie ten aanzien van de bijzondere criteria ter vaststelling van het bedrag van de boete en van de uitvoering van onderzoeken door de Commissie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden adequaat overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie moet bij de voorbereiding en formulering van gedelegeerde handelingen zorgen voor een gelijktijdige, snelle en adequate toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(7)

In het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact moet de aanpassing aan en de handhaving van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn worden bewerkstelligd door middel van een tijdelijke verplichting voor een lidstaat die de euro als munt heeft en bij de consolidatie van de begroting onvoldoende vooruitgang boekt, om een rentedragend deposito te storten. Dit dient het geval te zijn wanneer ▐ een lidstaat, ook al ligt zijn begrotingstekort beneden de referentiewaarde van 3 % van het BBP, aanzienlijk afwijkt van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn of het geëigende aanpassingstraject daar naartoe, en hij de afwijking niet bijstelt .

(8)

Het opgelegde rentedragende deposito moet, tezamen met de rente, aan de betrokken lidstaat worden teruggegeven zodra de Raad ervan overtuigd is dat een einde is gekomen aan de situatie naar aanleiding waarvan dit deposito moest worden gestort.

(9)

In het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact moeten sancties tegen lidstaten die de euro als munt hebben, de vorm aannemen van een verplichte storting van een niet-rentedragend deposito ingevolge een besluit van de Raad waarbij wordt vastgesteld dat er een buitensporig tekort bestaat, wanneer aan de betrokken lidstaat in het kader van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact reeds een rentedragend deposito is opgelegd of in gevallen van bijzonder ernstige niet-naleving van de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde wettelijke verplichtingen inzake begrotingsbeleid, en de verplichte betaling van een boete wanneer geen gevolg wordt gegeven aan een aanbeveling van de Raad om een buitensporig overheidstekort te corrigeren. ▐

(9 bis)

Om te voorkomen dat de in het kader van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact bij deze verordening voorziene sancties met terugwerkende kracht worden toegepast, mogen die sancties in elk geval slechts worden toegepast in samenhang met de desbetreffende aanbevelingen die na de inwerkingtreding van deze verordening krachtens artikel 6, lid 2, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97 door de Raad worden aangenomen. Evenzeer mogen, om te voorkomen dat de in het kader van het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact bij deze verordening vastgestelde sancties met terugwerkende kracht worden toegepast, die sancties in elk geval slechts worden toegepast, in samenhang met de desbetreffende aanbevelingen en besluiten om een buitensporig overheidstekort te corrigeren, die na de inwerkingtreding van deze verordening door de Raad worden vastgesteld.

(10)

De hoogte van het rentedragende deposito, van het niet-rentedragende deposito en van de boete waarin de onderhavige verordening voorziet, moet zodanig worden vastgesteld dat een redelijke graduatie van sancties in het preventieve en in het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact gewaarborgd is en de lidstaten die de euro als munt hebben, voldoende worden gestimuleerd om het begrotingskader van de Unie in acht te nemen. De boete ingevolge artikel 126, lid 11, van het Verdrag, zoals gespecificeerd in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1467/97 (5), bestaat uit een vaste component van 0,2 % van het BBP en uit een variabele component. Derhalve zijn de graduatie en de gelijke behandeling van lidstaten gewaarborgd, indien het rentedragende deposito, het niet-rentedragende deposito en de boete zoals gespecificeerd in de onderhavige verordening, 0,2 % van het BBP, ofwel de hoogte van de vaste component van de boete ingevolge artikel 126, lid 11, van het Verdrag, bedragen.

(10 bis)

De Commissie moet tevens een aanbeveling kunnen doen inzake vermindering of intrekking van een sanctie op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden.

(11)

De Raad moet de mogelijkheid worden verleend om de sancties tegen lidstaten die de euro als munt hebben, te verlagen of in te trekken op basis van een aanbeveling van de Commissie naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat. In het correctieve deel van het stabiliteits- en groeipact moet de Commissie ook een aanbeveling kunnen doen om een sanctie op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden te verlagen of in te trekken.

(12)

Het niet-rentedragende deposito moet na de correctie van het buitensporige tekort worden vrijgegeven, maar de rente op dergelijke deposito's en de geïnde boeten moeten worden toegewezen aan stabilisatiemechanismen voor de verlening van financiële steun die door de lidstaten die de euro als munt hebben, worden ingesteld teneinde de stabiliteit van de eurozone in haar geheel te waarborgen .

(13)

De bevoegdheid om individuele besluiten ter uitvoering van de in de onderhavige verordening beschreven sanctiemechanismen vast te stellen, moet aan de Raad worden verleend. Als onderdeel van de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten, die ingevolge artikel 121, lid 1, van het VWEU in het kader van de Raad plaatsvindt, vormen deze individuele besluiten een integrerende follow-up van de maatregelen die de Raad overeenkomstig de artikelen 121 en 126 van het VWEU en de Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en nr. 1467/97 vaststelt.

(14)

Aangezien de onderhavige verordening algemene regels voor een effectieve handhaving van de Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en nr. 1467/97 bevat, moet zij worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure als bedoeld in artikel 121, lid 6.

(15)

Aangezien het doel, namelijk de ontwikkeling van een uniform sanctiemechanisme, niet voldoende op nationaal niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om dat doel te verwezenlijken.

(15 bis)

Om een permanente dialoog met de lidstaten te verzekeren teneinde de doelstellingen van deze verordening te realiseren, moet de Commissie controlebezoeken uitvoeren.

(15 ter)

De Commissie moet op gezette tijden een brede evaluatie verrichten van het systeem voor economisch beheer, en met name naar de effectiviteit en toereikendheid van de bijhorende sancties. Dergelijke evaluaties moeten, indien dit noodzakelijk blijkt, worden aangevuld met voorstellen op dit gebied.

(15 quater)

De Commissie moet bij de tenuitvoerlegging van deze verordening rekening houden met de huidige economische situatie van de betrokken lidstaten.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Onderwerp

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   De onderhavige verordening bevat een sanctieregeling ter versterking van de handhaving van het preventieve en het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact in het eurogebied.

2.   De onderhavige verordening is van toepassing op de lidstaten die de euro als munt hebben.

HOOFDSTUK I bis

Economische dialoog

Artikel 1 bis

Om de dialoog te intensiveren tussen enerzijds de instellingen van de Europese Unie, met name het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, en om een grotere transparantie en controleerbaarheid te verzekeren, kan de ter zake bevoegde commissie van het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en in voorkomend geval de voorzitter van de Eurogroep verzoeken voor de commissie te verschijnen om besluiten die krachtens artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening zijn genomen te bespreken.

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de lidstaat over welke de Raad deze besluiten neemt, de gelegenheid bieden deel te nemen aan een gedachtewisseling.

Artikel 2

Definities

In de onderhavige verordening wordt verstaan onder:

(1)   "het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact": het multilaterale toezichtssysteem zoals opgezet bij Verordening (EG) nr. 1466/97 van 7 juli 1997;

(2)   "het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact": de procedure voor het voorkomen van buitensporige tekorten van lidstaten, zoals vastgesteld in artikel 126 van het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/97 van 7 juli 1997;

(3)   "uitzonderlijke economische omstandigheden": omstandigheden waarin een overschrijding van de referentiewaarde voor het overheidstekort als uitzonderlijk wordt beschouwd in de zin van artikel 126, lid 2, onder a), tweede streepje, van het Verdrag en zoals gespecificeerd in Verordening (EG) nr. 1467/97.

HOOFDSTUK II

Sancties in het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact

Artikel 3

Rentedragend deposito

1.    Indien de Raad een besluit neemt waarin wordt vastgesteld dat een lidstaat geen gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad bedoeld in artikel 6, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97, beveelt de Commissie, binnen 20 dagen na de aanneming van de aanbeveling van de Raad, de Raad aan om de storting van een rentedragend deposito op te leggen . Het besluit wordt geacht door de Raad te zijn vastgesteld tenzij hij, binnen 10 dagen na de aanneming van de aanbeveling door de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid besluit de aanbeveling te verwerpen. De Raad kan de aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid wijzigen.

2.   Het door de Commissie aan te bevelen rentedragende deposito bedraagt 0,2 % van het bruto binnenlands product (BBP) van de betrokken lidstaat in het voorgaande jaar.

4.   In afwijking ▐ kan de Commissie, naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek dat binnen 10 dagen na de aanneming van de in lid 1 bedoelde aanbeveling van de Raad, door de betrokken lidstaat aan de Commissie wordt gericht, aanbevelen het bedrag van het rentedragende deposito te verminderen of kwijt te schelden.

4 bis.     Het deposito draagt een rente die aansluit bij het kredietrisico van de Commissie en bij de desbetreffende beleggingsperiode.

5.   Indien de situatie naar aanleiding waarvan de in lid 1 bedoelde aanbeveling is gedaan niet langer bestaat , bepaalt de Raad op aanbeveling van de Commissie dat het deposito en de opgebouwde rente aan de betrokken lidstaat moeten worden terugbetaald. De Raad kan de aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid wijzigen.

HOOFDSTUK III

Sancties in het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact

Artikel 4

Niet-rentedragend deposito

1.   Indien de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag besluit dat er een buitensporig tekort bestaat in een lidstaat die overeenkomstig artikel 3, lid 1, een rentedragend deposito bij de Commissie heeft gestort, of waar bijzonder ernstige vormen van niet-naleving van de bij het stabiliteits- en groeipact vastgestelde wettelijke verplichtingen ten aanzien van het begrotingsbeleid zijn geconstateerd, dan beveelt de Commissie, binnen 20 dagen na de aanneming van het besluit van de Raad, de Raad aan om de storting van een niet-rentedragend deposito op te leggen . Het besluit wordt geacht door de Raad te zijn vastgesteld tenzij hij, binnen 10 dagen na de aanneming van de aanbeveling door de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid besluit de aanbeveling te verwerpen. De Raad kan de aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid wijzigen.

2.   Het door de Commissie aan te bevelen niet-rentedragende deposito bedraagt 0,2 % van het BBP van de betrokken lidstaat in het voorgaande jaar.

4.   In afwijking ▐, kan de Commissie wegens uitzonderlijke economische omstandigheden of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek dat binnen 10 dagen na de vaststelling van het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag, door de betrokken lidstaat aan de Commissie wordt gericht, aanbevelen het bedrag van het rentedragende deposito te verminderen of kwijt te schelden.

4 bis.     Het deposito wordt gestort bij de Commissie. Indien de lidstaat overeenkomstig artikel 3 een rentedragend deposito bij de Commissie heeft gestort, wordt dit deposito omgezet in een niet-rentedragend deposito.

Indien het eerder gestorte rentedragende deposito inclusief de opgebouwde rente meer bedraagt dan het vereiste niet-rentedragende deposito, wordt het verschil aan de lidstaat terugbetaald.

Indien het vereiste niet-rentedragende deposito meer bedraagt dan het eerder gestorte rentedragende deposito inclusief de opgebouwde rente, voldoet de lidstaat bij de storting van het niet-rentedragende deposito het verschil.

Artikel 5

Boete

1.    Binnen 20 dagen na de vaststelling van een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het VWEU dat de lidstaat geen effectieve maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan zijn buitensporig tekort, beveelt de Commissie de Raad aan een boete op te leggen . Het besluit wordt geacht door de Raad te zijn vastgesteld tenzij hij, binnen 10 dagen na de aanneming van de aanbeveling door de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid besluit de aanbeveling te verwerpen. De Raad kan de aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid wijzigen.

2.   De door de Commissie aan te bevelen boete bedraagt 0,2 % van het BBP van de betrokken lidstaat in het voorgaande jaar.

4.   In afwijking ▐, kan de Commissie wegens uitzonderlijke economische omstandigheden of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek dat binnen 10 dagen na de vaststelling van het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het VWEU , door de betrokken lidstaat aan de Commissie wordt gericht, aanbevelen het bedrag van de boeten te verminderen of kwijt te schelden .

4 bis.     Indien de lidstaat overeenkomstig artikel 4 een niet-rentedragend deposito bij de Commissie heeft gestort, wordt dit niet-rentedragende deposito omgezet in een boete.

Indien het eerder gestorte niet-rentedragende deposito meer bedraagt dan de vereiste boete, wordt het verschil aan de lidstaat terugbetaald.

Indien de vereiste boete meer bedraagt dan het eerder gestorte niet-rentedragende deposito of indien daarvóór geen niet-rentedragend deposito is gestort, voldoet de lidstaat bij de betaling van de boete het verschil.

Artikel 6

Teruggave van het niet-rentedragende deposito

Indien de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag besluit om zijn besluiten of sommige daarvan in te trekken, dan wordt een door de lidstaat bij de Commissie gestort niet-rentedragend deposito aan deze lidstaat teruggegeven.

Artikel 6 bis

Sancties bij manipulatie van statistieken

1.     Op aanbeveling van de Commissie kan de Raad besluiten een lidstaat die opzettelijk of door ernstige nalatigheid een onjuiste presentatie geeft van de gegevens over overheidstekort en overheidsschuld, die van belang zijn voor de toepassing van artikelen 121 en 126 van het Verdrag en Protocol nr. 12 bij de Verdrag, een boete op te leggen.

2.     De in lid 1 bedoelde boeten zijn doeltreffend, afschrikkend en evenredig met de aard en de ernst van de overtreding en de duur van de overtreding. De boete bedraagt maximaal 0,2 % van het BBP.

3.     Om het bestaan van overtredingen als bedoeld in lid 1 vast te stellen kan de Commissie alle nodige onderzoeken uitvoeren. De Commissie kan besluiten een onderzoek te openen als zij meent dat er serieuze indicaties zijn voor het mogelijk bestaan van feiten die een overtreding kunnen vormen in de zin van lid 1 van dit artikel. Bij het onderzoek naar de vermoede overtredingen zal de Commissie de opmerkingen van de lidstaat waarnaar het onderzoek is ingesteld in aanmerking nemen. Voor de uitvoering van haar taken kan de Commissie de lidstaat waarnaar het onderzoek is ingesteld verzoeken informatie te verschaffen, alsmede ter plaatse inspecties uitvoeren; zij heeft toegang tot de rekeningen van alle overheidsinstanties op centraal, staats- en lokaal niveau en met betrekking tot de sociale zekerheid. Er zal toestemming van de gerechtelijke autoriteit worden gevraagd voor inspecties ter plaatse indien dit krachtens de nationale recht van de lidstaat waarnaar het onderzoek is ingesteld vereist is.

Na voltooiing van het onderzoek en voordat zij een voorstel voorlegt aan de Raad, stelt Commissie de lidstaat waarnaar het onderzoek is ingesteld in de gelegenheid gehoord te worden over de zaken die zijn onderzocht. De Commissie formuleert haar voorstel aan de Raad uitsluitend op basis van feiten waarover de betrokken lidstaat opmerkingen heeft kunnen indienen.

Tijdens de onderzoeken wordt het recht op verdediging van de lidstaat waarnaar onderzoek wordt ingesteld ten volle geëerbiedigd.

4.     De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel -8 gedelegeerde handelingen te stellen met betrekking tot a) bijzondere criteria ter vaststelling van het bedrag van de boete; b) bijzondere regels inzake de procedure voor de in lid 3 genoemde onderzoeken, bijhorende maatregelen en rapportage over de onderzoeken, alsmede bijzondere procedureregels ter waarborging van de rechten op verdediging, toegang tot dossiers, wettige vertegenwoordiging, vertrouwelijkheid en tijdelijke bepalingen en de inning van boeten.

5.     Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht inzake beroepen tegen beschikkingen van de Commissie waarbij een boete in overeenstemming met lid 1 is vastgesteld. Het kan de opgelegde boete intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 6 ter

Boeten opgelegd krachtens artikelen 3 t/m 6 bis zijn administratief van aard.

Artikel 7

Verdeling van de rente en boeten

De rente die de Commissie heeft verdiend op de overeenkomstig artikel 4 gestorte deposito's en de overeenkomstig artikelen 5 en 6 bis geïnde boeten, vormen andere ontvangsten, als bedoeld in artikel 311 van het Verdrag, en worden toegewezen aan ▐ de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit . Wanneer de lidstaten die de euro als munt hebben een ander stabilisatiemechanisme voor de verlening van financiële steun instellen teneinde de stabiliteit van de eurozone in haar geheel te waarborgen, zullen de rente en de boeten aan laatstgenoemd mechanisme worden toegewezen .

HOOFDSTUK IV

Algemene bepalingen

Artikel -8

Uitoefening van de delegatie

1.     De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van dit artikel.

2.     De delegatie van bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 bis wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van drie jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening. Uiterlijk negen maanden voor het verstrijken van de termijn van drie jaar stelt de Commissie een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De delegatie van bevoegdheden zal stilzwijgend worden verlengd voor perioden van gelijke duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke periode bezwaar maakt tegen een verlenging.

3.     De delegatie van bevoegdheden als bedoeld in artikel 10 kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheid die in het besluit wordt vermeld. Dit besluit wordt van kracht op de dag volgend op de publicatie van dit besluit in het Publicatieblad of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.     Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.     Een krachtens artikel 6 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking wanneer noch het Europees Parlement, noch de Raad binnen een periode van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar tegen de handeling heeft aangetekend of wanneer het Europees Parlement en de Raad voor het verstrijken van die periode beide aan de Commissie hebben meegedeeld geen bezwaar aan te tekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 8

Stemming binnen de Raad

Met betrekking tot de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, stemrecht en besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

Een gekwalificeerde meerderheid van de in de vorige alinea bedoelde leden van de Raad wordt gedefinieerd overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder b) , van het Verdrag.

Artikel 8 bis

Evaluatie

1.     Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en daarna om de vijf jaar publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening.

In dat verslag worden onder meer de volgende zaken beoordeeld:

(a)

de doeltreffendheid van de verordening, ook met betrekking tot de vraag of deze de Raad en de Commissie in staat stelt op te treden bij situaties die de goede werking van de Economische en Monetaire Unie in gevaar kunnen brengen;

(b)

de vooruitgang die wordt geboekt met het verzekeren van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een constante convergentie van de economische prestaties van de lidstaten, in overeenstemming met de VWEU.

2.     Dit verslag gaat in zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijzigingen in deze verordening.

3.     Het verslag wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

4.     Vóór eind 2011 presenteert de Commissie een verslag over de mogelijkheid van invoering van Euro-obligaties aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de [xx] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 150 van 20.5.2011, blz. 1.

(2)  PB C … van …, blz…

(3)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(4)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(5)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.


Top