Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011XG1220(05)

    Conclusies van de Raad over taalcompetenties ter bevordering van de mobiliteit

    PB C 372 van 20.12.2011, p. 27–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.12.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 372/27


    Conclusies van de Raad over taalcompetenties ter bevordering van de mobiliteit

    2011/C 372/07

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    GEZIEN:

    1.

    De conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002, waarin wordt aangedrongen op maatregelen ter verbetering van de beheersing van basisvaardigheden, met name door onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd (1);

    2.

    De conclusies van de Raad van 19 mei 2006 over de Europese taalvaardigheidsindicator (2), waarin eens te meer werd gesteld dat vaardigheden in vreemde talen niet alleen het wederzijdse begrip tussen volkeren helpen bevorderen, maar ook een absolute vereiste zijn voor een mobiele beroepsbevolking en bijdragen tot het concurrentievermogen van de economie van de Europese Unie;

    3.

    De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (3), waarin communicatie in vreemde talen wordt genoemd onder de sleutelcompetenties die in een kennismaatschappij nodig zijn voor zelfontplooiing, actief burgerschap, sociale cohesie en inzetbaarheid;

    4.

    De conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabondoelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied (4), waarin de Commissie wordt verzocht verder te gaan met de uitwerking van indicatoren betreffende taalvaardigheden;

    5.

    De aanbeveling van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (5) waarin de lidstaten wordt aanbevolen het bewustzijn van het belang van interculturele competenties en het leren van talen onder jongeren te vergroten teneinde de barrières voor de grensoverschrijdende mobiliteit van jongeren te verkleinen;

    6.

    De resolutie van de Raad van 21 november 2008 betreffende een Europese strategie voor meertaligheid (6), waarin de lidstaten wordt verzocht meertaligheid te bevorderen ter versterking van de sociale samenhang, de interculturele dialoog en het Europese bouwwerk, en te propageren als troef voor het concurrentievermogen van de Europese economie en voor de mobiliteit en de inzetbaarheid van personen, en de talen van de Europese Unie in de wereld te promoten;

    7.

    De conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (7), waarin als prioriteiten voor de periode 2009-2011 de volgende worden genoemd: de noodzaak de burgers in staat te stellen in drie talen (de moedertaal plus twee andere talen) te communiceren, waar dienstig het taalonderwijs in beroepsonderwijs en -opleiding (BOO) en voor volwassenen te promoten, en migranten mogelijkheden te bieden om de taal van hun gastland te leren;

    8.

    Het gezamenlijk voortgangsverslag 2010 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” (8), waarin wordt opgemerkt dat de sleutelcompetenties in BOO en volwasseneneducatie dienen te worden versterkt, en met name dat meer aandacht moet worden besteed aan communicatie in vreemde talen;

    9.

    De door de Europese Raad op 17 juni 2010 aangenomen Europa 2020-strategie (9) en de twee vlaggenschipinitiatieven „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen” (10), waarin de potentiële bijdrage van taalcompetenties aan een meer dynamische arbeidsmarkt wordt erkend, en „Jeugd in beweging” (11), waarin wordt benadrukt dat betere taalvaardigheden onvermijdelijk nodig zullen zijn om mobiliteit mogelijk en zinvol te maken;

    10.

    De aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 over bevordering van de leermobiliteit van jongeren (12), waarin wordt onderkend hoe belangrijk het is dat, door het aanmoedigen — in het algemeen en het beroepsonderwijs — van hoogwaardige taalkundige en culturele voorbereiding met het oog op mobiliteit, vanaf de eerste onderwijsfasen talen worden geleerd en interculturele competenties worden verworven.

    HERINNEREND AAN HETGEEN VOLGT:

    De Europese Raad van Barcelona in 2002 heeft taalcompetenties een essentieel bestanddeel van een concurrerende kenniseconomie genoemd. Kennis van vreemde talen kan elke Europese burger levenslang van pas komen en hem in staat stellen de economische en de sociale vruchten van het vrije verkeer binnen de Unie te plukken.

    De grootst mogelijke toegang tot mobiliteit bieden aan allen, ook kansarme groepen, en het verminderen van de resterende belemmeringen voor mobiliteit, behoren tot de voornaamste strategische doelstellingen van het EU-beleid op het gebied van onderwijs en opleiding.

    Hoewel het vrij verkeer van werknemers binnen de eengemaakte EU-markt ertoe kan bijdragen de kloof tussen de vaardigheden van de beroepsbevolking en de behoeften van de arbeidsmarkt te verkleinen, wordt de leer- en de beroepsmobiliteit nog steeds ernstig belemmerd door de beperkte kennis van vreemde talen.

    BEVESTIGEND HETGEEN VOLGT:

    Weliswaar berust de verantwoordelijkheid voor de organisatie en de inhoud van de onderwijs- en opleidingsstelsels bij de afzonderlijke lidstaten, maar toch speelt de Europese samenwerking een nuttige rol bij het bepalen van de taalcompetenties die moeten worden ontwikkeld en van de meest doeltreffende methoden en de gunstigste omstandigheden hiervoor.

    ALSMEDE IN HET LICHT VAN:

    De in september 2011 in Warschau gehouden conferentie van het voorzitterschap over „Meertalige competenties voor professioneel en maatschappelijk succes in Europa”, en de conferentie van de met het verplicht onderwijs belaste EU-ministers die in oktober 2011 in Gdańsk heeft plaatsgevonden.

    NEEMT NOTA VAN:

    Het werk dat de lidstaten in het kader van de open coördinatiemethode, met steun van de Commissie, hebben verricht om het taalonderricht in sterkere mate te doen bijdragen aan de inzetbaarheid van jongeren op een arbeidsmarkt waar de kennis van vreemde talen een duidelijk voordeel kan zijn.

    De activiteiten van het bedrijvenforum voor meertaligheid dat de Commissie in het leven heeft geroepen ter bevordering van een beter gebruik van de taalcompetenties, als middel om het concurrentievermogen van het bedrijfsleven in de EU, vooral dat van het midden- en kleinbedrijf, te vergroten.

    De resultaten die het platform van de civiele samenleving inzake meertaligheid heeft opgeleverd ten aanzien van de garantie dat eenieder zijn leven lang talen moet kunnen leren, zodat de sociale insluiting van burgers met een kansarme achtergrond wordt versterkt en de taalkundige verscheidenheid en de interculturele dialoog worden bevorderd.

    VERWELKOMT:

    Het „Verslag van de Commissie over de uitvoering van de resolutie van de Raad van 21 november 2008 over een Europese strategie voor meertaligheid”, waarin de genomen initiatieven en de vooruitgang bij het bevorderen van het leren van talen en taalkundige verscheidenheid worden uiteengezet.

    De in 2011 bijgewerkte versie van de „Inventaris van communautaire acties op het gebied van meertaligheid”, waarin de door de verschillende Commissiediensten gedurende de afgelopen drie jaar op dit gebied ondernomen activiteiten worden toegelicht, en sterk wordt benadrukt dat het beleid ten behoeve van meertaligheid de inzetbaarheid van de EU-burgers en het concurrentievermogen van de EU-ondernemingen verbetert.

    De publicatie van het beleidshandboek „Talen leren op voorschools niveau — op een efficiënte en duurzame manier”, die een stap voorwaarts betekent bij de bewustmaking van het belang van het leren van talen op zeer jonge leeftijd.

    De publicatie van het verslag „Communicatievaardigheden voor de arbeidsmarkt” als resultaat van het werk van de themagroep „Talen voor banen” in het kader van ET 2020.

    IS HET EENS OVER HET VOLGENDE:

    1.

    Leermobiliteit, in de zin van grensoverschrijdende mobiliteit met de bedoeling nieuwe kennis, vaardigheden en competenties te verwerven, is een van de belangrijke manieren waarop burgers hun inzetbaarheid kunnen vergroten, hun intercultureel bewustzijn, creativiteit en persoonlijke ontwikkeling kunnen verbeteren, alsmede actief aan de samenleving deel kunnen nemen.

    2.

    Een goede kennis van vreemde talen is een essentiële vereiste om vooruit te komen in de wereld en op de arbeidsmarkt van vandaag. Niet alleen maakt meertaligheid deel uit van het Europees erfgoed, het schept tevens de mogelijkheid om een open samenleving tot stand te brengen, waar eerbied voor culturele diversiteit en bereidheid tot samenwerking heersen.

    3.

    De leer- en beroepsmobiliteit is erbij gebaat dat — binnen de beschikbare middelen — Europese instrumenten en programma's ter ondersteuning van het leren van talen in formele en niet-formele onderwijssituaties worden gehandhaafd en verder worden uitgebouwd.

    4.

    Hoewel algemene taalprogramma's bijdragen aan het ontwikkelen van essentiële communicatievaardigheden voor dagelijks gebruik, kunnen methoden zoals taal- en inhoudsgericht onderwijs (CLIL) in het algemeen onderwijs en BOO zeer bevorderlijk zijn voor de mobiliteit en inzetbaarheid van werknemers.

    5.

    Wil men CLIL bevorderen, dan moeten leerkrachten en opleiders, met name in BOO, worden aangemoedigd om grote taalcompetenties te verwerven, en toegang hebben tot hoogwaardige leermiddelen.

    6.

    Een ruimere keuze aan talen, met inbegrip van de minder gangbare talen en de talen van buurlanden, moet — waar mogelijk en passend — in het vooruitzicht van levenslang leren worden aangeboden op alle onderwijsniveaus; instellingen voor taal en cultuur moeten hieromtrent meer informatie en sturing verschaffen.

    7.

    De ontwikkeling van taalcompetenties bij mensen, met name kinderen, met een sociaal-economisch kansarme, migranten- of Roma-achtergrond of met specifieke onderwijsbehoeften kan helpen zorgen voor een betere sociale insluiting en toekomstige beroepsontwikkeling.

    8.

    Het onderwijzen en leren van talen op een hoog niveau — bijvoorbeeld van vaktaal voor gebruik in beroepsverband — is van essentieel belang met het oog op de internationalisering van instellingen voor hoger onderwijs en op een grotere inzetbaarheid van afgestudeerden.

    9.

    Dat de mensen de mogelijkheid krijgen om hun leven lang, ook op oudere leeftijd, talen te leren, is tevens van belang in verband met de huidige demografische ontwikkelingen en de noodzaak gelijke kansen voor een toenemend percentage oudere EU-burgers te waarborgen.

    VERZOEKT DE LIDSTATEN:

    1.

    De inspanningen ter verwezenlijking van de doelstelling van Barcelona op te voeren, bijvoorbeeld door meer, beter en relevanter talenonderricht aan te bieden in het algemene onderwijs, het BOO en het hoger onderwijs, en in het kader van levenslang leren.

    2.

    Het belang van prestatie-evaluatie bij taalonderricht en -verwerving te onderkennen als aspect van het kwaliteitsborgingsproces.

    3.

    De basis- en voortgezette opleiding van taalleerkrachten en de taalopleiding van leerkrachten in andere vakken te verbeteren, hun mobiliteit te versterken en te vergemakkelijken, en administratieve belemmeringen zo veel mogelijk weg te nemen.

    4.

    Innoverende vormen van Europese samenwerking, experimenten en nieuwe methoden voor het onderwijzen en leren van talen aan te moedigen, zoals taal- en inhoudsgericht onderwijs (met name in tweetalige scholen), kansen om elders een taalbad te nemen en, in voorkomend geval, grootschaliger gebruik van informatie- en communicatietechnologieën mede in creatieve taalleeromgevingen.

    5.

    De keuze aan aangeboden talen in onderwijs en opleiding — waar mogelijk en passend — te verruimen, door het onderwijzen van minder gangbare talen en — vooral in grensgebieden — van de talen van buurlanden te bevorderen, om culturele, sociale en economische uitwisseling te vergemakkelijken.

    6.

    In voorkomend geval toevoeging van een culturele dimensie aan de talenleerplannen te overwegen, als belangrijke component met het oog op toekomstige leer- en beroepsmobiliteit.

    7.

    Maatregelen te bevorderen die kinderen en volwassenen met een migranten-of Roma-achtergrond moeten helpen de officiële taal of talen van het gastland en — indien hiervan verschillend — de onderwijstaal aan te leren. Daarnaast te overwegen hoe deze kinderen in staat kunnen worden gesteld de kennis van hun moedertaal op peil te houden c.q. te ontwikkelen.

    8.

    Te onderzoeken hoe de moedertaalcompetenties bij kinderen en volwassenen met een migrantenachtergrond kunnen worden erkend en gevalideerd.

    9.

    Scholen en instellingen voor beroepsonderwijs en voor hoger onderwijs aan te moedigen om geïntegreerde methoden van taalonderwijs en -verwerving toe te passen.

    10.

    De dialoog tussen de onderwijswereld en de arbeidswereld te bevorderen door meer rekening te houden met de behoeften van de arbeidsmarkt, door leerlingen en studenten gedurende hun studieloopbaan op gezette tijden beroepsoriëntatie aan te bieden en door het leren van talen op de arbeidsplaats te steunen.

    11.

    Te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om publieke-private partnerschappen op te zetten voor het creëren van arbeidsmarktgerichte taalvaardigheden, met name ter voorbereiding op mobiliteit en stages in het buitenland.

    12.

    het bevorderen van initiatieven voor taalverwerving en van een voor taalverwerving gunstig klimaat aan te moedigen.

    VERZOEKT DE COMMISSIE:

    1.

    De inspanningen van de lidstaten op het gebied van taalonderricht en taalverwerving te ondersteunen, door ten volle gebruik te maken van de Unieprogramma's en de Europese instrumenten voor onderwijs en opleiding.

    2.

    De in de eerste werkcyclus van ET 2020 binnen de themagroep „vroeg talenonderwijs” gestarte besprekingen betreffende taalbeleid uit te breiden naar andere onderwijsniveaus (basisonderwijs, secundair onderwijs enz.), met bijzondere aandacht voor BOO en volwasseneneducatie.

    3.

    Te overwegen een voorstel in te dienen — geënt op de resultaten van de Europese enquête inzake taalcompetenties die in 2012 zullen worden gepubliceerd, en binnen het bestek van de beschikbare middelen — voor een mogelijke benchmark betreffende taalcompetenties, met het doel de voortdurende verbetering van het taalonderwijs te bevorderen.

    4.

    Studies en onderzoeken op Europese schaal naar taalleermethoden en -instrumenten op te zetten en te verspreiden — met aandacht voor de kwaliteitsaspecten, en zonder de administratieve lasten en kosten te vergroten — en de resultaten beschikbaar te stellen aan vakmensen en nationale beleidsmakers.

    5.

    De uitwisseling van informatie over toegankelijke taalleerhulpmiddelen te steunen en te vergemakkelijken, en de lidstaten aan te sporen in de praktijk gebruik te maken van de richtsnoeren en instrumenten uit het taalbeleid van de Unie.

    6.

    Verdere steun te verlenen aan het bedrijvenforum voor meertaligheid en aan soortgelijke initiatieven die door andere belanghebbenden worden ontplooid.

    EN VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE:

    1.

    Mobiliteit met het oog op taalverwerving te steunen, om lerenden de eerste taalbelemmeringen te helpen overwinnen, en hen te motiveren in ten minste twee vreemde talen vaardigheid te verwerven.

    2.

    Ervaringen en beste praktijken uit te wisselen, teneinde de doeltreffendheid van het taalonderwijs te verbeteren door jongeren de juiste mix van taalcompetenties mee te geven en de mogelijkheid te bieden om nieuwe vaardigheden te blijven verwerven naar gelang de toekomstige behoeften en belangen, bijvoorbeeld door een platform voor leerkrachten en opleiders op te richten.

    3.

    Er de aandacht op te vestigen dat er, vooral in BOO en hoger onderwijs, behoefte is aan specifieke taalinhoud voor beroepsdoeleinden als middel om de mobiliteit en de inzetbaarheid te vergroten.

    4.

    Binnen het bestek van de beschikbare middelen en met een minimum aan administratieve lasten nieuwe instrumenten voor voortgangsbewaking inzake taalverwerving te ontwikkelen, waarbij zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens worden verzameld, zodat blijkt welke praktijken het meest effectief zijn en waar verbetering nodig is.

    5.

    Met inachtneming van bestaande goede praktijken na te gaan hoe de erkenning en validering van in het niet-formeel en informeel onderwijs verworven taalcompetenties kan worden verbeterd.

    6.

    Gebruik van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (Common European Framework of References for Languages (CEFR)) van de Raad van Europa te overwegen, waarmee:

    nauwere banden tussen het CEFR en de nationale en Europese kwalificatiekaders worden bevorderd,

    ruimere mogelijkheden worden geschapen tot certificering van de door leerlingen en studenten aan het eind van het verplicht onderwijs en in het hoger onderwijs verworven taalcompetenties.

    7.

    Kwalificaties in beroepsonderwijs en beroepsopleiding waarin er een verband is met taalvaardigheden en het CEFR, aan elkaar te koppelen, en goed gebruik te maken van de middelen en ervaring van alle bevoegde Europese instellingen en actoren, met name de Raad van Europa en zijn Europees centrum voor moderne talen.

    8.

    Via de Unieprogramma's op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren steun te blijven verlenen voor samenwerking tussen onderwijsinstellingen en voor uitwisselingsprogramma's voor leerlingen en studenten, met name in beroepsonderwijs en -opleiding, teneinde hen te helpen hun taalcompetenties te verbeteren.

    9.

    In voorkomend geval op nationaal niveau en via Europese samenwerking onderwijs- en leermateriaal voor minder onderwezen talen te helpen ontwikkelen.

    10.

    Zonder vooruit te lopen op de aanstaande onderhandelingen, overwegen het leren van talen tot prioriteit te verheffen in de volgende generatie Unieprogramma's op het gebied van onderwijs en opleiding.


    (1)  SN 100/02, punt 44, tweede streepje, blz. 19.

    (2)  PB C 172 van 25.7.2006, blz. 1.

    (3)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

    (4)  PB C 311 van 21.12.2007, blz. 13.

    (5)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8.

    (6)  PB C 320 van 16.12.2008, blz. 1.

    (7)  PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.

    (8)  PB C 117 van 6.5.2010, blz. 1.

    (9)  Doc. EUCO 13/10.

    (10)  Doc. 17066/1/10 REV 1.

    (11)  Doc. 13729/1/10 REV 1.

    (12)  PB C 199 van 7.7.2011, blz. 1.


    Top