This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0863
Proposal for a COUNCIL IMPLEMENTING REGULATION imposing a definitive anti-dumping duty on imports of certain stainless steel fasteners and parts thereof originating in the People's Republic of China and Taiwan following an expiry review pursuant to Article 11(2) of Council Regulation (EC) No 1225/2009
Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
/* COM/2011/0863 definitief - 2011/0419 (NLE) */
/* COM/2011/0863 definitief - 2011/0419 (NLE) */ Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
TOELICHTING 1) ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL | Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ("de basisverordening") in het kader van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan. | Algemene context Dit voorstel past in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiële en procedurele eisen in de basisverordening. | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Een definitief antidumpingrecht op roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1890/2005 van de Raad[1], als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2009 van de Raad[2]. | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Niet van toepassing. | 2) RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING | Raadpleging van belanghebbenden | Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen. | Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid | Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. | Effectbeoordeling Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een volledige lijst van factoren die moeten worden beoordeeld. | 3) JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL | Samenvatting van de voorgestelde maatregel Op 19 november 2010 heeft de Commissie naar aanleiding van een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek van het European Industrial Fasteners Institute ("EIFI") namens vijf producenten in de Unie een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan. Uit het nieuwe onderzoek bleek dat de dumping van bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan voortduurde, waardoor bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen opnieuw schade voor de bedrijfstak van de Unie zou ontstaan. Voorts werd geconstateerd dat de handhaving van de maatregelen niet tegen het belang van de Unie zou zijn. Daarom wordt voorgesteld dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan bijgevoegd voorstel voor een verordening tot verlenging van de bestaande maatregelen; deze verordening moet uiterlijk op 18 februari 2012 in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. | Rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. | Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: | de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming. | Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Unie, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, de bedrijven en de burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing. | Keuze van instrumenten | Voorgesteld instrument: verordening. | Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden. | 4) GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie. | 2011/0419 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap[3] ("de basisverordening"), en met name artikel 11, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie ("de Commissie"), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité, Overwegende hetgeen volgt: A. PROCEDURE 1. Huidige maatregelen 1. Bij Verordening (EG) nr. 1890/2005 van 14 november 2005[4] heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld en definitief het voorlopige recht geïnd dat was ingesteld op bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan ("SSF") van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Taiwan, Thailand en Vietnam. Tegelijkertijd werd de procedure betreffende de invoer van SSF van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen beëindigd. 2. Op 25 augustus 2009 heeft de Raad na een op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening geopend nieuw onderzoek bij Verordening (EG) nr. 768/2009 van 17 augustus 2009[5] bovenvermelde maatregelen gewijzigd, wat een producent-exporteur in Vietnam betreft. 3. De verordening die heeft geleid tot de instelling van het definitieve antidumpingrecht op bepaalde SSF van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China ("VRC") en Taiwan zal hierna worden aangeduid als "de oorspronkelijke verordening". Het onderzoek dat heeft geleid tot de maatregelen die door de oorspronkelijke verordening voor de betrokken landen zijn ingesteld, zal hierna worden aangeduid als het "oorspronkelijke onderzoek". 2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen 4. Na de bekendmaking van een bericht dat de definitieve antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen[6], heeft de Commissie op 19 augustus 2010 een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. Het verzoek is door het European Industrial Fasteners Institute ("EIFI") ("de indiener van het verzoek") ingediend namens vijf producenten in de Unie: Bulnava S.r.l., Inox Viti di Cattinori Bruno & C.s.n.c., Inox Bolt S.r.l., Bontempi Vibo S.p.A. en Ugivis S.A. die goed zijn voor een groot gedeelte, in dit geval meer dan 25%, van de totale productie van SSF in de Unie. 5. Het verzoek was beperkt tot de antidumpingmaatregelen op de invoer van oorsprong uit de VRC en Taiwan ("de betrokken landen"). Bijgevolg vallen de door de oorspronkelijke verordening op de invoer van SSF van oorsprong uit Vietnam, Indonesië en Thailand ingestelde antidumpingmaatregelen niet onder het nieuwe onderzoek. 6. Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de op de invoer van SSF van oorsprong uit de betrokken landen ingestelde maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot het voortduren of opnieuw optreden van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie. 3. Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen 7. Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 19 november 2010 door middel van een bekendmaking van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie [7] de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd. 4. Onderzoek 4.1. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode 8. Het onderzoek naar het voortduren van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 ("het tijdvak van het nieuwe onderzoek" of "TNO"). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid dat de schade zal voortduren of opnieuw zal optreden, had betrekking op de periode van 1 januari 2007 tot het einde van het TNO ("de beoordelingsperiode"). 4.2. Bij het onderzoek betrokken partijen 9. De Commissie heeft de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, haar bekende producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers in de Unie en hun verenigingen, en de vertegenwoordigers van de betrokken landen officieel van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. 10. De Commissie heeft de belanghebbenden ook in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek in te dienen om te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. 11. Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de betrokken landen, niet-verbonden importeurs in de Unie en producenten in de Unie dat bij het onderzoek betrokken was, werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. 12. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen op grond van artikel 17 van de basisverordening verzocht zich binnen 15 dagen na de bekendmaking van het bericht van opening van het onderzoek kenbaar te maken en de in het bericht van opening gevraagde gegevens aan de Commissie te verstrekken. Op grond van de ontvangen reacties werd besloten om een steekproef samen te stellen van Taiwanese producenten-exporteurs, niet-verbonden importeurs in de Unie en producenten in de Unie. In de VRC hebben geen producenten-exporteurs aan het onderzoek meegewerkt. 13. Zesendertig Taiwanese exporteurs/groepen van exporteurs verstrekten de verlangde inlichtingen en stemden ermee in om te worden opgenomen in de steekproef. Tien daarvan konden niet in aanmerking worden genomen, aangezien zij uitsluitend handelsmaatschappijen bleken te zijn of tijdens het TNO niet naar de Unie exporteerden. Op basis van de informatie van de medewerkende Taiwanese ondernemingen heeft de Commissie een steekproef van vier producenten-exporteurs samengesteld. Later heeft een tot de steekproef behorende onderneming haar medewerking opgezegd. De resterende drie in de steekproef opgenomen ondernemingen waren goed voor 41,6% van de Taiwanese uitvoer naar de EU tijdens het TNO. 14. Wat de niet-verbonden importeurs in de Unie betreft, zijn van de acht ondernemingen die de gevraagde informatie hebben verstrekt, voor de steekproef de drie grootste geselecteerd, die goed zijn voor bijna 90% van de door de medewerkende ondernemingen meegedeelde ingevoerde hoeveelheid. Later heeft slechts één importeur een antwoord op de vragenlijst ingediend. 15. Twaalf producenten in de Unie verstrekten de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Op grond van de ontvangen informatie van de medewerkende producenten in de Unie heeft de Commissie een steekproef van zes producenten in de Unie samengesteld. Later heeft een in de steekproef opgenomen producent in de Unie zijn medewerking opgezegd. De resterende vijf in de steekproef opgenomen producenten waren goed voor 38% van de verkoop door alle producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de EU tijdens het TNO. 16. De Commissie heeft vragenlijsten toegestuurd naar alle in de steekproef opgenomen partijen en naar alle haar bekende gebruikers. Zoals hierboven aangegeven, zijn antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van vijf producenten in de Unie, drie producenten-exporteurs uit Taiwan en een importeur. Geen van de gebruikers met wie de Commissie contact had opgenomen, heeft gereageerd of zich tijdens het onderzoek bekendgemaakt. 17. Zoals aangegeven in de overwegingen 13 en 15 hebben een in de steekproef opgenomen Taiwanese producent-exporteur en een in de steekproef opgenomen producent in de Unie geen antwoord op de vragenlijst ingediend. In beide gevallen werd de steekproef van de resterende ondernemingen nog steeds als representatief beschouwd in termen van de relevante verkochte hoeveelheden. 18. De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen. Er zijn controlebezoeken uitgevoerd in de gebouwen van de volgende ondernemingen: a) Producenten in de Unie - Bulnava S.r.l, Suello, Italië; - Inox Viti di Cattinori Bruno & C.s.n.c, Grumello del Monte, Italië; - Bontempi Vibo S.p.A., Rodengo Saiano, Italië; - Reisser Schraubentechnik GmbH, Ingelfingen-Criesbach, Duitsland; - Ugivis S.A, Belley, Frankrijk. b) Producenten-exporteurs in Taiwan - Arrow Fastener Co., Ltd. en haar verbonden exporteurs, Shu-Lin City; - Shekai Precision Co., Ltd. en haar verbonden exporteur, Kaohsiung; - Yi Tai Shen Co., Ltd. Tainan Hsien. c) Niet-verbonden importeur in de Unie - Wurth Group, Kunzelsau, Duitsland. B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT 19. Het betrokken product is bij dit nieuwe onderzoek hetzelfde als dat van de oorspronkelijke verordening, namelijk bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70 ("het betrokken product"). 20. Het nieuwe onderzoek heeft bevestigd dat, zoals in het oorspronkelijke onderzoek, het betrokken product en de door de producenten-exporteurs op de binnenlandse markten vervaardigde en verkochte producten, alsook de door de producenten in de Unie in de EU vervaardigde en verkochte producten dezelfde fysische en technische kenmerken en dezelfde toepassingen hebben en daarom worden beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. 21. Vier partijen hebben zich kenbaar gemaakt en voerden aan dat de onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10 en 7318 15 51 ingedeelde producten moesten worden uitgesloten van de werkingssfeer van dit onderzoek, omdat zij kennelijk niet in de Unie geproduceerd worden. Dit argument werd afgewezen omdat i) geen bewijs werd geleverd dat de producten verschillen wat de fysische en technische basiskenmerken betreft en ii) de productomschrijving in geen geval kan worden gewijzigd in de context van een onderzoek bij het vervallen van maatregelen. 22. Na mededeling van de wezenlijke feiten en overwegingen op basis waarvan werd aanbevolen om de bestaande maatregelen te handhaven (de "mededeling van de definitieve bevindingen") voerde een van de Taiwanese producenten-exporteurs aan dat uit twee metalen bestaande bevestigingsmiddelen niet in de productomschrijving mochten worden opgenomen wegens de significante verschillen tussen uit twee metalen bestaande bevestigingsmiddelen en roestvrijstalen bevestigingsmiddelen in termen van verkoopprijs per eenheid, productiekosten, fysische en technische basiskenmerken, alsook toepassingen. Zoals uiteengezet in overweging 21 hierboven kan de productomschrijving echter niet worden gewijzigd in de context van een onderzoek bij het vervallen van maatregelen. Dit argument kan echter worden behandeld in het kader van een tussentijds nieuw onderzoek van de productomschrijving, waarom door de onderneming kan worden gevraagd. C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING 23. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd nagegaan of het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen indien de bestaande maatregelen vervallen. 1. VRC 1.1. Voorafgaande opmerkingen 24. Zoals hierboven uiteengezet, heeft geen van de Chinese producenten-exporteurs aan het onderzoek medegewerkt. 25. Daarom moesten de bevindingen over de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping, als hieronder aangegeven, worden gebaseerd op de beste beschikbare gegevens, met name de gegevens van Eurostat en de door de bedrijfstak van de Unie in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie. De officiële Chinese uitvoerstatistieken konden in dit geval niet worden gebruikt, aangezien het betrokken product slechts een klein gedeelte van de onder de relevante tariefposten van het geharmoniseerd systeem vermelde hoeveelheden vertegenwoordigt. 1.2. Dumping van invoer in het TNO 26. Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs konden geen individuele dumpingmarges worden berekend. 27. Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek werd de uitvoer uit de VRC naar de Unie kennelijk gedumpt met marges die varieerden van 13,6% tot 61,8%. Zoals vermeld in het bericht van opening, heeft de indiener van het verzoek de prijzen van uitvoer uit de VRC naar de Unie vergeleken met een berekende normale waarde in Taiwan, het in het oorspronkelijke onderzoek gebruikte referentieland. 28. Aangezien de Chinese ondernemingen niet hebben medegewerkt, is er geen informatie beschikbaar die een verschillende conclusie mogelijk zou maken. Bovendien zij erop gewezen dat de voor de enige medewerkende Taiwanese onderneming vastgestelde normale waarde aanzienlijk hoger bleek te liggen dan de normale waarde die door de indiener van het verzoek in het verzoek om een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen was vastgesteld. Aangezien niets erop wijst dat de uitvoerprijzen uit de VRC naar de Unie verschillen van die in het verzoek, is het waarschijnlijk dat de dumping uit de VRC is voortgezet op hogere niveaus dan die welke in het verzoek zijn aangegeven. 1.3. Ontwikkeling van de invoer als de maatregelen worden ingetrokken 29. Naast de analyse waaruit bleek dat in het TNO dumping plaatsvond, werd ook nagegaan hoe waarschijnlijk het was dat herhaling van dumping zou plaatsvinden. 30. In dit verband werden de volgende elementen onderzocht: de reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs; de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor de Chinese producenten en hun uitvoer naar derde landen. 1.3.1. Reservecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs 31. Aangezien er weinig publieke informatie beschikbaar is over de Chinese SSF-industrie, werd de in het verzoek om een nieuw onderzoek vervatte informatie gebruikt voor de schatting van de capaciteit in de VRC. Op grond daarvan blijkt dat sinds 2003 in de VRC nieuwe productiefaciliteiten voor SSF zijn gebouwd. Als gevolg van de op de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen ingestelde antidumpingmaatregelen[8] en de daaropvolgende afname van de Chinese invoer van dat soort bevestigingsmiddelen in de Unie vanaf 2009, beschikken de Chinese producenten over een significante ongebruikte productiecapaciteit die kan worden gebruikt voor de vervaardiging van het betrokken product, aangezien de productie gemakkelijk tussen beide soorten bevestigingsmiddelen kan worden omgeschakeld. 1.3.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie 32. De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie blijkt uit het feit dat de instelling van de antidumpingrechten de uitbreiding van de Chinese uitvoer van het betrokken product niet heeft gestopt. Volgens de gegevens van Eurostat is de uit de VCR naar de Unie ingevoerde hoevvelheid tussen 2007 en het einde van het TNO daarentegen met 13% gestegen. De prijsontwikkeling van de Chinese invoer voor dezelfde periode liet zien dat de gemiddelde invoerprijs volgens Eurostat is gestegen. Uit een meer gedetailleerde analyse bleek echter dat de prijs van de in de GN-code aangegeven SSF, die 59% van de totale in het TNO ingevoerde hoeveelheid vertegenwoordigden, tijdens de beoordelingsperiode met 24% was gedaald. Dit toont aan dat de Chinese exporteurs ondanks de geldende maatregelen nog steeds in staat waren om de uitgevoerde hoeveelheid te vergroten en hun prijzen voor het grootste gedeelte van het uitgevoerde betrokken product verder te verlagen. 1.3.3. Uitvoer naar derde landen 33. Wat de hoeveelheden en de prijzen van de Chinese uitvoer naar derde landen betreft, zij erop gewezen dat de Chinese uitvoergegevens betrekking hebben op hele GS-codes. Vergeleken met de invoerstatistieken van de EU op Taric-niveau is het betrokken product goed voor circa 3% in termen van hoeveelheid binnen deze GS-codes. De uitvoergegevens zijn daarom geen zeer betekenisvolle bron van informatie. Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs kon geen andere relevante informatie worden verkregen over de Chinese uitvoer naar derde landen. 1.4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping 34. Gezien de hierboven beschreven bevindingen kan worden geconcludeerd dat de uitvoer uit de VRC nog steeds met dumping plaatsvindt en dat voortzetting van dumping op de markt van de Unie waarschijnlijk is als de huidige antidumpingmaatregelen worden opgehevenRekening houdend met de bestaande reservecapaciteit in de VRC en het feit dat de invoer van de betrokken product in de Unie in de beoordelingsperiode ondanks de antidumpingmaatregelen is toegenomen, blijkt er voor de Chinese producenten-exporteurs immers een motief te bestaan om hun uitvoer met dumping naar de markt van de Unie verder te vergroten, mocht de maatregel komen te vervallen. 2. TAIWAN 2.1. Voorafgaande opmerkingen 35. Er zij op gewezen dat met het oog op het grote aantal Taiwanese producenten-exporteurs dat zich bereid had verklaard om mee te werken, een representatieve steekproef van vier ondernemingen/groepen van ondernemingen voor verder onderzoek werd samengesteld. Een van deze vier ondernemingen trok later haar medewerking in. Aangezien de resterende ondernemingen in termen van hoeveelheid 41,6% van de totale Taiwanese uitvoer[9] naar de Unie in het TNO vertegenwoordigden, werd de steekproef echter nog steeds als representatief beschouwd. 36. Er zij verder op gewezen dat het tijdens de controlebezoeken ter plaatse bij de resterende drie tot de steekproef behorende ondernemingen niet mogelijk was om de in het antwoord op de vragenlijst door één van hen verstrekte informatie te controleren; er werd ook geconstateerd dat een andere onderneming misleidende informatie verstrekte. De producenten-exporteurs in kwestie werden onmiddellijk in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen, wat ertoe zou leiden dat geen rekening zou worden gehouden met de verstrekte informatie en dat bijgevolg een beroep zou worden gedaan op de beste beschikbare gegevens. De ondernemingen werden in de gelegenheid gesteld om verdere opmerkingen over deze situatie in te dienen. Deze opmerkingen wijzigden echter het besluit van de Commissie niet om uit te gaan van de beschikbare gegevens met betrekking tot deze twee producenten-exporteurs. Als gevolg daarvan werd slechts voor één Taiwanese producent-exporteur een individuele dumpingmarge berekend. 37. Gezien het voorgaande, moesten de meeste hieronder vermelde bevindingen betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping op beschikbare gegevens worden gebaseerd, met name de door de enige medewerkende Taiwanese producent-exporteur en één medewerkende importeur verstrekte gegevens, de gegevens van Eurostat en de door de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek ingediende informatie. De officiële Taiwanese uitvoerstatistieken konden in dit geval niet worden gebruikt, aangezien het betrokken product slechts een klein gedeelte van de onder de relevante tariefposten van het geharmoniseerd systeem vermelde hoeveelheden vertegenwoordigt. 2.2. Dumping van invoer in het TNO 2.2.1. Normale waarde 38. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de verkoop van het soortgelijke product door de medewerkende Taiwanese producent-exporteur aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt representatief was, d.w.z. of de totale hoeveelheid van deze verkoop gelijk was aan ten minste 5% van de totale hoeveelheid van de overeenkomstige verkoop voor uitvoer naar de Unie. 39. Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke soorten van het soortgelijke product die door de onderneming op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek of direct vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten. De elementen waarmee rekening is gehouden bij de vaststelling van de productsoorten waren: i) soort bevestigingsmiddelen, ii) kwaliteit van het als grondstof gebruikte staal, iii) DIN-norm van de bevestgingsmiddelen, iv) diameter van de bevestigingsmiddelen en v) lengte daarvan. 40. Voorts werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van de medewerkende producent-exporteur voor elke productsoort representatief was, d.w.z. of de in het binnenland verkochte hoeveelheid van elke productsoort ten minste 5% uitmaakte van de aan de Unie verkochte hoeveelheid van dezelfde soort. Voor de productsoorten waarvan de verkochte hoeveelheid representatief was, werd overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening nagegaan of die verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond. 41. Om na te gaan of de representatieve binnenlandse verkoop van elke productsoort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers van de betrokken soort vastgesteld. In alle gevallen waarin de binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort in voldoende hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als een gewogen gemiddelde van alle binnenlandse verkoop van die soort tijdens het TNO. 42. Voor de overige productsoorten, waarvan de binnenlandse verkoop niet representatief was of niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening door berekening vastgesteld. Daartoe werden bij de productiekosten van de uitgevoerde soorten, zo nodig na correctie, een redelijk percentage voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en een redelijke marge voor winst opgeteld; dit percentage werd overeenkomstig artikel 2, lid 6, eerste zin, van de basisverordening gebaseerd op feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product, in het kader van normale handelstransacties. 2.2.2 Uitvoerprijs 43. Op één na alle verkopen van de medewerkende Taiwanese producent-exporteur voor uitvoer naar de markt van de Unie waren direct bestemd voor onafhankelijke afnemers. Daarom werd de uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van de werkelijk voor het betrokken product betaalde of te betalen prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening. 44. Voor de uitvoertransactie waarbij de uitvoer naar de Unie via een verbonden handelsonderneming plaatsvond, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijs van de verbonden handelaar aan onafhankelijke afnemers in de Unie. 2.2.3. Vergelijking 45. De vergelijking tussen de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs geschiedde op basis van de prijs af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om te zorgen voor een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan. Daartoe werden, waar dat van toepassing en gerechtvaardigd was, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, hantering, lading en aanverwante kosten, financiële kosten, verpakkingskosten, commissies en kortingen. 2.2.4. Dumpingmarge 46. Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per productsoort vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Op grond van voornoemde methodologie werd geconstateerd dat de medewerkende exporteur tijdens het TNO dumpingpraktijken bleef toepassen. Op basis van vier van de twaalf maanden van het TNO bedroeg de dumping 22%. 47. Er wordt aan herinnerd dat het bij nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van een maatregel gebruikelijk is dat de Commissie zich baseert op vier maanden van het TNO om vast te stellen of dumping wordt voortgezet en of herhaling van dumping waarschijnlijk is. Bij nieuwe onderzoeken bij het vervallen van maatregelen is het immers niet nodig dat voor alle transacties een dumpingmarge wordt vastgesteld, aangezien een dergelijke berekening alleen nodig is om het niveau van de geldende antidumpingmaatregel te wijzigen, wat niet het doel van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen is.Voor de vier maanden werd de laatste maand van elk kwartaal genomen, zodat zij gelijkelijk over de periode van twaalf maanden verdeeld waren. 48. Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de enige medewerkende Taiwanese producent-exporteur aan dat bepaalde binnenlandse transacties waarvan melding is gedaan in de vragenlijst en waarmee rekening is gehouden bij de berekening van de normale waarde, in feite bestemd waren voor uitvoer naar de Europese Unie, en niet voor binnenlands verbruik. De onderneming stelde dat deze wederverkopen plaats vonden via onafhankelijke producenten van of handelaren in bevestigingsmiddelen in Taiwan. 49. Er zij op gewezen dat dit argument niet werd gestaafd met bewijsmateriaal waaruit bleek dat deze goederen naar de Europese Unie zouden worden geëxporteerd. Daarom werd dit argument afgewezen. 50. Voor de toepassing van artikel 18 van de basisverordening ten aanzien van de andere twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd voor hen geen dumpingmarge berekend. Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek werd de uitvoer uit Taiwan echter kennelijk gedumpt met marges variërend van 14% tot 50%. Er is geen informatie beschikbaar die het mogelijk maakt een andere conclusie te trekken. Het feit dat de enige onderzochte onderneming dumping op de markt van de Unie bleek toe te passen en het feit dat de gemiddelde prijs van het uit Taiwan ingevoerde betrokken product lager is dan de gemiddelde uitvoerprijs van die onderneming bevestigen het bestaan van dumping op het niveau van het gehele land op basis van de gecontroleerde informatie. 2.3. Ontwikkeling van de invoer als de maatregelen worden ingetrokken 51. Naast de analyse waaruit bleek dat in het TNO dumping plaatsvond, werd ook voor Taiwan nagegaan hoe waarschijnlijk het was dat voortzetting van dumping zou plaatsvinden. 52. In dit verband werden de volgende elementen onderzocht: de reservecapaciteit van de Taiwanese producenten-exporteurs, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor de Taiwanese producenten en hun uitvoer naar derde landen. 2.3.1. Reservecapaciteit van de exporteurs 53. Aangezien weinig publieke informatie over de Taiwanese SSF-industrie beschikbaar is, stoelen de volgende conclusies met betrekking tot de reservecapaciteit van de exporteurs hoofdzakelijk op de in het verzoek om een nieuw onderzoek vervatte informatie en op tijdens de controlebezoeken verkregen informatie. Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek hebben nieuwe Taiwanese producenten van SSF in nieuwe uitrusting geïnvesteerd om hun productiecapaciteit te vergroten. Bovendien is uit de controle gebleken dat de investeringen in capaciteit in 2011 naar verwachting met 12% zullen toenemen, vergeleken met het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Tijdens het TNO bedroeg de reservecapaciteit van de medewerkende producent 7% van de totale productiecapaciteit. De voorraadniveaus bleken zeer laag te zijn, aangezien de medewerkende onderneming het betrokken product alleen op bestelling produceerde. 2.3.2. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie 54. De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie blijkt uit het feit dat de instelling van de antidumpingrechten niet van invloed was op de Taiwanese uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Volgens Eurostat en de gecontroleerde invoergegevens waren de uit Taiwan ingevoerde hoeveelheden tussen 2007 en het einde van het TNO vrij stabiel maar nam de waarde van deze invoer in dezelfde periode met 16% af. Dit wijst erop dat de gemiddelde verkoopprijs van SSF van oorsprong uit Taiwan tijdens het TNO is gedaald. Hieruit blijkt dat de Taiwanese exporteurs ondanks de geldende maatregelen nog steeds in staat waren om de ingevoerde hoeveelheid te handhaven en hun prijzen verder te verlagen. 55. In dit verband heeft een van de belanghebbende Taiwanese partijen erop gewezen dat de daling van de Taiwanese uitvoerprijzen niet het resultaat was van het vijandig prijsgedrag van de exporteurs, maar eerder de ontwikkeling van de prijzen van de belangrijkste grondstof, namelijk walsdraad, heeft gevolgd. Er zij op gewezen dat de daling van de grondstofprijzen alle producenten op soortgelijke wijze heeft getroffen. De conclusie dat de markt van de Unie aantrekkelijk blijft voor de Taiwanese exporteurs blijft echter ongewijzigd, aangezien zij erin zijn geslaagd om de hoeveelheid van hun uitvoer te handhaven ondanks de geldende antidumpingmaatregelen. 2.3.3. Prijzen van de uitvoer naar derde landen 56. Wat de Taiwanese uitvoer naar derde landen betreft, zij erop gewezen dat de Taiwanese uitvoergegevens die konden worden onderzocht, hele GS-codes betreffen. Vergeleken met de invoerstatistieken van de EU op Taric-niveau is het betrokken product goed voor circa 2,6% in termen van hoeveelheid binnen deze GS-codes. Daarom zijn deze gegevens van geen betekenis als bron van informatie over hoeveelheden en prijzen voor de uitvoer van het betrokken product uit Taiwan naar derde landen. De gecontroleerde uitvoergegevens die zijn verkregen van de drie in de steekproef opgenomen Taiwanese exporteurs laten echter een daling van de naar derde landen uitgevoerde hoeveelheden zien. Dit duidt erop dat de Taiwanese uitvoer meer op de EU is gericht. 57. Er zij ook op gewezen dat uit de door de medewerkende Taiwanese exporteur verstrekte informatie blijkt dat de verkoopprijs per eenheid 10% hoger ligt bij verkoop aan de Unie in vergelijking met die aan andere landen en dat de naar andere landen uitgevoerde hoeveelheid slechts 20% van de naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid bedraagt. 2.4. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping 58. Gezien de hierboven beschreven bevindingen kan worden geconcludeerd dat de uitvoer uit Taiwan nog steeds met dumping plaatsvindt en dat voortzetting van dumping op de markt van de Unie waarschijnlijk is als de huidige antidumpingmaatregelen worden opgeheven. Rekening houdend met de bestaande reservecapaciteit in Taiwan en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie blijkt er voor de Taiwanese producenten-exporteurs immers een motief te bestaan om hun uitvoer met dumping naar de Unie te vergroten, mocht de huidige maatregel komen te vervallen. D. DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE 1. Productie in de Unie 59. Om de totale productie in de Unie vast te stellen, werd gebruik gemaakt van alle beschikbare informatie over de producenten in de Unie, waaronder de informatie in het verzoek om het nieuwe onderzoek en de gegevens die voor en na de opening van het onderzoek van de producenten in de Unie zijn verkregen. 60. Op grond daarvan is de totale productie in de Unie geschat op circa 63 000 ton in het OT. Dit cijfer omvat de productie van alle producenten in de Unie die zich bekend hebben gemaakt en de geschatte hoeveelheid van de producenten die niet hebben gereageerd tijdens de procedure. 61. Zoals vermeld in overweging 11 is een steekproef samengesteld voor het onderzoek van de producenten in de Unie. Van de twaalf producenten die informatie hadden verstrekt voor de samenstelling van de steekproef, zijn zes in de steekproef opgenomen. Zoals uiteengezet in overweging 17, werkte één producent later niet mee. De medewerkende, in de steekproef opgenomen ondernemingen vertegenwoordigden circa 31% van de totale geschatte productie in de Unie. 2. Bedrijfstak van de Unie 62. Alle producenten in de Unie, als bedoeld in overweging 59 worden geacht de bedrijfstak van de Unie te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en zullen hierna de "de bedrijfstak van de Unie" worden genoemd. E. SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE 1. Voorafgaande opmerking 63. De relevante invoerstatistieken van Eurostat voor de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70, tezamen met de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte gegevens en de bij de producenten in de Unie vóór en na de opening van het onderzoek verzamelde gegevens, aangevuld met de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, werden bij de evaluatie van de ontwikkelingen van de hoeveelheden en de prijzen gebruikt. 2. Verbruik in de Unie 64. Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van de informatie over de verkochte hoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie, verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek en aangevuld met gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten en de hoeveelheid van de invoer, gebaseerd op gegevens van Eurostat. 65. Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 1 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Totaal verbruik in de Unie (ton) | 123 224 | 120 598 | 101 143 | 121 402 | Index (2007=100) | 100 | 98 | 82 | 99 | 66. Tussen 2007 en het einde van het TNO bleef het verbruik in de Unie vrij stabiel. Tussen 2007 en 2009 vond echter een dramatische daling met 18% plaats in lijn met de globale negatieve effecten van de financiële crisis. Tussen 2009 en het einde van het TNO herstelde het verbruik zich en liet het een stijging met 20% zien. 3. Hoeveelheid, marktaandeel en prijzen van de invoer uit de betrokken landen 3.1. Cumulatie 67. Om de cumulatie van de invoer uit de betrokken landen te beoordelen, werd de individuele situatie van beide landen onderzocht in het licht van de voorwaarden van artikel 3, lid 4, van de basisverordening. 68. Uit het onderzoek is gebleken dat de ingevoerde hoeveelheden van zowel de VCR als Taiwan boven de in artikel 5, lid 7, van de basisverordening vastgestelde de-minimisdrempel lagen en niet te verwaarlozen waren. Bovendien volgden de ingevoerde hoeveelheden uit de twee landen tijdens de beoordelingsperiode grotendeels dezelfde trend, met een daling in 2007 en 2009, gevolgd door een stijging in het TNO. Wat de gemiddelde invoerprijzen betreft, bleek uit de prijsontwikkeling van de Chinese invoer, zoals uiteengezet in overweging 31, dat de gemiddelde invoerprijs volgens Eurostat is gestegen. Uit een meer gedetailleerde analyse bleek echter dat de prijs van de in de GN-code aangegeven SSF, die een meerderheid van de totale tijdens het TNO ingevoerde hoeveelheid vertegenwoordigden, tijdens de beoordelingsperiode met 24% was gedaald. De Taiwanese prijzen daalden gedurende de gehele beoordelingsperiode en stonden tijdens het TNO op hun laagste niveau. Uit het onderzoek bleek ook dat de concurrentievoorwaarden voor de desbetreffende marktdeelnemers vergelijkbaar waren. Daarom werd geoordeeld dat aan de voorwaarden voor cumulatie was voldaan. 3.2. Invoer met dumping uit de VRC en Taiwan 69. De invoer uit de VRC en Taiwan ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 2 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Ingevoerde hoeveelheid uit de betrokken landen (ton) | 8 559 | 6 636 | 6 154 | 8 795 | Index (2007=100) | 100 | 78 | 72 | 103 | Marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen | 6,9% | 5,5% | 6,1% | 7,2% | Index (2007=100) | 100 | 79 | 88 | 104 | Gemiddelde prijs van de invoer uit de betrokken landen (euro/ton) | 4 998 | 4 709 | 4 656 | 4 730 | Index (2007=100) | 100 | 94 | 93 | 95 | 70. Zoals blijkt uit de bovenstaande tabel, nam de ingevoerde hoeveelheid van oorsprong uit de betrokken landen tijdens de beoordelingsperiode met 3% toe. In lijn met de ontwikkeling van het verbruik was er een daling in de periode 2008-2009. Deze daling was echter minder uitgesproken dan de daling in het verbruik in dezelfde periode. Tussen 2009 en het einde van het TNO steeg de invoer opnieuw met niet minder dan 43%. 71. De gemiddelde invoerprijzen namen in de beoordelingsperiode met 5% af. Net als de hoeveelheden bevonden ook de invoerprijzen zich in 2009 op hun laagste niveau, waarna zij licht zijn gestegen. 72. Tijdens de beoordelingsperiode volgde het marktaandeel van de invoer met dumping de ontwikkeling van het verbruik en bleef stabiel op circa 7%. 3.3. Prijsonderbieding 73. Als gevolg van de niet-medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en de beperkte medewerking van de Taiwanese producenten-exporteurs is er zeer weinig informatie beschikbaar over de soorten SSF die naar de Unie werden uitgevoerd. Dit maakt het tezamen met het feit dat het betrokken product verschillende soorten SSF met grote prijsverschillen (de eenheidsprijzen in de categorie houtschroeven kunnen bijvoorbeeld wel tot een factor dertig variëren) omvat, onmogelijk om een zinvolle prijsvergelijking voor de vaststelling van de prijsonderbiedingsmarges te maken. De vergelijking van de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie, gecorrigeerd op af-fabriekniveau, met de gemiddelde cif-invoerprijs van de betrokken landen, afgeleid van de gegevens van Eurostat, liet geen prijsonderbieding in het TNO zien. Wat Taiwan betreft, voerde de enige medewerkende producent-exporteur een specifieke soort SSF uit waarvan de productie in de Unie zeer beperkt is. Daarom kon voor deze onderneming bij ontstentenis van overeenkomende productsoorten geen berekening van de prijsonderbieding worden uitgevoerd. 4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie 4.1. Voorafgaande opmerkingen 74. Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. 75. Wegens het gebruik van een steekproef zijn de schade-indicatoren deels voor de gehele bedrijfstak van de Unie en deels voor alleen de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld. De schadeanalyse in verband met macro-economische gegevens, zoals marktaandeel, productie, capaciteit en capaciteitsbenutting, verkochte hoeveelheid, groei, voorraden, werkgelegenheid en productiviteit is gebaseerd op gegevens van de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel. Anders zijn gegevens met betrekking tot de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gebruikt (transactieprijzen, investeringen & rendement op investeringen, lonen, winstgevendheid, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken). 4.2. Productie 76. De onderstaande tabel laat zien dat de productie in de beoordelingsperiode met 17% is gedaald. In lijn met een afgenomen vraag kende de productie van de bedrijfstak van de Unie eerst een forse daling met 24% tussen 2007 en 2009 en nam daarna tussen 2009 en het einde van het TNO licht toe met 10%. Tabel 3 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Productie (ton) | 74 514 | 69 514 | 56 396 | 62 213 | Index (2006=100) | 100 | 93 | 76 | 83 | Bron: macrogegevens. 4.3. Capaciteit en capaciteitsbenutting 77. De productiecapaciteit daalde in de beoordelingsperiode met 13% en in lijn met de ontwikkeling van de productie liet de capaciteitsbenutting tussen 2007 en het einde van het TNO een lichte daling met 4% zien. Tabel 4 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Productiecapaciteit (ton) | 148 .039 | 140 743 | 127 200 | 128 881 | Index (2006=100) | 100 | 95 | 86 | 87 | Capaciteitsbenutting | 50% | 49% | 44% | 48% | Index (2006=100) | 100 | 98 | 88 | 96 | Bron: macrogegevens. 4.4. Voorraden 78. In 2008 namen de eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie af in vergelijking met 2007, maar zij bleven vervolgens tussen 2008 en het TNO stabiel. In het TNO stegen zij weer iets, maar bleven zij toch 26% onder het niveau van 2007. Tabel 5 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Eindvoorraad (ton) | 9 688 | 7 465 | 6 .964 | 7 139 | Index (2006=100) | 100 | 77 | 72 | 74 | Bron: microgegevens. 4.5. Verkochte hoeveelheden 79. De verkoop door de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie nam in de beoordelingsperiode met 25% af. De verkochte hoeveelheden daalden met 28% tussen 2007 en 2009 en bereikten hun laagste niveau in 2009. Tijdens het TNO herstelden de verkochte hoeveelheden zich echter en lieten een stijging met 5% zien, vergeleken met de niveaus van 2009. Er zij op gewezen dat deze stijging veel lager was dan de toename van de vraag (20%) in dezelfde periode. Tabel 6 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Verkoop in de EU aan niet-verbonden afnemers (ton) | 62 326 | 56 042 | 44 627 | 46 851 | Index (2007=100) | 100 | 90 | 72 | 75 | Bron: macrogegevens. 4.6. Marktaandeel 80. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde tussen 2007 en het einde van het TNO progressief met 12 procentpunten. Tabel 7 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie | 50,6% | 46,5% | 44,1% | 38,6% | Index (2007=100) | 100 | 92 | 87 | 76 | Bron: macrogegevens. 4.7. Groei 81. Zoals blijkt uit tabel 1 in overweging 65 daalde het verbruik in de Unie tussen 2007 en 2009, waarna het opnieuw is gestegen tot bijna hetzelfde niveau als in 2007. De bedrijfstak van de Unie verloor echter 12 procentpunten aan marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode, terwijl het marktaandeel van de betrokken invoer stabiel is gebleven. 4.8. Werkgelegenheid 82. De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie nam tussen 2007 en het einde van het TNO met 7% af. Tabel 8 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Aantal werknemers i.v.m. betrokken product | 954 | 1 007 | 863 | 886 | Index (2007=100) | 100 | 106 | 90 | 93 | Bron: macrogegevens. 4.9. Productiviteit 83. De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt als output per werknemer per jaar, nam tussen 2007 en het einde van het TNO met 10% af. Zij bereikte haar laagste niveau in 2009, waarna zij zich in het TNO herstelde. Tabel 9 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Productiviteit (ton per werknemer) | 78,1 | 69 | 65,3 | 70,2 | Index (2007=100) | 100 | 88 | 84 | 90 | Bron: macrogegevens. 4.10. Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen 84. De verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie vertoonden een significante neerwaartse trend tussen 2007 en 2009, toen zij met 50% daalden. Dit was deels te wijten aan de significante daling van de kosten van de voor de productie van SSF gebruikte grondstoffen. Tijdens het TNO herstelden de verkoopprijzen zich echter, vergeleken met 2009, maar zij lagen nog 35% lager dan die aan het begin van de beoordelingsperiode. 85. Uit het onderzoek bleek dat de daling van de verkoopprijzen tussen 2007 en 2009 deels het effect van de economische crisis weerspiegelde, die leidde tot een verlaging van de kosten met 28% in die periode. Deze verlaging was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de prijsontwikkeling van nikkel, de voornaamste grondstof die wordt gebruikt bij de productie van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen. Uit het onderzoek bleek echter dat ook al had de financiële crisis een negatief effect op de verkoopprijzen, er een neerwaartse druk werd uitgeoefend door de invoer uit met name andere derde landen, die op de markt van de Unie toenam ondanks het vlakke verbruik en de toegepaste prijsdruk op de kernproductsoorten die werden vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, die gedwongen werd zijn verkoopprijzen meer te verlagen dan de daling van de kosten. Dit leidde tot een aanzienlijke verslechtering van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie in deze periode. Ook al stegen de verkoopprijzen tijdens het TNO in vergelijking met 2009, het niveau daarvan was niet voldoende om alle kosten te dekken en de bedrijfstak van de Unie in staat te stellen een redelijke winstmarge te realiseren. 86. De verkoopprijzen in de onderstaande tabel zijn gemiddelde prijzen per ton die in sterke mate afhangen van de productmix. Zoals uiteengezet in overweging 73, kunnen de prijzen binnen bepaalde categorieën SSF wel tot een factor 30 variëren. Tabel 10 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Gemiddelde verkoopprijzen (EUR/ton) | 5 842 | 4 437 | 2 914 | 3 803 | Index (2007=100) | 100 | 76 | 50 | 65 | Bron: microgegevens. 4.11. Lonen 87. Tussen 2007 en het einde van het TNO daalde het gemiddelde loon per werknemer met 12%. Tabel 11 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer (1 000 euro) | 47 | 44 | 41 | 42 | Index (2007=100) | 100 | 94 | 87 | 88 | Bron: microgegevens. 4.12. Investeringen 88. In 2008 investeerde de bedrijfstak van de Unie zwaar in de productie van SSF, vergeleken met de andere jaren van de beoordelingsperiode. Na dat jaar namen de investeringen af. Tabel 12 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Netto-investeringen (1 000 euro) | 2 504 | 9 899 | 3 087 | 2 299 | Index (2007=100) | 100 | 395 | 123 | 92 | Bron: microgegevens. 4.13. Winstgevendheid en rendement op investeringen 89. Zoals vermeld in overweging 85 hierboven, is uit het onderzoek gebleken dat, hoewel de daling van de verkoopprijzen de verlaging van de kosten weerspiegelde, de prijs van de bedrijfstak van de Unie onder druk stond van de invoer van SSF en niet alle bij de productie en de verkoop van SSF gemaakte kosten kon dekken. Dit leidde tot een aanzienlijke verslechtering van de winstgevendheid, die positief was in 2007 en negatief daarna, zoals blijkt uit de onderstaande tabel. 90. Het rendement op investeringen ("ROI") daalde aanzienlijk van 29% in 2007 tot -17% in het TNO. Tabel 13 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Nettowinst van de EU-verkoop aan niet-verbonden afnemers (% van de nettoverkoop) | 7% | -9% | -36% | -3% | Rendement op investeringen (nettowinst in % van de nettoboekwaarde van de investeringen) | 29% | -16% | -41% | -17% | Bron: microgegevens. 4.14. Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken 91. De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald. Hij bereikte zijn laagste niveau in 2009, waarna hij licht steeg. De kasstroom in het TNO was echter nog aanzienlijk lager dan in 2007. Tabel 14 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Kasstroom (1 000 euro) | 15 899 | -698 | -12 357 | -8 271 | Index (2007=100) | 100 | -4 | -78 | -52 | Bron: microgegevens. 4.15. Hoogte van de dumpingmarge 92. Ondanks de geldende maatregelen bleef er een aanzienlijke dumping bestaan die varieerde van 13,6% tot 61,8% voor de VRC en van 14% tot 50% voor Taiwan, beide gebaseerd op de gegevens die in het verzoek om een nieuw onderzoek waren vermeld of waren verkregen van de enige medewerkende producent-exporteur in Taiwan. Het effect van de feitelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Unie kan niet als verwaarloosbaar worden beschouwd. 4.16. Herstel van de effecten van eerdere dumping 93. Bijna alle onderzochte indicatoren laten een verslechtering zien van de economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie na 2007. Ondanks de geldende maatregelen is de invoer uit de betrokken landen licht gestegen en bleef hun marktaandeel stabiel. In 2009 toen de financiële crisis van invloed was op de gehele vraag in de Unie en de verkoopprijzen onder druk stonden, verloren de producenten in de Unie een aanzienlijk deel van hun afnemers. Slechts enkele producenten in de Unie waren in staat om door de productie van andere soorten bevestigingsmiddelen (bv. bevestigingsmiddelen van carbon) hun geproduceerde hoeveelheden te verhogen en konden profiteren van de schaalvoordelen en aldus de verloren verkochte hoeveelheid in de SSF-sector goed maken. Tegelijkertijd leverden de producenten in de Unie inspanningen om hun investeringen te vergroten om efficiënter te produceren. Tijdens het TNO slaagde de bedrijfstak van de Unie erin zijn prestaties te verbeteren, hoewel hij nog verlieslijdend bleef. De situatie zal waarschijnlijk niet beter worden gezien het zeer lage niveau van de prognose van de capaciteitsbenutting. 5. Gevolgen van de invoer met dumping en andere factoren 5.1. Gevolgen van de invoer met dumping 94. Uit het onderzoek is gebleken dat ondanks de geldende maatregelen en de daling van het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode de invoer uit de VRC en Taiwan in de beoordelingsperiode licht is gestegen, waardoor het marktaandeel daarvan stabiel is gebleven. 95. Zoals beschreven in overweging 73, was het niet mogelijk om een zinvolle prijsvergelijking te maken tussen de invoerprijzen van de betrokken landen en de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie wegens het gebrek aan informatie over de door de Chinese en Taiwanese producenten-exporteurs uitgevoerde productsoorten en de grote prijsvariatie voor de verschillende productsoorten binnen deze gemiddelde prijs. De uitvoerprijzen van de enige medewerkende Taiwanese producent konden immers niet op zinvolle wijze worden vergeleken met de prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, aangezien er geen overeenstemming was tussen de verschillende productsoorten. 96. Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de in overweging 22 vermelde medewerkende Taiwanese producent aan dat zijn uitvoer geen schade aan de indiener van het verzoek had berokkend, aangezien hij soorten SSF produceert die slechts door enkele producenten in de Unie in beperkte hoeveelheden worden geproduceerd. In dit verband zij er ten eerste op gewezen dat de schade wordt beoordeeld voor de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel en niet voor de indiener van het verzoek alleen. Ten tweede gelden de maatregelen voor de productomschrijving, als gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek, en, zoals uiteengezet in overweging 21, is het niet mogelijk om de productomschrijving te wijzigen in de context van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen. 5.2. Gevolgen van de economische crisis 97. Door de positieve economische voorwaarden die in 2007 in de staal- en aanverwante industrieën heersten, bevond de bedrijfstak van de Unie zich aan het begin van de economische crisis eind 2008 in een relatief goede economische situatie. Ook al stagneerde de markt, met name in 2009, sommige producenten in de Unie zetten hun investeringen voort ter vervanging van verouderde machines en uitrusting om de productiekosten te verlagen en concurrerender te zijn ten aanzien van de invoer met dumping uit de betrokken landen en de opkomst van goedkope invoer uit andere derde landen. Bovendien werden, wanneer een daling van de vraag werd geconstateerd, de producenten in de Unie ook geconfronteerd met de sterke onderhandelingsmacht van de grote distributeurs die begonnen met het uitoefenen van een grotere prijsdruk die de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie negatief heeft beïnvloed. 5.3. Invoer uit andere landen 98. Het effect van de invoer uit andere derde landen is ook onderzocht. Hun gecombineerde ingevoerde hoeveelheid nam tijdens de beoordelingsperiode met 26% toe, van circa 52 000 ton tot circa 66 000 ton. Tegelijkertijd daalden de invoerprijzen tijdens de beoordelingsperiode met 28% en nam hun marktaandeel bijgevolg toe van 42,5% in 2007 tot 54,2% in het TNO. 99. Het grootste gedeelte van de invoer uit andere derde landen bleek afkomstig te zijn uit India, de Filipijnen en Maleisië. De invoer uit deze drie landen was goed voor een totaal marktaandeel van circa 36% in het TNO. 100. De invoer uit India nam tijdens de beoordelingsperiode met 141% toe, van circa 8 000 ton in 2007 tot bijna 20 000 ton in het TNO. De gemiddelde invoerprijzen daalden in dezelfde periode met 32% en waren significant lager dan de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie in het TNO. Bijgevolg vergrootten de Indiase exporteurs hun marktaandeel van 6,7% in 2007 tot 16,4% in het onderzoektijdvak. 101. De invoer uit de Filipijnen laat een soortgelijke tendens zien als die uit India en nam tijdens de beoordelingsperiode toe met 129%, van circa 6 000 ton in 2007 tot bijna 14 000 ton in het TNO. De gemiddelde invoerprijzen daalden in dezelfde periode met 38% en in het TNO onderboden zij de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie. Het marktaandeel van de Filipijnen is bijgevolg gestegen van 4,9% in 2007 tot 11,4% in het TNO. 102. De invoer uit Maleisië vertoonde tijdens de beoordelingsperiode een dalende tendens (-27%), maar de Maleisische exporteurs hadden in het TNO nog steeds een marktaandeel van 8,2%. Verder waren volgens de gegevens van Eurostat de gemiddelde prijzen van uitvoer uit Maleisië aan het begin van de beoordelingsperiode hoger dan die uit de betrokken landen; in het tweede gedeelte waren de prijzen echter aanzienlijk lager. 103. Er kan bijgevolg worden geconcludeerd dat exporteurs in andere derde landen, met name India, de Filipijnen en Maleisië, blijken te hebben geprofiteerd van het bestaan van antidumpingmaatregelen tegen de VRC en Taiwan. In het tweede deel van de beoordelingsperiode is de invoer uit India en de Filipijnen meer dan verdubbeld tegen prijzen die onder die van de VRC en Taiwan lagen, terwijl de invoer uit Maleisië een dalende tendens vertoonde. Deze bijkomende prijsdruk had een verder negatief effect op de bedrijfstak van de Unie waarvan de winst en andere financiële indicatoren vanaf 2008 een zeer negatieve tendens lieten zien. Daarom heeft de ontwikkeling van de invoer uit met name India en de Filipijnen zeker bijgedragen aan het verlies van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie en de negatieve ontwikkeling van zijn financiële situatie. Tabel 15 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Ingevoerde hoeveelheid uit andere landen (ton) | 52 339 | 57 920 | 50 362 | 65 756 | Index (2007=100) | 100 | 111 | 96 | 126 | Marktaandeel van de invoer uit de andere landen | 42,5% | 48,0 % | 49,8% | 54,2% | Prijs van de invoer uit de andere landen (euro/ton) | 5 830 | 4 993 | 4 384 | 4 196 | Index (2007=100) | 100 | 86 | 75 | 72 | 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Ingevoerde hoeveelheid uit India (ton) | 8 282 | 13 667 | 16 776 | 19 945 | Index (2007=100) | 100 | 165 | 203 | 241 | Marktaandeel van de invoer uit India | 6,7% | 11,3% | 16,6% | 16,4% | Prijs van de invoer uit India (euro/ton) | 4 632 | 3 758 | 3 123 | 3 164 | Index (2007=100) | 100 | 81 | 67 | 68 | 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Ingevoerde hoeveelheid uit de Filipijnen (ton) | 6 048 | 7 046 | 5 406 | 13 854 | Index (2007=100) | 100 | 117 | 89 | 229 | Marktaandeel van de invoer uit de Filipijnen | 4,9% | 5,8% | 5,3% | 11,4% | Prijs van de invoer uit de Filipijnen (euro/ton) | 5 685 | 4 645 | 3 474 | 3 505 | Index (2007=100) | 100 | 82 | 61 | 62 | 2007 | 2008 | 2009 | TNO | Ingevoerde hoeveelheid uit Maleisië (ton) | 13 548 | 13 712 | 9 810 | 9 933 | Index (2007=100) | 100 | 101 | 72 | 73 | Marktaandeel van de invoer uit Maleisië | 11,0% | 11,4% | 9,7% | 8,2% | Prijs van de invoer uit Maleisië (euro/ton) | 5 062 | 4 203 | 2 963 | 3 068 | Index (2007=100) | 100 | 83 | 59 | 61 | 6. Conclusie 104. Terwijl het verbruik van de Unie tijdens de beoordelingsperiode vrij stabiel bleef, verloor de bedrijfstak van de Unie 25% van zijn verkoochte hoeveelheid in de Unie in dezelfde periode, wat heeft geleid tot een verlies van zijn marktaandeel van 50,6% in 2007 tot 38,6% in het TNO. Tegelijkertijd kon de invoer met dumping uit de betrokken landen zijn marktaandeel stabiel houden. 105. Ondanks de geldende antidumpingmaatregelen hebben de meeste schade-indicatoren zich tussen 2007 en het einde van het TNO negatief ontwikkeld: de productie en de verkochte hoeveelheden liepen met respectievelijk 17% en 25% terug, de capaciteit en de capaciteitsbenutting namen af, waarna ook de werkgelegenheid en de productiviteitsniveaus daalden. De winstgevendheid zakte in van 7% in 2007 tot -3% in het TNO en de kasstroom vertoonde een soortgelijke negatieve tendens. 106. Er wordt geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode over het algemeen verslechterde en dat de bedrijfstak van de Unie zich aan het einde van het TNO in een fragiele situatie bevond, waarbij zijn inspanningen om de verkochte hoeveelheden te handhaven en de prijzen op een toereikend peil te houden werden gedwarsboomd door de gestegen invoer met dumping uit de betrokken landen en de goedkope invoer uit andere derde landen. F. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HET VOORTDUREN VAN SCHADE 1. Relatie tussen de hoeveelheden en de prijzen van de uitvoer uit de betrokken landen naar derde landen en de hoeveelheden en de prijzen van de uitvoer naar de Unie 107. Doordat de Chinese exporteurs niet wilden meewerken, is geen informatie beschikbaar over hun prijzen van uitvoer naar andere markten. Wat Taiwan betreft, liggen volgens de beschikbare informatie van de gecontroleerde ondernemingen de gemiddelde prijzen van uitvoer naar derde landen onder die welke op de markt van de Unie in rekening worden gebracht. Daarom wordt geoordeeld dat de Taiwanese exporteurs bij het vervallen van de maatregelen een motief zouden hebben om aanzienlijke hoeveelheden niet langer naar andere derde landen maar naar de aantrekkelijkere markt van de Unie uit te voeren. 2. Ongebruikte capaciteit in de betrokken landen 108. Uit de beschikbare informatie blijkt dat in zowel de VRC als Taiwan een grote productiecapaciteit beschikbaar is en dat beide landen in staat zijn om hun geproduceerde hoeveelheden snel te vergroten. In dit verband wordt eraan herinnerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen op de invoer van bepaalde ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen uit de VRC in 2009[10] heeft geleid tot een daling van de Chinese invoer en capaciteit heeft vrijgemaakt die voor de productie van SSF kan worden gebruikt. Verder zij erop gewezen dat een onlangs afgesloten ontwijkingsonderzoek de voor bepaalde ijzeren en stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de VRC ingestelde maatregelen heeft uitgebreid tot uit Maleisië verzonden invoer[11]. Er is dan ook een capaciteit om aanzienlijk meer naar de EU uit te voeren, met name omdat er geen aanwijzingen zijn dat de markten van derde landen of de binnenlandse markt extra productie kunnen absorberen. 3. Conclusie 109. Het is duidelijk dat de producenten in de betrokken landen in staat zijn om hun uitvoer naar de EU-markt aanzienlijk uit te breiden. Wat Taiwan betreft, blijken de prijzen van de uitvoer naar derde landen bovendien lager te zijn dan die welke op de markt van de Unie in rekening worden gebracht, waardoor de waarschijnlijkheid toeneemt dat bij ontstentenis van maatregelen een deel van de uitvoer naar derde landen opnieuw naar de EU-markt wordt geleid. Dit zou naar alle waarschijnlijkheid een negatief effect op de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie hebben. 110. Zoals hierboven is aangetoond, blijft de situatie van de bedrijfstak van de Unie kwetsbaar. Indien de bedrijfstak van de Unie wordt blootgesteld aan een grotere invoer met dumping uit de betrokken landen, zal dat waarschijnlijk leiden tot een verdere verslechtering van zijn verkoop, marktaandeel en verkoopprijzen en daardoor tot een verslechtering van zijn financiële situatie. Op grond hiervan wordt daarom geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een verslechtering van de nu al kwetsbare situatie en tot het voortduren van de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie. G. BELANG VAN DE UNIE 1. Inleiding 111. Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de hele Unie. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van de betrokkenen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten. 112. Er wordt aan herinnerd dat bij het oorspronkelijke onderzoek de instelling van maatregelen niet in strijd met het belang van de Unie werd geacht. Bovendien kan nu, omdat het om een nieuw onderzoek gaat waarbij een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of die maatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokkenen hebben. 113. Op grond hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van een voortzetting van schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie leiden dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is de maatregelen te handhaven. 2. Belang van de bedrijfstak van de Unie 114. De bedrijfstak van de Unie heeft bewezen structureel levensvatbaar te zijn. Dit werd bevestigd door de vrij gezonde economische situatie die aan het begin van de beoordelingsperiode werd waargenomen. Tijdens de beoordelingsperiode namen de verkochte hoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie echter af en daalden de verkoopprijzen, terwijl de invoer uit de betrokken landen licht steeg ondanks de geldende maatregelen. In dezelfde periode verslechterde de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie en werd zij verlieslijdend. Zonder maatregelen zou de bedrijfstak van de Unie zich nu naar alle waarschijnlijkheid in een nog slechtere situatie bevinden. 3. Belang van de importeurs/gebruikers 115. Geen van de twintig gebruikers met wie contact was opgenomen, toonde zich bereid om mee te werken. Er wordt aan herinnerd dat in het oorspronkelijke onderzoek slechts één gebruiker meewerkte en er werd geconcludeerd dat gebruikers het onderzochte product niet alleen konden verkrijgen van de betrokken landen, maar ook van andere leveringsbronnen. Gezien het marginale effect van SSF op de kosten van downstreamproducten werd verder geconcludeerd dat de maatregelen geen nadelig effect op de bedrijfstak van de gebruikers zouden hebben. 116. Slechts één van de drie in de steekproef opgenomen importeurs antwoordde op de vragenlijst. Zijn aandeel in de invoer uit de betrokken landen was zeer beperkt en bedroeg 1,1% tijdens het TNO. Verder bleek uit het onderzoek dat de importeur voor een goede winstgevendheid zorgde (tussen 5% en 10%), terwijl het aandeel van het betrokken product in de totale activiteit van de onderneming minder dan 10% bedraagt. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat de voortzetting van de maatregelen een zeer beperkt effect op deze importeur zou hebben. 4. Conclusie 117. Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de huidige antidumpingmaatregelen niet te handhaven. H . ANTIDUMPINGMAATREGELEN 118. Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Met de standpunten en opmerkingen werd rekening gehouden wanneer dit gerechtvaardigd was. 119. Uit het bovenstaande volgt dat, zoals bepaald in artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de bij Verordening (EG) nr. 1890/2005 ingestelde antidumpingmaatregelen op de invoer van bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan, moeten worden gehandhaafd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 120. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Taiwan, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61 en 7318 15 70. 121. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, bedraagt voor de producten die zijn vervaardigd door de hierna genoemde ondernemingen: Land | Ondernemingen | Antidumping-recht (%) | Aanvullende Taric-code | Volksrepubliek China | Tengzhou Tengda Stainless Steel Product Co. Ltd., Tengzhou City | 11,4 | A650 | Tong Ming Enterprise (Jiaxing) Co. Ltd., Zhejiang | 12,2 | A651 | Alle andere ondernemingen | 27,4 | A999 | Taiwan | Arrow Fasteners Co. Ltd., Taipei | 15,2 | A653 | Jin Shing Stainless Ind. Co. Ltd, Tao Yuan | 8,8 | A654 | Min Hwei Enterprise Co. Ltd, Pingtung | 16,1 | A655 | Tong Hwei Enterprise, Co. Ltd., Kaohsiung | 16,1 | A656 | Yi Tai Shen Co. Ltd., Tainan | 11,4 | A657 | In de bijlage opgenomen ondernemingen | 15,8 | A649 | Alle andere ondernemingen | 23,6 | A999 | 122. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Voor de Raad De voorzitter BIJLAGE (Aanvullende Taric-code A649) A-STAINLESS INTERNATIONAL CO. LTD., Taipei | BOLTUN CORPORATION, Tainan | CHAEN WEI CORPORATION, Taipei | CHIAN SHYANG ENT CO. LTD., Chung-Li City | CHONG CHENG FASTENER CORP., Tainan | DIING SEN FASTENERS & INDUSTRIAL CO. LTD., Taipei | DRAGON IRON FACTORY CO. LTD., Kaohsiung | EXTEND FORMING INDUSTRIAL CORP. LTD., Lu Chu | FORTUNE BRIGHT INDUSTRIAL CO. LTD., Lung Tan Hsiang | FWU KUANG ENTERPRISES CO. LTD., Tainan | HSIN YU SCREW ENTERPRISE CO. LTD., Taipin City | HU PAO INDUSTRIES CO. LTD., Tainan | J C GRAND CORPORATION, Taipei | JAU YEOU INDUSTRY CO. LTD., Kangshan | JOHN CHEN SCREW IND CO. LTD., Taipei | KUOLIEN SCREW INDUSTRIAL CO. LTD., Kaohsiung | KWANTEX RESEARCH INC., Tainan | LIH LIN ENTERPRISES & INDUSTRIAL CO. LTD., Taipei | LIH TA SCREW CO. LTD., Kweishan | LU CHU SHIN YEE WORKS CO. LTD., Kaohsiung | M & W FASTENER CO. LTD., Kaohsiung | MULTI-TEK FASTENERS & PARTS MANIFACTURER CORP., Tainan | NATIONAL AEROSPACE FASTENERS CORP., Ping Jen City | QST INTERNATIONAL CORP., Tainan | SEN CHANG INDUSTRIAL CO. LTD., Ta-Yuan | SPEC PRODUCTS CORP., Tainan | SUMEEKO INDUSTRIES CO. LTD., Kaohsiung | TAIWAN SHAN YIN INTERNATIONAL CO. LTD., Kaohsiung | VIM INTERNATIONAL ENTERPRISE CO. LTD., Taichung | YEA-JANN INDUSTRIAL CO. LTD., Kaohsiung | ZONBIX ENTERPRISE CO. LTD., Kaohsiung | ZYH YIN ENTERPRISE CO. LTD., Kaohsiung | [1] PB L 302 van 19.11.2005, blz. 1. [2] PB L 221 van 25.8.2009, blz. 1. [3] PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51. [4] PB L 302 van 19.11.2005, blz. 1. [5] PB L 221 van 25.8.2009, blz. 1. [6] PB C 129 van 19.5.2010, blz. 16. [7] PB C 315 van 19.11.2010, blz. 7. [8] Verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad van 26 januari 2009, PB L 29 van 31.1.2009, blz. 1. [9] Volgens de Comext-gegevensbank van Eurostat. [10] Verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad van 26 januari 2009, PB L 29 van 31.1.2009, blz. 1. [11] Verordening (EG) nr. 723/2011 van de Raad van 18 juli 2011, PB L 194 van 26.7.2011, blz. 6.