Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0380

    Lopende Doha-onderhandelingen Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2011 over de stand van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha

    PB C 51E van 22.2.2013, p. 84–87 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.2.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 51/84


    Woensdag 14 september 2011
    Lopende Doha-onderhandelingen

    P7_TA(2011)0380

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2011 over de stand van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha

    2013/C 51 E/10

    Het Europees Parlement,

    gezien de ministersverklaring van Doha van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van 14 november 2001,

    gezien het rapport van de Verenigde Naties over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling,

    gezien de ministersverklaring van Hongkong van de WTO van 18 december 2005,

    gezien zijn resolutie van 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong (1),

    gezien zijn eerdere resoluties over de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA), met name die van 9 oktober 2008 (2) en 16 december 2009 (3),

    gezien het slotdocument van de jaarlijkse zitting van de Parlementaire Conferentie van 2011 over de WTO, dat op 22 maart 2011 bij consensus in Genève is goedgekeurd,

    gezien de informele bijeenkomsten van het Comité voor handelsbesprekingen op 31 mei 2011, 22 juni 2011 en 26 juli 2011, alsmede de op 21 april 2011 voorgelegde documenten van de onderhandelingsvoorzitters,

    gezien de verklaring van de directeur-generaal van de WTO, Pascal Lamy, tijdens de informele bijeenkomst van de Commissie voor handelsbesprekingen op 26 juli 2011,

    gezien de verklaring van de voorzitter tijdens de vergadering van de Algemene Raad op 27 juli 2011,

    gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat het startschot voor de Doha-ronde in 2001 werd gegeven met het doel nieuwe kansen voor de handel te creëren, de multilaterale handelsregelingen te versterken, de onevenwichtigheden van het handelssysteem aan te pakken, de handel in dienst te stellen van duurzame ontwikkeling, en de nadruk te leggen op de economische integratie van de ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen, vanuit de overtuiging dat een multilateraal systeem, gebaseerd op eerlijkere en billijkere regels, kan bijdragen tot een eerlijke en vrije handel ten dienste van de ontwikkeling van alle continenten,

    B.

    overwegende dat multilaterale, plurilaterale en bilaterale overeenkomsten gezien moeten worden als onderdelen van een gemeenschappelijk instrumentarium voor internationale aangelegenheden en dus als standaardkenmerken van evenwichtige en complementaire politieke en handelsbetrekkingen,

    C.

    overwegende dat de WTO-ministersbesprekingen ter afronding van de Doha-ronde eind juli 2008 zijn vastgelopen,

    D.

    overwegende dat aan het begin van 2011 vooruitgang in de onderhandelingen is geboekt, zoals blijkt uit de rapporten van de onderhandelingsvoorzitters die op 21 april 2011 zijn voorgelegd, maar dat uit die rapporten tevens blijkt dat het zeer moeilijk zal zijn om nog in 2011 tot een overeenkomst te komen, zoals eerder in het Comité voor handelsbesprekingen was besproken,

    E.

    overwegende dat de achtste ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (MC 8) van 15 tot en met 17 december 2011 in Genève zal plaatsvinden; overwegende dat de voorzitter van de Algemene Raad op 27 juli 2011 heeft verklaard dat "er een algemeen gevoel heerst dat de ministersconferentie niet moet nalaten de ontwikkelingsagenda van Doha aan de orde te stellen" en dat "ontwikkelingskwesties en met name kwesties met betrekking tot de minst ontwikkelde landen binnen de MC 8 centraal moeten blijven staan",

    1.

    schaart zich andermaal volledig achter het multilaterale handelssysteem en de Wereldhandelsorganisatie als waarborg voor een op regels gebaseerd handelssysteem; is van mening dat de Wereldhandelsorganisatie een sleutelrol speelt bij het garanderen van een betere omgang met de globalisering, een rechtvaardigere verdeling van de baten daarvan en een evenwichtige economische groei; spreekt opnieuw zijn volledige steun uit voor een evenwichtige en rechtvaardige afronding van de ontwikkelingsagenda van Doha, hetgeen een belangrijk signaal zou zijn van politiek vertrouwen in de toekomst van een rechtvaardig en op regels gebaseerd mondiaal handelssysteem;

    2.

    wijst er op dat de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha hoofdzakelijk zouden moeten zijn gericht op de behoeften van de minst ontwikkelde landen; is van mening dat het resultaat van de ontwikkelingsagenda van Doha bij moet dragen tot de uitbanning van armoede en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;

    3.

    is zich ten volle bewust van de problemen rond het beginsel van de algemeen geldende verbintenis;

    4.

    betreurt dat het tijdens de achtste ministersconferentie die van 15 t/m 17 december 2011 in Genève wordt gehouden, niet mogelijk zal zijn overeenstemming te bereiken over de nog hangende kwesties op de ontwikkelingsagenda van Doha; onderstreept dat het belangrijk is om niettemin resultaten te behalen en tastbare vooruitgang te boeken, zodat het multilaterale handelssysteem en zijn regelgevende rol niet worden ondermijnd;

    5.

    spreekt opnieuw zijn krachtige steun uit voor het streven om ontwikkeling in het middelpunt van de ontwikkelingsagenda van Doha te plaatsen en dringt er bij de WTO-leden op aan werk te maken van de verwezenlijking van de doelstellingen zoals opgenomen in de ministersverklaring van Doha van 2001 en de toezeggingen die tijdens de ministersconferentie van de WTO in Hongkong in 2005 zijn gedaan; is stellig van mening dat bij de achtste ministersconferentie van de WTO op zijn minst resultaten moeten worden geboekt ten bate van de minst ontwikkelde landen;

    6.

    is van oordeel dat een overeenkomst inzake een zo vroeg mogelijke tenuitvoerlegging, overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 47 van de ministersverklaring van Doha ten minste een veelomvattend pakket voor de minst ontwikkelde landen moet omvatten met de volgende onderdelen:

    a)

    markttoegang die vrij van rechten en quota is voor producten uit de minst ontwikkelde landen voor ten minste 97 % van alle tarieflijnen, zoals in 2005 in Hongkong is overeengekomen,

    b)

    opheffing door de ontwikkelde landen van exportsubsidies voor katoen overeenkomstig eerdere afspraken, alsmede concrete toezeggingen om de katoensubsidies, die de binnenlandse handel verstoren, snel en specifiek te verminderen,

    c)

    een speciale en gedifferentieerde behandeling overeenkomstig eerdere afspraken, met inbegrip van een ontheffing voor diensten en een toezichtsmechanisme voor bijzondere en gedifferentieerde behandeling;,

    d)

    verbeterde preferentiële regels van oorsprong voor de uitvoer van de minst ontwikkelde landen om ervoor te zorgen dat deze transparant en eenvoudig zijn, en bijdragen tot vergemakkelijking van de markttoegang;

    7.

    doet een beroep op alle ontwikkelde landen en geavanceerde ontwikkelingslanden om het model van het EU-initiatief "alles behalve wapens" te volgen door het waarborgen van markttoegang voor de minst ontwikkelde landen die volkomen vrij van rechten en quota is, aangezien de tarieflijnen die buiten de overeenkomst van Hongkong vielen een aantal voor de arme landen cruciale producten betreffen, waardoor de voordelen voor de minst ontwikkelde landen aanzienlijk worden beperkt;

    8.

    wijst nogmaals op de wereldwijd grote verschillen in nationale economische groei, alsook op de aanhoudende verschuivingen in internationale handelsstromen; spoort de opkomende economieën aan hun verantwoordelijkheid als economische actoren op het wereldtoneel te nemen en concessies te doen die evenredig zijn aan hun ontwikkelingsniveau en concurrentievermogen;

    9.

    is voorts van mening dat de vooruitgang die tot dusverre tijdens de onderhandelingen over handelsbevordering is geboekt, het mogelijk kan maken op dit terrein spoedige overeenstemming te bereiken, aangezien een verbetering van de WTO-regels inzake handelsbevordering alle WTO-leden ten goede zal komen doordat de rechtszekerheid wordt verbeterd, de kosten van handelstransacties worden verlaagd en misbruik wordt voorkomen;

    10.

    wijst nogmaals op het belang van betere toegang tot groene goederen en technologieën met het oog op de verwezenlijking van doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling;

    11.

    is vanwege de aanhoudende patstelling met betrekking tot de oorspronkelijke opzet en doelstellingen van de ontwikkelingsagenda van Doha van mening dat het nu meer dan ooit noodzakelijk is het debat over het toekomstig functioneren van de WTO te hervatten, inclusief een mogelijke hervorming van het nieuwe multilaterale handelssysteem; verzoekt de Commissie vooraf met het Parlement te overleggen over een gezamenlijke visie op de opzet van een toekomstig wereldhandelssysteem; dringt er, tegen de achtergrond van de economische en maatschappelijke crises, bij de WTO op aan om, ook als de ontwikkelingsagenda van Doha niet wordt afgerond, samen met andere internationale organisaties de nieuwe mondiale uitdagingen waarbij handel een rol speelt, zoals voedselzekerheid, energie, duurzame ontwikkeling en "hulp voor handel", op consistente wijze en met urgentie aan te pakken;

    12.

    is er absoluut van overtuigd dat de Wereldhandelsorganisatie als onderdeel van een mondiaal systeem voor economische beleidsaansturing uiterst belangrijk is voor de wereld; dringt er bij alle WTO-leden op aan verder bij te dragen tot een allesomvattende, ambitieuze en evenwichtige ontwikkeling van de WTO met het oog op wereldwijde economische groei en armoedebestrijding;

    13.

    benadrukt dat moet worden nagegaan of de veranderde omstandigheden sinds het begin van Doha-ronde, met name ten aanzien van de rol van de BRIC-landen in de wereldeconomie, geen onoverkomelijke belemmering vormen voor de verwezenlijking van de oorspronkelijke doelstellingen van de Doha-ronde;

    14.

    spoort ontwikkelde en vergevorderde ontwikkelingslanden aan om de capaciteit van de minst ontwikkelde landen, te ondersteunen, volledig deel te nemen aan dit reflectieproces met betrekking tot de ontwikkelingsagenda van Doha, alsook aan iedere routekaart voor de resterende onderhandelingen, en te waarborgen dat hun belangen worden verdedigd;

    15.

    benadrukt dat de recente schommelingen in de voedselprijzen ertoe nopen dat de internationale handelsregels een grotere voedselzekerheid waarborgen;

    16.

    betreurt dat veel landen uitvoerbeperkingen handhaven voor natuurlijke hulpbronnen die beperkt voorradig zijn; is van mening dat de internationale handelsregels paal en perk moeten stellen aan deze restricties;

    17.

    roept de WTO-leden op de totstandbrenging van sterke institutionele banden tussen de WTO en andere internationale organisaties (zoals de IAO, de FAO, UNCTAD, UNFCCC en andere VN-organisaties) te ondersteunen;

    18.

    betreurt dat het tot op heden niet mogelijk is gebleken bij multilaterale handelsbesprekingen rekening te houden met aspecten zoals klimaat- en milieubescherming;

    19.

    verzoekt de Commissie en de Raad om het Parlement nauw te betrekken bij de voorbereidingen voor de achtste ministersconferentie die van 15 t/m 17 december 2011 in Genève zal plaatsvinden;

    20.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie.


    (1)  PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.

    (2)  PB C 9 E van 15.1.2010, blz. 31.

    (3)  PB C 286 E van 22.10.2010, blz. 1.


    Top