EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0123

EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten Resolutie van het Europees Parlement van 5 april 2011 over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten (2010/2104(INI))

PB C 296E van 2.10.2012, p. 19–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 296/19


Dinsdag 5 april 2011
EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten

P7_TA(2011)0123

Resolutie van het Europees Parlement van 5 april 2011 over de efficiëntie en doeltreffendheid van de EU-financiering voor het ontmantelen van kerncentrales in de nieuwe lidstaten (2010/2104(INI))

2012/C 296 E/03

Het Europees Parlement,

gelet op Protocol nr. 4 van het Toetredingsverdrag met betrekking tot de kerncentrale van Ignalina in Litouwen, Protocol nr. 9 met betrekking tot reactor 1 en reactor 2 van de kerncentrale van Bohunice V1 in Slowakije, en artikel 30 van het Protocol betreffende de voorwaarden en regelingen voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie,

gelet op de Verordening van de Raad inzake de uitvoering van Protocol nr. 4 met betrekking tot de kerncentrale van Ignalina in Litouwen (1), de uitvoering van Protocol nr. 9 met betrekking tot reactor 1 en reactor 2 van de kerncentrale van Bohunice V1 in Slowakije (2), en inzake de financiële steun van de Unie voor de ontmanteling van de reactoren 1 tot en met 4 van de kerncentrale van Kozloduy in Bulgarije (het Kozloduy-programma) (3),

gezien de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het gebruik van de financiële middelen voor de ontmanteling van nucleaire installaties (COM(2007)0794) en het begeleidende document „EU decommissioning funding data” (SEC(2007)1654),

gezien de aanbeveling van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende het beheer van de financiële middelen voor de ontmanteling van nucleaire installaties (4),

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0054/2011),

A.

overwegende dat de drie kandidaat-lidstaten Litouwen, Slowakije en Bulgarije oude kerncentrales bezaten, waarover is afgesproken dat ze gesloten zouden worden, en dat tijdens de toetredingsonderhandelingen afspraken zijn gemaakt over de snelle sluitingsdatums van reactoren in de drie betrokken kerncentrales,

B.

overwegende dat de EU heeft onderkend dat de snelle sluiting en de daaropvolgende ontmanteling van reactoren in deze drie kerncentrales een grote financieel-economische last vertegenwoordigden die niet volledig door de betrokken landen kon worden gedragen, en dat zowel de Toetredingsverdragen, als de latere verordeningen van de Raad inzake de uitvoering van de Verdragen voorzagen in financiële steun voor de respectieve lidstaten; echter overwegende dat niet duidelijk is besloten of de steun de volledige kosten van ontmanteling moet dekken, of alle economische gevolgen moet kunnen compenseren; erop wijzend dat zowel Bulgarije als Slowakije voorlopig netto-exporteurs van elektriciteit blijven,

C.

overwegende dat de steun bedoeld is voor maatregelen op de volgende terreinen:

ontmanteling (voorbereidende werkzaamheden in verband met de sluiting, bijstand aan de regelgevende instantie, het opstellen van de documentatie die nodig is voor de ontmanteling en de vergunningen, veilig onderhoud en toezicht na de sluiting, afvalverwerking, werkzaamheden voor de opslag van afval en gebruikte brandstof en decontaminatie, en de eigenlijke ontmantelingswerkzaamheden),

energie (modernisering en milieutechnische opwaardering van bestaande faciliteiten, vervanging van de productiecapaciteit van gesloten eenheden, verbetering van de energiebevoorradingszekerheid en de energie-efficiëntie, overige maatregelen die bijdragen tot de noodzakelijke herstructurering en opwaardering van de energie-infrastructuur),

sociale gevolgen (steun voor personeel van de centrale voor het handhaven van een hoog veiligheidsniveau in de perioden na de sluiting en voorafgaand aan de ontmanteling, bij- en nascholing van personeel voor nieuwe taken in verband met de ontmanteling),

D.

overwegende dat reeds vóór de toetreding en vóór de sluiting van de betrokken reactoren met de verlening van de bijstand is begonnen en de betreffende middelen zich derhalve ophoopten in de internationale steunfondsen voor de ontmanteling terwijl de administratieve voorbereidingen werden voortgezet,

E.

overwegende dat ontmanteling van nucleaire installaties en verwerking van hun afvalstoffen technisch ingewikkelde operaties zijn die veel geld kosten, en milieutechnische, technische, sociale en financiële verantwoordelijkheden met zich meebrengen,

1.

constateert dat Litouwen, Slowakije en Bulgarije zich op tijd aan hun in de respectieve Toetredingsverdragen vastgelegde verplichtingen betreffende sluiting van de respectieve reactoren in de drie kerncentrales hebben gehouden: reactor 1 van de kerncentrale van Ignalina werd op 31 december 2004 stilgelegd en reactor 2 op 31 december 2009; reactor 1 van de kerncentrale van Bohunice V1 werd op 31 december 2006 stilgelegd en reactor 2 op 31 december 2008; de reactoren 1 en 2 van de kerncentrale van Kozloduy werden stilgelegd op 31 december 2002 en de reactoren 3 en 4 op 31 december 2006;

2.

wijst ook op het feit dat alle drie de lidstaten geprobeerd hebben opnieuw te onderhandelen over hun politieke toezeggingen met betrekking tot het sluiten van de reactoren en dat dit het hele proces heeft vertraagd;

3.

wijst op het feit dat er een rechtsgrond is voor het toekennen van financiële steun; wijst erop dat de bedragen jaarlijks middels een besluit van de Commissie worden vastgesteld op basis van individuele, jaarlijkse gecombineerde programmeringsdocumenten, die toezicht op de ontwikkeling en de financiering van de goedgekeurde projecten mogelijk maken;

4.

wijst erop dat vanwege het gebrek aan ervaring en gegevens in de EU op het gebied van de ontmanteling van kerncentrales bij het besluit betreffende de financiering geen plafond kon worden vastgesteld; wijst erop dat er ook na het opstellen van de plannen en de strategieën voor de ontmanteling nog geen duidelijke normen voor de vaststelling van plafonds bestonden, zodat stapsgewijs en per geval over verdere financiële steun moest worden beslist;

5.

is van oordeel dat de steun van de Unie bedoeld is om deze drie lidstaten te helpen bij het dragen van de financiële en economische lasten die voortvloeien uit het feit dat er vroege vaste sluitingsdatums zijn overeengekomen en om de kosten te dekken van een groot aantal belangrijke activiteiten in verband met de ontmanteling, te investeren in energieprojecten die de onafhankelijkheid van energie verhogen en om de sociale nawerkingen die voortvloeien uit de sluiting van kerncentrales te stimuleren; constateert evenwel dat in alle drie de gevallen de kosten voor ontmanteling van de kerncentrales hoger uitvallen dan de geplande EU-steun, en waarschijnlijk ook hoger dan de oorspronkelijke ramingen; constateert ook dat een groot deel van het geld is opgegaan aan energieprojecten en niet is besteed voor het belangrijkste doel van de financiële steun, te weten de ontmanteling van de kerncentrales;

6.

is van mening dat het concept van solidariteit binnen de EU er daadwerkelijk toe bijdraagt de economische gevolgen van de vroegtijdige sluiting van de kerncentrales in de energiesector op te vangen; onderstreept echter dat op het moment dat dit verslag wordt geschreven de ontmanteling zelf nog maar in de beginfase is;

7.

benadrukt dat aan de ontmanteling van de betreffende kerncentrales in het belang van de veiligheid en gezondheid van de Europese burgers de hoogste prioriteit moet worden gegeven;

8.

vreest dat het gebrek aan financiële middelen voor ontmantelingsmaatregelen tot vertraging bij de ontmanteling van kerncentrales en tot gevaren voor het milieu en de menselijke gezondheid zal leiden;

9.

beklemtoont dat veiligheid van het hoogste belang is bij de ontmanteling van de vroegtijdig gesloten reactoren in de drie betrokken kerncentrales; verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten dan ook hiermee rekening te houden bij elk toekomstig besluit betreffende ontmanteling van kerncentrales in het algemeen en de ontmanteling van deze drie centrales in het bijzonder; spoort de Commissie aan te zorgen voor een passende coördinatie met de lidstaten en een duidelijk tijdsschema voor de voltooiing van de projecten vast te leggen;

10.

maakt zich zorgen over het feit dat de gedetailleerde ontmantelingsplannen van de drie betreffende ontmantelingsprogramma's nog niet af zijn en dat er bijgevolg te weinig bekend is over de tijdschema's, de kosten en de financiering van de afzonderlijke projecten; spoort de bevoegde nationale instanties dan ook aan de plannen te finaliseren en dringt er bij de Commissie op aan hiervan verslag uit te brengen en een gedetailleerd langetermijnplan voor de financiering van de ontmantelingsprojecten voor te leggen; verzoekt de Commissie een duidelijke raming te maken van de orde van grootte van de EU-financiering die voor de tenuitvoerlegging van deze plannen benodigd is;

11.

spoort de Commissie aan een mogelijkheid te zoeken om een EU financieringsplan voor de ontmanteling te coördineren, rekening houdend met de toegepaste strategieën van de lidstaten, hun nationale bestuurlijke structuren, en om de administratieve procedure van de financiële middelen zelf zo te vereenvoudigen dat het de veiligheid en zekerheid van de ontmanteling niet zou schaden;

12.

constateert dat er niet is gezorgd voor een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden onder de instanties die bij de financiering zijn betrokken en de instanties die bij het ontmantelingsproces zijn betrokken; is van mening dat de Commissie de hoofdverantwoordelijkheid dient te hebben voor de tenuitvoerlegging van de EU-steun en dat het beheer hierover gezamenlijk met de EBWO moet worden gevoerd;

13.

is van oordeel dat het voor het toekennen van contracten wenselijk is voor Europese ondernemingen het criterium van communautaire wederkerigheid toe te passen, met in het bijzonder de toepassing van de beginselen zoals bedoeld in artikel 58 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten;

14.

stelt vast dat de totale financiële steun van de Europese Unie voor de drie lidstaten tot eind 2013 neerkomt op een bedrag van 2 847,78 miljoen EUR, wijst erop dat er verschillen tussen de kerncentrales bestaan, in het bijzonder wat brandstofopslag betreft, maar dat de programma's in principe betrekking hebben op dezelfde technologie; wijst er echter op dat er grote verschillen zijn bij de toegekende bedragen: voor Ignalina (2 reactoren) 1 367 miljoen EUR, Bohunice (2 reactoren) 613 miljoen EUR, en Kozloduy (4 reactoren) 867,78 miljoen EUR;

15.

wijst erop dat, overeenkomstig de gegevens van eind 2009, ook bij de uitgegeven bedragen verschillen tussen de lidstaten bestaan, die grotendeels verband houden met de uiteenlopende tijdschema's voor de sluiting: Ignalina in totaal 1 367 miljoen EUR, waarvan vastgelegd 875,5 miljoen EUR (64,04 %) en uitgegeven 760,4 miljoen EUR (55,62 %), Bohunice in totaal 613 miljoen EUR, waarvan vastgelegd 363,72 miljoen EUR (59,33 %) en uitgegeven 157,87 miljoen EUR (25,75 %), en Kozloduy in totaal 867,78 miljoen EUR, waarvan vastgelegd 567,78 miljoen EUR (65,42 %) en uitgegeven 363.149 miljoen EUR (41,84 %);

16.

meent dat absolute transparantie moet worden betracht bij het beheer van de fondsen en de besteding van middelen daaruit; erkent het belang van goed en transparant beheer van financiële middelen, in combinatie met passend extern toezicht, teneinde voor eerlijke concurrentieverhoudingen op de energiemarkt te zorgen; beveelt aan hierbij voor transparantie en publieke participatie te zorgen;

17.

neemt nota van de volgende afgeronde audits en evaluaties: „Midterm Evaluation of the Decommissioning Assistance to Lithuania and Slovakia” (2007), de interne audits van de Commissie van de drie programma's in 2007, de audits van de Rekenkamer van het Central Project Management Agency in 2008 en 2009 met betrekking tot Ignalina, de audit van de Rekenkamer met betrekking tot de voorbereiding van de betrouwbaarheidsverklaring 2008 en de haalbaarheidsstudie van de Rekenkamer van 2009, alsook van de volgende lopende zaken: mededeling van de Commissie (verwacht begin 2011), externe financiële audit van de Commissie voor BIDSF, en de „full performance” audit van de Rekenkamer voor alle drie de programma's;

18.

is van oordeel dat er, rekening houdend met de enorme bedragen, het nieuwe karakter van het gebruik van de financiële middelen en de onbekende factoren die tijdens het proces zijn opgekomen, alsmede de vele wijzigingen en aanpassingen, en de toewijzing van aanvullende bedragen, te weinig audits zijn uitgevoerd en dat deze te beperkt van opzet lijken te zijn; betreurt dat de in september 2007 door de Commissie uitgevoerde tussentijdse evaluatie van de aan Litouwen en Slowakije verleende financiële steun voor ontmantelingsactiviteiten niet ook betrekking had op Bulgarije (dat op dat tijdstip ook al steun ontving);

19.

betreurt dat de Commissie het Europees Parlement geen jaarverslagen voorlegt over de besteding van de financiële middelen die voor de ontmanteling van kerncentrales zijn uitgetrokken; dringt er derhalve bij de Commissie op aan toezicht te houden op en jaarlijks aan het Parlement verslag uit te brengen over de verbeteringen bij het gebruik van de financiële middelen en over de kans dat de met het oog op de ontmanteling van deze specifieke reactoren in de drie kerncentrales opgehoopte financiële middelen de komende drie jaar zullen kunnen worden geabsorbeerd;

20.

verzoekt de Commissie te onderzoeken of het mogelijk is tussen nu en 2013 financiële middelen toe te wijzen aan nieuwe ontmantelingsprojecten, met name gezien het feit dat in juli 2011 voor Bohunice en eind 2011 en eind 2012 voor Kozloduy de ontmantelingsvergunningen zullen worden afgegeven;

21.

verzoekt de Commissie om voorafgaand aan de eventuele toewijzing van verdere EU-middelen vergelijkende informatie te verstrekken over de uitvoering van de oorspronkelijke en de herziene plannen voor de verschillende stadia van het ontmantelingsproces, alsook over de uitvoering van de energie- en de sociale maatregelen;

22.

verzoekt de Commissie mee te delen tot welke verbeteringen de oprichting (in 2007) van een beheerscomité van lidstaten voor steun bij de uitvoering van de steunprogramma's heeft geleid, en uiteen te zetten welke procedurele veranderingen er sindsdien zijn doorgevoerd;

23.

neemt nota van het feit dat de audit van de Rekenkamer nog niet is afgerond; gaat ervan uit dat de audit de doelstellingen van het gebruik van de financiële middelen en hun doeltreffendheid bekend zal maken, zal resulteren in uitvoerbare voorstellen voor de toekomst en de langere noodzaak van middelen voor de uitvoering van de sluitingswerken zal opnemen; rekent erop dat deze „full performance” audit antwoorden zal geven;

of de middelen daadwerkelijk voor de aangegeven doelen zijn gebruikt;

of de aanbestedingsprocedures correct waren en zijn gerespecteerd;

of de toegewezen middelen daadwerkelijk hebben bijdragen tot een verhoging van de veiligheid van de ontmantelingsactiviteiten;

of de aanbestedingsprocedures ervoor hebben gezorgd dat de betrokken ondernemingen veiligheid op het niveau van de EU-normen garanderen;

of er activiteiten zijn waar OLAF bij is betrokken;

of er sprake is van goede coördinatie van de drie bestaande programma's met het oog op een doeltreffend gebruik van de ervaring die bij reeds eerder voorbereide en gefinancierde projecten is opgedaan, en of de ontmantelingsprogramma's overlappingen vertoonden en zo ja, welke (er zijn bijvoorbeeld meerdere, vergelijkbare projecten voor opslag en opleiding van personeel die voor meerdere kerncentrales gebruikt hadden kunnen worden, hetgeen tot besparingen had geleid);

24.

is van oordeel dat, wat verdere activiteiten betreft die in de periode 2007-2013 met door de EU toegekende middelen moeten worden gefinancierd, de volgende kwesties verdere verduidelijking behoeven:

of de reeds bestaande plannen en strategieën compleet zijn of dat er eventueel nog nieuwe activiteiten aan zullen moeten worden toegevoegd, waarvoor dan ook weer aanvullende middelen nodig zouden zijn;

of de volledige capaciteiten voor tijdelijke opslag al dan niet beschikbaar zijn en of een procedure voor de selectie van een locatie voor de definitieve opberging van radioactief afval al dan niet rond is;

of er eventueel nog nieuwe middelen toegewezen moeten worden voor energieprojecten of dat de nadruk op de ontmantelingsprojecten moet worden gevestigd;

of, voor zover dat tot nu toe niet is gedaan, de ervaringen die zijn opgedaan met en de projecten van de ene kerncentrale ook gebruikt kunnen worden bij de andere kerncentrales;

25.

stelt met bezorgdheid vast dat er geen EU-team van bij de drie projecten betrokken coördinatoren en deskundigen is opgezet dat het mogelijk had gemaakt het ontmantelingsprogramma als één geheel te beheren op basis van EU-expertise, waardoor voor synergie tussen de drie projecten had kunnen worden gezorgd;

26.

onderstreept dat voor meer coördinatie tussen de drie programma's moet worden gezorgd, teneinde een betere plannen van activiteiten en de uitwisseling van ervaringen te waarborgen; is van mening dat ook de Europese Unie als zodanig kan baat hebben bij de ervaringen die worden opgedaan wanneer reactoren aan het eind van hun levenscyclus buiten dienst worden gesteld; verzoekt alle betrokken partijen dan ook erop toe te zien dat goede praktijken op het gebied van ontmanteling worden ontwikkeld en vergaard, en ervoor te zorgen dat de ervaringen en kennis die de lidstaten opdoen met kerncentrales zo goed mogelijk worden gebruikt;

27.

verzoekt de Commissie een coördinatieteam op te zetten dat met de volgende taken wordt belast:

leiding geven aan de uitwerking van een definitief plan met een duidelijk tijdschema,

toezicht houden op de besteding van de tot dusver toegewezen middelen,

onderzoeken of een verder engagement van de EU nodig is, en zo ja, bepalen welke mate van betrokkenheid precies vereist is,

toewijzen van verantwoordelijkheden, waaronder ook het bepalen van de rol van de EBWO, en toezicht houden op de afronding van het ontmantelingsproces;

28.

wijst erop dat bij de financiering van ontmantelingsoperaties het beginsel dat de vervuiler betaalt moet worden toegepast, en dat de exploitanten van kerncentrales tijdens de operationele periode van hun installaties voldoende financiële middelen opzij moeten zetten ter dekking van toekomstige ontmantelingskosten;

29.

merkt op dat de beoogde accumulatie van de benodigde middelen in de respectievelijke nationale fondsen ter dekking van de met de ontmanteling van de kerncentrales verbonden kosten vanwege de vroegtijdige sluiting van de reactoren niet heeft kunnen plaatsvinden;

30.

verzoekt de Commissie onder inachtneming van de respectieve nationale strategieën te onderzoeken hoe de verschillende methoden voor de financiering van ontmantelingsoperaties in de EU kunnen worden geharmoniseerd, om ervoor te zorgen dat de benodigde financiële middelen tijdig bijeen worden gebracht, zonder daarbij evenwel de veiligheid en zekerheid van het ontmantelingsproces in gevaar te brengen;

Kerncentrale van Ignalina

31.

is verheugd over het feit dat de meeste projecten voor energie-efficiëntie en zekerstelling van de elektriciteitsbevoorrading van het Ignalina-programma zich nu in de uitvoeringsfase bevinden of reeds zijn afgerond;

32.

maakt zich zorgen over het feit dat de belangrijkste projecten voor het beheer van afvalverwerkingsinfrastructuur (opslag van gebruikte brandstof en van afval) grote vertragingen hebben opgelopen en ten opzichte van de oorspronkelijke schattingen een stuk duurder uitvallen; wijst op het feit er nauwelijks nog speelruimte is en dat vertragingen de tijdige afronding van het hele ontmantelingsplan is gevaar kunnen brengen, met alle daaruit voortvloeiende kostenoverschrijdingen van dien; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de herbeoordeling van het tijdschema van het project;

33.

neemt nota van het feit dat een groot deel van de financiële middelen aan energieprojecten was toegewezen, dat voor de ontmanteling nog veel geld nodig is en dat de nationale financiële middelen hiervoor niet volstaan: in het nationale fonds voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina is tot nu toe nauwelijks 100 miljoen EUR gestort (terwijl de technische kosten van ontmanteling alleen al 987 miljoen EUR tot 1 300 miljoen EUR bedragen), en een groot gedeelte daarvan is al gebruikt voor niet-ontmantelingsprojecten; dringt erop aan dat in dit verband met name door de betrokken lidstaat passende maatregelen worden genomen;

Kerncentrale van Bohunice

34.

is verheugd over de vooruitgang van het Bohunice-programma;

35.

wijst erop dat, hoewel de steun van de Unie bedoeld is voor de ontmanteling van de kerncentrale, in het bijzonder de V1-reactoren, alsmede voor bevoorradingszekerheid, het nationaal nucleair fonds geen aparte middelen voor het lopende ontmantelingsproject A1 bevat;

36.

wijst op het feit dat bepaalde ontmantelingsprojecten, zoals de projecten voor de wederopbouw van het systeem voor natuurbescherming in het gebied, voor afvalverwerking en voor de bouw van een faciliteit voor de tijdelijke opslag van RAW in Bohunice, bij de uitvoering flinke vertragingen hebben opgelopen; dringt er bij de Commissie en Slowakije op aan maatregelen te nemen om verdere vertragingen, en derhalve risico's voor de geplande vooruitgang van de ontmantelingswerkzaamheden, te vermijden;

Kerncentrale van Kozloduy

37.

is verheugd over de in grote lijnen goede technische en financiële prestatie van het Kozloduy-programma en over de herziening van de ontmantelingsstrategie voor de reactoren 1 tot en met 4, die is omgezet van een strategie voor uitgestelde ontmanteling (zoals aanvankelijk was bedoeld) in een strategie van directe en continue ontmanteling;

38.

stelt met bezorgdheid vast dat een groot gedeelte van de toegewezen openbare middelen voor energieprojecten is gereserveerd; verzoekt de Commissie toezicht uit te oefenen op de uitvoering van de nog niet afgeronde energieprojecten en hierover verslag uit te brengen; verzoekt om in de laatste fase van het Kozloduy-programma meer geld aan ontmantelings- en afvalprojecten te besteden;

39.

onderstreept de noodzaak van een allesomvattende administratieve coördinatie tussen het staatsbedrijf voor radioactief afval (SERAW) en de kerncentrale van Kozloduy, die nu de verantwoordelijkheid hebben voor de reactoren 1 en 2, respectievelijk 3 en 4; verzoekt Bulgarije te analyseren welke maatregelen ter verbetering van het gesplitste beheer noodzakelijk zijn en deze zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen en/of de reactoren 1-4 bij één beheersinstantie onder te brengen;

*

* *

40.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen van de Bulgarije, Litouwen en Slowakije.


(1)  PB L 411 van 30.12.2006, blz. 10.

(2)  PB L 131 van 23.5.2007, blz. 1.

(3)  PB L 189 van 13.7.2010, blz. 9.

(4)  PB L 330 van 28.11.2006, blz. 31.


Top