EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0122

De rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden Resolutie van het Europees Parlement van 5 april 2011 over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden (2010/2054(INI))

PB C 296E van 2.10.2012, p. 13–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 296/13


Dinsdag 5 april 2011
De rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden

P7_TA(2011)0122

Resolutie van het Europees Parlement van 5 april 2011 over de rol van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden (2010/2054(INI))

2012/C 296 E/02

Het Europees Parlement,

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name de artikelen 2 en 3, alsook het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 8, 153 en 157,

gezien Besluit 2006/144/EG van de Raad van 20 februari 2006 inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013) (1),

gezien Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2008 over de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU (3),

gezien de conclusies van het seminar over „Vrouwen en duurzame ontwikkeling van het platteland”, dat op initiatief van het Spaanse voorzitterschap van de Raad van 27 tot en met 29 april 2010 in Cáceres (Spanje) is gehouden (4),

gezien Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (5),

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0016/2011),

Multifunctioneel ingerichte plattelandsgebieden

A.

overwegende dat een economisch duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden en het blijvende en duurzame vermogen van economische eenheden om te functioneren een prioriteit is in Europa, en dat het bijzondere potentieel van minder dichtbevolkte agrarische gebieden met behoud van hun waarde geëxploiteerd en uitgebreid moet worden, zodat ontvolking kan worden voorkomen,

B.

overwegende dat in – naar gelang van de randvoorwaarden – economisch en cultureel opzicht zelfstandige gebieden met goed functionerende regionale cycli op stabielere wijze kunnen reageren op wereldwijde veranderingen,

C.

overwegende dat een productieve, multifunctioneel ingerichte landbouw een onmisbare basis vormt voor duurzame ontwikkelingsstrategieën en voor visionair ondernemerschap, en dat dit potentieel in het kader van een proces van grotere diversifiëring van de economische bedrijvigheid nog niet overal volledig benut wordt,

D.

overwegende dat plattelandsgebieden in hoge mate te kampen hebben met vergrijzing, lage bevolkingsdichtheid en soms ook ontvolking,

E.

overwegende dat demografische veranderingen, het wegtrekken naar andere gebieden en een algemene daling van het percentage vrouwen op de bevolking in sommige plattelandsgebieden tot gevolg hebben dat de lokale voorziening met goederen en diensten voor dagelijks gebruik, de medische en andere basiszorg, de voorschoolse vorming, de school-, beroeps- en academische opleiding en scholing alsmede toereikende culturele en recreatiemogelijkheden met de bestaande infrastructuur op het platteland niet meer voldoende gewaarborgd kunnen worden, of dat de desbetreffende faciliteiten om economische redenen verdwijnen,

F.

overwegende dat 42% van de 26,7 miljoen in de landbouw werkzame personen in de Europese Unie vrouw is, en dat minstens een bedrijf op de vijf (circa 29%) geleid wordt door een vrouw,

G.

overwegende dat het belangrijke aandeel van vrouwen in de ontwikkeling van de lokale gemeenschap niet in verhouding is met hun deelname aan de relevante besluitvormingsprocessen,

H.

overwegende dat het beginsel van gelijke kansen voor mannen en vrouwen een van de fundamentele doelstellingen is van de EU 2020-strategie en dat het moet worden bevorderd om te zorgen voor een actievere deelname van vrouwen aan het economische en maatschappelijke leven en om de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen,

Vrouwen in het plattelandsleven en de plattelandseconomie

I.

overwegende dat de dagelijkse realiteit van vrouwen op het platteland de afgelopen decennia tegen de achtergrond van de veranderingen in economie en maatschappij anders is geworden en meer verschillen vertoont, en dat het niet in de laatste plaats de vrouwen zelf zijn geweest die deze ontwikkeling bewerkstelligd en gevormd hebben, zij het dat de sociale en economische situatie van vrouwen zowel van lidstaat tot lidstaat als binnen iedere lidstaat sterk verschilt,

J.

overwegende dat vrouwen in de moderne samenleving tegen de achtergrond van hun individuele gezins- en beroepssituatie een multifunctionele rol vervullen en dat zij juist door deze combinatie van rollen ook een essentiële bijdrage kunnen leveren tot vooruitgang en innovatie in alle lagen van de maatschappij en tot een verhoging van de levenskwaliteit, met name in plattelandsgebieden,

K.

overwegende dat gezins- en ouderenzorg met name in plattelandsgebieden veelal een taak van de vrouw is,

L.

overwegende dat er als gevolg van het jarenlange streven op het gebied van emancipatiebeleid en de intensieve subsidiëring door de overheid van opleiding, advies en initiatieven met het oog op het oprichten van een eigen bedrijf, onder meer in het kader van de tweede pijler van het GLB, indrukwekkende resultaten zijn bereikt wat betreft de verbetering van de levensomstandigheden van mannen en vrouwen op het platteland,

M.

overwegende dat ondanks de verregaande individualisering van de leefsituatie het altijd een uitdaging voor vrouwen en mannen zal blijven om werk en inzet op maatschappelijk en cultureel gebied te combineren met gezinstaken,

N.

overwegende dat deze „multifunctionele uitdaging” in de huidige samenleving alleen aangegaan kan worden als er ondersteunende diensten en voorzieningsfaciliteiten en -structuren aanwezig zijn, die ook nog eens betaalbaar en bereikbaar zijn,

O.

overwegende dat de multifunctionele rol van de vrouw in plattelandsgebieden een essentiële bijdrage kan leveren tot een modern beeld van de vrouw in onze samenleving,

P.

overwegende dat de tewerkstellingsgraad voor zowel mannen als vrouwen laag is in plattelandsgebieden en dat veel vrouwen bovendien nooit op de arbeidsmarkt terechtkomen en daardoor noch als werkloos geregistreerd staan, noch in de werkloosheidsstatistieken zijn opgenomen,

Q.

overwegende dat de sociale zekerheid voor in de landbouw werkzame vrouwen, met inbegrip van echtgenotes van landbouwers met een aanvullend inkomen (combinatie van inkomens, volledige of deeltijdzelfstandigen), net als voor seizoensarbeiders en migrerende werknemers, een onmisbaar element vormt voor een moderne en duurzame ontwikkeling van het platteland,

R.

overwegende dat het hoofd van het landbouwbedrijf de enige is die wordt genoemd op bankdocumenten, subsidies, opgebouwde rechten en tevens de enige vertegenwoordiger is bij verenigingen en collectieve organisaties,

S.

overwegende dat het agrotoerisme, dat onder meer het platteland voorziet van goederen en diensten via gezinsbedrijven en coöperatieve ondernemingen, met geringe bedrijfsrisico's gepaard gaat, banen creëert, de mogelijkheid biedt tot het op elkaar afstemmen van gezins- en beroepsverplichtingen en plattelandsvlucht tegengaat,

Het platteland als leefgebied en economische ruimte

1.

wijst erop dat de bevordering van gendergelijkheid een van de hoofddoelstellingen van de EU en haar lidstaten is; beklemtoont dat het van groot belang is dat dit beginsel in het GLB wordt verankerd als een middel ter bevordering van duurzame economische groei en plattelandsontwikkeling;

2.

wijst erop dat in plattelandsgebieden naar met stedelijke gebieden vergelijkbare maar aan de realiteit van het platteland aangepaste levensomstandigheden moet worden gestreefd, zodat vrouwen en hun gezinnen redenen krijgen om op het platteland te blijven en er een geslaagd bestaan te leiden;

3.

dringt erop aan het platteland als veelvormige en integratieve economische en leefruimte te promoten en daarbij vooral gebruik te maken van de sleutelrol, vakkennis en vaardigheden van vrouwen;

4.

roept daarom de Commissie op om bij gelegenheid van de komende onderhandelingen over de financiële vooruitzichten het voor landbouwuitgaven bestemde deel van de totale begroting niet nog verder terug te brengen;

5.

onderstreept met klem dat het brede scala van landbouwbedrijven, waaronder ook op dienstverlening gerichte bedrijven (bv. boerderijvakanties, rechtstreekse verkoop vanaf het bedrijf, sociale dienstverlening zoals opvang van ouderen en kinderen, leren op de boerderij in het kader van schoolonderwijs, enz.) een belangrijke pijler van de voorzieningsinfrastructuur op het platteland vormt en dat deze bedrijven duurzame steun moeten ontvangen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; verlangt derhalve dat een dergelijke dienstverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt bevorderd en dat zodoende vrouwen nieuwe perspectieven en middelen van bestaan worden geboden en de verenigbaarheid van werk en gezinsleven doeltreffend wordt bevorderd;

6.

dringt erop aan dat ontwikkelingsstrategieën die een eigen dynamiek kennen, worden aangemoedigd door met name de bijzondere creativiteit van de betrokken bevolking te stimuleren en door gebruik te maken van de traditionele middelen, specifiek voor iedere plattelandsgemeenschap;

7.

onderstreept het belang van een leefbaar en vitaal platteland met een diverse bevolkingssamenstelling; benadrukt hierbij het belang van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden en uitdagingen voor jonge vrouwen;

8.

dringt erop aan de randvoorwaarden op het platteland zodanig in te richten dat vrouwen van alle generaties in hun directe omgeving kunnen blijven en kunnen bijdragen tot de herleving en ontwikkeling ervan;

9.

onderstreept het belang van maatregelen voor vroegtijdige pensionering van boeren en werknemers in de landbouw en de zorg voor goede levensomstandigheden van plattelandsvrouwen; roept de lidstaten op om deze maatregelen in de praktijk te brengen indien ze dit nog niet hebben gedaan;

10.

verzoekt in dit verband om grotere inspanningen om het platteland volledig van moderne IT-infrastructuur, in de eerste plaats adequate toegang tot breedbandverbindingen, te voorzien, de toegang tot informatie- en communicatietechnologieën te vergemakkelijken en gelijke kansen met betrekking tot de toegang tot die technologieën te bevorderen en te zorgen voor geschikte opleiding tot het gebruik ervan; wijst erop dat door de geringe toegankelijkheid tot breedbandaansluitingen de groei van kleine ondernemingen in tal van plattelandsgebieden in alle delen van de EU wordt belemmerd en dringt er derhalve bij de Commissie en de lidstaten op aan hun toezegging na te komen dat zij het breedbandaanbod in plattelandsgebieden zullen verbeteren als een middel om de concurrentiekracht op te voeren;

11.

dringt aan op bevordering en ondersteuning van elektronische ondernemingsvormen zoals e-business onder vrouwen in plattelandsgebieden, waardoor zij economische activiteiten kunnen ontplooien, onafhankelijk van de afstand tot grotere stedelijke centra;

12.

wijst erop dat het net zoals in stedelijke gebieden van fundamenteel belang is dat de kwaliteit en de toegankelijkheid van de infrastructuur, de voorzieningen en de diensten voor dagelijks gebruik op het platteland worden verbeterd, zodat mannen en vrouwen de kans krijgen gezin en beroep te combineren en de leegloop van het platteland kan worden voorkomen; dit omvat kinderopvangfaciliteiten op de boerderij (zoals „boerderijcrèches” en andere voorschoolse faciliteiten), gezondheidsvoorzieningen, onderwijsfaciliteiten (met inbegrip van instellingen voor levenslang leren), opvang en verzorging van bejaarden en andere afhankelijke personen, vervangingsdiensten in geval van ziekte of zwangerschap, lokale winkels met goederen voor dagelijks gebruik, alsook culturele en recreatiefaciliteiten; dringt erop aan dat de randvoorwaarden van het landbouwbeleid vrouwen op het platteland de mogelijkheid bieden gebruik te maken van hun potentieel om een multifunctionele en duurzame landbouw tot stand te brengen;

13.

dringt er bij de lidstaten op aan gebruik te maken van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds om het gebrek aan goede transportinfrastructuur in plattelandsgebieden aan te pakken en een positief beleid te ontwikkelen voor het verbeteren van de toegang tot vervoer voor iedereen en in het bijzonder voor personen met een handicap, aangezien vervoer een oorzakelijke factor blijft van de verankering van sociale uitsluiting en ongelijkheid in de samenleving, waardoor hoofdzakelijk vrouwen worden getroffen;

14.

dringt erop aan dat het steunbeleid voor het platteland in grotere mate gericht wordt op innoverende en duurzame levens- en arbeidsomstandigheden op het platteland;

15.

roept de EU-instellingen, de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten op steun te verlenen aan projecten die het in plattelandsgebieden opzetten van innovatieve bedrijven voor primaire landbouwproductie stimuleren en hierbij adviseren, en aldus met name voor vrouwen nieuwe arbeidsplaatsen kunnen creëren, op gebieden als: het toevoegen van waarde aan landbouwproducten en het vinden van afzetmogelijkheden hiervoor, het gebruiken van nieuwe technologieën en het vergroten van regionale economische diversificatie en de dienstverlening om het combineren van werk en privéleven te vergemakkelijken;

16.

wijst erop dat in verband met innoverende mogelijkheden gebruik zou moeten worden gemaakt van de tot dusver opgedane positieve ervaringen met vrouwenprojecten in de tweede pijler van het GLB (met name hoofdlijn III en het programma Leader +) en voorbeelden van best practice zouden moeten worden gegeven;

17.

pleit ervoor dat in strategieën voor plattelandsontwikkeling bijzondere nadruk wordt gelegd op de rol van vrouwen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, met name op initiatieven die gericht zijn op innovatie, onderzoek en ontwikkeling;

18.

toont zich in dit verband verheugd over de ESF-EQUAL-projecten, die erop gericht zijn de positie van vrouwen in de landbouw en op het platteland zichtbaar te maken en te verbeteren;

19.

dringt erop aan dat in de nieuwe ELFPO-verordening wordt voorzien in specifieke maatregelen ter ondersteuning van vrouwen in de komende programmeringsperiode 2014-2020, aangezien dit een positieve impact kan hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen op het platteland;

Vrouwen in de economie in plattelandsgebieden

20.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan bij te dragen aan een bewijskrachtige databank met gegevens over de economische en sociale situatie van vrouwen en hun ondernemersactiviteiten in plattelandsgebieden en de analyse van reeds beschikbare gegevens (bv. via Eurostat) nog verder te verbeteren, om politieke maatregelen beter te kunnen afstemmen;

21.

is ervan overtuigd dat de specifieke scholings- en adviesmogelijkheden voor vrouwen op het platteland gezien de omstandigheden in deze gebieden moeten worden behouden en uitgebreid, met name wat betreft financieel beheer van het boerenbedrijf;

22.

is van mening dat er een Europabreed netwerk van vrouwen (of vrouwenorganisaties) op het platteland tot stand zou moeten worden gebracht en wijst op de positieve resultaten van maatregelen die in het kader van de tweede pijler zijn genomen;

23.

erkent de belangrijke rol van bestaande vrouwennetwerken op verschillende niveaus, met name voor de lokale bevordering van plattelandsgebieden en hun imago bij het publiek; onderstreept de behoefte aan meer maatschappelijke erkenning van en meer politieke en financiële steun voor deze netwerken op lokaal, nationaal en Europees niveau, gezien hun belangrijke bijdrage aan het bereiken van meer gelijkheid, in het bijzonder wat de scholingsmogelijkheden voor plattelandsvrouwen en de tenuitvoerlegging van lokale ontwikkelingsprojecten betreft, met inbegrip van informatiecampagnes over preventieve onderzoeken die beogen typische vrouwenkankers (baarmoederhalskanker, borstkanker, enz.) vroegtijdig te diagnosticeren; dringt er bij de lidstaten op aan steun te verlenen aan het bevorderen van de participatie van vrouwen in het politieke proces, met inbegrip van adequate vertegenwoordiging van vrouwen in bestuursorganen van instellingen, ondernemingen en verenigingen;

24.

dringt aan op adequate prestaties voor plattelandsvrouwen in de socialezekerheidsstelsels, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke beroepssituatie en pensioenrechten van vrouwen;

25.

neemt in dit verband met voldoening kennis van Richtlijn 2010/41/EU en roept de lidstaten op deze zo spoedig mogelijk op efficiënte wijze om te zetten, met name om te waarborgen

dat echtgenotes en levenspartners van landbouwers sociale bescherming genieten;

dat zelfstandige vrouwelijke landbouwers en echtgenotes van landbouwers verzekerd zijn van een adequate zwangerschapsuitkering;

26.

wijst erop dat er met name op het platteland duurzame strategieën nodig zijn voor het behoud van de beroepsvaardigheden van vrouwen die voor een loopbaanonderbreking wegens gezin en zorg kiezen; verlangt dat werk en gezinsleven met elkaar te verenigen zijn, zodat vrouwen in staat worden gesteld aan het werk te gaan en te blijven en hun vaardigheden verder te ontwikkelen;

27.

wijst erop dat 'diversificatie van landbouwbedrijven' een steeds belangrijker aspect van de plattelandseconomie vormt; constateert dat vrouwen een belangrijke rol spelen bij het opstarten, ontwikkelen en beheren van projecten gericht op de 'diversificatie van landbouwbedrijven';

28.

dringt erop aan de ondernemingsgeest en de zin voor initiatief van vrouwen te stimuleren, met name door bedrijfseigendom onder vrouwen en netwerken van vrouwelijke ondernemers te bevorderen en door randvoorwaarden in de financiële sector die ervoor zorgen dat vrouwelijke ondernemers op het platteland (met inbegrip van volledige of deeltijdzelfstandigen met een gering inkomen, en jonge vrouwen) gemakkelijker toegang tot investeringen en kredieten hebben, zodat zij meer mogelijkheden op de markt krijgen en een stabiele economische basis kunnen opbouwen; verzoekt tevens om het uitwerken van maatregelen om de ondernemersgeest en de vaardigheden van vrouwen te verbeteren, teneinde de deelname van vrouwen aan de bestuursorganen van ondernemingen en organisaties te bevorderen;

29.

verzoekt de relevante nationale, regionale en lokale overheden om de deelname van vrouwen aan plaatselijke actiegroepen en de ontwikkeling van plaatselijke partnerschappen in het kader van de Leader-as aan te moedigen en zorg te dragen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in hun bestuursraden;

Vrouwen in de landbouw

30.

dringt erop aan bij ontwikkelingsstrategieën ten behoeve van afzonderlijke bedrijven of regio's in grotere mate rekening te houden met de agrarische en niet-agrarische beroepsbekwaamheid van vrouwen; onderstreept de betekenis van opleiding en scholing van vrouwelijke landbouwers en plattelandsvrouwen als producenten en ondernemers, en roept de Commissie en de lidstaten ertoe op om, in overleg met de regionale en plaatselijke overheden, rurale verenigingen en verenigingen van vrouwen en landbouwers, te zorgen voor stimuli om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen, elke vorm van discriminatie van vrouwen op het werk uit de wereld te helpen en de beroepsopleiding van vrouwen te verbeteren, onder meer door de toegang van vrouwen tot „postgraduate” opleidingsprogramma's en specialisatiecursussen in onderwijsinstellingen te verbeteren, overeenstemmende maatregelen voor plattelandsontwikkeling voor te stellen in het kader van „As 3” van de plattelandsontwikkelingsprogramma's, en de bestaande initiatieven aan te zwengelen; wijst erop dat deze maatregelen zullen bijdragen tot de bestrijding van de sociale uitsluiting in plattelandsgebieden en dat vrouwen een groter risico lopen in de armoede terecht te komen;

31.

dringt aan op steun voor het politieke streven naar stimulering van de rol van vrouwen in de landbouw door het hen in praktisch en juridisch opzicht gemakkelijker te maken als ondernemer in de landbouw werkzaam te zijn, ook waar het gaat om de eigendom van een bedrijf, zodat zij op basis van hun medeverantwoordelijkheid voor een bedrijf nauwer bij de rechten en plichten van dit bedrijf worden betrokken, waartoe onder meer ook de vertegenwoordiging van hun belangen in landbouworganisaties en een concreet aandeel in alle inkomsten van het bedrijf behoren;

32.

dringt erop aan organisaties van vrouwen en landbouwers, die een belangrijke rol spelen in het bevorderen en opstarten van nieuwe ontwikkelingsprogramma's en diversificatie dusdanig te steunen dat vrouwen nieuwe ideeën in de praktijk kunnen brengen om de productieactiviteiten en de dienstverlening in plattelandsgebieden te diversifiëren;

33.

is van oordeel dat, in het kader van de komende hervorming van het GLB, rekening moet worden gehouden met en prioriteit moet worden gegeven aan de behoeftes van vrouwen op het platteland en de rol van beroepsvrouwen in de landbouw, evenals de toegang tot bepaalde diensten en steunmaatregelen, naar gelang de behoefte in de verschillende lidstaten;

34.

is ervan overtuigd dat vrouwen op de middellange termijn in alle politieke, economische en maatschappelijke organen adequaat vertegenwoordigd moeten zijn, zodat de zienswijze van vrouwen en mannen in de besluitvorming wordt verwerkt; onderstreept het belang van specifieke acties ten gunste van vrouwen om ervoor te zorgen dat vrouwen op gelijke basis aan dergelijke organen kunnen deelnemen;

35.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de toegang van vrouwen tot land en kredieten te verbeteren teneinde vrouwen aan te moedigen zich in plattelandsgebieden te vestigen en een bedrijf in de landbouw te beginnen;

36.

dringt erop aan een inventaris op te maken van de huidige strategieën inzake sociale zekerheid van vrouwen in de landbouw (vrouwelijke landbouwers, werknemers in de landbouw, seizoenarbeiders, enz.), met inbegrip van de omzetting van Richtlijn 2010/41/EU, tegen de achtergrond van de specifieke eigendomsrechtelijke en belastingtechnische situatie van iedere lidstaat, en deze ervaringen beschikbaar te stellen ten behoeve van de ontwikkeling van een adequate vorm van sociale zekerheid voor vrouwen in de landbouw in de lidstaten;

37.

is van mening dat het Europees beleid met betrekking tot de leefomstandigheden van plattelandsvrouwen ook oog moet hebben voor de leef- en werkomstandigheden van als seizoenarbeidsters in de landbouw werkzame vrouwelijke immigranten, in het bijzonder wat de behoefte aan adequate huisvesting, ziekteverzekering en gezondheidszorg betreft; acht het belangrijk dat het werk van deze vrouwen optimaal wordt gewaardeerd;

38.

roept de Commissie op om een diepgaande analyse uit te voeren van de effecten van de uitgevoerde maatregelen met betrekking tot de situatie van plattelandsvrouwen, in het kader van het in 2011 te presenteren samenvattend verslag volgens artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

*

* *

39.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 55 van 25.2.2006, blz. 20.

(2)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(3)  PB C 66 E van 20.3.2009, blz. 23.

(4)  Document van de Raad 09184/2010.

(5)  PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1.


Top