EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IE1010

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië en de bijdrage van het maatschappelijk middenveld

PB C 248 van 25.8.2011, p. 49–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 248/49


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië en de bijdrage van het maatschappelijk middenveld

2011/C 248/08

Rapporteur: de heer PEEL

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting van 15 en 16 september 2010 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

De betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië en de bijdrage van het maatschappelijk middenveld.

De afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 mei 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 15 en 16 juni 2011 gehouden 472e zitting (vergadering van 16 juni) onderstaand advies uitgebracht, dat met 112 stemmen vóór en 5 tegen, bij 12 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Een echt gevoel van regionale affiniteit zoals er in Europa bestaat, bestaat er niet tussen de vijf landen van Centraal-Azië. Het EESC roept de Commissie en andere EU-instellingen op om te blijven ijveren voor een veel sterker gevoel van regionale identiteit en integratie, waarbij ieder land moet worden aangemoedigd om nauwer met zijn buurlanden samen te werken, etnische en grensproblemen te verminderen en het pad te effenen voor een sterkere en duurzamere sociaaleconomische ontwikkeling.

1.1.1   Volgens het EESC is het absoluut zaak dat de EU een samenhangende en gecoördineerde totaalstrategie uitwerkt om de opbouw van het maatschappelijk middenveld in Centraal-Azië en de betrekkingen tussen Europese en Centraal-Aziatische maatschappelijke organisaties te bevorderen. Momenteel is er maar heel weinig contact. Daarom moet de EU allereerst het niveau van de diplomatieke vertegenwoordiging flink opvoeren.

1.1.2   Belangrijk is om optimaal gebruik te maken van alle deskundigheid die er bij de diverse EU-instellingen voorhanden is, met name ook in de geest van artikel 11 van het Verdrag van Lissabon. In dit verband wordt de Europese Dienst voor extern optreden (EEAS) verzocht om het EESC waar mogelijk in te schakelen, zeker ook inzake capaciteitsopbouw, een terrein waarop het immers over de nodige ervaring beschikt (bijv. met de Balkanlanden en Latijns-Amerika).

1.1.3   Het EESC zou dan ook graag betrokken worden bij het opzetten, in het kader van de EEAS, van een officieel instrument waarmee het mogelijk wordt om bestaande maatschappelijke gesprekspartners (m.i.v. onafhankelijke ondernemersorganisaties en vakbonden) in de Centraal-Aziatische landen duidelijker te identificeren en om nieuwe, opkomende maatschappelijke organisaties in kaart te helpen brengen en in hun ontwikkeling te steunen. Om hiervan meer werk te maken, zou een kleine EESC-delegatie Centraal-Azië kunnen bezoeken.

1.1.4   Het EESC is warm voorstander van het goed gestructureerde proces dat de EU voor het mensenrechtenoverleg heeft opgezet; dit is een positief eerste resultaat van de EU-strategie t.a.v. Centraal-Azië. Het EESC vindt het echter zeer teleurstellend dat het hierbij nog steeds niet wordt betrokken. Het is van het grootste belang dat dit wordt rechtgezet.

1.1.5   De meerderheid van de bevolking in de Centraal-Aziatische landen is jonger dan 25 jaar. Pogingen om de contacten met de burgers te intensiveren, dienen daarom zeker ook te worden gericht op jongeren en op het onderwijs. Zo moet worden bespoedigd dat zowel Europeanen als Centraal-Aziaten in toenemende mate deelnemen aan het Erasmus Mundusprogramma. In dit verband moet het gemakkelijker worden om een studievisum te krijgen, moeten de meest getalenteerde Centraal-Aziatische studenten worden vrijgesteld van studiekosten, moeten er meer Engelstalige studieboeken komen, moeten zomercursussen worden bevorderd en moeten er op het niveau van universiteiten en middelbare scholen partnerschapsbanden worden gesmeed.

1.2   Bevordering van een grotere rol van het maatschappelijk middelveld is nauw verbonden met het bredere thema van de mensenrechten. Op dit cruciale terrein kan Europa de Centraal-Aziatische landen helpen bij het volgen van hun eigen onafhankelijke koers, en dat doet Europa dan ook. Waaraan op dit vlak precies aandacht wordt geschonken, moet wel voorwerp vormen van overleg, waarbij rekening dient te worden gehouden met culturele gevoeligheden. Ondanks de aanhoudende problemen hebben alle vijf landen de acht kernverdragen van de IAO geratificeerd (op twee uitzonderingen na, zie par. 5.4.1). Europa zou op praktische wijze het onderlinge vertrouwen kunnen vergroten door vast te stellen hoe en waar het de Centraal-Aziatische landen kan helpen om deze en andere verplichtingen na te komen.

1.2.1   Ook raadt het EESC sterk aan om stappen te zetten naar mogelijke handelsgerelateerde overeenkomsten met elk van de vijf landen in kwestie. Net als bij andere recente handelsovereenkomsten van de EU is gebeurd, zou er voor elk land in het kader van het forum van maatschappelijke organisaties ook moeten worden gesproken over duurzame ontwikkeling, zodat de kennis waarover het EESC ter zake beschikt, kan worden gedeeld.

1.3   Van bijzonder belang in dit verband zijn onderling samenhangende heikele kwesties als voedsel- en waterzekerheid en energielevering. Volgens het EESC zou de EU de vijf landen meer moeten aansporen tot samenwerking om tot een totaalaanpak van deze ernstige problemen te komen. De Commissie dient te verduidelijken in hoeverre deze problemen met elkaar samenhangen. Europa heeft al eerder aangetoond dat het andere landen kan helpen op het gebied van water- en voedselzekerheid. Deze positieve ervaring zou ten aanzien van onderhavige regio optimaal benut moeten worden om verder vertrouwen te kweken.

1.4   Net als het eerder heeft gedaan (1) met betrekking tot toekomstige handelsbesprekingen, beveelt het EESC de Commissie ook hier aan om de 27 verdragen uit de SAP plus-regeling als uitgangspunt te nemen voor de uitbreiding van de handel met Centraal-Azië op andere gebieden dan energie, eventueel samen met maatregelen inzake handelsgerelateerde technische assistentie (TRTA).

1.5   Het EESC raadt aan om bij het aanhalen van de banden tussen de EU en Centraal-Azië samen te werken en informatie uit te wisselen met Rusland, China en Turkije, maar niet met Iran zolang dat land onderworpen is aan sancties.

1.6   De landen van Centraal-Azië beschikken over aanzienlijke energievoorraden, die een aanvullende bron van (niet-alternatieve) energie kunnen vormen voor Europa, al wordt dit bemoeilijkt door transit- en vervoersproblemen. Bij het beantwoorden van de vraag of dergelijke verbindingen haalbaar zijn, moeten praktische en economische overwegingen de boventoon voeren.

1.7   Centraal-Azië zou geen eindpunt van Europa's transit- en vervoersverbindingen moeten zijn, maar veeleer gezien moeten worden als een tussenstation op weg naar China en verder. De voorgestelde vervoerscorridors van China en de EU moeten op elkaar worden afgestemd. De oude Zijderoute zou moeten worden omgevormd tot een snelweg voor handel en energie.

2.   Inleiding

2.1   Hoewel Kazachstan qua oppervlakte het negende grootste land ter wereld is, tellen de vijf landen van Centraal-Azië samen slechts ca. 61 miljoen inwoners, d.w.z. ongeveer evenveel als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië ieder voor zich hebben.

2.2   Beseft moet worden dat het hierbij gaat om nieuwe landen die voor een belangrijk deel nog vorm moeten krijgen. Ze zijn weliswaar onafhankelijk en worden volledig erkend, maar zijn het resultaat van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. In geen van deze landen bestond er een noemenswaardige „nationale bevrijdingsbeweging”. In elk van de vijf landen heeft de voormalige politieke elite uit de Sovjettijd de macht overgenomen als de nieuwe elite van de onafhankelijke staat. Deze gemeenschappelijke achtergrond kan echter bevorderlijk zijn voor de regionale cohesie, die er te wensen overlaat en schril afsteekt bij de cohesie die men overal in Europa vindt. De EU is dan ook begonnen om het cohesieconcept in Centraal-Azië te promoten.

2.3   Verder hebben de vijf te maken met landsgrenzen die niet door henzelf zijn gekozen of door natuurlijke barrières zijn bepaald, maar door mensen van buitenaf zijn getrokken. De gebieden van de vijf huidige staten werden omgevormd tot republieken van de USSR, wat de oorzaak is van etnische spanningen zoals we die onlangs hebben gezien in Kirgizië, waar de Oezbeekse minderheid onder druk kwam te staan. Hierin ligt voor de EU een belangrijke kans om haar ervaring met het helpen oplossen van nationale spanningen in te brengen.

2.4   Alle vijf landen hebben ook een centraal geleide economie geërfd en de heersende elite heeft er belang bij om dit model in stand te houden. Dit resulteert in een zekere verstarring, die nog verergerd wordt door het opleven van oude internationale wedijver van strategische aard (o.m. door de nabijheid van Afghanistan en Iran), maar die nu ook een economische dimensie heeft doordat er energievoorraden van tot dusverre onbekende omvang zijn ontdekt, met name olie en gas, waarbij het vooral gaat om gas in Turkmenistan.

2.4.1   Er spelen in de regio al een aantal kwesties waarbij de macht van familielid op familielid wordt overgedragen (bijv. in Kazachstan). De oude bestuursstructuur van de Sovjet-nomenklatoera kan nu wellicht beter worden omschreven als een clan- of familienomenklatoera. Ook op dit gebied zou de EU er actief toe kunnen bijdragen om via haar programma's ter stimulering van goed bestuur en het maatschappelijk middenveld een meer neutraal overheidsapparaat te bevorderen.

2.5   Voordat Centraal-Azië in de negentiende eeuw onder Russische heerschappij kwam, bestond het uit een verzameling islamitische kanaten en emiraten met exotische namen als Buchara en Xiva, die hun onafhankelijkheid te vuur en te zwaard verdedigden. Het waren nogal afgelegen gebieden, doordat ze omringd werden door uitgestrekte woestijnen. Tamerlane bouwde zijn reusachtige rijk rond Samarkand, terwijl de bevolking deels ook afstamt van de legers van de Dzjengis Khan en de Gouden Horde. Opvallend is ook de sterke wetenschappelijke traditie in de regio, met name op het vlak van sterrenkunde, die teruggaat tot het observatorium dat Ulugh Beg, kleinzoon van Tamerlane, rond 1420 heeft laten bouwen. Ook heden ten dage nog is Kazachstan nauw betrokken bij het ruimtevaartprogramma.

3.   Een nieuwe strijd om de heerschappij over Centraal-Azië?

3.1   Ondanks zijn onherbergzame ligging is Centraal-Azië strategisch van groot belang. Net als in de 19e eeuw, toen de regio de inzet was van een machtsstrijd tussen Groot-Brittannië en het Russische rijk (the Great Game), wordt dit, afgezien van Oost-Azië, waarschijnlijk weer de regio met het grootste aantal potentiële belangenconflicten ter wereld.

3.2   Na meer dan een eeuw van Russische overheersing is de invloed van Rusland in de regio nog steeds erg groot. De lingua franca is Russisch, er zijn nog steeds nauwe economische banden met Rusland en voor Rusland ligt het gebied binnen zijn natuurlijke invloedssfeer. Kazachstan vormt sinds 2010 samen met Rusland (en Wit-Rusland) een douane-unie. Andere landen hebben ook belangstelling getoond. Voor Kirgizië, dat als enige van de vijf landen lid is van de WTO, ligt dit moeilijker. Oezbekistan en Turkmenistan zijn de enige landen in de regio die een stuk terughoudender zijn om de banden met Rusland aan te halen.

3.3   China heeft via het lidmaatschap van de Shanghai-samenwerkingsorganisatie (waar ook Rusland en Iran lid van zijn) eveneens zeer actief deel in de ontwikkeling van de regio. Het land heeft strategische belangen op energievlak: in recordtijd is door China een gaspijpleiding aangelegd, die vanuit Turkmenistan door Oezbekistan en Kazachstan naar China loopt en daar is aangesloten op het binnenlandse energienetwerk. De pijpleiding is in 2010 in bedrijf genomen. China is er tevens veel aan gelegen via Centraal-Azië strategische vervoerscorridors (spoorlijnen en wegen) naar het Westen aan te leggen. Deze zijn echter nog niet afgestemd op de Europese vervoerscorridors naar het Oosten. Dat moet veranderen. Ook de oude Zijderoute, die nu al veel toeristen trekt, zou winstgevend kunnen worden uitgebouwd tot een belangrijke snelweg voor handel en energie.

3.4   Buurlanden Iran en Afghanistan, waar net als in Tadzjikistan een variant van het Farsi wordt gesproken en het islamitisch fundamentalisme recent is opgeflakkerd, kijken eveneens met argusogen naar de regio. Nog slagen de Centraal-Aziatische landen erin radicale religieuze krachten stevig te beteugelen, maar het religieus fanatisme is groeiende. Tijdens de burgeroorlog in Tadzjikistan in de jaren '90 speelden moslimopstanden een grote rol. Velen vrezen dat het conflict zal heroplaaien. Voor Iran zijn vanwege de sancties door de nucleaire kwestie vooral de betrekkingen met Turkmenistan, dat ook bezig is met de aanleg van een nieuwe strategische gasleiding, van groot belang. Een groeiend probleem is de handel in drugs uit Afghanistan. Daarbij moet de blik echter vooral gericht worden op het eindverbruik in het Westen: naast het aansporen van arme, omkoopbare lokale ambtenaren om fermer op te treden tegen de drugshandel is de beteugeling en bestrijding van de illegale markt in Europa (en de VS). deel van de oplossing.

3.5   Turkije heeft ook een grote invloed in de regio. De regio wordt, op de Tadzjieken na, door Turkse volkeren bewoond, die verwante talen spreken. Turkije speelde na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie een belangrijke rol en lijkt na enkele aanvankelijke tegenslagen weer aan invloed te winnen. Het land is tevens een cruciale tussenschakel voor energiepijpleidingen naar het Westen.

3.6   Met name vanwege de oorlog in Afghanistan zijn ook de VS een belangrijke actor in de regio.

3.7   Dit alles doet de vraag rijzen in hoeverre de EU zich moet engageren in de regio, temeer daar geen van de EU-lidstaten vanuit het verleden een koloniale band heeft met het gebied. Gekeken moet worden naar de belangen van de EU op lange termijn, met inachtneming van de betrekkingen die de EU met andere delen van de wereld onderhoudt.

3.7.1   De EU voert belangrijke onderhandelingen met Rusland en China, landen waarmee zij een strategisch partnerschap heeft gesloten. Met Turkije lopen toetredingsonderhandelingen, al vorderen die maar erg langzaam. In de discussie over de betrekkingen van de EU met Centraal-Azië lijkt, onlogisch genoeg, helemaal geen rekening te worden gehouden met de relaties tot deze andere landen. De ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië dient te gebeuren in onderling overleg en in nauwe afstemming met het engagement van de EU in Rusland, China en Turkije. Het aanhalen van de banden met Centraal-Azië mag in geen geval de strategische betrekkingen met deze belangrijke partners in gevaar brengen. Gezien de sancties zou het voorbarig zijn om ook Iran aan dit rijtje toe te voegen, maar dit neemt niet weg dat ook rekening moet worden gehouden met de verhoudingen tussen Iran en Centraal-Azië.

4.   Engagement van de EU in Centraal-Azië

4.1   De EU heeft in juli 2007, op initiatief van het Duitse voorzitterschap, een speciale strategie voor Centraal-Azië goedgekeurd. Deze klinkt nogal betuttelend, en het is nog steeds wachten op een hausse van de handel, die uitermate gering van omvang is. Behalve in Kazachstan, dat in 2009 (net als in 2007) 0,9 % van de invoer in de EU voor zijn rekening nam en 0,5 % van de uitvoer, bedroeg de handel met geen van de andere landen meer dan 0,1 % van de EU-handel. Ondanks deze cijfers blijft de EU een belangrijke handelspartner voor de landen in Centraal-Azië, met name voor Kazachstan. Voor dit land is de EU qua handelsvolume een belangrijkere handelspartner dan Rusland of China.

4.2   Met name in het licht van het programma voor het Oostelijk Partnerschap en de EU-strategie voor het Zwarte Zeegebied, gericht op Turkije en de overige landen van de voormalige Sovjet-Unie (met uitzondering van Rusland, waarmee de EU apart onderhandelt over een strategisch partnerschap), doet de EU er bijzonder verstandig aan meer belangstelling te tonen voor Centraal-Azië. Sommige EU-lidstaten, met name Litouwen en in toenemende mate ook Duitsland, onderhouden al nauwe contacten met Centraal-Azië. Ook Azerbeidzjan ligt voor velen dichter bij Centraal-Azië dan bij de Kaukasus, o.a. vanwege religieuze redenen en de energievoorziening.

4.2.1   Energie is een zeer belangrijk thema. De landen van Centraal-Azië beschikken over aanzienlijke energievoorraden, die een aanvullende energiebron kunnen vormen voor Europa, al wordt dit bemoeilijkt door transit- en vervoersproblemen. Belangrijk is dat de EU de mogelijkheden van de regio om bij te dragen aan haar energievoorziening realistisch inschat en dat verbintenissen die op dit vlak worden aangegaan praktisch en economisch haalbaar zijn. Deze bronnen van natuurlijke energie, die ook van belang zijn voor de landen die ze bezitten, moeten worden gezien als een aanvulling op en een mogelijkheid tot van de bestaande energievoorziening en niet als een alternatief voor de huidige bevoorrading, dat kan worden gebruikt om de betrekkingen met andere landen in de regio te beïnvloeden.

4.3   Ondanks de optimistische toon van het voortgangsverslag van juni 2010 zijn de betrekkingen van de EU met de vijf landen van Centraal-Azië opvallend zwak ontwikkeld. Alleen in Kazachstan is er een echte EU-vertegenwoordiging. In Kirgizië en Tadzjikistan zijn net pas delegatiebureaus geopend. Oezbekistan en Turkmenistan moeten het doen met een „Europees Huis”, dat de EU vertegenwoordigt en voornamelijk werkt met consultants op contractbasis. Volgens het CEPS (2) hebben 18 lidstaten een ambassade in Kazachstan, 10 hebben er een in Oezbekistan en slechts enkele lidstaten hebben een ambassade in andere landen. Alleen Duitsland en Frankrijk hebben een ambassade in alle vijf landen, Groot-Brittannië heeft een ambassade in vier van de vijf landen en negen lidstaten hebben geen enkele vertegenwoordiging. Wil de EU-strategie voor Centraal-Azië kans van slagen hebben, dan zal de EU veel sterker vertegenwoordigd moeten zijn. Dit zal, alle budgettaire beperkingen van de dienst ten spijt, meteen de eerste vuurproef worden voor de Europese Dienst voor extern optreden (EEAS). De dienst staat o.m. voor de uitdaging gemeenschappelijke maatregelen te nemen voor een visaregeling (tenminste voor Schengenlanden).

4.4   De EU heeft met alle vijf landen onderhandeld over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. Die met Kazachstan, Kirgizië en Oezbekistan zijn in 1999 in werking getreden, waarbij de overeenkomst met Oezbekistan na het bloedbad van Andijan tussen 2005 en 2008 gedeeltelijk is opgeschort. De overeenkomst met Tadzjikistan, die vanwege de burgeroorlog was uitgesteld, is pas in 2009 geratificeerd en die met Turkmenistan moet nog steeds worden geratificeerd door problemen in verband met de mensenrechten.

4.5   Met name Kazachstan ontpopt zich als een hoofdspeler in de regio. De betrekkingen met de EU worden steeds sterker, geïnspireerd door de interesse aan beide kanten om de banden aan te halen. Het is duidelijk dat de EU tot dit land het gemakkelijkst toegang heeft. Door actief en met succes campagne te voeren voor het voorzitterschap van de OESO (3) heeft het land een duidelijk signaal gegeven een centrale rol te willen spelen. Een ander bewijs dat Kazachstan zich internationaal sterker wil engageren is de toetreding tot een douane-unie samen met Rusland en Wit-Rusland en de duidelijke belangstelling die het te kennen heeft gegeven om, eventueel tegelijk met Rusland, lid te worden van de WTO. Nog een teken is de opkomst van een sterke jonge ondernemersklasse, die bereid is en ook aangemoedigd wordt om voor studie naar het buitenland te gaan, alsook een groeiende maatschappelijke bewustwording en betrokkenheid.

4.6   Een vergelijkbare wens om zich internationaal sterker te profileren is in Oezbekistan, dat net als Turkmenistan een meer gesloten en autoritair maatschappijmodel heeft, nog niet waarneembaar. Oezbekistan leek in eerste instantie het land waarmee de EU nauwere banden kon opbouwen, maar die hoop vervaagde na het bloedbad van Andijan, terwijl Kazachstan zich juist meer ging openstellen naar de buitenwereld.

4.7   Toch is Kirgizië, dat in 2010 vanwege etnische onlusten aanleiding gaf tot grote zorg, een meer open samenleving en is het maatschappelijk middenveld er sterker ontwikkeld. Dit geldt eveneens voor Tadzjikistan, een land waarmee de EU momenteel nauwelijks banden onderhoudt. De situatie is er veel onzekerder. Het land ging in de jaren '90 gebukt onder een zware burgeroorlog, die, zo wordt gevreesd, weer kan oplaaien, en kampt met een voedselcrisis.

5.   Mensenrechten en de rol van het maatschappelijk middenveld

5.1   De activiteiten van het maatschappelijk middenveld fluctueren en lopen sterk uiteen tussen de vijf landen. In Kirgizië doet het maatschappelijk middenveld zich het meest gelden, terwijl het desbetreffende gedachtegoed zich in Kazachstan en Tadzjikistan aan het ontwikkelen is.

5.1.1   In deze drie landen heeft het maatschappelijk middenveld echter wel een duidelijke inbreng gehad in het goed opgezette mensenrechtenoverleg met de EU, een van de eerste resultaten van de EU-strategie voor Centraal-Azië. In dit verband vinden inmiddels elk jaar vergaderingen op ambtelijk niveau plaats - met aparte seminars voor het maatschappelijk middenveld waaraan mensenrechtenadvocaten, lokale ngo's en EU-ambtenaren deelnemen – en een vaste agenda. Er is echter nog geen goede maatstaf om de resultaten te meten.

5.1.2   Het EESC is een groot voorstander van dit overleg, waar het echter tot zijn grote teleurstelling door de EEAS niet bij betrokken is. De EEAS zou dit zo snel mogelijk moeten rechttrekken. Wij hebben ons tenslotte bewezen als overlegpartner en spreekbuis van het brede maatschappelijk middenveld, met grondige praktijkkennis en alom erkende expertise.

5.2   In Oezbekistan (waar de regering ngo's op poten zette) en Turkmenistan, waar in principe geen sprake is van een onafhankelijke civil society, is de input van het maatschappelijk middenveld geringer.

5.2.1   Vóór de onafhankelijkheid was er geen traditie van of bekendheid met het maatschappelijk middenveld als bemiddelaar tussen de staat en de burger. Ook het verschijnsel ngo was onbekend. Vakbonden en wijk-, jongeren- en beroepsverenigingen maakten zonder uitzondering deel uit van de staatsstructuur en hadden te weinig contact met invloeden van buitenaf om na de onafhankelijkheid nieuwe instellingen vorm te geven. Maar vooral in Kazachstan en Kirgizië, en in mindere mate in Tadzjikistan, zijn sindsdien veel organisaties onafhankelijker geworden, terwijl er tegelijkertijd staatsbedrijven zijn geprivatiseerd en onafhankelijke vakbonden en beroepsorganisaties op het toneel zijn verschenen.

5.2.2   In de jaren negentig kwamen er initiatieven van plattelandsgemeenschappen en zelfhulpgroepen die voortbouwden op traditionele lokale gemeenschapsverbanden en rond familierelaties georganiseerde zelfhulpgroepen (hashar/ashar). Zij moesten vooral de leemte vullen die de inmiddels verdwenen socialezekerheidsstelsels van de Sovjet-Unie hadden nagelaten, maar verschillen sterk van ngo's in hun internationaal erkende vorm. Dergelijke ngo's zagen ook wel het licht, maar dan vooral in de grote steden, en vaak leunden ze zwaar op financiële steun van buiten (onder meer van de VS). Alle landen ontwikkelden zich anders, elk met zijn eigen problemen, maar na de „kleurrijke” revoluties in Georgië, Oekraïne en Kirgizië werden ngo's (die door velen werden gezien als vreemde eenden in de bijt en bovendien, vergeleken met de plaatselijke lonen, als overbetaalde organisaties) in Oezbekistan in een streng keurslijf gedwongen. In Turkmenistan verdwenen ze zelfs helemaal. De laatste tijd wordt de kloof tussen stad en platteland er groter en nemen de activiteiten en de invloed van islamitische organisaties er toe.

5.3   Gezien de uiterst schamele intermenselijke contacten tussen Europa en Centraal-Azië hoeft het geen verrassing te zijn dat er tussen het maatschappelijk middenveld van de EU en dat van Centraal-Azië maar weinig officieel en diepgaand contact is. Voordat we van het maatschappelijk middenveld in Centraal-Azië kunnen verwachten dat het zich onze waarden eigen maakt of zich er alleen maar in kan vinden, moet het eerst weten en goed begrijpen om welke waarden het gaat. Deze mogen echter niet worden opgedrongen. Kazachstan kan wat dit betreft een brugfunctie vervullen, zeker omdat de contacten tussen bedrijfsleven en vakbonden er beter zijn.

5.3.1   Volgens het EESC is er grote behoefte aan een brede, samenhangende en gecoördineerde EU-strategie om betere contacten met het maatschappelijk middenveld in Centraal-Azië te ontwikkelen. Het EESC zelf heeft goede papieren om deze kar te trekken. Het gaat hierbij vooral om de vraag hoe het best kan worden gezorgd voor veel meer overleg en intermenselijke contacten, voor het in kaart brengen van onderwerpen van gemeenschappelijk belang en van opkomende organisaties in het maatschappelijk middenveld, en voor de verspreiding van goede praktijken. Dat moet leiden tot een meer formele procedure voor het onderhouden van goede contacten met het maatschappelijk middenveld.

5.3.2   De Europese Dienst voor extern optreden (EEAS) doet momenteel goed werk in de regio. Er moet echter optimaal gebruik worden gemaakt van alle expertise waarover de EU-instellingen beschikken. Het verzoek van het EESC aan de EEAS is dan ook om – net als voor het mensenrechtenoverleg – waar mogelijk van zijn diensten gebruik te maken. Zo kan het met zijn cruciale, elders opgedane ervaring zeker van nut zijn voor de capaciteitsopbouw.

5.3.3   Er dienen zich wat dit betreft drie mogelijkheden aan. Ten eerste moet het EESC zich met hulp van de EEAS een duidelijk beeld vormen van wie zijn belangrijkste gesprekspartners dienen te zijn. Het is zaak om in alle vijf landen binnen het bedrijfsleven en de vakbeweging en andere relevante onderdelen van het maatschappelijk middenveld goede onafhankelijke partners te vinden en volwaardige contacten te leggen. De internationale werkgeversorganisatie IOE heeft geen leden in Centraal-Azië, maar wel contacten in Kazachstan. Het verdient in dit verband aanbeveling dat het EESC een kleine delegatie stuurt naar Centraal-Azië (ook om dit advies onder de aandacht te brengen).

5.3.4   Ten tweede is het van cruciaal belang om andere, zich nog ontwikkelende organisaties van het maatschappelijk middenveld in kaart te brengen, aan te moedigen en ter plekke te steunen. Ook wat dit betreft doet het EESC een beroep op de EEAS om het, waar en wanneer het van pas kan komen, in te schakelen.

5.3.5   Ook raadt het EESC sterk aan om stappen te zetten naar mogelijke handelsgerelateerde overeenkomsten met elk van de vijf landen in kwestie. Zoals ook bij andere onlangs door de EU gesloten handelsovereenkomsten is gebeurd zou er voor elk land een forum van maatschappelijke organisaties moeten worden opgericht om de banden met het maatschappelijk middenveld in de regio een officiëler karakter te geven. Op die manier kan het EESC ook zijn kennis van duurzame ontwikkeling delen met de desbetreffende vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

5.3.6   Om de samenwerking op onderwijsgebied en de wederzijdse mobiliteit op te voeren dient er ten derde een grotere impuls te worden gegeven aan contacten met en uitwisselingen van jongeren en moet nog meer gebruik worden gemaakt van het programma Erasmus Mundus. In dit verband moet het gemakkelijker worden om een studievisum te krijgen, moeten de meest getalenteerde Centraal-Aziatische studenten worden vrijgesteld van studiekosten, moeten er meer Engelstalige studieboeken komen, moeten zomercursussen worden bevorderd en moeten er op het niveau van universiteiten en middelbare scholen partnerschapsbanden worden gesmeed. Het is goed dat het budget hiervoor is verdubbeld tot 10 miljoen euro per jaar, maar zoals uit het voortgangsverslag blijkt zijn de meeste Centraal-Aziaten jonger dan 25 (en herinneren ze zich dus niet de Sovjettijd).

5.3.7   Voor het maatschappelijk middenveld is een cruciale rol weggelegd bij maatregelen om de regionale cohesie en integratie te vergroten – van belang voor een sociaaleconomisch klimaat waarin markten efficiënt kunnen functioneren – voor menswaardige arbeidsplaatsen te zorgen, het midden- en kleinbedrijf te ontwikkelen, de lokale infrastructuur te versterken en de armoede te bestrijden. Het moet hierbij kunnen steunen op sterke instellingen met een duidelijk omschreven mandaat. De ervaringen van het maatschappelijk middenveld in onder meer de Oostzeelanden zullen wat dit betreft zeer goed van pas komen.

5.3.8   Dit moet op zijn beurt weer worden geschraagd door politiek engagement, vrede en veiligheid, eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat, meer democratie, goed bestuur en macro-economische stabiliteit.

5.4   Maatregelen om de inbreng van het maatschappelijk middenveld te vergroten hangen echter nauw samen met het mensenrechtenvraagstuk, dat nauwelijks vooruitgang te zien geeft. Wil de EU – en haar maatschappelijk middenveld – een goede werkrelatie ontwikkelen met Centraal-Azië, dat een lange autocratische geschiedenis heeft en het moet stellen zonder enige traditie op het gebied van de mensenrechten, dan moeten deze rechten wel een grotere rol gaan spelen. Het beeld van Europa – en zijn geschiedenis – wordt mede bepaald door mensenrechten; op dit belangrijke gebied kan het zeker steun bieden.

5.4.1   Waarnaar in dezen nu precies de aandacht uitgaat, moet echter voorwerp vormen van overleg, waarbij rekening dient te worden gehouden met culturele gevoeligheden. Alle betrokken landen hebben door hun toetreding tot de Verenigde Naties en aanverwante organisaties (zoals de IAO) vrijwillig te kennen gegeven dat zij de universele mensenrechten onderschrijven. Anders dan veel andere handelspartners van de EU hebben bijna alle Centraal-Aziatische landen alle acht kernverdragen van de IAO geratificeerd. De enige uitzonderingen zijn Oezbekistan en Turkmenistan, die respectievelijk nr. 87 (vrijheid van vereniging) en nr. 138 (minimumleeftijd) niet hebben ondertekend. Turkmenistan ratificeerde het verdrag inzake kinderarbeid (nr. 182) pas in november 2010 en Oezbekistan het verdrag inzake de minimumleeftijd om te werken in 2009. Ook de handhaving is van belang. Samen met de IAO zou de Commissie daarom beter moeten nagaan hoe en waar Europa Centraal-Azië het best kan helpen om deze verplichtingen na te komen.

5.4.2   Dit is een concrete mogelijkheid om wederzijds vertrouwen op te bouwen. Hoewel alle mensenrechten even essentieel zijn, blijft er sprake van serieuze problemen met betrekking tot de fundamentele mensenrechten, de beginselen van de rechtsstaat en de vrijheden van vergadering, vereniging en meningsuiting. Dankzij haar maatregelen voor bijvoorbeeld gehandicapten heeft de EU wat dit betreft een al goede staat van dienst.

5.4.3   Er zijn echter nog altijd grote problemen, en uit de recente gebeurtenissen in Noord-Afrika blijkt dat een grotere actieve inbreng van het maatschappelijk middenveld van eminent belang is en dat deze achterliggende problemen zo snel mogelijk op constructieve wijze moeten worden aangepakt. Het EESC wil graag een goed en efficiënt contact en ook goede werkrelaties opbouwen met het maatschappelijk middenveld in Centraal-Azië. Boycots of uiterst strenge, aan vooruitgang gekoppelde voorwaarden zijn geen realistische optie. De situatie in de Centraal-Aziatische landen is wel vergeleken met die in Wit-Rusland, waar 158 topfunctionarissen na de onlusten (januari 2011) die volgden op de presidentsverkiezingen niet naar de EU mochten reizen. Ook werden hun EU-bankrekeningen bevroren. Dit is een voorbeeld dat alle vijf landen goed voor ogen moeten houden.

5.4.4   In zijn advies over „Europa als wereldspeler” (4) pleitte het EESC er met klem voor dat de Commissie de 27 verdragen uit de SAP plus-regeling voortaan als uitgangspunt zou nemen voor handelsovereenkomsten van de EU. Het herhaalt dat pleidooi hier, omdat die verdragen als basis kunnen dienen voor de uitbreiding van de handel met Centraal-Azië op andere gebieden dan energie, eventueel samen met maatregelen inzake handelsgerelateerde technische assistentie (TRTA). Tegelijkertijd zou op toetreding tot de WTO moeten worden aangedrongen. Alleen Kirgizië is lid van de WTO, maar zijn vroege toetreding in 1998 geldt nu in veler ogen als prematuur.

5.5   In bijlage A wordt kort beschreven hoe de situatie van de mensenrechten momenteel is in elk van de vijf landen.

6.   Milieu

6.1   De SAP plus-regeling omvat belangrijke milieuverdragen. Van speciaal belang voor Centraal-Azië zijn de onderling samenhangende kwesties voedselzekerheid, waterzekerheid en energielevering. De EU moet de vijf landen ertoe aanzetten om deze gezamenlijk op holistische wijze aan te pakken. Uit de EU-strategie wordt niet duidelijk hoezeer deze kwesties samenhangen: water wordt behandeld als onderdeel van de energieproblematiek én als onderdeel van milieuduurzaamheid, terwijl voedselzekerheid als een belangrijk op zichzelf staand onderwerp de revue passeert.

6.2   Als enig Aziatisch land werd Tadzjikistan door de FAO in 2008 gerangschikt onder de 17 landen die te kampen hebben met een „voedselcrisis”. Waterzekerheid is eveneens van groot belang voor de hele regio, zoals wel valt af te leiden uit de ernstige uitdroging van het Aralmeer, het toenemende probleem van verdwijnende rivieren en het feit dat katoen een gewas is dat zeer veel water nodig heeft. De ervaringen die de EU heeft opgedaan met de hulpverlening aan andere landen zouden nu van pas kunnen komen om te werken aan meer vertrouwen in Centraal-Azië.

6.2.1   Tadzjikistan en Kirgizië beschikken het grootste gedeelte van het jaar over voldoende water (al is er door slecht beheer en beschadigde distributienetten sprake van aanmerkelijk veel verspilling, met watertekorten als gevolg). Hun buurlanden, en dan vooral Oezbekistan (dat voor zijn waterintensieve rijst- en katoenteelt en voor zijn drinkwater sterk is aangewezen op de invoer van water), kampen echter met waterschaarste. Tadzjikistan heeft weer andere problemen, namelijk de grote schaarste aan andere energiebronnen en – vooral – voedselonzekerheid. Voor zijn energie en voedsel is het sterk afhankelijk van zijn buurlanden.

6.2.2   In 2008 was de inschatting dat ruim twee miljoen mensen (ofwel een derde van de bevolking) er leden onder een voedseltekort en driekwart miljoen zelfs onder een „ernstig voedseltekort”. 64 % van de mensen leeft er onder de armoedegrens en slechts 7 % van de grond is er geschikt voor landbouw.

6.2.3   Oezbekistan en Tadzjikistan hebben zich helaas niet als goede buren gedragen. Er ontstond een vicieuze cirkel waarbij beide landen om de beurt uitvoerverboden voor energie en water afkondigden. Voor Tadzjikstan ging het daarbij vooral om de veiligstelling van de eigen stroomvoorziening – in Doesjanbe was er in een periode van hevige kou nog slechts twee uur elektriciteit per dag beschikbaar.

6.3   Uit die crisis bleek het grote belang van een holistische strategie – die zorgt voor milieuvriendelijk gebruik van natuurlijke hulpbronnen, armoedebestrijding en bovenal voedselzekerheid – voor een duurzame economische groei van de hele Centraal-Aziatische regio. Het is niettemin een goede zaak dat de EU al zeer veel doet om Tadzjikistan en zijn buurlanden bij de aanpak van dergelijke crises terzijde te staan.

Brussel, 16 juni 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 211 van 19.08.2008, blz. 82

(2)  Centre for European Policy Studies

(3)  Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa: het enige politieke en institutionele orgaan dat Europa verbindt met de landen van de voormalige Sovjet-Unie.

(4)  COM(2006) 763 definitief


Top