EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0563

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EERSTE SITUATIEVERSLAG BETREFFENDE ONDERWIJS EN OPLEIDING OP HET GEBIED VAN KERNENERGIE IN EUROPA

/* COM/2011/0563 definitief */

52011DC0563

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EERSTE SITUATIEVERSLAG BETREFFENDE ONDERWIJS EN OPLEIDING OP HET GEBIED VAN KERNENERGIE IN EUROPA /* COM/2011/0563 definitief */


In LEIDING

Onderwijs en opleiding (Education and Training - E&T) zijn centrale instrumenten om de welvaart in de EU in stand te houden. "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" is dan ook één van de zeven vlaggenschipinitiatieven die door de Commissie zijn vastgesteld in het kader van haar Europa 2020-strategie. Het initiatief heeft ten doel vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen en de mobiliteit van werknemers te vergroten. Deze kwestie is van bijzonder belang op het stuk van kernenergie in de EU.

De rol van kernenergie staat momenteel sterk ter discussie op nationaal en internationaal niveau en het is uiteindelijk aan de lidstaten om hun beslissingen te nemen: exploitatie "zoals gepland" of op lange termijn, verhoging van het vermogen, bouw van nieuwe centrales of geleidelijke uitbanning. Uit de recente gebeurtenissen in Fukushima (aardbeving en tsunami in Japan, 11 maart 2011) kan worden geconcludeerd dat het voorlichtings- en opleidingsbeleid inzake nucleaire kwesties in de onderscheiden lidstaten verder moet worden verbeterd en dat er op dit gebied coördinatie nodig is op wereldschaal.

Wat ook de gekozen optie is, de beschikbaarheid van een voldoende groot aantal goed opgeleide en ervaren personeelsleden blijft een cruciaal element voor een verantwoordelijk gebruik van kernenergie. Dit geldt voor alle relevante gebieden: ontwerp, bouw, exploitatie, buitenbedrijfstelling en ontmanteling, splijtstofkringloop en beheer van radioactieve afvalstoffen, alsook stralingsbescherming.

In hoofdstuk 1 van het Euratom-Verdrag wordt expliciet verwezen naar de op de Commissie berustende verplichting om opleidingsacties uit te voeren[1]. Voorts moeten de lidstaten krachtens artikel 33 van het Euratom-Verdrag "de nodige maatregelen [nemen] met betrekking tot het onderwijs, de opvoeding en de beroepsopleiding".

Gezien de hoge gemiddelde leeftijd van de bestaande deskundigen, wat in de komende jaren moet uitlopen in een zeer groot aantal pensioneringen, neemt de vraag naar vakkundig personeel momenteel gestaag toe.

In zijn conclusies 15406/08 van 13 november 2008 betreffende de behoefte aan competenties op nucleair gebied merkt de Raad van de Europese Unie op dat er in de Europese Unie een algemeen erkend risico bestaat dat bij ongewijzigd beleid nucleaire kennis verloren gaat. De Raad onderstreept met klem dat het behoud van de competenties in de nucleaire sector een algemene inspanning vergt van publieke en private spelers, met name de nucleaire industrie.

De Raad moedigt de lidstaten en de Commissie derhalve aan om een "evaluatie van de competenties en beroepskwalificaties" in de Europese Unie op nucleair gebied uit te werken en verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten om systematisch te informeren over de Europese opleidingen die tot een diploma leiden.

Ten slotte verzoekt de Raad de Commissie om regelmatig aan de Raad verslag uit te brengen wat betreft het gevolg dat zal worden gegeven aan deze conclusies van de Raad.

De noodzaak om een voldoende groot bestand van gekwalificeerd personeel in de nucleaire sector in stand te houden, wordt onder de verschillende belanghebbenden, met name de bedrijfstak zelf, de nationale regelgevende instanties en de organisaties voor technische ondersteuning (OTO's), algemeen als een grote uitdaging erkend. Het probleem komt herhaaldelijk op de agenda op diverse nationale en internationale fora. In 2007 heeft de Bestuurscommissie voor kernenergie van het Agentschap voor kernenergie van de OESO een verklaring gepubliceerd inzake de rol van regeringen om te zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel in de nucleaire sector [2] en heeft zij de regeringen verzocht actie te ondernemen om de situatie te monitoren en nationale en internationale samenwerking te waarborgen teneinde onderwijs en onderzoek op nucleair gebied te versterken en studenten en jonge afgestudeerden ertoe aan te moedigen de nucleaire deskundigen te worden die de sector in de toekomst nodig heeft .

Ook de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) beschouwt de vaststelling van duurzame E&T-programma's als fundamenteel voor de veiligheid. Dit standpunt wordt ondersteund door verscheidene resoluties van algemene conferenties van de IAEA, reeds in 1992, waarbij de organisatie onder meer werd verzocht opleidingscursussen en gespecialiseerde cursussen voor jonge afgestudeerden op te zetten in de verschillende officiële talen van de IAEA en syllabussen en opleidingsmateriaal samen te stellen voor specifieke doelgroepen.

Het doel van dit eerste situatieverslag is om, voor zover mogelijk, een alomvattend beeld te schetsen van de situatie, de bestaande uitdagingen te belichten en een overzicht te geven van het geheel van zowel de huidige als de geplande nationale en internationale initiatieven waarmee de omschreven uitdagingen op de meest efficiënte en systematische wijze mogelijk kunnen worden aangepakt. Dit verslag is dus een antwoord op zowel de Europa 2020-strategie als de conclusies 15406/08 van de Raad.

HUIDIGE SITUATIE IN DE EU WAT PERSONELE MIDDELEN BETREFT

Nucleaire veiligheid is een cruciale voorwaarde voor een verantwoord gebruik van kernenergie. Daarom heeft de Commissie in 2008 een studie doen uitvoeren, getiteld "Nuclear Safety in a Situation of Fading Nuclear Experience" die in datzelfde jaar werd gepubliceerd. In deze studie werd niet het geheel van de situatie in de nucleaire sector bekeken, maar werd uitsluitend een analyse gemaakt van de situatie in de EU voor een kritische groep, namelijk de beschikbaarheid van personeel dat op de hoogte is van alle aspecten van nucleaire veiligheid bij de exploitanten van kerncentrales en binnen de regelgevingsinstanties . Hoewel de studie geen acute dreiging van tekort aan dergelijk personeel in enige lidstaat aan het licht bracht, werd toch enige bezorgdheid geuit voor de periode tot 2020. Er werd opgemerkt dat de lidstaten, bepaalde organisaties en de EU daarom initiatieven hebben opgestart om de situatie te verbeteren.

De studie werd afgerond met een aantal aanbevelingen. Enkele van deze aanbevelingen waren een betere samenwerking tussen de voornaamste spelers en de universiteiten, exploitanten en regelgevingsinstanties teneinde hun opleidingsprogramma's wederzijds te optimaliseren en te komen tot een betere rapportering over de personeelssituatie in het kader van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid, een betere internationale en bilaterale uitwisseling van informatie inzake bij de exploitatie opgedane ervaring, de oprichting van een postacademische 'nucleaire academie' die het mogelijk maakt afgestudeerde ingenieurs op te leiden op het gebied van voor geheel Europa geldende beginselen van nucleaire veiligheid, en ten slotte een geregelde beoordeling van de personeelssituatie in de EU.

Deze met het oog op de nucleaire veiligheid uitgevoerde studie en de daarin vervatte aanbevelingen mondde uit in verdere discussies waarbij twee essentiële behoeften werden vastgesteld:

- een geregelde en alomvattende analyse van vraag en aanbod op EU-niveau. Aan de vraagzijde moeten de kwalitatieve en kwantitatieve behoeften aan nieuw personeel, alsook de ondervonden of verwachte tekorten bij de diverse betrokken partijen worden opgespoord. Aan de aanbodzijde moet de capaciteit worden geanalyseerd om nieuw vakkundig personeel op te leiden en moet worden aangegeven welke kwalificatietypes vereist zijn;

- een permanente monitoring van de vastgestelde uitdagingen en een overzicht van de wijze waarop die worden aangepakt via reeds bestaande of geplande initiatieven. Het doel is vroegtijdige actie te bevorderen om leemten te vullen en een betere coördinatie van de initiatieven te waarborgen om zo hun efficiëntie te maximaliseren.

Hoewel reeds verscheidene acties zijn opgezet, zoals beschreven in hoofdstuk 3, lijkt een aantal uitdagingen nog steeds op EU- en internationaal niveau te moeten worden aangepakt.

- In vele lidstaten is het aantal universiteitsstudenten en afgestudeerden met een sterke achtergrond in nucleaire wetenschappen ontoereikend, wat wellicht een gevolg is van het gepercipieerde gebrek aan carrièremogelijkheden op nationaal niveau.

- Het is steeds moeilijker om afgestudeerden die technische en andere studies hebben gedaan, te interesseren in een baan in de nucleaire sector .

- Gezien de mondialisering van de nucleaire industrie zijn mobiliteit en multiculturele vaardigheden van steeds groter belang.

- Het is een permanente uitdaging om de deskundigheid van de mensen die reeds beroepsmatig in de nucleaire sector werken, te handhaven en continu te verbeteren .

Hoewel het voornamelijk de taak is van de lidstaten en hun industriële sector en onderzoeksinstanties om deze uitdagingen aan te pakken, kunnen internationale samenwerking en initiatieven op EU-niveau ertoe bijdragen de situatie te verbeteren. De EU biedt een ideaal platform om synergieën te creëren, kennis en ervaring te verzamelen en te verspreiden, bijstand te bieden bij postdoctorale opleidingen en opleidingen op de werkplaats en de mobiliteit te bevorderen en te ondersteunen. Initiatieven op EU-niveau worden met name aanbevolen wanneer zij een toegevoegde waarde bieden bovenop acties op nationaal niveau.

Er zijn al heel wat initiatieven op EU-niveau opgestart. In de volgende hoofdstukken wordt daarvan een overzicht gegeven, met daarbij een omschrijving van de problemen die daarmee worden aangepakt. Nadere gegevens worden verstrekt in een werkdocument van de Commissiediensten.

Initiati EVEN OP INTERNATIONAAL EN EU-NIVEAU

Versterking van universitaire studies op het gebied van kernwetenschappen

Wanneer studenten een curriculum kiezen, zijn zij voornamelijk geïnteresseerd in veelbelovende carrièremogelijkheden. Deze kwestie moet dus, zij het vooral op nationaal niveau, worden aangepakt. Er zijn echter ook initiatieven op EU-niveau genomen om de inspanningen van de nationale betrokken partijen te vergemakkelijken en te versterken. Het is nuttig hier het nieuwe beleid op het gebied van kennis en onderwijs & opleiding in de EU te onderstrepen, waarbij voortaan de klemtoon wordt gelegd op het vrije verkeer van kennis.

Momenteel is het voornamelijk het Europees Netwerk voor Nucleair Onderwijs (ENEN ), een in 2003 als non-profitorganisatie opgerichte vereniging die vandaag bestaat uit 60 universiteiten, studiecentra en bedrijfssectoren uit 17 EU-lidstaten, dat zich inspant voor een vrije verspreiding van nucleaire kennis, in het bijzonder via hoger onderwijs en opleidingen op EU-niveau. Het netwerk wordt medegefinancierd door de bijdragen van zijn leden en door de deelname van die leden aan de communautaire kaderprogramma's.

ENEN spant zich in om een harmonisatie te bewerkstelligen van de curricula van de Europese masters in de nucleaire wetenschappen en tracht doctoraatsstudies en de uitwisseling van studenten en onderwijzend personeel in het kader van dit netwerk te bevorderen. Het streeft er ook naar het aantal studenten te vergroten door stimulansen in te voeren, een kader voor wederzijdse erkenning van diploma's op te zetten en de relaties tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen, regelgevingsinstanties, de industrie en alle andere organisaties die betrokken zijn bij de toepassing van kernwetenschappen en ioniserende straling, te bevorderen en te versterken.

ENEN heeft ook de behoefte aan postdoctoraats- en permanente beroepsopleidingen (een leven lang leren) erkend en heeft zijn werkzaamheden in die zin uitgebreid, zoals uiteengezet in het onderstaande punt 3.4.

Stimulansen voor universitairen en in andere sectoren werkende afgestudeerden om te gaan werken in de nucleaire sector

Het is voornamelijk aan particuliere organisaties en ondernemingen om stimulansen in te voeren voor universitairen en reeds in andere sectoren werkende afgestudeerden om een carrière te kiezen in de nucleaire sector. Een samenwerking op EU-niveau kan dergelijke inspanningen echter versterken.

Daarom hebben zes van Europa's vooraanstaande nucleaire ondernemingen (AREVA, Axpo, EnBW, E.ON Kernkraft, URENCO en Vattenfall) in januari 2010 de European Nuclear Energy Leadership Academy (ENELA) opgericht om toekomstige leiders in de nucleaire sector op te leiden. De Europese Commissie heeft oprichting van de in Munchen gebaseerde academie, waarvoor het idee ontstaan is binnen het Europees kernenergieforum (European Nuclear Energy Forum - ENEF)[3], van bij het begin ondersteund. ENELA bied jonge afgestudeerden, maar ook beheerders die al enige jaren ervaring hebben en de capaciteit hebben om topfuncties te bekleden, de mogelijkheid de bekwaam- en deskundigheden te verwerven waarmee zij toekomstige leiders kunnen worden en de ontwikkeling van duurzame Europese kernenergie-oplossingen in de toekomst kunnen waarborgen. De academie biedt op die manier hoogst aantrekkelijke vooruitzichten voor jonge mensen die de universiteit verlaten of reeds in andere sectoren actief zijn. De Europese Commissie biedt ondersteuning in natura in de vorm van bijvoorbeeld sprekers en advies, maar biedt geen financiële ondersteuning.

Post doctoraats- en beroepsopleidingen, verbetering van de deskundigheid, mobiliteit

De EU-instellingen zijn sinds kort zeer actief om kennis en deskundigheid te verzamelen en te verspreiden, bijstand te bieden bij postdoctoraats- en beroepsopleidingen en mobiliteit te bevorderen en te ondersteunen. Maar ook in binnen de industrie, de OTO's en de desbetreffende internationale organisaties worden de behoefte aan en de voordelen van samenwerking op EU-niveau meer en meer erkend.

EU -initiatieven

Eén van de nieuwe uitdagingen voor het voortbrengen van kennis en het opbouwen van deskundigheid in de EU is de eisen van een grensoverschrijdende mobiliteit en levenslang leren te integreren, met het doel om bijvoorbeeld waar dat nuttig is "Europese vaardighedenpaspoorten " in te voeren.

Te dien einde verdient het, zoals is gebeurd in andere bedrijfstakken in de EU, zoals de aeronautica en de automobielindustrie, aanbeveling om het "Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding" (European Credit system for Vocational Education and Training - ECVET ) " te gebruiken (zie de Aanbeving van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009[4]), dat als doel heeft wederzijds vertrouwen, transparantie en wederzijdse erkenning van vaardigheden en kwalificaties in beroepsonderwijs en -opleiding in de 27 EU-lidstaten te bevorderen.

Euratom-opleidingsprogramma's zijn doorgaans gericht op werknemers in de onderzoeks- en industriële sector met een hoog scholingsniveau en worden aangepast aan de recente ontwikkelingen in de kernenergiesector en op het gebied van de regelgeving, d.w.z. internationalisering, deregulering en privatisering, een tendens van outsourcing van bepaalde activiteiten en nieuwe benaderingen voor het beheer van geavanceerde technologieën en van menselijke middelen.

Met financiële steun van het lopende zevende Euratom-kaderprogramma voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten (2007–2013) organiseert het Europees Netwerk voor Nucleair Onderwijs (ENEN) een aantal "Europese Opleidingsprogramma's voor kernsplijting" (European Fission Training Schemes - EFTS) met onderricht in bepaalde specifieke deskundigheden op geselecteerde gebieden, met gebruikmaking van de instrumenten van het ECVET. De projecten en opleidingsprogramma's zijn bijvoorbeeld gericht op het verstrekken van basiskennis op kernenergiegebied alsook op gespecialiseerde opleidingen inzake nucleair ontwerp en uitdagingen bij de bouw van huidige en toekomstige kerncentrales. Ook wordt de nucleaire veiligheidscultuur behandeld als cruciaal element voor een verantwoord gebruik van kernenergie.

Een verdere doelstelling is de uitwerking van Europese normen voor stralingsbescherming, in nauwe samenwerking met de bevoegde instanties, en het opzetten van een EU-breed erkend Europees opleidingsstelsel voor stralingsbescherming ("European radiation protection training scheme" - ERPTS).

Een verantwoord gebruik van kernenergie houdt niet alleen in dat kerncentrales veilig worden geëxploiteerd, maar ook dat de resulterende radioactieve afvalstoffen op een goede manier worden beheerd, inclusief de veilige opberging ervan in geologische bergplaatsen. Te dien einde wekt een speciaal EFTS-team aan het opbouwen van de deskundigheden waarover de organisaties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van radioactieve afvalstoffen moeten beschikken.

Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (Joint Research Centre - JRC) van de Commissie beschikt over een aantal nucleaire faciliteiten voor onderzoeks- en E&T-doeleinden. E&T is stilaan een integrerend onderdeel geworden van de JRC-werkzaamheden, meer bepaald in de vorm van opleidingsprogramma's voor nieuwe werknemers en houders van beurzen op doctoraats- en postdoctoraatsniveau. Voorts is er gewerkt aan de opleiding van studenten en werknemers aan de hand van periodieke opleidingscursussen, op specifieke problemen toegesneden cursussen en workshops op het gebied van nucleaire veiligheid en beveiliging. Binnen de European Safeguards Research and Development Association (ESARDA) organiseert het JRC academisch erkende cursussen inzake nucleaire veiligheidscontrole en non-proliferatie. Sinds 2009 is er een opleidingscentrum voor veiligheidscontrole en nucleaire veiligheid werkzaam in synergie met andere algemene veiligheidinitiatieven van de Commissie. In de context van een "Europese school voor nucleaire veiligheid en beveiliging" ontwikkelt het JRC, ter ondersteuning van Europese universitaire programma's, een geïntegreerd concept voor het aanbieden van specialisaties op het gebied van nucleaire technologie met betrekking tot veiligheidscontrole en nucleaire veiligheid/beveiliging, nucleaire materialen, kerntechnische gegevens en actinidenwetenschap. Het JRC beschikt ook over de unieke capaciteit om studenten de kans te bieden in zijn gespecialiseerde nucleaire laboratoria ervaring op de werkvloer op te doen en deel te nemen aan speerpuntonderzoek .

In het kader van het JRC-programma van Euratom op het gebied van nucleaire veiligheid en beveiliging, ten uitvoer gelegd in het Instituut voor Energie te Petten, Nederland, is een speciaal project CAPTURE gewijd aan het beheer van nucleaire kennis op het vlak van reactorveiligheid. Het project steunt op drie pijlers: evaluatie van de ontwikkelingen qua personele middelen in de kernenergiesector (EHRO-N, zie onder punt 3.4.), bijdrage tot nucleaire E&T (via ENEN, zie onder punt 3.1.) en instandhouding van kennis. Deze laatste pijler draagt bij tot de instandhouding, consolidering en overdracht van EU-kennis op het gebied van nucleaire technologie ter ondersteuning van relevante Euratom-projecten in het raam van het zevende kaderprogramma van DG RTD en de kernactiviteiten van de IAEA inzake kennisbeheer.

De samenwerking met derde landen in het kader van het Instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid[5] (ISNV) van de EU heeft voorts ook betrekking op activiteiten om de technische kennis en capaciteiten van de voor nucleaire veiligheid bevoegde autoriteiten in derde landen te vergroten. In het kader van het ISNV wordt dit aspect aangepakt zowel via bilaterale samenwerking als via specifieke projecten op wereldschaal, bijvoorbeeld het project: Training and Tutoring for experts of the nuclear regulatory authorities and their technical support organisations for developing or strengthening their regulatory and technical capabilities (Project MC.03/10).

E&T is ook onderdeel van het Sustainable Nuclear Energy Technology Platform (SNE-TP) dat bestaat uit alle partijen die betrokken zijn bij kernsplijting en stralingsbescherming (meer dan 75 organisaties). Het is de bedoeling van dit platform één van de drijvende krachten te maken in programma's voor scholing en opleiding en bij het beheer van kennis (de ETKM-groep). In december 2010 heeft het platform, samen met FORATOM, een rapport gepubliceerd met als titel: "Nucleaire scholing en opleiding: cruciale elementen van een duurzame Europese strategie" ("Nuclear Education and Training: Key Elements of a Sustainable European strategy").

Andere initiatieven op EU-niveau

Vier Europese OTO's, gevestigd in Frankrijk, Duitsland, Tsjechië en Litouwen, hebben in 2010 het European Nuclear Safety Training and Tutoring Institute (ENSTTI) opgericht.

Dit is toegankelijk voor OTO's en nucleaire-veiligheidsautoriteiten die hun ervaring en deskundigheid aan willen bieden en dekt het hele spectrum van competenties op het gebied van nucleaire veiligheid. ENSTTI biedt korte op de praktijk toegesneden scholings- en opleidingssessies voor universitair afgestudeerden en voor personen met enige beroepsmatige ervaring in de nucleaire sector, aangepast aan het profiel van elke deelnemer.

Wat de bedrijfstak zelf betreft, heeft het European Atomic Forum – FORATOM – in november 2010 een Taakgroep voor scholing, opleiding en kennis (Education, Training and Knowledge Management Task Force - ETKM TF) opgezet om de industrie een platform te bieden voor de uitwisseling van ideeën en informatie met de EU-instellingen en verscheidene ETKM-initiatieven in de gehele EU.

De taakgroep zal acties van de nucleaire industrie ondersteunen en bevorderen en zal een referentiepunt zijn voor aan de industrie over ETKM-kwesties gerichte vragen.

International e initiatieven

Het Europees Netwerk voor Nucleair Onderwijs (ENEN) is een partner van de World Nuclear University (WNU) , een mondiaal publiek-privaat partnerschap dat zich toelegt op de versterking van internationale opleidingen en van de leidinggevende rol op het gebied van vreedzame toepassingen van kernwetenschappen en -technologie. Centrale spelers in het WNU-partnerschap zijn mondiale organisaties van de nucleaire industrie, intergouvernementele nucleaire agentschappen en vooraanstaande instellingen voor scholing op kerntechnologiegebied in bepaalde derde landen.

De IAEA heeft talrijke projecten lopen op het gebied van kennisbeheer inzake kernenergie. De organisatie biedt een selectie van informatie aan in diverse publicaties over kernenergie, beheert meer dan 20 gegevensbanken over verschillende nucleaire kwesties en beheert een internetdirectory inzake nucleaire middelen. Zij organiseert ook talrijke vergaderingen, conferenties en workshops op het terrein van nucleaire scholing en kennisbeheer. Een belangrijke activiteit van de IAEA is het Internationaal nucleair informatiesysteem (International Nuclear Information System – INIS).

Het Agentschap voor kernenergie van de OESO heeft eind 2009 een deskundigengroep ad hoc voor onderwijs en kennisbeheer opgericht waarin 23 deskundigen actief zijn die 15 landen, de EG en de IAEA vertegenwoordigen. De voornaamste taak daarvan is een momentopname te maken van de huidige situatie qua scholing, faciliteiten en opleidingen op het gebied van kernenergie en een "blauwdruk" te maken voor het waarborgen van nucleaire competentie. Publicatie van de resultaten wordt verwacht tegen eind 2011 in een verslag dat de titel zal dragen: "Nuclear Education and Training: Assuring a Competent Workforce".

De in 2001 door het Agentschap voor kernenergie van de OESO en de Universiteit van Montpellier opgerichte International School of Nuclear Law (ISNL) krijgt ondersteuning van de IAEA. Doel van de school is een kwalitatief hoogstaande, intensieve cursus internationale wetgeving op nucleair gebied te geven voor met name studenten in de nucleaire wetgeving op doctoraal of masterniveau en jonge professionals in de nucleaire sector. Deelnemers aan het ISNL-programma hebben de mogelijkheid om een universitair diploma (Diplôme d'université - D.U.) te behalen in de Internationale Nucleaire Wetgeving. Dit diploma wordt erkend binnen het Europees systeem van studiepuntenoverdracht en -accumulatie (European Credit Transfer & Accumulation System - ECTS).

National e initiatieven

In verscheidene EU-lidstaten zijn nationale scholingsnetwerken opgericht die samenwerken binnen het ENEN. Via talrijke grote nationale initiatieven wordt het aantal studenten verhoogt en worden de kwalificaties verbeterd.

Verscheidene EU-lidstaten hebben programma's lopen, of zijn daarmee begonnen, op het gebied van nationale netwerken voor opleidingen in de kernwetenschappen, waaronder de volgende:

BELGIË | BNEN | http://www.sckcen.be/BNEN/ |

TSJECHIË | CNEN | http://www.cenen.cz/kontakt.html |

DENEMARKEN | NKS | http://www.nks.org/en/welcome.htm |

FINLAND | FINNEN | http://www.tkk.fi/en/ |

FRANKRIJK | INSTN | http://www-instn.cea.fr/Page-Home.html |

DUITSLAND | Kompetenzverbund Kerntechnik | http://nuklear-server.ka.fzk.de/Kompetenzverbund/start.htm |

ITALIË | CIRTEN | http://www.cirten.it/ |

NEDERLAND | KINT | http://www.kint.nl/ |

ROEMENIË | RONEN | http://www.ronen.ro/ |

ZWEDEN | NKS | http://www.nks.org/en/welcome.htm |

V.K. | NTEC | http://www.ntec.ac.uk/ |

Terwijl de initiatieven in het verleden vaak voornamelijk op het universitaire niveau waren toegesneden, leiden de nieuwe ontwikkelingen tot een verbreding en heroriëntering van bestaande benaderingen en ook tot nieuwe initiatieven, die vaak ook betrekking hebben op postdoctoraatsprogramma's.

Permanente monitoring van de situatie

Hoewel het duidelijk is dat er in talrijke lidstaten enige bezorgdheid bestaat over de tijdige beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel en hoewel er reeds talrijke activiteiten van start zijn gegaan of gepland zijn voor de nabije toekomst, is het momenteel nog niet mogelijk een alomvattend zicht te krijgen op de situatie in de EU om op die basis tot een goede besluitvorming te komen om aan de E&T-behoeften te voldoen.

ENEF heeft deze uitdaging erkend en heeft een initiatief op EU-niveau aanbevolen.

In 2009 is daarom een European Human Resource Observatory in the Nuclear Energy Sector (EHRO-N) opgericht. Dit observatorium zal op gezette tijden gekwalificeerde gegevens verspreiden en de behoeften en tendensen op korte, middellange en lange termijn qua vraag en aanbod van personele middelen voor de diverse belanghebbenden in de kernenergiesector analyseren. Een grondige analyse van de sterkten, zwakheden en leemten in de Europese nucleaire E&T-infrastructuur zal het mogelijk maken aanbevelingen voor remediëringsacties en optimaliseringen uit te werken ter ondersteuning van een Europees stelsel van nucleaire kwalificaties en wederzijde erkenningen en van beleidsbeslissingen om een adequate capaciteit op EU-niveau te waarborgen. De desbetreffende resultaten en gegevens zullen met regelmaat worden medegedeeld aan de gouvernementele, academische en particuliere organisaties in de lidstaten die een rol spelen bij onderwijs en opleiding inzake kernenergie. Zij zullen tevens worden geëvalueerd door een adviesgroep op hoog niveau, bestaande uit vertegenwoordigers van de voornaamste bij kernenergie betrokken partijen in de EU.

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Samenvattend kan worden gesteld dat de uitdaging om de beschikbaarheid te waarborgen van voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel voor een verder verantwoord gebruik van kernenergie momenteel goed wordt erkend op nationaal, EU- en internationaal niveau. De reeds opgestarte initiatieven lijken beloftevol te zijn en worden zeer gewaardeerd. Hoewel het duidelijk is dat de uitdagingen op universitair en postuniversitair niveau voornamelijk op nationaal niveau moeten worden aangepakt, wordt de toegevoegde waarde van EU-initiatieven steeds meer erkend op regerings- en reguleringsniveau, alsook door de bedrijfssector zelf. Alle beschikbare kansen en opties om de doeltreffendheid van acties te verhogen door gebruik te maken van synergieën en samenwerking moeten worden aangegrepen om de situatie verder te verbeteren. In deze context moet het door het JRC opgezette initiatief van een "Europese school voor nucleaire veiligheid en beveiliging" een aanvulling vormen dat nieuwe synergieën bevordert en de bestaande universitaire programma's ondersteunt in samenwerking met vooraanstaande universiteiten in Europa .

De EU-instellingen beschikken over een breed aanbod ter bevordering van de continuïteit van de kenniscreatie en van de opbouw van deskundigheid op EU-niveau. Het Europees Netwerk voor Nucleair Onderwijs (ENEN) en andere EU-initiatieven dragen ertoe bij universitaire studies aantrekkelijker te maken, de Europese curricula van master in de wetenschappen in nucleaire disciplines te harmoniseren en een kader op te zetten voor wederzijdse erkenningen. Bedoelde initiatieven hebben ook tot doel de relaties tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen, reguleringsinstanties, de industrie en andere organisaties die de werkzaamheden op nationaal niveau aanvullen, te bevorderen en te versterken. Zij stimuleren ook acties om een leven lang te leren, waarbij zij baat vinden bij de operationele feedback van de bedrijfstak en nieuwe wetenschappelijke disciplines exploreren, zoals beheer van nucleaire risico's en veiligheid.

In deze context en als gevolg van de gebeurtenissen in Fukushima zullen in de nabije toekomst nieuwe opleidingsinitiatieven worden voorgesteld in het kader van het Euratom-kaderprogramma teneinde de nucleaire veiligheidscultuur in geheel Europa verder te versterken, met bijzondere nadruk op het menselijk element in crisissituaties. Het is daarbij ook de bedoeling het inzicht van het publiek in kernsplijtingstechnologieën en stralingsbescherming in het algemeen te vergroten.

De op verschillende niveaus lopende initiatieven bieden een goed antwoord op en overschrijden zelfs de conclusies van de Raad van 2008 en zijn volledig verenigbaar met het vlaggenschipinitiatief "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" van de EG. Aanbevolen wordt derhalve om voort te gaan op deze ingeslagen weg in een geest van nauwe samenwerking tussen alle betrokken partijen.

Ondanks deze welgekomen initiatieven is er echter nog steeds geen alomvattend antwoord op de vraag of de opgezette acties, op nationaal dan wel op internationaal niveau, hetzij kwantitatief, hetzij kwalitatief volledig voldoen aan de verwachtingen en behoeften. Bovendien is er nog geen evaluatie van het effect van de gebeurtenissen in Fukushima op de vraag- en aanbodsituatie inzake personele middelen in de kernenergiesector. EHRO-N is dan ook het initiatief dat deze leemte kan opvullen, in het bijzonder omdat hierdoor toekomstige uitdagingen op permanente wijze kunnen worden gemonitord en gescand. EHRO-N wordt de centrale informatiebron voor alle belanghebbenden in de EU die belangstelling hebben voor de optimalisering en bundeling van de reeds opgezette initiatieven. De lidstaten wordt derhalve verzocht de Commissie ten volle te ondersteunen bij de ontwikkeling van dit veelbelovende instrument.

Zodra EHRO-N ten volle is gestart met haar werkzaamheden - tegen einde 2011 - zal de Commissie een follow-up-verslag opstellen, gepaard aan verdere aanbevelingen, en zal zij een scherper beeld kunnen geven van de huidige behoeften en de wijze waarop daaraan op EU-niveau wordt voldaan. Naar verwachting zal EHRO-N eind 2012 verslag uitbrengen aan de Commissie. Op basis van dit verslag zal de Commissie haar tweede situatierapport opstellen voor de Raad en het Parlement.

[1] Geconsolideerde versie, 2010/C 84/01, PB C 84 van 30.3.2010.

[2] http://www.oecd-nea.org/press/2007/2007-05.html.

[3] http://ec.europa.eu/energy/nuclear/forum/forum_en.htm.

[4] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2009:155:0011:0018:EN:PDF.

[5] Opgericht bij Verordening (Euratom) nr. 300/2007 van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid.

Top