Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0549

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2010

    /* COM/2011/0549 definitief */

    52011DC0549

    /* COM/2011/0549 definitief */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2010


    VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2010

    INLEIDING

    Toepassingsgebied

    Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (hierna “de Eurodac-verordening” genoemd)[1] bepaalt dat de Commissie jaarlijks aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voorlegt over de activiteiten van de centrale eenheid[2]. Dit achtste jaarverslag bevat informatie over het beheer en de resultaten van het systeem in 2010. In het verslag worden de resultaten en de kosteneffectiviteit van Eurodac beoordeeld, alsook de kwaliteit van de dienstverlening van de centrale eenheid.

    Juridische en beleidsontwikkelingen

    Op 11 oktober 2010 keurde de Commissie een gewijzigd voorstel goed voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend][3].

    Het gewijzigde voorstel van oktober 2010 verving het voorstel dat de Commissie in september 2009 goedkeurde en dat, samen met het begeleidende voorstel voor een besluit van de Raad betreffende toegang van rechtshandhavingsinstanties[4], kwam te vervallen met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de afschaffing van de pijlerstructuur. Volgens de mededeling over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures[5] moest een dergelijk voorstel formeel worden ingetrokken en vervangen door een nieuw voorstel dat rekening houdt met het nieuwe kader van het VWEU.

    Om de onderhandelingen over het asielpakket te bevorderen en het sluiten van een akkoord over de Eurodac-verordening te faciliteren, achtte de Commissie het echter passender het vervallen voorstel voor een besluit van de Raad van september 2009 niet te vervangen. Om deze redenen heeft de Commissie de bepalingen die betrekking hebben op toegang van rechtshandhavingsinstanties eveneens ingetrokken.

    Bovendien was de Commissie van oordeel dat een snellere aanneming van de nieuwe Eurodac-verordening een gunstig effect zou hebben op de tijdige oprichting van het Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, dat immers ook het beheer van Eurodac op zich zou moeten nemen[6].

    Het gewijzigde voorstel van oktober 2010 wordt momenteel door de Raad en het Europees Parlement besproken.

    CENTRALE EENHEID VAN EURODAC[7]

    Beheer van het systeem

    Er is gewerkt aan een upgrade van het Eurodac-systeem uitgevoerd in verband met het toenemende aantal te beheren gegevens (bepaalde categorieën gegevens moeten 10 jaar worden opgeslagen), de te verwachten veroudering van het technische platform (geïntroduceerd in 2001) en de onvoorspelbare ontwikkeling van het aantal Eurodac-transacties. Het IT-project, Eurodac Plus genaamd, had als doel a) de verouderde IT-infrastructuur te vervangen, b) de algehele capaciteit van het systeem te vergroten en de werking te verbeteren en c) een snellere, veiligere en betrouwbaardere gegevenssynchronisatie tussen het productiesysteem en het business continuity system te garanderen. In 2010 zijn de voorlopige acceptatietest (PAT) en operationele acceptatietest (OAT) met succes afgerond.

    De voorlopige acceptatietest (PAT) vond plaats tussen maart en augustus 2010, en had als doel de volledige overeenstemming van het nieuwe systeem met de vastgestelde systeemvereisten te testen. De operationele acceptatietest (OAT) had als doel de volledige overeenstemming van Eurodac Plus met de bestaande IT-systemen van de lidstaten te testen. Zes lidstaten waren hier actief bij betrokken: Bulgarije, Estland, Finland, Duitsland, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk. De test ging op 9 augustus 2010 van start en werd met succes afgerond op 13 september 2010.

    De laatste fase van het project – de definitieve acceptatietest – bestond uit een parallelle werking van het oude en het nieuwe systeem gedurende 3 opeenvolgende maanden en een dagelijkse vergelijking van resultaten. De definitieve acceptatietest ging in november van start en werd in februari 2011 afgerond.

    Kwaliteit van de dienstverlening en kosteneffectiviteit

    De Commissie heeft er alles aan gedaan om een kwalitatief hoogwaardige dienst te verlenen aan de lidstaten, die de eindgebruikers zijn van de centrale eenheid van Eurodac. Lidstaten zijn volledig op de hoogte gehouden over onbeschikbaarheid van de dienst, hetgeen telkens uitsluitend te wijten was aan activiteiten die verband hielden met de upgrade van Eurodac (Eurodac Plus). In 2010 was de centrale eenheid van Eurodac uiteindelijk gedurende 99,76% van de tijd beschikbaar.

    In 2010 bedroegen de uitgaven voor het onderhoud en de werking van de centrale eenheid 2 115 056,61 EUR. De uitgaven zijn ten opzichte van de voorgaande jaren gestegen (1 221 183, 83 EUR in 2009, 605 720,67 EUR in 2008) door de upgrade van het Eurodac-systeem (Eurodac Plus). Het vaste bedrag voor de toepassing van Eurodac Plus is 3 055 695,49 EUR. 20% (611 139,10 EUR) is betaald in 2009, 60% (1 833 417,29 EUR) in 2010 en de resterende 20% (611 139,10 EUR) zal in 2011 worden betaald.

    Er werden ook kosten bespaard door efficiënt gebruik van de bestaande door de Commissie beheerde middelen en infrastructuur, zoals het s-TESTA-netwerk[8]. Tevens heeft de Commissie (via het ISA-programma[9]) de communicatie- en beveiligingsdiensten geleverd voor de uitwisseling van gegevens tussen de centrale eenheid en de nationale eenheden. Deze kosten, die oorspronkelijk overeenkomstig artikel 21, leden 2 en 3, van de verordening door elke lidstaat zouden worden gedragen, werden uiteindelijk door de Commissie gedragen door gebruik te maken van gemeenschappelijke beschikbare infrastructuur.

    Gegevensbescherming en -beveiliging

    Artikel 18, lid 2, van de Eurodac-verordening voorziet in een categorie gegevens waarvoor het mogelijk is om zogenaamd “speciale zoekopdrachten” uit te voeren op verzoek van de persoon van wie de gegevens in de centrale gegevensbank zijn opgeslagen om de rechten van de betrokkene op toegang tot zijn gegevens te beschermen.

    Zoals in de eerdere jaarverslagen al is gemeld, gaven de grote aantallen “speciale zoekopdrachten” in de eerste jaren van Eurodac aanleiding tot bezorgdheid over eventueel misbruik van deze functie door de nationale diensten.

    In 2010 werden in totaal 66 van deze zoekopdrachten uitgevoerd, hetgeen een lichte stijging inhoudt ten opzichte van 2009 (42) en 2008 (56). Dit getal toont niettemin aan dat het aantal speciale zoekopdrachten tot een aanvaardbaar niveau gestabiliseerd lijkt te zijn in vergelijking met de meest recente piek in 2007 (195).

    Om dit fenomeen beter te kunnen controleren, heeft de Commissie in haar voorstel tot wijziging van de Eurodac-verordening de lidstaten de verplichting opgelegd aan de nationale toezichthoudende autoriteit een kopie van het verzoek om toegang van de betrokkene door te sturen.

    CIJFERS EN BEVINDINGEN

    De bijlage bij dit jaarverslag bevat tabellen met door de centrale eenheid verstrekte feitelijke gegevens voor de periode 1.1.2010 - 31.12.2010. De Eurodac-statistieken zijn gebaseerd op de registratie van (1) vingerafdrukken van alle personen van 14 jaar of ouder en die in een lidstaat een asielverzoek hebben ingediend (“categorie 1”), (2) vingerafdrukken van personen die zijn aangehouden bij een illegale overschrijding van een buitengrens van een lidstaat (“categorie 2”), of (3) personen die zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat hebben opgehouden (ingeval de bevoegde autoriteiten het nodig vinden om na te gaan of vroeger eventueel al een asielverzoek werd ingediend) (“categorie 3").

    Eurodac-gegevens over asielverzoeken zijn niet vergelijkbaar met die van Eurostat, die zijn gebaseerd op maandelijkse statistische gegevens die door de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken ter beschikking worden gesteld. Er zijn een aantal methodologische redenen voor de verschillen. Ten eerste omvatten de gegevens van Eurostat alle asielzoekers, ongeacht hun leeftijd. Ten tweede wordt bij het verzamelen van de gegevens een onderscheid gemaakt tussen personen die tijdens de referentiemaand een asielverzoek indienen (waaronder eventueel ook herhaalde verzoeken) en personen die voor het eerst een asielverzoek indienen.

    Geslaagde transacties

    Een “geslaagde transactie” is een transactie die door de centrale eenheid correct is verwerkt, d.w.z. zonder dat deze is geweigerd wegens problemen in verband met gegevensvalidering, fouten in vingerafdrukken of onvoldoende kwaliteit[10].

    In 2010 hebben in de centrale eenheid in totaal 299 459 geslaagde transacties plaatsgevonden, wat neerkomt op een afname van 15,3% ten opzichte van 2009 (353 561).

    De stijgende trend van de voorgaande jaren wat betreft het aantal transacties van gegevens van asielzoekers (“ categorie 1 ”) hield in 2010 op met een afname naar 215 463 (9%) verzoeken in vergelijking met 2009 (236 936) en 2008 (219 557).

    De tendens in verband met het aantal personen dat werd aangehouden in verband met het illegaal overschrijden van een buitengrens (" categorie 2 ") volgde hetzelfde patroon als in 2009. Na te zijn gestegen tot 61 945 in 2008, nam het aantal transacties af tot 31 071 in 2009 en 11 156 in 2010. Griekenland, Italië en Spanje bleven de lidstaten die de overgrote meerderheid van deze transacties invoeren. Hoewel Griekenland aanzienlijk minder transacties (4 486) invoerde dan in 2009 (18 714), bleef Griekenland het land met de meeste transacties. Ook in Italië (van 7 300 naar 2 485) en Spanje (van 1 994 naar 1 674) daalde het aantal transacties in 2010 ten opzichte van 2009, waarbij de daling in Italië bijzonder groot was.

    Ook in 2010 hebben dezelfde zes lidstaten (Tsjechië, IJsland, Letland, Luxemburg, Noorwegen en Portugal) als vorig jaar geen categorie 2-transacties ingevoerd. Zoals is uitgelegd in het verslag van 2009, is het verschil tussen het aantal naar Eurodac verzonden categorie 2-gegevens en andere statistische bronnen voor het aantal illegale grensoverschrijdingen in de lidstaten, zoals dat uit de Eurodac-statistieken blijkt, te wijten aan de definitie in artikel 8, lid 1, van de Eurodac-verordening[11]. Dit punt zal worden verduidelijkt bij de lopende herziening van de Eurodac-verordening.

    Het totale aantal " categorie 3 "-gegevens (gegevens over personen die zijn aangehouden omdat zij zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat ophielden) daalde in 2010 naar 72 840 ten opzichte van 2009 (85 554). Ierland blijft de enige lidstaat die nog geen categorie 3-gegevens heeft verzonden.

    Hoewel categorie 3-zoekopdrachten volgens de Eurodac-verordening niet verplicht zijn, beveelt de Commissie de lidstaten aan van deze mogelijkheid gebruik te maken alvorens een terugkeerprocedure in te leiden overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven[12]. In de gevallen die in de Eurodac-verordening[13] worden genoemd, kan mede met een dergelijke zoekopdracht worden vastgesteld of een onderdaan van een derde land een asielaanvraag heeft ingediend in een andere lidstaat, waarheen hij op grond van de Dublinverordening zou moeten worden teruggestuurd.

    "Treffers"

    Meervoudige asielaanvragen (treffers voor categorie 1 vergeleken met categorie 1)

    Van de in totaal 215 463 asielverzoeken die in 2010 in Eurodac zijn opgeslagen, ging het bij 24,16% om “meervoudige asielverzoeken” (d.w.z. twee of meer). Dit betekent dat in 52 064 gevallen de vingerafdrukken van dezelfde persoon reeds waren opgeslagen als categorie 1-transactie in dezelfde of een andere lidstaat. In 2009 was dat 55 226 (23,3%). De praktijk van sommige lidstaten om vingerafdrukken te nemen na terugname op grond van de Dublinverordening leidt echter tot een vertekening van de statistieken over meervoudige verzoeken: het nemen en opnieuw verzenden van de vingerafdrukken van de verzoeker na aankomst na een overdracht op grond van de Dublinverordening geeft de onjuiste indruk dat de verzoeker opnieuw om asiel heeft verzocht. De Commissie wil dit probleem oplossen en heeft dan ook in haar voorstel tot wijziging van de Eurodac-verordening het vereiste opgenomen dat overdrachten niet als nieuwe asielverzoeken worden geregistreerd.

    Tabel 3 van de bijlage toont voor elke lidstaat het aantal asielverzoeken dat overeenstemt met asielverzoeken die eerder in een andere (“buitenlandse treffers”) of in dezelfde lidstaat (“plaatselijke treffers”)[14] zijn geregistreerd.

    In 2010 bestond 35% van alle meervoudige verzoeken uit plaatselijke treffers. In een aantal lidstaten (België, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Ierland, Italië, Polen, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk) is het zelfs meer dan 50%. In 2009 was het percentage plaatselijke treffers 38,8%. Omdat plaatselijke treffers aangeven dat een persoon die reeds in een lidstaat asiel heeft aangevraagd, later in dezelfde lidstaat opnieuw een aanvraag indient, gaat het hier in feite om “volgende verzoeken” in de zin van artikel 32 van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus[15].

    Buitenlandse treffers geven een indicatie van de secundaire asielstromen in de EU. De statistieken bevestigen als in voorgaande jaren dat de secundaire stromen niet noodzakelijk de “logische” routes tussen naburige lidstaten volgen. Zo bleef Frankrijk het grootste aantal buitenlandse treffers ontvangen van asielzoekers die eerder al een verzoek hadden ingediend in Polen (2 081). Hetzelfde patroon kan worden waargenomen in het Verenigd Koninkrijk, waar het grootste aantal buitenlandse treffers betrekking had op gegevens van Italië (484). De statistieken over buitenlandse treffers tonen geen eenrichtingsverkeer van de landen met een externe buitengrens of van de landen aan de Middellandse Zee naar de noordelijker gelegen lidstaten. De statistieken over secundaire stromen naar de landen met een externe landgrens of de landen aan de Middellandse Zee vinden wel voor een groot deel hun oorsprong in de praktijk van sommige lidstaten om vingerafdrukken te nemen na een terugname op grond van de Dublin-verordening.

    Treffers voor categorie 1 vergeleken met categorie 2

    Deze treffers geven een aanwijzing van de routes die worden gebruikt door personen die het grondgebied van de Europese Unie illegaal zijn binnengekomen alvorens een asielverzoek in te dienen. Net als in 2009 hebben de meeste treffers in 2010 betrekking op gegevens die zijn verzonden door Griekenland (6 934) en Italië (3 752). Ook de aantallen voor Hongarije (545), Bulgarije (545), Frankrijk (530) en Spanje (238) waren aanzienlijk. Wat echter opvalt, is dat in Bulgarije (96%) en Frankrijk (71,9%) de meeste treffers in feite plaatselijk waren.

    Een vergelijking van 2010 met 2009 toont een lichte stijging van 65,2% naar 73,4% van personen die in verband met een illegale overschrijding van een buitengrens worden aangehouden en die later beslissen een asielverzoek in te dienen. Het absolute aantal treffers toont echter een forse daling: van 20 363 in 2009 naar 11 939 in 2010.

    De meeste personen die de EU illegaal waren binnengekomen via Griekenland (5 930) en daarna doorreisden, gingen naar Duitsland (1 478), Frankrijk (886), het Verenigd Koninkrijk (645) of Zweden (635). De personen die via Italië illegaal waren binnengekomen en daarna verder reisden, gingen hoofdzakelijk naar Zwitserland (1 222), Zweden (642) of Duitsland (419). De meeste personen die via Spanje (238) waren binnengekomen, reisden verder naar Frankrijk (98), België (39) of Zwitserland (39), terwijl diegenen die verder reisden nadat hun vingerafdrukken waren genomen in Hongarije (545) hoofdzakelijk vertrokken naar de naburige landen Oostenrijk (160) of Duitsland (82).

    Treffers voor categorie 3 vergeleken met categorie 1

    Deze treffers geven aanwijzingen over de plaats waar illegale migranten eerst om asiel verzoeken alvorens door te reizen naar een andere lidstaat. Wat echter niet uit het oog mag worden verloren, is dat het verzenden van categorie 3-gegevens niet verplicht is en dat niet alle lidstaten systematisch de mogelijkheid van deze controle gebruiken.

    De beschikbare gegevens tonen aan dat de stromen van personen die werden aangehouden terwijl zij illegaal in een andere lidstaat verbleven dan die waarin ze om asiel hadden gevraagd, meestal eindigen in een paar lidstaten en dan met name Duitsland (6 652), Zwitserland (2 542), Nederland (3 415), Frankrijk (2 232) en Oostenrijk (1 668).

    Vertraging bij verzending

    De Eurodac-verordening bevat momenteel slechts een zeer vage termijn voor de verzending van vingerafdrukken, hetgeen in de praktijk kan leiden tot grote vertragingen. Dat is een groot probleem, omdat vertraging bij de toezending kan leiden tot een resultaat dat in strijd is met de in de Dublinverordening vastgestelde beginselen inzake de verantwoordelijkheid van een lidstaat. De kwestie van het excessief tijdsverloop tussen het nemen van vingerafdrukken en het verzenden ervan naar de centrale eenheid van Eurodac werd aan de orde gesteld in de vorige jaarverslagen en als een uitvoeringsprobleem vermeld in het evaluatieverslag.

    Net als in het voorgaande jaar was de verzendingstermijn, dat wil zeggen de tijd die verstrijkt tussen het nemen van vingerafdrukken en de verzending naar de centrale eenheid van Eurodac, in 2010 opnieuw over de hele linie langer. Dit komt grotendeels door Griekenland, waar de gemiddelde verzendingstermijn van categorie 2-gegevens van 36,65 dagen naar 54,99 dagen opliep. Andere lidstaten met aanzienlijke vertragingen waren IJsland, Malta, Nederland, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk. De Commissie wijst er opnieuw op dat vertraging bij de verzending kan leiden tot de onjuiste aanwijzing van een lidstaat in twee verschillende scenario’s die in eerdere jaarverslagen zijn uiteengezet: "verkeerde treffers"[16] en "gemiste treffers"[17].

    Ondanks deze ontwikkeling daalde totaal aantal gemiste treffers door vertraging bij de verzending van vingerafdrukken tussen 2009 (1 060) en 2010 (362).

    Evenals in het voorgaande jaar is het opvallend dat het overgrote deel van de gemiste treffers veroorzaakt wordt door een vertraging bij de verzending door Griekenland, namelijk 353 (97,5%). Ook het patroon met betrekking tot de verspreiding van gemiste treffers was hetzelfde als in 2009: van de 83 gemiste treffers werden 46 veroorzaakt door de trage verzending door Denemarken. Gezien deze resultaten verzoekt de Commissie de lidstaten nogmaals dringend om alle nodige inspanningen te leveren om hun gegevens overeenkomstig de artikelen 4 en 8 van de Eurodac-verordening onverwijld te verzenden.

    Kwaliteit van de transacties

    Het gemiddelde aantal geweigerde transacties[18] van alle lidstaten steeg van 7,87% in 2009 naar 8,92% in 2010. De volgende 10 lidstaten hadden een weigeringspercentage van 10% of meer: Malta (19,42%), Estland (16,67%), Portugal (16,45%), Frankrijk (13,58%), Nederland (12,33%), Duitsland (12,24%), het Verenigd Koninkrijk (11,77%), Litouwen (11,74%), Zweden (10,39%) en IJsland (10%). Twaalf lidstaten hadden een weigeringspercentage dat hoger is dan het gemiddelde.

    Het weigeringspercentage was niet afhankelijk van technologie of systeemgebreken. De belangrijkste oorzaken van het weigeringspercentage waren een lage kwaliteit van de door de lidstaten ingediende afbeeldingen van de vingerafdrukken, menselijke fouten of foutieve configuratie van de apparatuur van de verzendende lidstaat. Daarnaast waren in deze cijfers ook gevallen opgenomen waarin verscheidene pogingen werden gedaan om dezelfde vingerafdrukken te verzenden nadat deze door het systeem waren geweigerd wegens onvoldoende kwaliteit. Hoewel de Commissie erkent dat een deel van de vertraging kan worden veroorzaakt doordat het tijdelijk onmogelijk is vingerafdrukken te nemen (beschadigde vingertoppen of andere gezondheidstoestanden die het dadelijk nemen van vingerafdrukken beletten), wijst de Commissie opnieuw op het probleem van de in het algemeen hoge weigeringspercentages, dat reeds werd vermeld in de vorige jaarverslagen, en verzoekt de Commissie de lidstaten om nationale Eurodac-operatoren een speciale opleiding te geven, en om hun apparatuur correct te configureren om dit weigeringpercentage te verlagen.

    CONCLUSIES

    De centrale eenheid van Eurodac leverde gedurende 2010 bevredigende resultaten af wat snelheid, output, beveiliging en kosteneffectiviteit betreft.

    Het totale aantal transacties daalde in 2010 met 15,3% (naar 299 459), met dalingen in alle drie de categorieën van transacties. Het aantal categorie 1-transacties daalde met 9% (naar 215 463), het aantal categorie 2-transacties met 64% (naar 11 156) en het aantal categorie 3-transacties met 14,8% (naar 72 840).

    Het gemiddelde aantal geweigerde transacties van alle lidstaten steeg van 7,87% in 2009 naar 8,92% in 2010.

    De Commissie blijft zich zorgen maken over de aanhoudende en soms zelfs toenemende vertragingen bij de verzending van gegevens naar de centrale eenheid van Eurodac.

    BIJLAGE

    Table 1: EURODAC Central Unit, Database content status the 31/12/2010

    [pic]

    Table 2: Successful transactions to the EURODAC Central Unit, in 2010

    [pic]

    Table 3: Hit repartition – Category 1 against Category 1, in 2010

    [pic]

    Table 4: Hit repartition – Category 1 against Category 2, in 2010

    [pic]

    Table 5: Hit repartition – Category 3 against Category 1, in 2010

    [pic]

    Table 6: Rejected transactions, percentage in 2010

    [pic]

    Table 7: Average time between the date of taking the fingerprints and their sending to the EURODAC Central Unit, in 2010

    [pic]

    Table 8: Category 1 against Category 1 hit in wrong sense, in 2010

    [pic]

    Table 9: Distribution of CAT1/CAT2 hits missed because a delay when sending the CAT2, in 2010

    [pic]

    Table 10: Distribution of hits against blocked cases (art. 12 of the EC Regulation 2725/2000), in 2010

    [pic]

    Table 11: Count of category 9 per Member State, in 2010

    [pic]

    [1] PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

    [2] Artikel 24, lid 1, van de Eurodac-verordening.

    [3] COM(2010) 555 definitief.

    [4] COM(2009) 344 definitief.

    [5] COM(2009) 665 definitief/2.

    [6] COM(2010) 96 definitief/2

    [7] De Eurodac-verordening voorziet de totstandkoming van een door de Europese Commissie beheerde centrale eenheid waarin een geautomatiseerde identificatiesysteem voor vingerafdrukken (AFIS) is opgenomen dat gegevens ontvangt en “treffers – geen treffers”-antwoorden naar de nationale eenheden (nationale toegangspunten) in elke lidstaat doorstuurt. De Eurodac-verordening en de uitvoeringsbepalingen ervan stellen de verantwoordelijkheden vast voor de verzameling, toezending en vergelijking van vingerafdrukgegevens, de middelen die voor de toezending gebruikt kunnen worden, de statistieke taken van de centrale eenheid en de normen die gebruikt worden voor de gegevens-toezending.

    [8] S-TESTA (het netwerk voor beveiligde trans-Europese diensten voor telematica tussen overheidsdiensten) heeft een generieke infrastructuur om aan de zakelijke behoeften en de vereiste voor informatie-uitwisseling tussen Europese en nationale overheden te voldoen.

    [9] ISA (interoperabiliteitsoplossing voor Europese overheidsdiensten) is het nieuwe programma ter verbetering van elektronische samenwerking tussen overheidsdiensten in EU-lidstaten. Het is de opvolger van het vorige programma IDA II (gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten) en IDABC (interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers).

    [10] Tabel 2 van de bijlage bevat nadere gegevens over geslaagde transacties per lidstaat, met een uitsplitsing in categorieën, van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

    [11] “Elke lidstaat neemt, met inachtneming van de garanties die verankerd zijn in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, onverwijld de vingerafdrukken van alle vingers van elke vreemdeling van veertien jaar of ouder die, komende uit een derde land, door de bevoegde controleautoriteiten van een lidstaat is aangehouden in verband met het illegaal over land, over zee of door de lucht overschrijden van de grens van die lidstaat, en die niet is teruggezonden .”

    [12] PB L 348 van 24.12.2008

    [13] Artikel 11: “(…) In de regel is er reden om na te gaan of de vreemdeling reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend, indien: (a) de vreemdeling verklaart dat hij een asielverzoek heeft ingediend, zonder echter te vermelden in welke lidstaat dit heeft plaatsgevonden; (b) de vreemdeling niet om asiel verzoekt, maar tegen terugzending naar zijn land van herkomst bezwaar maakt, omdat hij beweert daar gevaar te lopen of c) de vreemdeling anderszins zijn verwijdering tracht te verhinderen door te weigeren om aan de vaststelling van zijn identiteit mee te werken, in het bijzonder door geen of valse identiteitspapieren te tonen.”

    [14] De statistieken betreffende plaatselijke treffers in de tabellen stemmen niet noodzakelijk overeen met de door de centrale eenheid verzonden en door de lidstaten opgeslagen treffers. De reden daarvoor is dat lidstaten niet steeds gebruik maken van de door artikel 4, lid 4, geboden mogelijkheid om de centrale eenheid te verzoeken de zoekopdracht te vergelijken met hun reeds in de centrale gegevensbank opgeslagen eigen gegevens. De centrale eenheid moet echter, ook wanneer de lidstaten niet van deze mogelijkheid gebruik maken, om technische redenen altijd een vergelijking maken met alle gegevens (nationale en buitenlandse) die in de centrale eenheid zijn opgeslagen. In deze concrete gevallen zal de centrale eenheid, zelfs wanneer er een overeenstemming is met nationale gegevens, als antwoord geven “geen treffer”, omdat de lidstaat niet om de vergelijking van de toegezonden gegevens met zijn eigen gegevens heeft gevraagd.

    [15] PB L 326 van 13.12.2005.

    [16] Bij een zogeheten “ verkeerde treffer ” dient een onderdaan van een derde land een asielverzoek in in lidstaat A, waar de autoriteiten zijn vingerafdrukken nemen. Terwijl die vingerafdrukken nog niet naar de centrale eenheid zijn verzonden (categorie 1-transactie), kan dezelfde persoon zich al in lidstaat B melden en opnieuw om asiel verzoeken . Als lidstaat B de vingerafdrukken eerst verzendt, zouden de door lidstaat A verzonden vingerafdrukken later in de centrale eenheid worden opgeslagen dan de door lidstaat B verzonden vingerafdrukken. Dit zou derhalve tot een treffer leiden voor door lidstaat B verzonden gegevens bij vergelijking met de door lidstaat A verzonden gegevens. Lidstaat B en niet lidstaat A zou derhalve worden aangewezen als verantwoordelijke lidstaat, hoewel het eerste asielverzoek in lidstaat A is ingediend.

    [17] In het geval van de zogeheten “ gemiste treffer ”, wordt een onderdaan van een derde land aangehouden in verband met een illegale grensoverschrijding en worden zijn vingerafdrukken genomen door de autoriteiten van de lidstaat (A) waar hij is binnengekomen. Terwijl die vingerafdrukken nog niet naar de centrale eenheid zijn verzonden (categorie 2-transactie), kan dezelfde persoon zich al in lidstaat B melden en om asiel verzoeken . Bij die gelegenheid worden zijn vingerafdrukken genomen door de autoriteiten van lidstaat B. Als lidstaat B de vingerafdrukken (categorie 1-transactie) eerst toezendt, zou de centrale eenheid eerst een categorie 1-transactie registreren, en zou lidstaat B het verzoek behandelen in plaats van lidstaat A. Wanneer later een categorie 2-transactie aankomt, zal immers een treffer worden gemist omdat de categorie 2-gegevens niet doorzoekbaar zijn.

    [18] Een transactie mag worden geweigerd wegens problemen in verband met gegevensvalidering, fouten in vingerafdrukken of onvoldoende kwaliteit (zie ook paragraaf 3.1. ibid).

    Top