EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0297

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de uitvoering en evaluatie van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de uitvoering en evaluatie van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG

/* COM/2011/0297 def. */

52011DC0297

/* COM/2011/0297 def. */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de uitvoering en evaluatie van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de uitvoering en evaluatie van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Verslag over de uitvoering en evaluatie van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG

In LEIDING

Op 21 april 2004 is Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG (hierna "de Verfrichtlijn") vastgesteld.

Het doel van de Verfrichtlijn is het beperken van emissies van vluchtige organische stoffen (hierna "VOS") ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen[1], teneinde luchtverontreiniging door de bijdrage van VOS aan de ozonvorming op leefniveau te voorkomen of te verminderen. De richtlijn is bedoeld als aanvulling op de maatregelen die op nationaal niveau worden genomen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de emissieplafonds voor VOS zoals die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (hierna "de NEP-richtlijn").

De producten waarop de Verfrichtlijn betrekking heeft, zijn voor gebouwen, houtwerk en bijbehorende structuren gebruikte verven en vernissen met een decoratief, functioneel en beschermend effect, alsook producten voor het overspuiten van voertuigen.

Met dit doel voor ogen eist de Verfrichtlijn dat de producten waarop zij betrekking heeft en die na 1 januari 2007 in de handel worden gebracht, een VOS-gehalte hebben dat de in bijlage II van de richtlijn genoemde grenswaarden niet overschrijdt. Voor verven en vernissen gelden striktere VOS-grenswaarden vanaf de tweede fase die op 1 januari 2010 is ingegaan.

Artikel 14 van de Verfrichtlijn verplichtte de lidstaten om de richtlijn tegen 30 oktober 2005 om te zetten in nationaal recht. Hoofdstuk 2 van dit verslag geeft kort weer hoever de omzetting van de richtlijn gevorderd is.

De artikelen 6 en 7 van de Verfrichtlijn verplichten de lidstaten tot het opzetten van een monitoringprogramma om na te gaan of de richtlijn wordt nageleefd en tot regelmatige rapportage aan de Commissie over de resultaten van het monitoringprogramma. Op grond van deze informatie is de uitvoering in de lidstaten beoordeeld; een overzicht van de belangrijkste bevindingen is opgenomen in hoofdstuk 3 van dit verslag.

Artikel 9 van de Verfrichtlijn verzoekt de Commissie om bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in te dienen waarin het volgende wordt onderzocht:

• het potentieel om het VOS-gehalte van producten die buiten de werkingssfeer van de Verfrichtlijn vallen, waaronder aerosols voor verven en vernissen, te verlagen;

• een eventuele verdere vermindering van de maximale VOS-gehalten die in de richtlijn zijn vastgesteld voor producten voor het overspuiten van voertuigen; en

• elk nieuw element dat verband houdt met de sociaaleconomische gevolgen van de toepassing van de grenswaarden als genoemd in bijlage II van de Verfrichtlijn, die gelden vanaf 1 januari 2010 (fase II).

Het resultaat van deze analyse is samengevat in hoofdstuk 4 van dit verslag.

OMZETTING

De uiterste datum waarop de Verfrichtlijn moest worden omgezet in nationale wetgeving was 30 oktober 2005. Hoewel weinig lidstaten deze einddatum hebben gehaald, hebben alle lidstaten kort daarna de omzetting voor hun gehele nationale grondgebied voltooid.

De Commissie heeft aangaande de omzettingsbesluiten van de lidstaten geen gevallen van ernstige non-conformiteit vastgesteld.

UITVOERING

Inleiding

Artikel 7 van de Verfrichtlijn verplicht de lidstaten om verslag uit te brengen over de resultaten van hun monitoringprogramma, om aan te tonen dat de richtlijn wordt nageleefd. Het artikel verplicht de lidstaten tevens om verslag uit te brengen over de categorieën en hoeveelheden producten waarvoor overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de richtlijn een vergunning is afgegeven. Het eerste verslag, over het jaar 2007, diende uiterlijk op 30 juni 2008 bij de Commissie te worden ingediend. Hiertoe werd door de Commissie een gemeenschappelijk format ontwikkeld en vastgesteld[2].

Er zijn verslagen ontvangen van 26 lidstaten. Deze zijn beschikbaar gesteld op de website van de Europese Commissie[3].

Monitoringprogramma’s en inspecties van de lidstaten (2007)

Uit de algemene beoordeling van de door de lidstaten ingediende verslagen is gebleken dat, ondanks enige leemten in de informatie ten gevolge van de korte tijd die is verstreken sinds de inwerkingtreding van de richtlijn, er toch enige nuttige informatie over de monitoringpraktijk van bepaalde lidstaten kon worden verkregen.

De administratieve organisatie van de bevoegde autoriteiten die op de uitvoering van de Verfrichtlijn moeten toezien, varieert aanzienlijk tussen de lidstaten. Sommige lidstaten hebben de bevoegdheden gecentraliseerd binnen één nationale instantie, andere hebben de verantwoordelijkheid voor respectievelijk coördinatie, monitoring en overtredingen toegewezen aan drie afzonderlijke nationale instanties en weer andere hebben nationale instanties voor de coördinatie en regionale kantoren voor monitoring en overtredingen. Indien er sprake is van verschillende autoriteiten, maken de lidstaten meestal een duidelijk onderscheid tussen de respectieve bevoegdheidsgebieden of zorgen zij voor een gecoördineerde aanpak.

Het gerapporteerde aantal inspecties van fabrikanten, importeurs, groothandelaren, detailhandelaren en exploitanten liep in 2007 uiteen van nul tot 540; de meeste lidstaten meldden tussen de 10 en 100 bezoeken ter plaatse. Dit zegt echter niets over het aandeel van de markt dat door de inspecties wordt bestreken. Welke handelingen een inspectie precies inhoudt, varieert nogal van lidstaat tot lidstaat. Er is geen onderscheid gemaakt tussen bezoeken ter plaatse om te controleren of aan de VOS-grenswaarden wordt voldaan, en bezoeken ter plaatse om te controleren of aan de etiketteringseisen wordt voldaan.

De inspecties hebben verschillende gevallen van niet-naleving van de richtlijn aan het licht gebracht. Het aantal overschrijdingen van de VOS-grenswaarden bedroeg in het algemeen minder dan 5% van alle gevallen, terwijl het aantal overtredingen van de etiketteringsvereisten vaker voorkwam en veelal rond de 20% lag.

Aangaande de toepassing van artikel 3, lid 3, van de Verfrichtlijn was er slechts één lidstaat die aangaf dat er individuele vergunningen werden afgegeven voor de aan- en verkoop van producten, bestemd voor de restauratie en het onderhoud van gebouwen en klassieke voertuigen die als van bijzonder historisch en cultureel belang zijn aangemerkt, die niet aan de VOS-grenswaarden voldoen. De overige lidstaten meldden ofwel dat zij niet in de mogelijkheid hebben voorzien om dergelijke vergunningen af te geven, ofwel dat er in 2007 geen aanvragen voor dit soort vergunningen waren binnengekomen.

Een aantal lidstaten kwam met opmerkingen over problemen die zij tegenkwamen bij de uitvoering van de Verfrichtlijn. De belangrijkste problemen bij de uitvoering waren een gebrek aan administratieve middelen voor de monitoring en een onvoldoende aantal (erkende) analyselaboratoria. De meest genoemde interpretatieproblemen hadden te maken met het toepassingsgebied van de richtlijn (definities), de indeling van producten in een bepaalde subcategorie en de relatie tot Richtlijn 1999/13/EG[4] (hierna "de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen"), als toegelicht in paragraaf 3.3.

Relatie tot de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen

Een aantal lidstaten gaf aan problemen te ondervinden met de overlapping tussen het toepassingsgebied van de Verfrichtlijn en dat van de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen. Volgens artikel 3, lid 2, van de Verfrichtlijn mogen de lidstaten producten die worden verkocht om uitsluitend te worden gebruikt bij een door de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen bestreken activiteit die wordt verricht in een installatie waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van die richtlijn, vrijstellen van de verplichting om aan de VOS-grenswaarden te voldoen. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat verven en vernissen die binnen dezelfde productcategorie vallen (bv. verven en vernissen voor het coaten van hout), afhankelijk van hun gebruik aan verschillende VOS-eisen moeten voldoen. Terwijl het VOS-gehalte van verven die uitsluitend worden gebruikt voor activiteiten binnen installaties die aan de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen voldoen, niet door de Verfrichtlijn worden beperkt, moeten soortgelijke verven die buiten deze installaties worden gebruikt, aan de VOS-grenswaarden van de Verfrichtlijn voldoen.

Het uiteindelijke gebruik van de vrijgestelde producten monitoren en erop toezien dat deze verven uitsluitend worden gebruikt in installaties die aan de eisen voldoen, vormt een uitdaging voor de bevoegde autoriteiten. Handhaving wordt moeilijker indien diverse activiteiten, waarvan sommige door de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen worden bestreken en andere niet, binnen één installatie plaatsvinden.

Uit de uitvoeringsrapporten kwam een aantal procedures naar voren om te garanderen dat artikel 3, lid 2, van de Verfrichtlijn correct wordt uitgevoerd; daarbij werden verschillen tussen de lidstaten waargenomen. Tot die procedures behoorden etiketteringsvereisten voor niet-conforme producten, de verplichting voor de koper om te bewijzen dat de producten uitsluitend zullen worden gebruikt in installaties die onder de VOS-richtlijn emissies van oplosmiddelen vallen, en een verplichte registratie van afnemers die niet-conforme producten aanschaffen.

Ondersteuning van de Commissie bij de uitvoering

De Commissie heeft samengewerkt met vertegenwoordigers van de lidstaten in het in artikel 12 van de Verfrichtlijn bedoelde comité teneinde duidelijkheid te verschaffen in kwesties betreffende de interpretatie en uitvoering van de richtlijn. In dit verband is vastgesteld dat enkele onderdelen nadere toelichting behoeven, waaronder bepaalde definities, het toepassingsgebied van de verschillende subcategorieën van verven en vernissen, de etiketteringseisen van artikel 4 en de indeling van bepaalde producten voor het overspuiten van voertuigen. Een aantal van deze kwesties is inmiddels opgehelderd met behulp van richtsnoeren van de Commissie[5]; de overige kwesties kwamen aan bod tijdens de evaluatie van de richtlijn en zullen worden aangepakt met behulp van verdere richtsnoeren.

Daarnaast is met Richtlijn 2010/79/EU van de Commissie van 19 november 2010[6] een aanvullende standaard geïntroduceerd voor de analysemethodes om te bepalen of aan de VOS-grenswaarden wordt voldaan, zodat de nalevingscontrole op een meer kosteneffectieve manier kan plaatsvinden.

Conclusies betreffende de uitvoering

Toen de gegevens voor dit verslag (over 2007) werden verzameld, bevond de uitvoering van de Verfrichtlijn in de lidstaten zich nog in de beginfase, aangezien de VOS-grenswaarden in bijlage I pas sinds 1 januari 2007 van toepassing zijn. Bovendien is in artikel 3 een overgangsperiode van één jaar vastgesteld, zodat niet-conforme producten die vóór 1 januari 2007 werden geproduceerd, in de handel konden worden gebracht.

De informatie die tot nu toe is verkregen op grond van artikel 7 laat zien dat een groot aantal lidstaten programma’s heeft vastgesteld om te monitoren of in de handel gebrachte producten aan de eisen voldoen. Toch heeft de Commissie aanwijzingen dat een aantal lidstaten in 2007 nog achterliep met het ontwikkelen van hun inspectieprogramma’s. Adequate monitoring van fabrikanten en importeurs is van groot belang om ervoor te zorgen dat aan de VOS-grenswaarden en etiketteringseisen van de richtlijn wordt voldaan. Het is daarom noodzakelijk dat de monitoringprogramma’s en -praktijken worden verbeterd. De lidstaten zullen worden gestimuleerd om hun ervaringen te delen en te leren van elkaars bestaande beste praktijken.

Een grondiger evaluatie van de vraag of de lidstaten aan de monitoringvereisten van de richtlijn voldoen, zal naar verwachting mogelijk zijn op basis van het tweede verslag (over 2010) van de nationale uitvoering op grond van artikel 7, dat uiterlijk op 30 juni 2011 moet worden ingediend.

EVALUATIE VAN DE RICHTLIJN

Inleiding

Evaluatieclausule

Artikel 9 van de Verfrichtlijn schrijft een evaluatie van de richtlijn voor teneinde vast te stellen of een eventuele verdere aanscherping mogelijk is. Tot de te evalueren wijzigingen behoren een uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn met andere producten en de invoering van striktere VOS-grenswaarden voor producten voor het overspuiten van voertuigen. Daarnaast verlangt artikel 9 een onderzoek van alle bijkomende sociaaleconomische gevolgen van de uitvoering van de richtlijn die tijdens de voorbereiding van de richtlijn over het hoofd werden gezien.

Ter ondersteuning van deze evaluatie heeft de Commissie een externe consultant ingeschakeld. Bij het onderzoek, dat gedurende 2008 en 2009 heeft plaatsgevonden, waren alle belangrijke belanghebbenden betrokken. Gekeken werd naar verschillende mogelijkheden om het toepassingsgebied van de Verfrichtlijn te verruimen en om de VOS-gehalten verder te verminderen. Van een aantal producten die aangemerkt werden als mogelijke kandidaten voor opname in het toepassingsgebied van de richtlijn, werd geëvalueerd wat de kosten en baten van die opname zouden zijn[7].

Thematische Strategie inzake luchtverontreiniging en NEP-richtlijn

De uitvoering en evaluatie van de Verfrichtlijn moet worden gezien in de context van de uitvoering van het EU-beleid op het gebied van luchtverontreiniging, in het bijzonder de Thematische Strategie inzake luchtverontreiniging (hierna "de thematische strategie")[8] van de Commissie van 2005, en de NEP-richtlijn. Een van de voornaamste doelstellingen van deze instrumenten is het verminderen van de ozonconcentraties op leefniveau om de gezondheid van de mens en de ecosystemen te beschermen. Ozon op leefniveau en andere fotochemische oxidanten ontstaan door de reactie van VOS, stikstofoxiden en koolmonoxide onder invloed van zonlicht.

In de thematische strategie zijn tussentijdse doelen voor 2020 vastgesteld, rekening houdend met de kosten van de maatregelen en de eraan verbonden baten. Deze doelen zijn geformuleerd als "te boeken vooruitgang" vergeleken met de situatie in 2000. Voor ozon op leefniveau bestaan de doelen uit een vermindering van het aantal premature stergevallen met 10% en een vermindering van het oppervlak van bosecosystemen waar de ozonconcentraties de kritische niveaus overschrijden met 15%. De thematische strategie geeft aan dat de VOS-emissies in 2020 (in de EU-25) met 51% zullen moeten zijn gedaald ten opzichte van de niveaus van 2000 om deze doelstellingen te bereiken. De huidige wetgeving omtrent VOS-emissies, met inbegrip van de Verfrichtlijn, zal naar verwachting een aanzienlijke bijdrage leveren aan het realiseren van de emissievermindering die nodig is om de algemene doelstellingen inzake VOS-emissies te halen. De meest recente EU-brede evaluatie[9] laat zien dat de totale emissie van 2000 dankzij de bestaande wetgeving in 2020 nagenoeg gehalveerd zou zijn, zodat de doelstelling van de thematische strategie inzake lucht nagenoeg bereikt zou zijn.

Er zijn aanwijzingen dat enkele lidstaten wellicht moeite zullen hebben om hun VOS-plafond in 2010 te bereiken, zoals de NEP-richtlijn vereist. Echter, de lidstaten hoeven slechts twee jaar achteraf verslag te doen van hun emissies en de definitieve emissie-inventarissen voor 2010 zijn nog niet beschikbaar.

VOS-emissies door het gebruik van producten die onder de Verfrichtlijn vallen

De artikelen 7 en 8 van de NEP-richtlijn verplichten de lidstaten om jaarlijks verslag uit te brengen over hun emissie-inventarissen en hun emissieprognoses voor 2010 betreffende de verontreinigende stoffen die onder de richtlijn vallen. Uit deze verslagen blijkt dat de VOS-emissies afkomstig van de toepassing van coatings in 2008 binnen de EU-27 1379 kiloton (kt) bedroegen, wat neerkomt op circa 16,6% van de totale gemelde VOS-emissie. Hoewel de verslagen uitgesplitste emissiegegevens bevatten[10], is het niet mogelijk om aan de hand van de gebruikte indeling van activiteiten de exacte omvang vast te stellen van de VOS-emissies ten gevolge van het gebruik van producten die door de Verfrichtlijn worden bestreken.

Deze emissies en de ontwikkeling ervan in de toekomst werden geraamd op basis van productiegegevens en voorspellingen afkomstig van de betreffende brancheorganisatie[11]. Hieruit bleek dat de totale VOS-emissie ten gevolge van het gebruik van decoratieve verven die onder de richtlijn vallen, in 2006 ongeveer 410 kt bedroeg. Naar verwachting zullen de emissies in 2010 zijn afgenomen tot 373 kt vanwege inwerkingtreding van de striktere grenswaarden. De prognose is echter dat zij weer zullen toenemen tot 470 kt in 2020, voornamelijk vanwege de toenemende consumptie. Voor producten voor het overspuiten van voertuigen werden de emissies geschat op 56 kt in 2007, en de prognose was dat ze zouden toenemen tot 62 kt in 2020.

Mogelijkheden voor uitbreiding van het toepassingsgebied

Tijdens de evaluatie is beoordeeld welke gevolgen zeventien mogelijkheden voor eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied van de Verfrichtlijn zouden hebben voor het milieu, de economie en de maatschappij. Hiertoe werden de belanghebbenden en de lidstaten uitgebreid geraadpleegd.

Een van de beoordeelde producten waren aerosols voor verven en vernissen, die expliciet worden genoemd in artikel 9 van de richtlijn. De optie om dit soort verven in de richtlijn op te nemen, bleek slechts zeer geringe mogelijkheden tot VOS-vermindering te bieden (namelijk 26 kt per jaar in geval van volledige vervanging). Bovendien bestaat deze productgroep uit een groot aantal verschillende producttypen, die voor verschillende doelen worden gebruikt, waardoor het lastig is passende VOS-grenswaarden vast te stellen en de monitoring ingewikkeld wordt. Indien grenswaarden voor het VOS-gehalte van deze producten in de richtlijn zouden worden opgenomen, zou dat in feite betekenen dat overgestapt moet worden op andere coatingsystemen; de bestaande alternatieven kunnen echter leiden tot verminderde productprestaties. De geleidelijke uitfasering van aerosols voor verven en vernissen werd daarom als niet passend beschouwd.

Wat betreft de andere opties die in overweging werden genomen, zou de invoering van een VOS-grenswaarde (10%) voor deodorants en antitranspiratiemiddelen naar verwachting de VOS het meest kunnen verminderen (met 126 kt per jaar). Deze maatregel werd echter niet aangeraden omdat hij het gebruik van aerosol- en pompspraysystemen de facto zou uitbannen, terwijl er onder consumenten weinig draagvlak is voor de bestaande alternatieven. Er moet dus nader onderzoek worden verricht naar de ontwikkeling van alternatieve spraysystemen voor deodorants alvorens deze optie nader wordt bestudeerd.

Geen van de resterende opties werd geacht de VOS-emissies met meer dan 40 kt/jaar te verminderen. Vooral bij andere producten dan coatings is te weinig bekend over de toekomstige marktontwikkeling en het toekomstige gedrag van de consument om de eventuele gevolgen van de opname ervan in de werkingssfeer van de richtlijn volledig te kunnen beoordelen.

Stri ktere VOS-grenswaarden voor producten voor het overspuiten van voertuigen

Bijlage II(B) van de Verfrichtlijn vermeldt het maximale VOS-gehalte van producten voor het overspuiten van voertuigen. Voor elke subcategorie van deze producten is bekeken hoe haalbaar het is om de VOS-grenswaarden voor de betreffende subcategorie aan te scherpen en wat de gevolgen van die aanscherping zouden zijn. De algemene conclusie van deze beoordeling was dat het niet verstandig zou zijn om striktere VOS-grenswaarden voor deze coatings voor te stellen:

- voor de meeste subcategorieën bleek het niet haalbaar om de grenswaarden te verlagen, ofwel omdat er in de nabije toekomst vermoedelijk geen producten met een lager VOS-gehalte in de handel zullen zijn, ofwel omdat er geen passende onderzoeksmethoden voorhanden zijn;

- voor de topcoats en speciale finishes zouden de opties om de huidige eisen te optimaliseren naar schatting een VOS-vermindering opleveren van slechts ongeveer 3,5 kt/jaar, terwijl de administratieve lasten zouden kunnen toenemen vanwege een ingewikkeldere monitoring.

sociaaleconomische gevolgen van fase II-grenswaarden

Bij de evaluatie is ook gekeken naar eventuele nieuwe sociaaleconomische gevolgen, die niet waren voorspeld of beoordeeld tijdens de voorbereiding van de richtlijn (in de jaren 1999-2002).

Het enige relevante gevolg had te maken met de kosten van het (her)etiketteren van producten die in het toepassingsgebied van de richtlijn worden opgenomen. Deze kwestie werd ook relevant geacht in het licht van een eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied. De totale kosten van het etiketteren werden door de brancheorganisatie geschat op circa 600 miljoen euro. Het terugnemen en vernietigen van niet-conforme producten zou naar schatting nog eens 141 miljoen euro kosten. Deze kosten konden wellicht lager uitvallen indien de overgangsperiode gedurende welke de verkoop van niet-conforme producten toegestaan blijft, zou worden verlengd (bv. als die periode twee jaar zou duren in plaats van één jaar).

CONCLUSIE EN VOORUITBLIK

Uit de thans beschikbare informatie van de lidstaten over de uitvoering van de richtlijn in de eerste jaren na de omzetting ervan, blijkt dat de monitoringsystemen die nodig zijn om naleving te garanderen, zijn opgezet. Een aantal lidstaten had echter moeite om de systemen op tijd op te zetten. Daarom moeten de huidige monitoringprogramma’s en -praktijken worden verbeterd door ervaringen te delen en beste praktijken tot stand te brengen, voordat er overtuigende conclusies kunnen worden getrokken over de precieze gevolgen voor de VOS-emissies. Meer informatie over deze aspecten wordt bij de lidstaten verzameld via de tweede ronde van nationale uitvoeringsrapportage. Die rapporten zullen de basis vormen voor het tweede verslag van de Commissie over de uitvoering van de richtlijn.

Zoals vereist krachtens de evaluatieclausule van de richtlijn zijn maatregelen geëvalueerd die zouden kunnen resulteren in een verdere vermindering van VOS-emissies. Die maatregelen zijn het vergroten van het toepassingsgebied van de richtlijn en het aanscherpen van de in de richtlijn genoemde VOS-grenswaarden voor producten voor het overspuiten van voertuigen. Zelfs het reguleren van een zeer groot aantal verschillende producten zou echter slechts tot een bescheiden potentiële emissievermindering leiden en zou bovendien moeilijk uitvoerbaar zijn en grotere administratieve lasten en kosten met zich meebrengen. Men maakt zich vooral zorgen om de onduidelijke invloed op het consumentengedrag en de vermoedelijke stijging van de administratieve lasten van het reguleren van andere producten dan coatings. Bovendien lijkt het volgens de nieuwste resultaten van de geïntegreerde evaluatiemodellen niet nodig om de bestaande maatregelen ter vermindering van de VOS-emissie aan te scherpen om de tussentijdse doelstellingen van de thematische strategie te bereiken. Dit zal de komende jaren verder worden beoordeeld in het kader van de lopende werkzaamheden ter evaluatie van de thematische strategie. Een wijziging van het toepassingsgebied of van de grenswaarden van de Verfrichtlijn is daarom op dit moment niet gerechtvaardigd.

[1] Onder 'producten voor het overspuiten van voertuigen' wordt verstaan de in de subcategorieën van bijlage II(B) van de Verfrichtlijn genoemde producten. Zij worden gebruikt op wegvoertuigen als gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG dan wel op delen daarvan, in het kader van de reparatie, de bescherming of de decoratie van voertuigen buiten de fabriek.

[2] Beschikking 2007/205/EG van de Commissie van 22 maart 2007 (PB L 91 van 31.3.2007, blz. 48).

[3] http://ec.europa.eu/environment/air/pollutants/paints_ms_reporting.htm.

[4] PB L 85 van 29.3.1999, blz. 1.

[5] http://ec.europa.eu/environment/air/pollutants/paints_faq.htm.

[6] PB L 304 van 20.11.2010, blz. 18.

[7] Het eindverslag van de studie is beschikbaar op http://circa.europa.eu/Public/irc/env/paints_directive/library?l=/review_2008_2009/contract

[8] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Thematische strategie inzake luchtverontreiniging (COM(2005) 446 definitief van 21.9.2005).

[9] NEC scenario analysis report nr. 7, http://ec.europa.eu/environment/air/pollutants/pdf/nec7.pdf

[10] Met betrekking tot verven wordt in de verslagen onderscheid gemaakt tussen "toepassing van decoratieve coatings" (categorie 3.A.1), "toepassing van industriële coatings " (3.A.2) en "toepassing van overige coatings" (3.A.3).

[11] Europese Raad van fabrikanten en importeurs van verven, drukinkten en verven voor kunstenaars (CEPE).

Top