Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011BP0140

    Raming van de inkomsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2012 - Afdeling I - Parlement Resolutie van het Europees Parlement van 6 april 2011 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 (2011/2018(BUD))

    PB C 296E van 2.10.2012, p. 226–229 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.10.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 296/226


    Woensdag 6 april 2011
    Raming van de inkomsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2012 - Afdeling I - Parlement

    P7_TA(2011)0140

    Resolutie van het Europees Parlement van 6 april 2011 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2012 (2011/2018(BUD))

    2012/C 296 E/39

    Het Europees Parlement,

    gelet op artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en met name artikel 31 daarvan,

    gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (2),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2011 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2012 – afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII, IX en X (3),

    gezien het verslag van de secretaris-generaal aan het Bureau met het oog op de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement voor het begrotingsjaar 2012,

    gezien het voorontwerp van raming, opgesteld door het Bureau op 23 maart 2011, overeenkomstig artikel 23, lid 7, en artikel 79, lid 1, van het Reglement van het Parlement,

    gezien de ontwerpraming, opgesteld door de Begrotingscomissie overeenkomstig artikel 79, lid 2, van het Reglement van het Parlement,

    gelet op artikel 79 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0087/2011),

    A.

    overwegende dat de huidige financiële, economische en sociale situatie van de Unie de instellingen ertoe verplicht uit een oogpunt van kwaliteit en efficiëntie adequaat te reageren en strikte beheersprocedures toe te passen om tot bezuinigingen te komen; is van mening dat dergelijke bezuinigingen zich ook moeten uitstrekken tot begrotingslijnen die betrekking hebben op de leden van het Europees Parlement,

    B.

    overwegende dat de instellingen voldoende middelen toegewezen moeten krijgen, met dien verstande dat deze middelen in de huidige economische context zorgvuldig en efficiënt beheerd moeten worden,

    C.

    overwegende dat het bijzonder wenselijk is dat de nauwere samenwerking tussen de Begrotingscommissie en het Bureau gedurende de gehele jaarlijkse begrotingsprocedure wordt voortgezet overeenkomstig de artikelen 23 en 79 van het Reglement van het Parlement, die bepalen dat het Bureau verantwoordelijk is voor het nemen van besluiten van financiële, organisatorische en administratieve aard over aangelegenheden die de interne organisatie van het Parlement betreffen en voor de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement, en dat de Begrotingscommissie verantwoordelijk is voor het aan de plenaire vergadering uit te brengen verslag over de raming van het Parlement in het kader van de jaarlijkse procedure,

    D.

    overwegende dat de voorrechten van de plenaire vergadering tot vaststelling van de raming en van de definitieve begroting overeenkomstig het Verdrag en het Reglement volledig van kracht blijven,

    E.

    overwegende dat er op 15 maart en 22 maart 2011 vooroverleg heeft plaatsgevonden tussen delegaties van het Bureau en de Begrotingscommissie,

    F.

    overwegende dat de commissaris voor begrotingszaken er in een recent schrijven alle instellingen toe heeft opgeroepen om bij de voorbereiding van hun eigen uitgavenramingen voor de ontwerpbegroting 2012 alles in het werk te stellen om de uitgaven te beperken,

    Algemeen kader en de begroting als geheel

    1.

    is verheugd over het feit dat het Bureau en de Begrotingscommissie gedurende de huidige begrotingsprocedure tot dusver goed hebben kunnen samenwerken en het Bureau en de Begrotingscommissie tijdens het vooroverleg op 22 maart 2011 overeenstemming hebben bereikt;

    2.

    stelt vast dat het bij het voorontwerp van raming voor de begroting 2012 dat door de secretaris-generaal aan het Bureau is voorgesteld gaat om een bedrag van 1 773 560 543 EUR, hetgeen neerkomt op 20,26 % van rubriek 5 van het meerjarig financieel kader (MFK); merkt op dat het voorgestelde verhogingspercentage 5,20 % bedraagt ten opzichte van de begroting 2011;

    3.

    is ermee ingenomen dat het Bureau in zijn ontwerpraming voor de begroting 2012, goedgekeurd op zijn vergadering van 23 maar 2011, na vooroverleg met de Begrotingscommissie, besparingen heeft opgenomen ten opzichte van de oorspronkelijk voorgestelde ontwerpraming, bevestigt het voorstel van het Bureau en stelt het totaalbedrag van de ontwerpraming 2012 vast op 1 724 575 043 EUR, neerkomend op 19,70 % van rubriek 5 van het MFK; merkt op dat het voorgestelde verhogingspercentage 2,30 % bedraagt ten opzichte van de begroting 2011;

    4.

    dringt aan op een langetermijnevaluatie van de begroting van het Parlement; verlangt dat daarbij potentiële toekomstige bezuinigingen worden geïnventariseerd om de kosten te kunnen drukken en middelen te creëren voor de langetermijnfinanciering van het Parlement als onderdeel van de wetgevingsautoriteit;

    5.

    stelt zich eens te meer op het standpunt dat het Parlement, in het licht van de moeilijke economische en begrotingssituatie in de lidstaten, moet laten zien dat het op budgettair gebied over verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing beschikt door onder het inflatiepercentage te blijven (4); conform de interinstitutionele beleidslijn moet in de behoeften die samenhangen met de uitbreiding worden voorzien via een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting; ook de bedragen die nodig zijn voor de 18 nieuwe EP-leden die er door het Verdrag van Lissabon zijn bijgekomen moeten in de begroting worden verwerkt via een nota van wijzigingen of een gewijzigde begroting;

    6.

    dringt er voorts bij de administratie op aan een objectieve evaluatie van de begroting van het Europees Parlement op te maken met het oog op een complete inventarisering van mogelijke besparingen en deze evaluatie tijdig en nog vóór de afronding van de begrotingsprocedure aan de Begrotingscommissie voor te leggen;

    7.

    brengt in herinnering dat het plafond voor rubriek 5 van het MFK in de Uniebegroting voor 2012 is vastgesteld op 8 754 miljoen EUR;

    8.

    is van mening dat het Europees Parlement en de andere Europese instellingen in de huidige context van economische crisis, een zware staatsschuldenlast en bezuinigingen om de nationale begrotingen op orde te krijgen, op budgettair gebied verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing aan de dag moeten leggen, zonder afbreuk te doen aan het streven naar optimale wetgeving;

    Specifieke aspecten

    9.

    spoort het Bureau aan tot het volgen van een stringent personeelsmanagementbeleid alvorens tot de invoering van nieuwe posten binnen het Parlement over te gaan;

    10.

    is van mening dat de voortdurende inspanningen tot modernisering en rationalisering van de administratie en de voorstellen voor 2012 normaliter zouden moeten helpen de hoeveelheid uit te besteden diensten terug te dringen en verwacht dat er op dit vlak aanzienlijke besparingen zullen worden gerealiseerd, zodat een uitgavenniveau kan worden bereikt dat op zijn minst te vergelijken valt met dat van 2010;

    11.

    is ingenomen met het voorstel van de secretaris-generaal om door te gaan met de uitvoering van het milieubeleid van het Parlement, om een informatiecampagne op te zetten, om de meerjarige ICT-strategie te ondersteunen en om door te gaan met de modernisering en rationalisering van de administratie;

    12.

    is van mening dat de inspanningen ter modernisering en rationalisering van de administratie zich ook moeten uitstrekken tot de beveiliging van het Parlement; dringt aan op de instelling van een reserve van 3 miljoen EUR, die zou moeten worden gedeblokkeerd zodra er een levensvatbaar concept voor verbeteringen en kostenplannen wordt gepresenteerd; herinnert aan zijn bovenvernoemde resolutie van 9 maart 2011, waarin wordt aangedrongen op een grondige herziening waarbij het recht van de Europese burgers op vrije toegang om hun Europese vertegenwoordigers te ontmoeten efficiënter wordt afgestemd op de dringende noodzaak de veiligheid van de mensen die bij de instellingen werken te garanderen; verzoekt de secretaris-generaal hierover uiterlijk 30 juni 2011 een verslag op te stellen;

    13.

    wijst nogmaals op het belang van alle punten die zijn vermeld in de richtsnoeren voor de begroting 2012, zoals de modernisering van softwaretoepassingssystemen, inclusief de digitale strategie voor Web 2.0-instrumenten en sociale netwerken, het systeem voor cloud computing en Wifi, het voorlichtings- en communicatiebeleid, het kennisbeheersysteem, vertaling en vertolking, het milieubeleid en EMAS en actieve discriminatiebestrijdingsmaatregelen;

    14.

    is van mening dat bij de tenuitvoerlegging van de begroting 2012 verdere besparingen kunnen worden verwezenlijkt door een vermindering van het gebruik van vooral water, elektriciteit en papier, en dat er inspanningen moeten worden verricht om de vervoerskosten in verband met dienstreizen te verminderen;

    15.

    onderstreept de noodzaak de Europese burgers in een constant en gelijkmatig tempo van informatie te voorzien en verzoekt zijn administratie voortdurend nauwlettend toezicht te houden op de bestaande en potentiële locaties voor zijn voorlichtingsbureaus, vooral op plaatsen waar gratis ruimte wordt aangeboden;

    16.

    dringt aan op een grondige doorlichting van de bestaande banden tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen om na te gaan hoe de sectorale contacten tussen de parlementaire commissies van het Europees Parlement en van de nationale parlementen kunnen worden verbeterd om een substantiëlere en bevredigendere dialoog tot stand te brengen;

    Gebouwen in aanbouw

    17.

    herhaalt zijn standpunt zoals weergegeven in zijn resolutie van 9 maart 2011 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2012; is van mening dat vervroegde betaling met het oog op de vermindering van de financieringskosten één van de hoofdprioriteiten blijft voor de toekomst; verzoekt in dit verband om een optimaal gebruik van de begrotingsmiddelen en om de ontwikkeling van een middellange- en langetermijnstrategie die gericht is op het vinden van de beste oplossing, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak een afweging te maken tussen meerdere opties en alternatieve financieringsmogelijkheden en waarbij de beginselen van transparantie en goed financieel beheer worden geëerbiedigd;

    18.

    herhaalt dat het Europees Parlement bijkomende financiering enkel zal overwegen als het beschikt over 1) de vereiste informatie betreffende het bedrag en de herkomst van de verwachte financieringsmiddelen en 2) bijkomende informatie over de juridische gevolgen, en op voorwaarde dat 3) alle besluiten met betrekking tot het project worden genomen in het kader van een degelijke besluitvormingsprocedure die een open debat en transparantie waarborgt; neemt nota van de geraamde totale kosten voor het opzetten van het Huis van de Europese geschiedenis, de geraamde exploitatiekosten en de personeelsbehoeften; verzoekt het Bureau de geraamde exploitatiekosten te verlagen; wenst conform artikel 179, lid 3, van het Financieel Reglement zo snel mogelijk te worden geïnformeerd over het desbetreffende bouwproject, zodat er met de betrokken partijen een transparante en vruchtbare dialoog kan worden onderhouden, die vergezeld moet gaan van een op de lange termijn georiënteerde exploitatiestrategie voor het Huis van de Europese geschiedenis; stelt voor om in afwachting van het bovenvermelde exploitatieplan een bedrag van 2 miljoen EUR in de reserve te plaatsen;

    19.

    is het in dit stadium niet eens met de instelling van een nieuwe, specifiek voor het Huis van de Europese geschiedenis bedoelde begrotingslijn; verzoekt derhalve om het bedrag van 1 miljoen EUR dat is toegewezen aan de nieuwe post 3247 (Huis van de Europese geschiedenis) over te schrijven naar hoofdstuk 10 1 (reserve voor onvoorziene uitgaven); is echter van mening dat de invoering van een dergelijke begrotingslijn plaats zou moeten vinden via een transparante procedure en door de begrotingsautoriteit moet worden goedgekeurd;

    Slotopmerkingen

    20.

    keurt de raming voor het begrotingsjaar 2012 goed en brengt in herinnering dat het standpunt van het Parlement over de door de Raad gewijzigde ontwerpbegroting in oktober 2011 zal worden vastgesteld overeenkomstig de in het Verdrag bepaalde procedure;

    *

    * *

    21.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de raming te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (2)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

    (3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0088.

    (4)  Persbericht Eurostat 41/2011, 16 maart 2011.


    Top