Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010XX0119(01)

    Kennisgeving van de Regering van het Verenigd Koninkrijk ingevolge Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 12 van 19.1.2010, p. 32–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.1.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 12/32


    Kennisgeving van de Regering van het Verenigd Koninkrijk ingevolge Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

    (Voor de EER relevante tekst)

    2010/C 12/11

    Aankondiging van de 26e vergunningsronde voor offshore olie- en gaswinning

    Ministerie van Energie en Klimaatverandering

    The Petroleum Act 1998

    Offshore-vergunningsronde

    1.

    De minister van Energie en Klimaatverandering nodigt belangstellenden uit om een aanvraag in te dienen voor vergunningen voor winning op zee in bepaalde gebieden van het continentaal plat van het Verenigd Koninkrijk.

    2.

    Deze uitnodiging heeft betrekking op die blokken en delen van blokken die zijn ingekleurd op de kaarten welke zijn neergelegd in de bibliotheek van het Department for Energy and Climate Change (DECC), waar zij op afspraak van maandag tot en met vrijdag tussen 9.15 en 16.45 uur gedurende de periode waarvoor deze kennisgeving geldt kunnen worden geraadpleegd (tel. +44 3000686042).

    3.

    Alle details over deze aanbesteding, met inbegrip van een lijst van de aangeboden blokken en kaarten van de desbetreffende gebieden, alsook richtsnoeren met betrekking tot de vergunningen, de vergunningsvoorwaarden en de wijze waarop een aanvraag moet worden ingediend, zijn beschikbaar op de website van de Energy Development Unit (EDU) (zie verderop).

    4.

    Alle aanvragen worden beoordeeld in overeenstemming met de bepalingen van de Hydrocarbons Licensing Directive Regulations 1995 (S.I. 1995 nr. 1434) en in het licht van de permanente behoefte aan snelle, grondige, efficiënte en veilige exploratie om de olie- en gasvoorraden op het continentaal plat van het Verenigd Koninkrijk vast te stellen, rekening houdend met de milieuaspecten.

    Traditionele en grensgebiedvergunningen (inclusief nieuwe voorwaarden voor het gebied ten westen van Schotland)

    5.

    De aanvragen voor traditionele en grensgebiedvergunningen (zowel voor het gebied ten westen van Schotland als voor de andere gebieden) worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

    a)

    de financiële levensvatbaarheid van de aanvrager en zijn financiële capaciteit voor de uitvoering van de activiteiten die krachtens de vergunning de eerste periode mogen worden opgezet, inclusief het werkprogramma voor de evaluatie van het volledige potentieel van het gebied binnen het blok of de blokken waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    b)

    de technische capaciteit van de aanvrager voor de uitvoering gedurende de eerste periode van activiteiten waarop de vergunning van toepassing is, met inbegrip van de bepaling van de winningsvooruitzichten voor koolwaterstoffen binnen het blok of de blokken waarvoor de vergunning is aangevraagd. De technische capaciteit zal gedeeltelijk worden beoordeeld op basis van de kwaliteit van de analyse met betrekking tot het blok of de blokken waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    c)

    de wijze waarop de aanvrager voorstelt de krachtens de vergunning toegestane werkzaamheden uit te voeren, met inbegrip van de kwaliteit van het ingediende werkprogramma voor de evaluatie van het totale potentieel van het gebied waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    d)

    eventueel gebrek aan efficiency of verantwoordelijkheidsgevoel waarvan de aanvrager blijk heeft gegeven in het kader van een andere vergunning die is afgegeven ingevolge de Petroleum Act 1998.

    6.

    De voorgestelde exploitant binnen elke groep die een aanvraag indient (of onderneming die als zodanig aanvrager is) moet een verklaring indienen betreffende zijn algemene milieubeleid ten aanzien van de uitvoering van activiteiten op zee waarvoor een vergunning is verleend.

    7.

    Voor traditionele en grensgebiedaanvragen zal de minister geen vergunning verlenen tenzij hij tegelijk zijn goedkeuring kan hechten aan de door de aanvrager voorgestelde exploitant. Alvorens dit te doen moet de minister ervan overtuigd zijn dat de kandidaat in staat is de boorwerkzaamheden te plannen en uit te voeren, zowel wat zijn personeelsleden en de ervaring en opleiding daarvan, als wat de voorgestelde procedures en methodologieën, de geplande leidinggevende structuur, de samenwerking met contractanten en de algemene ondernemingsstrategie betreft. Bij de beoordeling van de voorgestelde exploitant zal de minister rekening houden, zowel met de nieuwe in de aanvraag vermelde informatie als met de voorbije ervaring van de desbetreffende exploitant, zowel binnen als buiten het VK.

    Promotorvergunningen

    8.

    De aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

    a)

    de financiële levensvatbaarheid van de aanvrager;

    b)

    de technische capaciteit van de aanvrager voor de uitvoering van de overeenkomstig de vergunning toegestane activiteiten gedurende de eerste twee jaar van de vergunning, met inbegrip van de bepaling van de winningsvooruitzichten voor koolwaterstoffen binnen het blok of de blokken waarvoor de vergunning is aangevraagd. De technische capaciteit zal gedeeltelijk worden beoordeeld op basis van de kwaliteit van de analyse met betrekking tot het blok of de blokken waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    c)

    de kwaliteit van de aanpak van de aanvrager om de aanvullende financiële en technische middelen bijeen te krijgen die vereist zijn om de essentie van het werkprogramma zelf ten uitvoer te leggen in de volgende twee jaren van de eerste periode;

    d)

    eventueel gebrek aan efficiency of verantwoordelijkheidsgevoel waarvan de aanvrager blijk heeft gegeven in het kader van een andere vergunning die is afgegeven ingevolge de Petroleum Act 1998.

    9.

    Promotorvergunningen komen na twee jaar te vervallen als de vergunninghouder het DECC niet ervan heeft kunnen overtuigen dat hij over de technische en financiële capaciteit beschikt om het werkprogramma voor de eerste periode tot een goed einde te brengen, wat op dat tijdstip de expliciete verbintenis inhoudt om ten minste één put te boren of een equivalente overeengekomen wezenlijke activiteit te verrichten. Het werkprogramma voor de eerste periode moet binnen een termijn van vier jaar worden uitgevoerd.

    Richtsnoeren

    10.

    Verdere richtsnoeren met uitgebreide informatie over dit aanbod zijn te vinden op de website van de Energy Development Unit (EDU): http://www.og.decc.gov.uk/

    Vergunningen

    11.

    Tenzij een milieueffectbeoordeling met betrekking tot een specifiek blok vereist is (zie verder onder punt 14), zal, wanneer de minister overeenkomstig deze uitnodiging een vergunning verleent, het desbetreffende aanbod binnen een termijn van twaalf maanden na deze kennisgeving gebeuren.

    12.

    De minister is niet aansprakelijk voor eventuele kosten met betrekking tot het indienen van een vergunningsaanvraag.

    Milieueffectbeoordeling

    13.

    Het ministerie heeft voor alle in deze vergunningsronde aangeboden gebieden een strategische milieueffectbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's. Deze beoordeling is te vinden op de offshore energy-website van het DECC: http://www.offshore-sea.org.uk/consultations/Offshore_Energy_SEA/index.php

    14.

    Vergunningen overeenkomstig deze uitnodiging worden uitsluitend verleend op voorwaarde dat a) de in het kader van deze vergunning uitgevoerde activiteiten geen belangrijke effecten hebben op het beheer van een speciale beschermingszone (SBZ) of een bijzonder beschermingsgebied (BBG), of b) uit een passende milieuevaluatie overeenkomstig de habitatrichtlijn blijkt dat er geen negatieve effecten zijn op dergelijke SBZ's of BBG's, of c) in het geval de activiteiten overeenkomstig de milieueffectbeoordeling naar waarschijnlijkheid dergelijke negatieve effecten hebben, maar i) er dwingende redenen van doorslaggevend openbaar belang zijn om de vergunning toch te verlenen, ii) er passende bewaringsmaatregelen worden genomen, en iii) er geen alternatieve oplossingen zijn.

    15.

    Vergunningsadministratie: Energy Development Unit (EDU), Department for Energy and Climate Change, 3 Whitehall Place, Londen SW1A 2AW, UNITED KINGDOM (tel. +44 3000686042, fax +44 3000685129).

    Website van de Energy Development Unit (EDU): http://www.og.decc.gov.uk/


    Top