Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010XR0361

    Resolutie van het Comité van de Regio's over „De prioriteiten van het Comité van de Regio's voor 2011 op basis van het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie”

    PB C 42 van 10.2.2011, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.2.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 42/1


    Resolutie van het Comité van de Regio's over „De prioriteiten van het Comité van de Regio's voor 2011 op basis van het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie”

    2011/C 42/01

    I.   EU-BEGROTING 2011 EN HET FINANCIËLE KADER VOOR DE JAREN NA 2013

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    1.

    roept de twee takken van de begrotingsautoriteit op om het zo snel mogelijk eens te worden over een begroting voor 2011 waarmee de verbintenissen kunnen worden nagekomen die de Europese Unie en de lidstaten in het bijzonder zijn aangegaan, met name in het Verdrag van Lissabon en in het kader van de meerjarenbegroting 2007-2013;

    2.

    benadrukt dat er van de Europese begroting een cruciaal hefboomeffect uitgaat op de strategie voor het herstel van de Europese economie en de financiering van structurele investeringen ten behoeve van de regionale en lokale overheden, die in de EU de belangrijkste vectoren zijn voor economische, sociale en territoriale samenhang;

    3.

    ziet in de problemen die zich bij de onderhandelingen over de begroting voor 2011 hebben voorgedaan een bewijs van de noodzaak om het systeem van eigen middelen te hervormen en in dat verband de bijdragen van de lidstaten te verminderen door de aan de btw gekoppelde eigen middelen geleidelijk te vervangen door één of meer nieuwe vormen van eigen middelen; dringt er daarom bij de Europese Commissie op aan om snel te onderzoeken of daartoe gebruik moet worden gemaakt van een belasting op financiële transacties of financiële activiteiten, verkoop van broeikasgasemissierechten, een vliegtaks, een aparte Europese btw of een deel van de inkomsten uit een energie- of vennootschapsbelasting;

    4.

    verzoekt de begrotingsautoriteit met name om in de laatste jaren van de programmeringsperiode 2007-2013 de begrotingsmiddelen vrij te maken die op grond van de Europa 2020-strategie zijn vereist voor de financiering van de kerninitiatieven, en om de overgang naar de meerjarenprogrammering voor de periode na 2013 soepel te laten verlopen;

    5.

    wijst erop dat de Europese cofinanciering van de strategieën voor werkgelegenheid, duurzame groei en solidariteit in steden en regio's een ontegenzeglijke meerwaarde heeft en onderstreept in verband met de sterke druk op de overheidsfinanciën dat de lokale en regionale financiën goed zijn voor twee derde van de overheidsinvesteringen in de EU;

    6.

    is verheugd dat de Europese Commissie zijn voorstel heeft overgenomen om voortaan een financieel kader voor een periode van 10 jaar vast te leggen dat halverwege de looptijd wordt herzien (5+5) en dringt erop aan dat er voor de nodige flexibiliteit en coördinatie wordt gezorgd teneinde een optimaal gebruik van de Europese begrotingsmiddelen te bevorderen;

    7.

    is ingenomen met de voorstellen van de Europese Commissie om (1) met het oog op de uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's een „partnerschapscontract voor ontwikkeling en investeringen” met elke lidstaat te sluiten waarin de verplichtingen van de partners op nationaal en regionaal niveau worden vastgelegd, en (2) een gemeenschappelijk strategisch raamwerk te scheppen om het EU-beleid ter verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen samenhangend te maken. Deze voorstellen sluiten aan bij de uitgangspunten van het voorstel van het Comité inzake territoriale pacten.

    II.   DE TOEKOMST VAN HET COHESIEBELEID

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    8.

    dringt er ook in zijn reactie op het vijfde cohesieverslag, in de analyse van de toekomstige wetgevingsvoorstellen en in de onderhandelingen over de komende meerjarenbegroting op aan dat er voor de periode na 2013 een krachtig en ambitieus cohesiebeleid komt dat voor alle Europese regio's toegankelijk is; verzet zich dan ook tegen iedere poging om dit beleid – geheel of gedeeltelijk – weer op nationale leest te schoeien en om de EU-begroting ten koste van het cohesiebeleid te sectoraliseren;

    9.

    beklemtoont dat het cohesiebeleid bijdraagt tot de uitvoering van de Europa 2020-strategie; wijst er echter op dat dit beleid volgens het Verdrag bedoeld is om de economische, sociale en territoriale samenhang tussen alle EU-regio's te waarborgen; vindt derhalve dat de structuurfondsen niet louter beschouwd mogen worden als een bron voor het financieren van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie; zou graag zien dat de specifieke territoriale dimensie van deze strategie wordt versterkt, met name via de tenuitvoerlegging van „territoriale pacten”;

    10.

    tekent, in het licht van de huidige discussie over de koppeling van de toekenning van middelen uit de structuurfondsen aan de naleving van het groei- en stabiliteitspact door de lidstaten, serieuze bezwaren aan tegen de voorgestelde maatregelen die het lokale en regionale niveau zouden treffen. Als nationale instellingen niet in staat zijn om te voldoen aan macro-economische criteria of om de EU-regels op correcte wijze uit te voeren, mogen gemeenten en regio's daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden en daar ook niet voor worden gestraft;

    11.

    herhaalt dat het ernaar streeft om het begrip territoriale samenhang concreet invulling te geven, vooral teneinde de relatie tussen stedelijke en plattelandsgebieden evenwichtiger te maken, en om de territoriale dimensie van het EU-beleid op de verschillende beleidsterreinen meer in aanmerking te nemen; betreurt in dit verband dat de Europese Commissie nog steeds niet heeft gereageerd op zijn verzoek om een witboek over territoriale samenhang op te stellen;

    12.

    verwacht een zekere flexibiliteit bij het oormerken van de structuurfondsen na 2013;

    13.

    pleit voor het behoud van een ambitieuze territorialesamenwerkingsdoelstelling waarvoor voldoende geld wordt uitgetrokken;

    14.

    benadrukt dat de strategie om uit de crisis te raken gericht moet zijn op een nieuw soort groei en dat daarin niet voorbij mag worden gegaan aan de discussie over „meer dan het bbp”; betreurt dan ook dat de Europese Commissie in haar werkprogramma geen acht slaat op zijn pleidooi om bij de formulering en evaluatie van communautaire maatregelen gebruik te maken van aanvullende indicatoren waarmee de vorderingen met de duurzame verwezenlijking van sociale, economische en milieudoelstellingen nauwkeuriger kunnen worden gemeten;

    15.

    stelt tot zijn verwondering vast dat in het werkprogramma van de Europese Commissie geen melding wordt gemaakt van het verslag over de toepassing van Verordening (EG) 1082/2006 inzake de EGTS; wil aan de hand van de uitkomsten van de door hem gelanceerde raadpleging en met een specifiek advies ter zake actief deelnemen aan de herziening van de EGTS-verordening, met name door een interactief netwerk tot stand te brengen tussen territoriale eenheden die zich hiervoor inzetten.

    III.   WERK MAKEN VAN SLIMME REGELGEVING

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    16.

    is van plan meer en intensiever te gaan samenwerken met nationale en regionale parlementen in de context van het mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing;

    17.

    zal in het voorjaar van 2011 zijn eerste jaarverslag over subsidiariteit publiceren als input voor het jaarverslag van de Europese Commissie over subsidiariteit en evenredigheid;

    18.

    dringt er met het oog op de verbetering van het regelgevingsklimaat op aan dat er in de effectbeoordelingen van de EU meer aandacht wordt besteed aan territoriale aspecten en stelt voor om bij te dragen tot de effectbeoordelingen van de Europese Commissie; is tevens voornemens om mechanismen te ontwikkelen die kunnen helpen om bestaande wetgeving achteraf te beoordelen, met name door na te gaan hoe EU-wetgeving op lokaal en regionaal niveau geïmplementeerd wordt;

    19.

    juicht toe dat het EU-burgerschap kracht wordt bijgezet met het Europees burgerinitiatief, dat ertoe kan bijdragen dat de burgers de EU meer als hun eigen zaak gaan beschouwen en zich ermee gaan identificeren; zou graag aan de concrete ontplooiing van dit initiatief meehelpen door de bewustwording te vergroten, discussies over lopende of geslaagde initiatieven te stimuleren en steun te verlenen aan de burgerinitiatieven die voor hemzelf en de lokale en regionale overheden het meest relevant zijn;

    20.

    wil blijven ijveren voor de ontwikkeling van een Europese cultuur van multilevel governance en zal aan de hand van het desbetreffende witboek beoordelen hoe het met multilevel governance in de EU is gesteld.

    IV.   ECONOMISCHE GOVERNANCE

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    21.

    staat achter het voornemen van de Europese Commissie om de economische governance van de EU te versterken en het economisch en begrotingsbeleid meer te coördineren, maar is faliekant tegen elk voorstel dat zou leiden tot een tijdelijke stopzetting van de financiering in het kader van het cohesiebeleid als een lidstaat zich niet houdt aan de regels van het stabiliteits- en groeipact;

    22.

    is ingenomen met de stappen die al zijn gezet op het vlak van financiële regulering alsook met de prospectieve planning van de Europese Commissie voor de voltooiing van het hervormingsproces; stemt er met name mee in dat de Verordening betreffende ratingbureaus in beginsel moet worden gewijzigd om een einde te maken aan de situatie waarin financiële instellingen, investeerders, leners en overheidsinstanties veel te afhankelijk zijn van ratings, en om ratingbureaus meer met elkaar te laten concurreren; betreurt daarentegen dat de Europese Commissie geen gevolg heeft gegeven aan de wens van het Europees Parlement (1) om een haalbaarheidsstudie te doen naar en een effectbeoordeling op te stellen over de mogelijke oprichting van een publiek en onafhankelijk Europees ratingbureau.

    V.   EUROPA 2020

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    23.

    is ervan overtuigd dat de EU de Europa 2020-strategie samen met de lokale en regionale overheden ten uitvoer moet leggen om steeds meer slimme, duurzame en inclusieve groei te kunnen realiseren;

    24.

    stelt daarom voor dat alle lidstaten territoriale pacten afsluiten om te bewerkstelligen dat de nationale, regionale en lokale bestuursniveaus zichzelf steeds politiek verantwoordelijker voor de Europa 2020-strategie gaan voelen. Deze pacten zouden houvast moeten bieden bij de uitwerking en uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's en de zeven Europa 2020-kerninitiatieven;

    25.

    verbindt zich ertoe om elk jaar voorafgaand aan de Annual Growth Survey een monitoringverslag te publiceren, waarin de vraag centraal zal staan hoe het volgens de lokale en regionale overheden uit de EU gaat met de uitvoering van de Europa 2020-strategie;

    A.   Slimme groei

    26.

    wijst erop dat voor de lokale en regionale overheden van nature een sleutelrol is weggelegd bij de uitvoering van de digitale agenda; wil zeer graag een actieve bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de belangrijkste prestatiedoelstellingen van het Benchmarking framework; kijkt uit naar verdere initiatieven m.b.t. e-overheid, e-gezondheid, breedbandtoegang, sociale integratie, de aansluitingsgraad in afgelegen en plattelandsgebieden, databescherming en de digitalisering van culturele werken;

    27.

    benadrukt dat het van groot belang is de lokale en regionale overheden te betrekken bij de verwezenlijking van de Innovatie-Unie en de formulering van coherent industriebeleid in deze tijden van globalisering, en kijkt uit naar de indiening van concrete voorstellen ter zake in de nabije toekomst;

    28.

    is verrast dat het wetgevingsvoorstel voor het achtste EU-kaderprogramma (KP8) voor de financiering van onderzoek na 2013 geen deel uitmaakt van de strategische initiatieven van de Europese Commissie voor 2011; verklaart graag een bijdrage te willen leveren aan het koersbepalingsdocument van de Europese Commissie ter voorbereiding van het KP8;

    29.

    onderstreept dat alle bestuurslagen gecoördineerd actie moeten ondernemen om het mkb te helpen fundamenteel onderzoek beter te laten aansluiten op toegepast onderzoek; verwelkomt maatregelen ter bevordering en ondersteuning van creatieve en innovatieve plannen;

    30.

    benadrukt dat de doelstellingen van het initiatief „Jeugd in beweging” alleen kunnen worden gerealiseerd als wordt samengewerkt met lokale en regionale overheden en jeugdorganisaties en -verenigingen;

    31.

    is verheugd over het voornemen van de Europese Commissie om een nieuwe, krachtigere beleidsagenda voor het hoger onderwijs vast te stellen, en dringt erop aan hoger beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs beter op elkaar af te stemmen;

    32.

    is van mening dat de Europese Commissie absoluut moet komen met een initiatief voor nieuwe vaardigheden alsmede met voorstellen voor de erkenning van niet-formele en informele vormen van leren en voor de vermindering van het aantal vroegtijdige schoolverlaters; kijkt ernaar uit de agenda „Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen” onder de loep te nemen en benadrukt dat lesprogramma's en de vaardigheden van werknemers dringend moeten worden aangepast om te voldoen aan de behoeften van werkgevers en te kunnen inspelen op veranderingen;

    B.   Inclusieve groei

    33.

    is van plan actief deel te nemen aan het Europees platform tegen armoede en zal erop letten dat ook de lokale en regionale overheden daarbij worden betrokken, zodat, als vervolg op het Europees jaar ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, een geïntegreerde en decentrale aanpak van de bestrijding van deze problemen ontwikkeld kan worden;

    34.

    is ingenomen met de aankondiging van de Europese Commissie dat zij in 2011 een witboek over pensioenen zal uitbrengen omdat zo'n initiatief meer samenwerking tussen de lidstaten mogelijk maakt; wijst erop dat bij elk voorstel op dit vlak ook terdege moet worden gekeken naar de gevolgen voor de lokale en regionale overheden, want zij zijn de grootste publieke werkgevers in Europa en beheren aanvullende pensioenregelingen voor hun personeel;

    35.

    steunt de Europese Commissie in haar voornemen om inzake de Arbeidstijdrichtlijn in 2011 een nieuw voorstel te doen, waarin zowel de kwestie van de opt-outmogelijkheid als het thema van de wachtdiensten behandeld worden. Lokale en regionale overheden zijn publieke werkgevers en moeten daarom voor de middellange termijn een inschatting kunnen maken van de mate waarin toekomstige EU-wetgeving hun personeelsmanagement zal beïnvloeden;

    36.

    is ingenomen met het voornemen van de Europese Commissie om inzake de terbeschikkingstelling van werknemers in 2011 een wetgevingsinitiatief te lanceren tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG, om te waarborgen dat de rechten van ter beschikking gestelde werknemers volledig gerespecteerd worden, om alle werknemers op hun werkplek en alle ondernemingen een gelijke behandeling te garanderen, en om de plichten van bedrijven en nationale, regionale en lokale overheden te verduidelijken;

    37.

    dringt erop aan in de Europa 2020-strategie ook gezondheidsdoelstellingen op te nemen met het oog op een slimme en evenwichtige ontwikkeling waarmee sociale uitsluiting kan worden bestreden;

    38.

    is van mening dat meer geld moet worden uitgetrokken om de lokale en regionale overheden te helpen ongelijkheden op gezondheidsgebied in Europa te bestrijden, en beveelt aan gebruik te maken van „indicatoren voor een goede gezondheid” of een beleidsaanpak te volgen waarin het belang van een gezonde levenswijze wordt erkend;

    39.

    is verheugd over het voorstel van de Europese Commissie om de consumentenbescherming te verbeteren door collectief verhaal (class actions) te stimuleren, en moedigt initiatieven aan die tot doel hebben de naleving van de regels die consumenten moeten beschermen, te verbeteren;

    C.   Duurzame groei

    40.

    verwacht dat het in de Europa 2020-strategie opgenomen initiatief voor een hulpbronefficiënt Europa ertoe zal leiden dat sectoraal beleid wordt ontwikkeld binnen een langetermijnkader waarin duurzaamheid centraal staat en waarmee wordt beoogd om economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen en milieuschade, en om het Europese concurrentievermogen te bevorderen door eco-innovatie te promoten;

    41.

    is vastbesloten vervolg te geven aan zijn eerdere werkzaamheden m.b.t. de lokale en regionale dimensie van de energiestrategie van de EU voor 2011-2020;

    42.

    zal de EU helpen zich voor te bereiden op de „Rio+20 Earth Summit” van de VN door vernieuwd politiek engagement aan te moedigen;

    43.

    roept de Europese Commissie op om in sectoraal beleid stelselmatig aandacht te schenken aan biodiversiteit en om de onderbenutting van de structuurfondsen op dit vlak aan te pakken; zegt toe verder invulling te zullen geven aan de COP 10 van het Verdrag inzake biologische diversiteit, o.a. door in het kader van het nieuwe EU-biodiversiteitsbeleid voor na 2010 en bijbehorende strategie de uitvoering te bevorderen van het COP 10-actieplan voor subnationale overheden, steden en andere lokale overheden voor biodiversiteit (2011-2020);

    44.

    kan zich volledig vinden in de ambitie van de EU om met één stem te spreken en het voortouw te nemen in het mondiaal klimaatoverleg, teneinde tot internationaal bindende en meetbare doelstellingen voor de vermindering van de broeikasgasuitstoot te komen; steunt in dit verband de oproep die het Europees Parlement deed in zijn resolutie van 25 november 2010 over de klimaatveranderingsconferentie in Cancún, om voor 2020 een broeikasgasreductiedoelstelling van 30 % vast te stellen t.o.v. 1990, ter wille van de toekomstige duurzame groei van de Europese Unie (2);

    45.

    dringt erop aan dat de EU-begroting en het financieel meerjarenkader beter worden gericht op optimale benutting van het lokale en regionale potentieel om bij te dragen aan de aanpassing aan de klimaatverandering; pleit voor meer steun voor middellange- en langetermijninvesteringen in lokale en regionale projecten op het gebied van energiebesparing en energie-efficiëntie, met name in het kader van het Burgemeesterconvenant.

    VI.   BENUTTING VAN HET POTENTIEEL VAN DE INTERNE MARKT

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    46.

    is ingenomen met de Single Market Act voor een sociale markteconomie en vooral ook met het nieuwe elan dat aan de sociale en burgerdimensie van de interne markt wordt gegeven;

    47.

    ziet de noodzaak in van een horizontale sociale bepaling waardoor bij de uitwerking van aan de interne markt gerelateerde wetgeving altijd ook rekening wordt gehouden met vereisten in verband met een hoge mate van werkgelegenheid, de waarborging van adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting, een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid. Ook mag die wetgeving de uitoefening van de grondrechten, zoals die in de lidstaten erkend en in de verdragen van de Europese Unie vastgelegd zijn, op generlei wijze aan banden leggen;

    48.

    is goed te spreken over de bereidheid van de Europese Commissie om grensoverschrijdende bedrijvigheid van ondernemingen te stimuleren door administratieve en fiscale belemmeringen uit de weg te ruimen en overal in de EU voor wederzijdse erkenning van e-identificatie en e-authenticatie te zorgen, en om de toegang tot onlinegoederen en -diensten te verbeteren;

    49.

    kijkt uit naar de actualisering van de regels voor diensten van algemeen economisch belang en staatssteun, waarvan o.m. de bedoeling is dat het toepassingsgebied van de vrijstelling van de meldplicht voor staatsteun op het gebied van diensten van algemeen maatschappelijk belang wordt verruimd; rekent erop dat de bijgewerkte regels in overeenstemming zullen zijn met de in protocol 26 van het VWEU vastgelegde vereisten inzake lokale autonomie en subsidiariteit; dringt er bij de Europese Commissie op aan om voor samenhang te zorgen tussen genoemde actualisering en de aangekondigde mededeling over een kwaliteitskader voor diensten van algemeen belang en om die mededeling met het oog daarop al in 2011 uit te brengen;

    50.

    verzoekt de Europese Commissie in dit verband om een ambitieus Europees plan voor sociale huisvesting op te stellen waardoor de rol daarvan in het sociale-integratiebeleid van de nieuwe generatie structuurfondsen kracht wordt bijgezet, en om te bevestigen dat de lidstaten moeten uitmaken welke openbaredienstverleningsfuncties sociale woningen hebben;

    51.

    zal actief deelnemen aan de door het Witboek over de toekomst van het vervoer op gang gebrachte discussie; stemt in met het streven om de vervoersector milieuvriendelijk te maken; juicht toe dat de richtsnoeren voor de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-V) worden herzien en dringt erop aan dat daarvoor in de financiële vooruitzichten voor de periode na 2013 voldoende middelen worden uitgetrokken;

    52.

    herinnert aan zijn engagement om de mobiliteit in Europa's steden te verbeteren en zou graag zien dat het actieplan voor stedelijke mobiliteit met behulp van EU-subsidies ten uitvoer kan worden gelegd.

    VII.   LANDBOUW EN VISSERIJ

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    53.

    dringt erop aan dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) aan de hand van duidelijke richtsnoeren en op basis van een langetermijnvisie wordt herzien en dat er voldoende middelen voor worden uitgetrokken;

    54.

    zou graag zien dat het budget voor plattelandsontwikkelingsbeleid wordt opgevoerd en dat de wisselwerking tussen dit beleid en het cohesiebeleid wordt verbeterd, zodat gelijkaardige maatregelen in één gebied niet tegen elkaar indruisen en de cohesiedoelstellingen worden bereikt;

    55.

    is van mening dat de steunmaatregelen van het GLB na 2013 moeten worden herschikt ten gunste van werkgelegenheid en instandhouding van de landbouw in kwetsbare gebieden; in het nieuwe GLB moet een halt worden toegeroepen aan iedere vorm van onrechtvaardige behandeling bij de toekenning van steun aan de verschillende teelten en gebieden; pleit in dat verband voor de afschaffing van de historische referenties, maar verzet zich tegen pogingen om een drastische hervorming door te voeren waardoor er een eind zou komen aan inkomenssteun en de meeste marktinterventiemaatregelen zouden worden afgeschaft;

    56.

    vindt dat de regio's er geen genoegen meer mee kunnen nemen louter te mogen meebetalen zonder een stem in het kapittel te krijgen op het moment dat er voor de tenuitvoerlegging en het beheer van het GLB richtsnoeren en regels worden vastgelegd;

    57.

    juicht toe dat de Europese Commissie bereid is om een nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) in te voeren dat onlosmakelijk deel uitmaakt van het geïntegreerde maritieme beleid en garant staat voor de duurzaamheid van visbestanden en het behoud van de bestaansmiddelen van Europese kustbewoners; is ingenomen met de steun voor zijn suggestie dat alle middelen voor visserij, aquacultuur en het geïntegreerde maritieme beleid in één enkel instrument worden ondergebracht.

    VIII.   VERWEZENLIJKING VAN DE AGENDA VOOR DE BURGERS: VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    58.

    is ervan overtuigd dat een doorslaggevende rol is weggelegd voor lokale en regionale overheden bij de uitvoering van het actieplan voor het Stockholm-programma. De grondrechten moeten de leidraad vormen voor alle maatregelen en wetgeving op dit gebied;

    59.

    verbindt zich ertoe om samen met alle andere EU-instellingen, de EU-agentschappen, de lidstaten en de lokale en regionale overheden voor een concrete invulling van het begrip „EU-burgerschap” en een sterker Europees identiteitsgevoel te ijveren, niet alleen door te wijzen op de rijke culturele en taalverscheidenheid van Europa en het culturele erfgoed en de tradities van Europa's regio's, maar ook door te streven naar een actievere en democratischere participatie van de Europese burgers in de regio's en gebieden waar zij hun thuis hebben;

    60.

    gelooft rotsvast in een Europa dat openstaat voor de wereld en staat dan ook achter de pogingen om te blijven toewerken naar een alomvattend immigratie- en asielbeleid voor Europa, dat op de uitoefening van de grondrechten en vrijheden is gebaseerd en waarbij een oplossing wordt aangedragen voor illegale immigratie en de nadruk wordt gelegd op solidariteit; richt de schijnwerpers op de cruciale rol van lokale en regionale overheden bij het in goede banen leiden van de migratiestromen en de inburgering van immigranten;

    61.

    stemt ermee in dat verder wordt gewerkt aan de – zowel inhoudelijke als procedurele – totstandbrenging van een solide kader voor het burgerlijk en strafrecht.

    IX.   EUROPA EN DE WERELD

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    62.

    ziet in dat het Europese nabuurschapsbeleid van levensbelang is voor de politieke stabiliteit en economische ontwikkeling van de partnerlanden en streeft naar versterking van de subnationale dimensie van dat beleid, vooral in het kader van de beleidsherziening die in 2011 zal worden doorgevoerd; wijst nogmaals op de noodzaak om grensoverschrijdende, interregionale en territoriale samenwerking en institutionele opbouw op lokaal en regionaal niveau in de partnerlanden te bevorderen;

    63.

    meent dat het welslagen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied grotendeels afhangt van de betrokkenheid van regio's en steden en wil daarom dat de Vergadering van Euromediterrane Lokale en Regionale Overheden (ARLEM) een prominente rol wordt toebedeeld als het erom gaat te bevorderen dat meest geslaagde methoden (best practices) worden uitgewisseld en ertoe bij te dragen dat nieuwe samenwerkingsprojecten worden gelanceerd;

    64.

    betuigt nogmaals zijn steun voor het streven om het Oostelijk Partnerschap een grotere territoriale en subnationale dimensie te geven en kondigt in dit verband aan dat in de eerste helft van 2011 een conferentie voor de lokale en regionale overheden van het Oostelijk Partnerschap zal worden georganiseerd;

    65.

    blijft het uitbreidingsproces van de EU op de voet volgen, met vooral aandacht voor de situatie van lokale en regionale overheden in de (potentiële) kandidaat-lidstaten. De specifieke werkgroepen en de gemengde raadgevende comités (GRC's) zullen doorgaan met hun desbetreffende werkzaamheden, waarbij kan worden overwogen om GRC's op te zetten met Montenegro, Albanië en Servië, zodra deze landen de status van kandidaat-lidstaat hebben gekregen;

    66.

    blijft de millenniumdoelen onverminderd steunen; wenst dat bij de herziening van het Europese ontwikkelingsbeleid en het streven naar Europese consensus de koers wordt gevolgd die al is uitgezet in de mededeling „Plaatselijke overheden als ontwikkelingsactoren”, waarin de positie, rol en betekenis van die overheden op bedoelde (beleids)gebieden worden onderstreept; is voornemens om samen met de Europese Commissie een tweede congres over decentrale samenwerking te organiseren, omdat uitwisselingen daardoor worden gestimuleerd en lokale en regionale overheden zich op zo'n congres over de ontwikkelingssamenwerking kunnen uitspreken; zal een portaalsite over decentrale samenwerking lanceren.

    Brussel, 2 december 2010

    De voorzitster van het Comité van de Regio's

    Mercedes BRESSO


    (1)  Zie punt 60 van de resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2010 over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor maatregelen en initiatieven op EU-niveau (tussentijds verslag).

    (2)  Zie punt 16 van resolutie P7_TA-PROV(2010)0442.


    Top