EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52010PC0544
Proposal for a REGULATION (EU) No OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL repealing Council Regulation (EC) No 1541/98 on proof of origin for certain textile products falling within Section XI of the Combined Nomenclature and released for free circulation in the Community, and on the conditions for the acceptance of such proof and amending Council Regulation (EEC) No 3030/93 on common rules for imports of certain textile products from third countries
Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen
Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen
/* COM/2010/0544 def. - COD 2010/0272 */
Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen /* COM/2010/0544 def. - COD 2010/0272 */
[pic] | EUROPESE COMMISSIE | Brussel, 6.10.2010 COM(2010) 544 definitief 2010/0272 (COD) Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Doel van het voorstel Het betreft hier een voorstel tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad van 13 juli 1998 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard. Doel van dit voorstel is een vereenvoudiging van de formaliteiten bij invoer en een grotere eenvormigheid van de regels die bij invoer worden toegepast. Om redenen van samenhang wordt ook voorgesteld Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen te wijzigen. Algemene context Bij de invoer van textielproducten moesten oorsprongsbewijzen worden overgelegd om de correcte toepassing van de kwantitatieve beperkingen te waarborgen en om een verstoring van de markt door invoer uit de Volksrepubliek China tegen te gaan. Verordening (EG) nr. 1541/98 bevat de voorwaarden waarop oorsprongsbewijzen kunnen worden aanvaard voor bepaalde textielproducten uit derde landen die zijn ingedeeld onder afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur. De producten waarom het gaat zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3030/93. In de afgelopen jaren is het aantal invoermaatregelen van de Europese Unie ten aanzien van textielproducten geleidelijk afgenomen en zijn ook de gevolgen ervan afgenomen. Kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de invoer uit landen die lid zijn van de WTO vervielen in 2005 bij het aflopen van de WTO-overeenkomst inzake textiel en kleding. De bijzondere vrijwaringsbepalingen voor de invoer van textiel en kledingproducten uit de Volksrepubliek China die onder de Overeenkomt inzake textiel en kleding vielen liepen op 31 december 2008 af en de dubbele controle bij de invoer van bepaalde categorieën goederen uit de Volksrepubliek China is ook komen te vervallen. Voor zover er nog kwantitatieve beperkingen zijn op de invoer van textielproducten uit derde landen die geen lid zijn van de WTO, wordt deze invoer gecontroleerd aan de hand van invoervergunningen en niet aan de hand van oorsprongsbewijzen. Oorsprongsbewijzen hebben geen waarde bij de controle op categorieën producten waarvoor geen kwantitatieve beperkingen gelden. Wanneer het gaat om producten die zonder enige beperking kunnen worden ingevoerd, is er geen reden om garanties betreffende de oorsprong te eisen. Omdat de handelsbeleidsmaatregelen van de Europese Unie in de textielsector beperkt zijn en zonder oorsprongsbewijzen kunnen worden beheerd, wordt voorgesteld Verordening (EG) nr. 1541/98 in te trekken en de daarmee overeenstemmende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3030/93 te wijzigen. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad van 13 juli 1998 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard. Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen. Artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, waarin is bepaald dat de douane een aanvullend bewijs van de oorsprong kan eisen. Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek waarin is bepaald dat in vak 34 van het enig document het land van invoer moet worden vermeld overeenkomstig de aanwijzingen in bijlage 37 bij die verordening. Deze vermelding wordt op de gebruikelijke wijze gecontroleerd, wat betekent dat de douane indien zij dit nodig acht aanvullende bewijzen kan eisen. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Het voorstel stemt overeen met het thans gevoerde vereenvoudigingsbeleid, aangezien het ten doel heeft een onnodig instrument uit de EU-regelgeving te verwijderen. 2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbenden Niet relevant. Effectbeoordeling Aangezien het voorstel intrekking van een bestaande verordening behelst, zijn er twee opties: 1) geen wettelijke maatregel; 2) een wettelijke maatregel. De eerste optie houdt in dat Verordening (EG) nr. 1541/98 blijft bestaan, ondanks het vervallen van de bilaterale textielovereenkomsten en de kwantitatieve beperkingen voor textielproducten. Dan zou bij het in het vrije verkeer brengen van textielproducten nog steeds een bewijs van oorsprong moeten worden overgelegd, hoewel er geen gevaar meer is dat de oorsprong van goederen gebruikt wordt om invoerbeperkingen te omzeilen. Deze oplossing is in strijd met het beginsel van de samenhang van het Gemeenschapsrecht en de erkende noodzaak dat dit recht vereenvoudigd moet worden. Ook moet worden opgemerkt dat het bedrijfsleven bezorgd is over de lasten van de bestaande regelgeving en erop wijst dat de kosten van de certificatie van de oorsprong hoger zijn dan de kosten die een effectieve regelgeving zou moeten opleggen. Het intrekken van Verordening (EG) nr. 1541/98 zal daarentegen bijdragen tot een verbetering van het regelgevend kader voor het bedrijfsleven. De voorschriften betreffende de invoer van textiel zullen dan meer in overeenstemming zijn met de voorschriften die gelden bij de invoer van andere industrieproducten, waarvoor het niet verplicht is certificaten van oorsprong te overleggen. In alle gevallen wordt de oorsprong vermeld in het enig document dat als aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en) Voorgesteld wordt Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad in te trekken en Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad te wijzigen. Rechtsgrond Artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrond van onderhavig voorstel Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, daar Verordening (EG) nr. 1541/98 slechts kan worden ingetrokken en Verordening (EEG) nr. 3030/93 slechts kan worden gewijzigd door middel van een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Het voorstel houdt geen lasten in voor de douaneautoriteiten. Keuze van instrumenten Voorgesteld(e) instrument(en): Verordening van het Europees Parlement en de Raad. Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: een verordening van de Raad kan slechts door middel van een verordening van het Europees Parlement en de Raad worden ingetrokken. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting daar het geen extra kosten met zich brengt. 5. AANVULLENDE INFORMATIE Vereenvoudiging Het voorstel is gericht op een vereenvoudiging van de wetgeving en een vermindering van de administratieve lasten. Europese Economische Ruimte Het voorstel heeft geen betrekking op de EER. Inwerkingtreding Om redenen van juridische samenhang moet de intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 terzelfder tijd in werking treden als de wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93. 2010/0272 (COD) Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 207, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: 1. Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad[1] bevat regels inzake het bewijs van de oorsprong van bepaalde textielproducten uit derde landen waarmee de Europese Unie bilaterale overeenkomsten, protocollen en andere regelingen heeft gesloten, inzake de invoer van textielproducten waarop de Europese Unie toezicht houdt om de ontwikkelingen van de invoer te kennen of waarop bijzondere vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn. 2. Sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1541/98 hebben belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden. De maatregelen bij invoer die de Europese Unie toepast op textielproducten die zijn ingedeeld onder afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur zijn geleidelijk in aantal en betekenis verminderd en zijn nu van ondergeschikt belang, zowel wat betreft het aantal posten van de gecombineerde nomenclatuur als het aantal landen waarop zij van toepassing zijn. 3. Volgens artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek kan de douane elk aanvullend bewijs van de oorsprong eisen. 4. Volgens Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[2] moet in vak 34 van het enig document in alle gevallen het land van invoer worden vermeld overeenkomstig de aanwijzingen in bijlage 37 bij die verordening. Deze vermelding wordt op de gebruikelijke wijze gecontroleerd, wat betekent dat de douane indien zij dit nodig acht aanvullend bewijsmateriaal kan eisen. 5. De verplichting om systematisch aanvullende bewijzen van de oorsprong te overleggen voor de hier bedoelde textielproducten is onevenredig geworden in verhouding tot het doel bepaalde maatregelen bij invoer aan te vullen die zelf praktisch in onbruik zijn geraakt, waardoor bedrijven onnodige lasten worden opgelegd. 6. Omdat bedoelde producten zonder enige beperking kunnen worden ingevoerd en de douane nog steeds de mogelijkheid heeft aanvullende gegevens op te vragen, met name in geval van twijfel, is het niet langer nodig de aanvullende administratieve eisen te handhaven waarin Verordening (EG) nr. 1541/98 voorziet. 7. Derhalve moet Verordening (EG) nr. 1541/98 worden ingetrokken. 8. De bepaling in Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad [3] dat een bewijs van de oorsprong overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1541/98 in bepaalde gevallen kan worden aanvaard moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1541/98 wordt ingetrokken. Artikel 2 In artikel 1, lid 6, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 3030/93 wordt de tweede zin geschrapt. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitter [1] PB L 202 van 18.7.1998, blz. 11. [2] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. [3] PB L 275 van 8.11.1993, blz. 1.