EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0494

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid SEC(2010) 1097 final

/* COM/2010/0494 def. - COD 2010/0257 */

52010PC0494

/* COM/2010/0494 def. - COD 2010/0257 */ Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid SEC(2010) 1097 final


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 29.9.2010

COM(2010) 494 definitief

2010/0257 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid SEC(2010) 1097 final

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op 10 oktober 2007 heeft de Commissie de mededeling over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie bekendgemaakt – COM(2007) 575 (het "blauwboek"). In deze mededeling werd gepleit voor de ontwikkeling en toepassing van een geïntegreerd, samenhangend en gemeenschappelijk besluitvormingsproces met betrekking tot de zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren. Het geïntegreerd maritiem beleid staat met andere woorden voor een sectoroverschrijdende aanpak van het maritieme bestuur. Dit beleid streeft naar de omschrijving en de benutting van synergieën tussen alle EU-beleidsgebieden die betrekking hebben op de zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren — meer bepaald de beleidssectoren milieu, maritiem vervoer, energie, onderzoek, industrie, visserij en regionaal beleid.

In het actieplan ter begeleiding van de mededeling over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (SEC(2007) 1278) stelt de Europese Commissie een aantal acties voor als eerste stappen naar de tenuitvoerlegging van een dergelijk beleid. Naar aanleiding van de uitnodiging van de op 14 december 2007 bijeengekomen leden van de Europese Raad, die bij die gelegenheid hun steun uitspraken voor het geïntegreerd maritiem beleid voor de EU[1], heeft de Commissie op 15 oktober 2009 een voortgangsverslag[2] over het geïntegreerd maritiem beleid voor de EU aangenomen. In dit voortgangsverslag somt de Commissie de voornaamste verwezenlijkingen van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) op en zet zij de koers uit voor de volgende tenuitvoerleggingsfase[3].

In zijn conclusies van 16 november 2009 benadrukte de Raad Algemene Zaken het belang van financiering voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het GMB, door de Commissie te verzoeken "de voorstellen in te dienen die noodzakelijk zijn voor de financiering, binnen de financiële vooruitzichten, van de maatregelen op het gebied van geïntegreerd maritiem beleid, zodat ze in 2011 in werking kunnen treden".

Zowel de ontwikkeling als de tenuitvoerlegging van het GMB overeenkomstig de door de Raad gesteunde voorstellen van de Commissie loopt gevaar omdat onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de vereiste acties in de resterende periode (2011 – 2013) van de lopende financiële vooruitzichten te financieren. Tot dusverre werden de GMB-acties gefinancierd op basis van artikel 49, lid 6, onder a) en b), van het Financieel Reglement en artikel 32 van de uitvoeringsbepalingen van dat Reglement. Beide artikelen hebben betrekking op proefprojecten en voorbereidende acties[4]. Dergelijke projecten en acties op het gebied van het GMB mogen slechts tot eind 2010 worden gefinancierd.

Niet alleen voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het GMB is een volgehouden bescheiden financiële ondersteuning nodig, maar ook voor het halen van de doelstellingen die in het blauwboek van de Commissie van oktober 2007 zijn vastgesteld, vervolgens in het voortgangsverslag van oktober 2009 zijn bevestigd en ten slotte in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 16 november 2009 zijn bekrachtigd. Deze financiering zal de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en de belanghebbende partijen, in staat stellen de verkennende werkzaamheden die al zijn opgestart in het kader van proefprojecten en voorbereidende acties, voort te zetten en de opties voor de tenuitvoerlegging van het GMB overeenkomstig het voortgangsverslag van 15 oktober 2009 verder te ontwikkelen en toe te passen.

EVALUATIE VOORAF

In dit wetgevingsvoorstel worden geen nieuwe beleidslijnen of -doelstellingen vastgesteld. Evenmin worden in deze fase verreikende gevolgen of nieuwe beleidsimplicaties verwacht. Daarom gaat het voorstel niet vergezeld van een effectbeoordeling. Bij eventuele follow-upmaatregelen waarvan significante gevolgen of beleidsimplicaties worden verwacht, zal wel een specifieke effectbeoordeling worden gevoegd.

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van het Financieel Reglement en artikel 21, lid 1, van de uitvoeringsbepalingen daarvan heeft de Commissie de meest gedetailleerde aspecten van het voorgestelde financieringsprogramma vooraf geëvalueerd. In deze evaluatie vooraf, die bij dit wetgevingsvoorstel is gevoegd, wordt onder meer een overzicht van het voorgestelde financieringsprogramma gegeven. Met name wordt geattendeerd op de politieke achtergrond, de probleemstelling, de kerndoelstellingen van het programma, de toegevoegde waarde van financiële betrokkenheid van de EU en de voornaamste beleidsopties/-alternatieven.

In de evaluatie vooraf wordt uitgegaan van drie beleidsalternatieven:

1. geen verdere maatregelen;

2. een bescheiden financiële bijdrage van de EU, die op een - binnen de grenzen van de redelijkheid blijvend - hoger niveau zou moeten liggen dan tot dusverre bij de proefprojecten en voorbereidende acties het geval was, met als doel de opties verder te onderzoeken en het GMB, naarmate zich dat ontwikkelt, gestaag ten uitvoer te leggen;

3. volledige financiering.

De volgende strategische GMB-doelstellingen werden aan deze drie beleidsalternatieven getoetst[5]:

- geïntegreerd maritiem bestuur op alle niveaus;

- activiteiten met betrekking tot de zeegebieden;

- sectoroverschrijdende instrumenten voor geïntegreerde beleidsvorming;

- omschrijving van de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten in de kaderrichtlijn mariene strategie;

- bevordering van de internationale dimensie van het GMB en van Europa's leiderschap op dit gebied;

- duurzame economische groei, werkgelegenheid en innovatie;

- vergroting van de zichtbaarheid van het maritieme Europa.

Elke beleidsoptie is beoordeeld in het licht van de volgende criteria: i) draagt de optie doeltreffend bij tot de verwezenlijking van de gestelde doelen en de desbetreffende voordelen?, ii) is de gekozen optie haalbaar? en iii) welke zijn de gevolgen voor de begroting van de EU?.

De voornaamste bevindingen zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

BEOORDELING OPTIES | Doeltreffendheid van de bijdrage van de optie tot de verwezenlijking van de gestelde doelen en de desbetreffende voordelen Hoog (+++) Gemiddeld (+/-) Laag (---) | Haalbaar-heid Hoog (+) Gemiddeld (+/-) Laag (-) | Gevolgen voor de begroting van de EU Positief (+tot+++) Negatief (-tot---) | Algemene beoordeling Positief (+tot+++) Negatief (-tot---) |

Optie 1 Geen specifieke maatregelen | --- | + | Kredieten - Personeel - Administratieve uitgaven - | - |

Optie 2 Bescheiden financiële bijdrage van de EU | +++ | + | Kredieten + Personeel + Administratieve uitgaven + | + |

Optie 3 Volledige financiering | +++ | - | Kredieten +++ Personeel ++ Administratieve uitgaven ++ | - |

Geen verdere maatregelen (optie 1):

Deze optie is duidelijk haalbaar en heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU. Anderzijds zou het niet financieren van acties en activiteiten op het gebied van het GMB in de periode 2011 – 2013 tot gevolg hebben dat de algemene en de specifieke doelstellingen van het programma niet worden gehaald.

Dit zou op zijn beurt betekenen dat de Commissie geen resultaten zal kunnen voorleggen voor de beleidsdoelstellingen die in haar blauwboek van oktober 2007 zijn vastgesteld, vervolgens in het voortgangsverslag van oktober 2009 zijn bevestigd en ten slotte in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 16 november 2009 zijn bekrachtigd Het feit dat de Commissie in die zin zou tekortschieten, volstaat om optie 1 van de hand te wijzen.

Bescheiden financiële bijdrage van de EU (optie 2):

Deze optie heeft wel gevolgen voor de begroting van de EU. Anderzijds zijn er ook verschillende voordelen aan verbonden. Deze haalbare en kostenefficiënte optie zou aanmerkelijk bijdragen tot de verwezenlijking van de in punt 2.3 opgenomen doelstellingen, en zou de EU in staat stellen opties voor de verdere ontwikkeling van het GMB te blijven onderzoeken en een aanvang te nemen met de tenuitvoerlegging van het GMB via concrete acties op bepaalde gebieden. Deze optie staat dus borg voor een degelijke en snelle tenuitvoerlegging van het GMB op korte tot lange termijn.

Volledige financiering (optie 3):

Hoewel deze optie het de Commissie aanzienlijk gemakkelijker zou maken de doelstellingen en prioriteiten van het GMB te verwezenlijken, moet worden geconstateerd dat zij in deze fase niet haalbaar is. Onder meer op politiek vlak, aangezien in deze fase van de ontwikkeling van het GMB geen aanzienlijk hogere bedragen dan gepland kunnen worden uitgegeven, omdat noch door de Commissie, noch door de lidstaten al concrete beleidsopties zijn vastgesteld waarvoor extra geld kan worden uitgegeven. De Commissie beschikt bovendien over onvoldoende personeel om de volledige financiering te beheren. Tot slot zou het onverstandig zijn meteen op een volledige tenuitvoerlegging over te schakelen zonder eerst de concepten op beperktere schaal te hebben getest.

Gezien de beperkingen van de opties 1 en 3 en gezien het belang dat de EU heeft bij de verwezenlijking van de GMB-doelstellingen op korte tot middellange termijn, lijkt de beste oplossing te liggen in een bescheiden financiële bijdrage van de EU voor GMB-activiteiten in de periode 2011 – 2013.

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

Het GMB van de EU heeft weliswaar geen expliciete rechtsgrondslag in het Verdrag, maar heeft wel raakvlakken met tal van andere EU-beleidsgebieden met een impact op zeeën en kusten, zoals visserij, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, vervoer, industrie, territoriale samenhang, onderzoek, milieu, energie en toerisme. Daarom wordt dit wetgevingsvoorstel gebaseerd op artikel 43, lid 2, artikel 74 en artikel 77, lid 2, artikel 91, lid 1 en artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, en artikel 195, lid 2, VWEU.

Subsidiariteit en evenredigheid

Zoals wordt benadrukt in het blauwboek van oktober 2007 en het daarbij gevoegde actieplan, moet het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgenomen subsidiariteitsbeginsel richtinggevend zijn bij het nemen van EU-maatregelen voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het GMB. Het beleidssector- en grensoverschrijdende karakter van maritieme activiteiten en de synergieën tussen sectorale beleidsgebieden rechtvaardigen het nemen van GMB-maatregelen op EU-niveau. Doel is een omvattende groei- en duurzaamheidsstrategie te ontwikkelen voor de zeeën, oceanen en kustgebieden en voor aangelegenheden die verschillende maritieme sectoren aangaan. In dit verband wordt met name gedoeld op activiteiten waaraan grensoverschrijdende aspecten verbonden zijn, zowel op het gebied van sectoroverschrijdende beleidsinstrumenten en maritieme acties, als op het gebied van de internationale dimensie van het GMB. Deze instrumenten en activiteiten omvatten de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor het maritieme gebied van de EU, maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerd beheer van kustgebieden en het mariene data- en kennisnetwerk.

Op EU-niveau vastgestelde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het GMB zouden geen negatieve invloed hebben op soortgelijke maatregelen die door lidstaten of regio's worden genomen. Integendeel: sectoroverschrijdende maatregelen die op verschillende overheidsniveaus worden genomen, zouden elkaar aanvullen en onderling versterken. Deze geoptimaliseerde beleidsvormingsstructuur kan echter pas maximaal renderen als de geïntegreerde benadering wordt overgenomen door alle bestuursniveaus[6]. Een optreden op EU-niveau zou vanwege de schaal of de gevolgen ervan duidelijke voordelen opleveren ten opzichte van een optreden op het niveau van individuele lidstaten of regio's. In zijn conclusies van 16 november 2009 inzake het GMB-voortgangsverslag van 15 oktober heeft de Raad de lidstaten en de Commissie uitgenodigd hun activiteiten met inachtneming van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel voort te zetten en heeft hij zich positief uitgesproken over het werk van Commissie en lidstaten en over de toekomstoriëntaties op het gebied van het GMB.

Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het evenredigheidsbeginsel mag het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken. Onderhavig voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel aangezien het optreden van de Unie op het gebied van het GMB niet verder gaat dan wat nodig is om de gestelde doelen op bevredigende wijze te bereiken. In het voorstel wordt zoveel mogelijk ruimte voor nationale besluitvorming gelaten en worden gevestigde nationale regelingen en rechtssystemen in acht genomen.

Een optreden van de Unie op het gebied van het GMB zou waarde toevoegen aan de maatregelen die de lidstaten reeds aan het vaststellen zijn, en zou extra financiële middelen vrijmaken in aanvulling op de huidige uitgaven van de lidstaten. Deze financiële middelen zijn evenredig aangezien zij de lidstaten, de regio's en de regionale belanghebbende partijen in staat zouden stellen de doelstellingen van het GMB nog efficiënter te verwezenlijken[7].

TOELICHTING BIJ DE DOELSTELLINGEN VAN HET VOORSTEL

Om een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid vast te stellen, is een verordening van het Europees Parlement en de Raad vereist. Overkoepelende doelstelling van het voorgestelde programma is te voorzien in voldoende financiering voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het GMB. Deze actie zou worden gebaseerd op het in 2007 door de Commissie aangenomen blauwboek en actieplan, en zou voortbouwen op proefprojecten en voorbereidende acties die in de periode januari 2011 - december 2013 worden opgezet.

Overeenkomstig de voorgestelde artikelen 1 en 2 zullen de in het kader van het voorgestelde programma gefinancierde acties en activiteiten bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen, prioriteiten en streefdoelen, zoals vastgesteld in het blauwboek van 2007, bevestigd in het voortgangverslag van 2009 en bekrachtigd door de Raad op 16 november 2009:

- verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van geïntegreerd maritiem bestuur en geïntegreerde benaderingen in de lidstaten en de kustgebieden;

- snelle en degelijke Europawijde tenuitvoerlegging van geïntegreerde, op de behoeften van elke maritieme regio toegesneden zeegebiedstrategieën;

- verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van sectoroverschrijdende instrumenten voor geïntegreerde beleidsvorming, met inbegrip van een Europees marien observatie- en datanetwerk, en integratie van de maritieme bewaking, met name via de invoering van een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur, maritieme ruimtelijke ordening en een geïntegreerd beheer van de kustgebieden;

- omschrijving - in de loop der jaren en binnen de kaderrichtlijn mariene strategie - van de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten die een impact hebben op het mariene milieu, waarbij op basis van de ecosysteembenadering terdege aandacht dient te worden besteed aan de cumulatieve impact van dergelijke activiteiten;

- bevordering van de internationale dimensie van het GMB door verbetering en stimulering van de dialoog, samenwerking en coördinatie op het gebied van het GMB met derde landen, onder meer landen die grenzen aan een Europees zeegebied, of met actoren in derde landen, alsmede met internationale partners en organisaties, en door verzekering van de samenhang met acties die in het kader van de sectorale beleidsgebieden worden ontwikkeld;

- hernieuwde nadruk op duurzame economische groei, werkgelegenheid en innovatie;

- vergroting van de zichtbaarheid van het maritieme Europa; bevordering en facilitering van de uitwisseling van gegevens en beste praktijken; optimale benutting en versterking van de synergieën en de dialoog met en tussen de belanghebbende partijen op het gebied van maritiem bestuur en sectorale beleidslijnen die een impact hebben op zeeën, oceanen en kusten; of de oprichting van sectoroverschrijdende samenwerkingsplatforms en netwerken op horizontaal niveau en op het niveau van de zeegebieden.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In deze verordening wordt voorgesteld om voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 een financiële enveloppe voor de uitvoering van het programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid vast te stellen op 50 000 000 euro. In het bij het voorstel gevoegde financieel memorandum wordt een overzicht gegeven van de gevolgen voor de begroting en de herindeling van de vereiste personele en administratieve middelen.

2010/0257 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, lid 2, artikel 74 en artikel 77, lid 2, artikel 91, lid 1 en artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, en artikel 195, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[9],

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

4. Zoals blijkt uit de mededeling van de Commissie over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (COM(2007) 575 van 10 oktober 2007) wordt in de eerste plaats beoogd om in het kader van het GMB te komen tot een geïntegreerde, samenhangende en holistische besluitvorming inzake zeeën, oceanen, kustgebieden en maritieme sectoren.

5. In het actieplan ter begeleiding van de mededeling over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (SEC(2007) 1278) stelt de Commissie een aantal acties voor als eerste stappen naar de tenuitvoerlegging van een nieuw, geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie.

6. In het van 15 oktober 2009 daterende voortgangsverslag over het geïntegreerd maritiem beleid van de EU wordt een inventaris opgemaakt van de voornaamste verwezenlijkingen van dit beleid, en wordt de koers uitgezet voor de volgende tenuitvoerleggingsfase.

7. In zijn conclusies van 16 november 2009 benadrukte de Raad Algemene Zaken het belang van financiering voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het GMB, door de Commissie te verzoeken "de voorstellen in te dienen die noodzakelijk zijn voor de financiering, binnen de financiële vooruitzichten, van de maatregelen op het gebied van geïntegreerd maritiem beleid, zodat ze in 2011 in werking kunnen treden"[10].

8. Niet alleen voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid conform de resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2008 inzake het geïntegreerd maritiem beleid[11] is volgehouden financiële ondersteuning door de Unie nodig, maar ook voor het halen van de overkoepelende doelstellingen die in het blauwboek van de Commissie van oktober 2007 zijn vastgesteld, vervolgens in het voortgangsverslag van oktober 2009 zijn bevestigd en ten slotte in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 16 november 2009 zijn bekrachtigd.

9. De Unie moet haar financiering richten op de ondersteuning van voorbereidende werkzaamheden op het gebied van acties ter bevordering van de strategische doelstellingen van het geïntegreerd maritiem beleid, inclusief geïntegreerd maritiem bestuur op alle niveaus, de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van geïntegreerde, op de behoeften van elke maritieme regio toegesneden zeegebiedstrategieën, de omschrijving van de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten in de kaderrichtlijn mariene strategie (de milieupijler van het geïntegreerd maritiem beleid) - waarbij op basis van de ecosysteembenadering terdege aandacht dient te worden besteed aan de cumulatieve impact van dergelijke activiteiten -, grotere betrokkenheid van de belanghebbende partijen bij regelingen voor geïntegreerd maritiem bestuur, de verdere ontwikkeling van sectoroverschrijdende instrumenten voor geïntegreerde beleidsvorming, de bevordering van de internationale dimensie van het geïntegreerd maritiem beleid, en duurzame economische groei, werkgelegenheid, innovatie en concurrentievermogen.

10. Aangezien niet alle prioriteiten en doelstellingen van het geïntegreerd maritiem beleid kunnen worden ondergebracht in andere instrumenten van de Unie, zoals het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Visserijfonds, het zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten, het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) en het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, moet een programma worden vastgesteld ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid (hierna "het programma" genoemd).

11. De tenuitvoerlegging van het programma in derde landen moet bijdragen tot de ontwikkelingsdoelstellingen van het begunstigde land en moet plaatsvinden in overeenstemming met andere samenwerkingsinstrumenten van de EU en tevens met de doelstellingen en prioriteiten van het betrokken EU-beleidsgebied.

12. Het programma dient ter aanvulling van bestaande en toekomstige financiële instrumenten die de lidstaten op nationaal en subnationaal niveau ter beschikking stellen ter bevordering van de bescherming en het duurzame gebruik van zeeën, oceanen en kusten.

13. Tevens dienen voorschriften te worden vastgesteld op het gebied van de programmering van de maatregelen, de subsidiabiliteit van de uitgaven, het niveau van de financiële steun van de Unie, de belangrijkste voorwaarden voor het ter beschikking stellen van die steun, en de algemene begroting voor het programma.

14. Het programma moet ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[[12]], hierna "het Financieel Reglement" genoemd, en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[[13]].

15. Om de Commissie te helpen bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verordening, dient te worden voorzien in de mogelijkheid om uitgaven op het gebied van toezicht, controles en evaluatie te financieren.

16. De jaarlijkse werkprogramma's voor de tenuitvoerlegging van het programma moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[[14]].

17. Wat de krachtens de onderhavige verordening gefinancierde acties betreft, dienen de financiële belangen van de Europese Unie te worden beschermd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen[[15]], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden[[16]] en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[[17]].

18. Om de doeltreffendheid van de financiering door de Unie te verzekeren, moeten de in het kader van deze verordening gefinancierde acties regelmatig worden geëvalueerd.

19. Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door unilateraal handelende lidstaten, en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van in het kader van het programma te financieren acties, beter kunnen worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie, kan de Unie maatregelen aannemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals uiteengezet in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een programma ter ondersteuning van maatregelen voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid vastgesteld (hierna "het programma" genoemd).

Artikel 2

Algemene doelstellingen

Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

a) de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een geïntegreerd bestuur van maritieme en kustgerelateerde aangelegenheden en van geïntegreerde zeegebiedstrategieën te bevorderen;

b) bij te dragen tot de ontwikkeling van instrumenten die de grenzen van zee- of kustgerelateerde sectorale beleidsgebieden overschrijden;

c) gezamenlijke beleidsvorming te ondersteunen en het duurzame gebruik van de mariene en de kustrijkdommen, alsmede de duurzame economische groei, innovatie en werkgelegenheid in maritieme sectoren en kustgebieden, te bevorderen in samenhang met sectorale beleidsprioriteiten en -acties.

d) de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten die een impact hebben op het mariene milieu nader te omschrijven binnen de kaderrichtlijn mariene strategie;

e) de externe samenwerking en coördinatie betreffende de doelstellingen van het geïntegreerd maritiem beleid te verbeteren en te verstevigen.

Artikel 3

Specifieke doelstellingen

1. In het kader van de in artikel 2, onder a), b), c) en d), genoemde doelstellingen, moet het programma erop gericht zijn:

a) de lidstaten of de regio's aan te moedigen tot de ontwikkeling of de invoering van een geïntegreerd maritiem bestuur;

b) de dialoog en de samenwerking met en tussen de belanghebbende partijen op het gebied van horizontale onderwerpen die in verband staat met een geïntegreerd maritiem beleid, te bevorderen en te versterken;

c) de optimale benutting van synergieën te faciliteren, alsmede de uitwisseling van informatie en van beste praktijken op het gebied van maritiem beleid, onder meer wat de bestuursaspecten en sectorale beleidsgebieden betreft die een impact hebben op regionale zeeën en kustgebieden;

d) de oprichting van sectoroverschrijdende samenwerkingsplatforms en -netwerken te bevorderen, waar de belangen van de sector, onderzoekspartijen, regio's, overheidsinstanties en NGO's aan bod komen;

e) de ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en benaderingen te faciliteren.

2. In het kader van de in artikel 2, onder b), opgenomen doelstelling is het programma gericht op de bevordering van:

a) een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur voor het maritieme gebied van de EU, die sector- en grensoverschrijdende bewakingsactiviteiten bevordert en het veilige en beveiligde gebruik van de mariene ruimte versterkt, waarbij relevante ontwikkelingen in het kader van sectorale beleidsgebieden op het vlak van bewaking in acht worden genomen en waar nodig worden gestimuleerd;

b) maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden, die beide als essentieel instrument fungeren voor een op ecosystemen gebaseerde benadering en voor de duurzame ontwikkeling van mariene en kustgebieden;

c) een omvattende, openbaar toegankelijke en kwalitatief hoogstaande mariene data- en kennisbasis die het uitwisselen, hergebruiken en verspreiden van deze gegevens tussen de verschillende gebruikersgroepen faciliteert en een visuele voorstelling van maritieme gegevens aan de hand van webgebaseerde toepassingen waarborgt.

3. Met inachtneming van de in artikel 2, onder e), omschreven doelstelling en ter aanvulling van de sectorale beleidsgebieden heeft het programma tot doel om met het oog op geïntegreerde sectoroverschrijdende acties beter en nauwer samen te werken met:

a) derde landen, met inbegrip van de landen die grenzen aan een Europees zeegebied,

b) belanghebbende partijen in derde landen,

c) internationale partners en organisaties, met name op het gebied van internationale verbintenissen inzake het herstel van ecosystemen en andere relevante overeenkomsten.

4. De in lid 3 omschreven specifieke doelstellingen worden nagestreefd overeenkomstig de in de leden 1 en 2 omschreven specifieke doelstellingen, en in samenhang met de samenwerkingsinstrumenten van de EU en de doelstellingen van de nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën.

Artikel 4

In aanmerking komende acties

In het kader van het programma kan steun worden verleend voor acties die in overeenstemming zijn met de in de artikelen 2 en 3 omschreven doelstellingen, zoals:

a) studies en samenwerkingsprogramma's;

b) uitwisseling van openbare informatie en beste praktijen, bewustmakings- en daaraan gerelateerde communicatie- en verspreidingsactiviteiten, met inbegrip van publiciteitscampagnes en -evenementen, en de ontwikkeling en het onderhoud van websites;

c) conferenties, seminars, workshop en fora van belanghebbenden;

d) het samenbrengen, controleren, visualiseren en openbaar toegankelijk maken van een aanzienlijk corpus van data, beste praktijken en gegevens over door de Unie gefinancierde regionale projecten, waar nodig via een voor één of meerdere van deze doelstellingen opgericht secretariaat;

e) acties betreffende horizontale instrumenten, met inbegrip van testprojecten.

Artikel 5

Aard van de financiële interventie

1. De financiële steun van de Unie kan de volgende juridische vormen aannemen:

a) subsidies;

b) contracten voor overheidsopdrachten;

c) administratieve regelingen met het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.

2. In het kader van het programma mogen zowel subsidies voor acties als exploitatiesubsidies worden toegekend. Tenzij anders is bepaald in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (hierna "het Financieel Reglement" genoemd) worden de begunstigden van de subsidies of van de contracten voor overheidsopdrachten geselecteerd naar aanleiding van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen of een aanbestedingsbericht.

Artikel 6

Begunstigden

1. De financiële steun uit hoofde van het programma kan worden verleend aan privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van agentschappen van de Unie.

2. Derde landen, belanghebbende partijen in derde landen en internationale organisaties of instanties die één of meer van de in de artikelen 2 en 3 omschreven algemene en specifieke doelstellingen nastreven, komen eveneens voor steun in het kader van het programma in aanmerking.

3. Het recht om aan een procedure deel te nemen, wordt nader omschreven in de betrokken uitnodiging tot het indienen van voorstellen of het betrokken aanbestedingsbericht.

Artikel 7

Tenuitvoerleggin gsprocedures

1. De Commissie legt het programma ten uitvoer overeenkomstig het Financieel Reglement.

2. Met het oog op de tenuitvoerlegging van het programma zal de Commissie overeenkomstig de in de artikelen 2 en 3 omschreven doelstellingen jaarlijkse werkprogramma's vaststellen volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

3. Met betrekking tot subsidies dienen in het jaarlijkse werkprogramma de volgende gegevens te worden vermeld:

a) de prioriteiten van het jaar, de te bereiken doelstellingen en de verwachte resultaten met de voor het begrotingsjaar toegestane kredieten;

b) de titel en het onderwerp van de acties;

c) de tenuitvoerleggingsbepalingen;

d) de essentiële selectie- en gunningscriteria die voor de selectie van de voorstellen moeten worden gebruikt;

e) in voorkomend geval, de omstandigheden die krachtens de in artikel 168 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie vastgestelde uitzonderingen de toekenning van een subsidie zonder uitnodiging tot het indienen van voorstellen rechtvaardigen;

f) de maximale begroting en het maximaal mogelijke medefinancieringspercentage per actie en, indien in verschillende percentages wordt voorzien, de voor elk percentage in acht te nemen criteria;

g) het tijdschema van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen.

4. Met betrekking tot contracten voor overheidsopdrachten dienen in het jaarlijkse werkprogramma de volgende gegevens te worden vermeld:

a) de titel en het onderwerp van de acties;

b) de maximale begroting per actie;

c) het doel van de acties;

d) de tenuitvoerleggingsbepalingen;

e) het indicatieve tijdschema voor het begin van de plaatsingsprocedures.

5. Acties uit hoofde van artikel 9 vallen niet onder het jaarlijkse werkprogramma.

Artikel 8

Begrotingsmiddelen

1. De financiële enveloppe voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, bedraagt 50 000 000 euro.

2. De voor het programma toegewezen begrotingsmiddelen worden opgevoerd in de jaarlijkse kredieten van algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële middelen.

Artikel 9

Technische bijstand

1. De in artikel 8 vastgestelde financiële enveloppe kan onder meer worden gebruikt ter dekking van de noodzakelijke uitgaven voor voorbereidende activiteiten en toezichts-, controle-, audit- en evaluatiewerkzaamheden die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de effectieve en efficiënte uitvoering van deze verordening en voor de verwezenlijking van de daarin vastgestelde doelstellingen.

2. De in lid 1 bedoelde activiteiten kunnen onder meer betrekking hebben op studies, deskundigenvergaderingen, uitgaven voor informatica-instrumenten, -systemen en -netwerken, en andere technische, wetenschappelijke en administratieve ondersteuning en expertise die de Commissie voor de tenuitvoerlegging van deze verordening nodig heeft.

Artikel 10

Toezicht

1. De ontvangers van financiële steun moeten bij de Commissie technische en financiële verslagen over de voortgang van de in het kader van het programma gefinancierde werkzaamheden indienen. Tevens wordt binnen drie maanden na het afsluiten van elk project een eindverslag ingediend.

2. Onverminderd de financiële controles die door de Rekenkamer overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag worden uitgevoerd in overleg met de bevoegde nationale controle-instanties of diensten, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 322, lid 1, onder b), van het Verdrag uitgevoerde controles, voeren ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, uit met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde projecten en andere maatregelen, met name om na te gaan of aan de doelstellingen van het programma en de selectiecriteria van de artikelen 2, 3 en 4 van de onderhavige verordening is voldaan.

3. Uit deze verordening voortvloeiende contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger, alsook in, indien nodig ter plaatse uit te voeren, financiële controles door de Rekenkamer.

4. Gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een project, houdt de begunstigde van financiële steun alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven voor het betrokken project ter beschikking van de Commissie.

5. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles past de Commissie zo nodig de omvang van de oorspronkelijk toegekende financiële steun of de desbetreffende toekenningsvoorwaarden alsmede het tijdschema van de betalingen aan.

6. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren of de gefinancierde acties correct en in overeenstemming met deze verordening en met het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

Artikel 11

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1. De Commissie ziet er bij de tenuitvoerlegging van in het kader van dit programma gefinancierde acties op toe dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd aan de hand van:

a) de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten,

b) doeltreffende controles,

c) de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen, en

d) de toepassing van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, wanneer onregelmatigheden worden geconstateerd.

2. De Commissie zal het bepaalde in lid 1 uitvoeren overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiering, schorst de uitbetaling ervan of vordert deze terug indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van deze verordening of van het individuele besluit of het contract of de overeenkomst waarbij de financiering in kwestie werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden ervan.

4. Indien de termijnen niet in acht zijn genomen of indien de stand van uitvoering van een actie slechts een gedeelte van de toegekende steun rechtvaardigt, verzoekt de Commissie de begunstigde haar binnen een bepaalde termijn zijn opmerkingen mede te delen. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

5. Alle ten onrechte betaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "onregelmatigheid" verstaan, elke inbreuk op het EU-recht of elke schending van een contractuele verplichting in de vorm van een handeling of een nalatigheid van een marktdeelnemer, die, vanwege de daaruit voortvloeiende onverschuldigde uitgaven, de algemene begroting van de Unie of de door de Unie beheerde begrotingen benadeelt of kan benadelen.

Artikel 12

Evaluatie

De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2014 een verslag van de evaluatie achteraf over aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 13

Raadgevend comité

1. Bij het opstellen van het in artikel 7, lid 2, bedoelde jaarlijkse werkprogramma wordt de Commissie bijgestaan door een Raadgevend comité.

2. Wanneer naar het onderhavige lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

Voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid

2. ABM/ABB-KADER

Maritiem beleid

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. 11 09 05 Programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid (GMB)

11 01 04 07 Programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid (GMB) – uitgaven voor het administratieve beheer

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen

1 januari 2011 - 31 december 2013

3.3. Begrotingskenmerken

Begrotings-onderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

11 09 05 | Verplichte uitgaven/ Niet-verplichte uitgaven n.v.t. | GK[18] | JA | NEE | NEE | Nr. 2 |

11 01 04 07 | Verplichte uitgaven/ Niet-verplichte uitgaven n.v.t. | NGK[19] | JA | NEE | NEE | Nr. 2 |

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

Soort uitgave | Punt nr. | 2011 | 2012 | 2013 | Totaal |

Beleidsuitgaven[20] |

Vastleggingskredieten (VK) | 8.1 | a | 16,260 | 16,560 | 16,780 | 49,600 |

Betalingskredieten (BK) | b | 7,355 | 14,443 | 17,512 | 39,310 |

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[21] |

Technische en administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4 | c | 0,100 | 0,100 | 0,200 | 0,400 |

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

Vastleggingskredieten | a+c | 16,360 | 16,660 | 16,980 | 50,000 |

Betalingskredieten | b+c | 7,455 | 14,543 | 17,712 | 39,710 |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5 | d | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 3,000 |

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6 | e | 0,155 | 0,157 | 0,160 | 0,472 |

Totale indicatieve kosten van de maatregel |

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 17,515 | 17,817 | 18,140 | 53,472 |

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 8,610 | 15,700 | 18,872 | 43,182 |

De in 2014 en 2015 vereiste betalingskredieten met betrekking tot vastleggingskredieten voor beleidsuitgaven in de periode 2011-2013 zullen naar verwachting in totaal 10,290 miljoen euro bedragen. |

Nadere gegevens betreffende cofinanciering |

Cofinancieringsbron | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | Totaal |

f |

TOTAAL VK inclusief cofinanciering | a+c+d+e+f |

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.

Jaarlijkse behoeften | 2011 | 2012 | 2013 |

Totale personele middelen | 9,4 | 9,4 | 9,4 |

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Voortzetting van het verkennen van opties voor de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid

5.2. Meerwaarde van het optreden van de EU, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

De voorgestelde begroting moet bestaande en toekomstige financiële instrumenten aanvullen en versterken. Activiteiten in het kader van dit programma moeten waar nodig het relevante EU-beleid met betrekking tot bestaande internationale en regionale conventies en/of overeenkomsten met derde landen die actief zijn in de individuele regio's, aanvullen en moeten met het oog op de optimalisatie van de voordelen van dergelijke instrumenten leiden tot substantiële synergieën tussen deze initiatieven. De individuele acties moeten bovendien de lopende werkzaamheden op het gebied van Europese macroregionale strategieën aanvullen.

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

Zie de artikelen 2 en 3 van de verordening

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

De begroting voor in het kader van dit programma gefinancierde maatregelen wordt door de Commissie op gecentraliseerde wijze uitgevoerd overeenkomstig artikel 53, onder a), van het Financieel Reglement. Andere uitvoeringmethoden worden evenwel niet uitgesloten.

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

De Commissie houdt aan de hand van voortgangsverslagen die de begunstigde aan haar overlegt, en door middel van controles ter plaatse toezicht op de technische en financiële uitvoering van de in het kader van het programma gefinancierde acties. Tevens wordt binnen drie maanden na het afsluiten van elk project een eindverslag ingediend. In het kader van het programma gefinancierde projecten en andere acties worden bovendien onderworpen aan financiële controles, eventueel uitgevoerd door contractanten.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

In de bij het voorstel gevoegde toelichting wordt een overzicht van de voornaamste bevindingen en resultaten van de evaluatie vooraf gegeven.

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

Met het oog op de ontwikkeling van voorstellen voor een EU-optreden op dit gebied is in de periode 2008-2010 een aantal proefprojecten en voorbereidende acties opgestart.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Uiterlijk op 31 december 2014 dient aan het Europees Parlement en de Raad een evaluatie achteraf van het hele programma te worden overgelegd.

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van het Financieel Reglement en artikel 21, lid 3, van de bepalingen tot uitvoering daarvan zal in 2012 een evaluatie van de geïntegreerde maritieme bewaking en de maritieme ruimtelijke ordening plaatsvinden en in 2013 een evaluatie van het project op het gebied van mariene kennis.

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

In artikel 10 van de voorgestelde verordening wordt gerefereerd aan Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen[22], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden[23] en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[24].

8. MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

(Vermeld de doelstellingen, acties en outputs) | Soort output | Gem. kosten | 2011 | 2012 | 2013 |

Output 1: Permanent coördinatieplatform voor interregionale samenwerking met betrekking tot beoordeling, vaststelling van doelen en toezicht in de mariene wateren, met inachtneming van OSPAR, het Verdrag van Barcelona, HELCOM en het Verdrag van Boekarest. | 1 | 0,200 | 1 | 0,200 | 1 | 0,300 | 0,700 |

Output 2: Geregeld te houden workshops over de evolutie naar een goede milieutoestand van de mariene wateren in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee, de Oostzee en de Zwarte Zee | 1 | 0,100 | 1 | 0,100 | 1 | 0,100 | 0,300 |

Actie 2: Steun voor de ontwikkeling van methodologische normen met betrekking tot de goede milieutoestand van de onder de KRMS vallende zeeën | 1 | 0,700 | 1 | 0,300 | 1 | 0,500 | 1,500 |

Actie 3: Studie betreffende oorsprong, omvang en mogelijke maatregelen in verband met zwerfvuil op zee, met inbegrip van het probleem van "plastic soup", als bijdrage tot de aanpak van een sectoroverschrijdend probleem in het kader van de ecosysteembenadering (beschrijvend element 10 in bijlage I bij de KRMS) | 1 | 0,400 | 1 | 0,500 | 1 | 0,600 | 1,500 |

Actie 4: Project voor het vaststellen van de wijze waarop de Europese Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 3, van de KRMS in het kader van een proefproject steun kan verlenen voor regio's waar de toestand van de zee zo kritiek is dat urgente maatregelen vereist zijn | 1 | 0,200 | 1 | 0,200 | 1 | 0,300 | 0,700 |

Actie 5: Project betreffende milieuproblemen in de noordelijke IJszee in het kader van samenwerking met het oog op de bescherming van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan | 1 | 0,400 | 0,400 |

2011 | 2012 | 2013 |

Ambtenaren en tijdelijk personeel[26] (11 01 01) | A*/AD | 4,00 | 4,00 | 4,00 |

B*, C*/AST | 2,40 | 2,40 | 2,40 |

Uit art. 11 01 02 gefinancierd personeel[27] | 3,00 | 3,00 | 3,00 |

Uit art. 11 01 04/05 gefinancierd ander personeel[28] |

TOTAAL | 9,40 | 9,40 | 9,40 |

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

Opstellen van opdrachten voor studies, voorbereiden van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor subsidies, en voorbereiden van aanbestedingen; onderhandelen over subsidies, verificatie vooraf, controle achteraf, organiseren van vergaderingen, evalueren van voorstellen en inschrijvingen, controleren van de te leveren output, verwerken van betalingen.

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

( Interne en externe personeelsposten die momenteel zijn toegewezen voor het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

De behoefte aan personeel zal worden gedekt binnen de al voor het beheer van deze actie toegewezen kredieten, en/of door herindeling binnen het DG.

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | 2011 | 2012 | 2013 | Totaal |

1 Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven) |

Uitvoerende agentschappen[29] |

Andere technische en administratieve bijstand |

- intern |

- extern | 0,100 | 0,100 | 0,200 | 0,400 |

Totaal technische en administratieve bijstand | 0,100 | 0,100 | 0,200 | 0,400 |

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

Soort personeel | 2011 | 2012 | 2013 |

Ambtenaren en tijdelijk personeel (11 01 02 01) | 0,781 | 0,781 | 0,781 |

Uit art. 11 01 02 01 gefinancierd personeel (gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis enz.) | 0,219 | 0,219 | 0,219 |

Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 1,000 | 1,000 | 1,000 |

Berekening – Uit art. 11 01 02 01 gefinancierde ambtenaren en tijdelijke functionarissen |

De uitgaven voor personeel worden geraamd op basis van de gegevens inzake gemiddelde kosten die de Commissie met het oog op ramingen van personele middelen ter beschikking stelt. Ambtenaren en tijdelijk personeel: 122 000 euro /jaar Gedetacheerde nationale deskundigen: 73 000 euro /jaar Arbeidscontractanten: 64 000 euro /jaar |

8. 2. 6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

2011 | 2012 | 2013 | TOTAAL |

11 01 02 11 01 – Dienstreizen | 0,020 | 0,020 | 0,020 | 0,060 |

11 01 02 11 02 – Vergaderingen van deskundigengroepen | 0,100 | 0,100 | 0,100 | 0,300 |

11 01 02 11 03 – Raadgevend comité dat de Commissie helpt bij het opstellen van het in artikel 7, lid 2, van deze verordening bedoelde jaarlijkse werkprogramma, overeenkomstig de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG (twee vergaderingen per jaar) | 0,035 | 0,037 | 0,040 | 0,112 |

11 01 02 11 04 – Studies en adviezen |

11 01 02 11 05 – Informatiesystemen |

2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) |

3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) |

Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,155 | 0,157 | 0,160 | 0,472 |

De behoefte aan administratieve kredieten zal worden gedekt binnen de al voor het beheer van deze actie toegewezen kredieten, en/of door herindeling binnen het directoraat-generaal, eventueel aangevuld door extra toewijzingen aan het beherende DG in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure in het licht van de begrotingsmogelijkheden.

Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen De deskundigengroep mariene observatie en data houdt toezicht op de mariene-kennisprojecten en komt vier keer per jaar samen. Zij houdt nu reeds toezicht op voorbereidende acties en de raming is gebaseerd op de ervaring die de groep tot dusverre met dit werk heeft opgedaan. De uitgaven voor de vergaderingen van het Raadgevend comité zijn geraamd op basis van de voorschriften van de Commissie inzake vergoedingen voor deskundigen. |

[1] Conclusies van het voorzitterschap van de op 14 december 2007 gehouden Europese Raad - doc. 16616/1/07 REV 1.

[2] COM(2009) 540 definitief van 15 oktober 2009.

[3] Dit voortgangsverslag ging vergezeld van een document van de diensten van de Commissie (SEC (2009) 1343), waarin een puntsgewijs overzicht werd gegeven van de vooruitgang die in het kader van het in oktober 2007 vastgestelde actieplan was geboekt.

[4] Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 390 van 30.12.2006), hierna "het Financieel Reglement" genoemd, en Verordening (EG, Euratom) nr. 478/2007 van de Commissie van 23 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van 23.12.2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

[5] Voortgangsverslag van de Commissie over het geïntegreerd maritiem beleid van de EU – COM(2009) 540 definitief van 15.10.2009, blz. 12 en 13, en het actieplan van de Commissie ter begeleiding van de mededeling over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie - SEC(2007) 1278 van 10 oktober 2007.

[6] Mededeling van de Commissie "Richtsnoeren voor een geïntegreerde benadering van het maritieme beleid: naar de beste praktijken op het gebied van geïntegreerd maritiem bestuur en overleg met de belanghebbende partijen" – COM(2008) 395 van 29.6.2008, blz. 4.

[7] In het kader van de integratie van de maritieme bewaking, bijvoorbeeld, zou het optreden van de EU er slechts in bestaan de verschillende informatielagen van de bestaande systemen interoperabel te maken en af te stemmen op de vooraf vastgestelde behoeften van alle gebruikersgemeenschappen op EU-niveau, steeds met optimale inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Het opzetten van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur mag op geen enkele wijze de ontwikkeling en verdere evolutie van bestaande en geplande sectorale informatiesystemen in de weg staan, voor zover rekening wordt gehouden met de interoperabiliteit die vereist is om gegevens uit te wisselen met andere relevante systemen.

[8] PB C […] van […], blz. […].

[9] PB C […] van […], blz. […].

[10] Conclusies van de Raad Algemene Zaken inzake het geïntegreerd maritiem beleid - doc. 15175/1/09, blz. 6.

[11] Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2008 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie - P6_TA(2008)0213.

[12] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[13] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

[14] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[15] PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

[16] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[17] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

[18] Gesplitste kredieten.

[19] Niet-gesplitste kredieten

[20] Uitgaven die niet onder hoofdstuk 11 01 van de betrokken titel 11 vallen.

[21] Uitgaven in het kader van artikel 11 01 04 van titel 11.

[22] PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

[23] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[24] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

[25] Zoals beschreven in punt 5.3

[26] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[27] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[28] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

[29] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

Top