EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0132

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad over Europese milieu-economische rekeningen (Voor de EER relevante tekst)

/* COM/2010/0132 def. - COD 2010/0073 */

52010PC0132

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad over Europese milieu-economische rekeningen (Voor de EER relevante tekst) /* COM/2010/0132 def. - COD 2010/0073 */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 9.4.2010

COM(2010)132 definitief

2010/0073 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over Europese milieu-economische rekeningen

(Voor de EER relevante tekst)

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Motivering en doel van het voorstel

De begrippen in het Europees systeem van rekeningen (ESR) hebben verschillende toepassingen: voor een groot aantal toepassingen worden de ESR-concepten geaccepteerd, maar voor bepaalde doeleinden moeten deze worden aangevuld. Voor een aantal specifieke gegevensbehoeften, zoals de analyse van de wisselwerking tussen het milieu en de economie, is het opstellen van aparte satellietrekeningen de beste oplossing.

In zijn conclusies van juni 2006 roept de Europese Raad de Europese Unie en haar lidstaten op de nationale rekeningen uit te breiden tot de kernaspecten van duurzame ontwikkeling. De nationale rekeningen moeten derhalve worden aangevuld met een geïntegreerde milieu-economische boekhouding die voorziet in geheel consistente gegevens.

Het voorstel zal naar verwachting de middelen bieden om de volgende drie doelstellingen te bereiken:

- De ideeën uitvoeren die zijn vastgelegd in het onderdeel milieurekeningen van het nieuwe hoofdstuk over satellietrekeningen dat bij de komende herziening in het ESR wordt opgenomen.

- Prioriteit geven aan de regelmatige productie van een basispakket rekeningen op basis van de herziene Europese strategie voor milieuboekhouding (2008), die in november 2008 door het Comité voor het Statistiekprogramma is goedgekeurd.

- Garanderen dat de nationale bureaus voor de statistiek hun werkzaamheden op het gebied van milieuboekhouding blijven uitvoeren en eventueel uitbreiden, met als hoofddoel geharmoniseerde en actuele gegevens van redelijke kwaliteit te leveren.

Dit zal ertoe bijdragen dat de nationale bureaus voor de statistiek voldoende middelen vrijmaken voor de ontwikkeling van milieu-economische rekeningen.

1.2. Algemene context

Na het Verdrag van Amsterdam kwam milieu- en duurzaamheidsbeleid hoger op de politieke agenda te staan, waarbij de nadruk lag op de integratie van milieu- en economische beleidsvorming en op de integratie van milieuaspecten in andere beleidsgebieden. Op EU-niveau is een aantal beleidsinitiatieven belangrijk voor de milieurekeningen, zoals het Zesde Milieuactieprogramma, de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, en verschillende beleidsinitiatieven op sectorniveau in het kader van het proces van Cardiff. Cruciale terreinen zijn onder andere klimaatverandering, duurzaam vervoer, natuur en biodiversiteit, gezondheid en milieu, gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afvalbeheer en het internationale karakter van duurzame ontwikkeling. De structurele indicatoren die zijn ontwikkeld om toezicht te verkrijgen op de vorderingen die zijn gemaakt met de Lissabondoelstellingen, zijn uitgebreid met milieu-indicatoren.

Zolang de primaire statistieken nog onvolledig zijn, kan milieuboekhouding een nuttige rol spelen door te voorzien in een kader en ramingsmethoden voor ontbrekende gegevens, bijvoorbeeld op basis van niet-statistische bronnen.

De gebruikers leggen sterk de nadruk op analyses en toepassingen van milieurekeningen in modellering en voorspellingen/verwachtingen, zowel bij het opstellen van beleidsvoorstellen als in verslagen over de uitvoering en effecten van het beleid. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van fiscaal beleid in verband met bijvoorbeeld klimaatverandering en energiegebruik of de beoordeling van de effecten van de internationale handel op emissies en grondstoffengebruik.

De gebruikersbehoeften kunnen per land licht verschillen, afhankelijk van de rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen en ecologische rijkdom of specifieke nationale beleidsprioriteiten, maar de vaste onderdelen van milieurekeningen zijn vergelijkbaar: rekeningen over specifieke natuurlijke hulpbronnen, luchtemissie- en energierekeningen en materiaalstroomrekeningen, milieu-uitgaven, activiteiten en belastingen.

1.3. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

In 1994 heeft de Europese Commissie de belangrijkste beleidslijnen aangegeven voor de ontwikkeling van een kader voor een groene nationale boekhouding op basis van satellieten bij de nationale rekeningen[1]. Sindsdien heeft Eurostat, in samenwerking met de bureaus voor de statistiek in de lidstaten en met de financiële steun van Directoraat-generaal Milieu, Europese landen door middel van een aantal pilotstudies geholpen gegevens te verzamelen.

De gegevens met betrekking tot milieurekeningen worden op verschillende manieren aan Eurostat doorgegeven. Op verplichte basis:

- Een aantal gegevens over de milieu-uitgaven van de industrie wordt verzameld in verband met de Verordening betreffende structurele bedrijfsstatistieken (SBS-verordening)[2].

- Er worden gegevens aan Eurostat doorgegeven in verband met de ESR 95-verordening[3] met betrekking tot de nationale rekeningen (bv. aanbod- en gebruikstabellen, input-outputtabellen, COFOG en belastingstatistieken).

Op basis van een gentlemen’s agreement worden gegevens over milieurekeningen die door de nationale bureaus voor de statistiek zijn verzameld, regelmatig (jaarlijks of tweejaarlijks) doorgegeven aan Eurostat door middel van:

- de gezamenlijke vragenlijst van Eurostat en OESO (milieubeschermingsuitgaven en -inkomsten)

- een aparte vragenlijst over materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie

- een aparte vragenlijst over luchtemissierekeningen

- een aparte vragenlijst over milieubelastingen van de industrie

Besluit nr. 1578/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012 maakt duidelijk gewag van de behoefte aan statistieken en rekeningen op milieugebied van hoge kwaliteit. Verder wordt met betrekking tot de initiatieven voor de periode 2008-2012[4] gesteld dat “waar nodig rechtsgronden [moeten worden] ontwikkeld voor kerngebieden voor de verzameling van milieugegevens, die momenteel nog niet door wetgevingsbesluiten worden gedekt”.

1.4. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

De duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een evenwichtige economische groei en prijsstabiliteit, een zeer concurrerende sociale markteconomie, gericht op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu is verankerd in artikel 3 van het Verdrag.

Het Zesde Milieuactieprogramma[5] bevestigde dat gedegen informatie over de toestand en belangrijkste ontwikkelingen op milieugebied, de bedreigingen en onderliggende drijvende krachten voor milieuverandering van essentieel belang is voor de ontwikkeling van doeltreffend beleid, de uitvoering daarvan en meer in het algemeen de responsabilisering van de burgers.

Het huidige voorstel stemt overeen met de prioriteiten van de Commissie.

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

2.1. Raadpleging van belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Het voorstel is besproken met de gegevensverstrekkers in het Europees Statistisch Systeem en de diensten van de Commissie (DG Milieu, GCO, Europees Milieuagentschap) door middel van schriftelijke raadplegingen, in de betreffende werkgroepen en taskforces, en met de directeurs voor milieustatistieken en -rekeningen.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Dit voorstel is het resultaat van intensieve onderhandelingen tussen alle betrokken partijen.

2.2. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

De vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie (DG Milieu, GCO, Europees Milieuagentschap) in de vergaderingen van de taskforce "Materiaalstroomrekeningen" van Eurostat, de werkgroepen “Milieurekeningen” en “Statistieken milieu-uitgaven”, en de directeursvergadering over “Milieustatistieken en -rekeningen” (DIMESA) waren zonder uitzondering deskundigen met kennis van de bestaande wetgeving, de nationale systemen voor het verzamelen van milieurekeningen en -statistieken en nieuwe ontwikkelingen in de milieuboekhouding.

Gebruikte methodologie

De deskundigen leverden bijdragen aan de vergaderingen van de taskforces, werkgroepen en DIMESA en aan schriftelijke raadplegingen in de voorbereidingsfase.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

De belangrijkste deskundigen waren afkomstig van de nationale bureaus voor de statistiek, de ministeries van Milieu en de agentschappen, alsmede van DG Milieu, het GCO en het Europees Milieuagentschap.

Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezen

De reacties waren zeer positief. Er zijn geen potentiële ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen genoemd.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

De werkdocumenten en notulen van de vergaderingen van de taskforce, werkgroepen en DIMESA zijn beschikbaar via CIRCA.

2.3. Effectbeoordeling

Er zijn twee opties vastgesteld:

- Optie 1: de “gentlemen’s agreement” zoals tot op heden voortzetten;

- Optie 2: een rechtsgrondslag vaststellen om de gegevensverzameling over milieu-economische rekeningen te ondersteunen.

2.3.1. Optie 1: De gentlemen’s agreement voortzetten zoals tot op heden

Effecten voor burgers en huishoudens

Voor hen worden geen rechtstreekse effecten of consequenties verwacht. Zij zullen indirect worden geraakt als beleidsmakers verspreide en onvolledige informatie blijven gebruiken waardoor hun werk versnippert raakt en minder goed wordt afgestemd op de informatie over de economie en de maatschappij.

Effecten voor bedrijven

Voor hen worden geen rechtstreekse effecten of consequenties verwacht. Zij zullen indirect worden geraakt als beleidsmakers verspreide en onvolledige informatie blijven gebruiken.

Effecten voor de lidstaten

In de huidige situatie, waarin wordt uitgegaan van een “gentlemen’s agreement” zonder enige rechtsgrondslag, zullen in het gunstigste geval de kwaliteit en de beschikbaarheid van de gegevens op het huidige ontoereikende niveau blijven of zal, en dit is waarschijnlijker, de beschikbaarheid van de gegevens afnemen. In verband met de studie “Environmental Accounts – State of play of recent work” die de Commissie in 2007 heeft laten uitvoeren, heeft een aantal landen duidelijk gemaakt dat zij vrijwel volledige prioriteit gaven aan de wettelijk verplichte rapportering en dat de gegevens die op grond van een gentlemen’s agreement werden samengesteld en ingediend, niet meer zouden worden samengesteld als dit niet meer wettelijk verplicht zou zijn. Dit zou ook opgaan voor de gangbare statistieken in milieurekeningen als gevolg van budgettaire beperkingen.

Effecten voor het beleid op EU-niveau

Er is een groeiende behoefte om informatie over het milieu te koppelen aan informatie over de economie. In verschillende EU-actieplannen en -strategieën wordt gevraagd om geïntegreerde beoordelingen. De beoordeling van de milieustrategieën kan alleen plaatsvinden als betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. De huidige situatie op basis van de gentlemen’s agreement garandeert de kwaliteit, tijdigheid en reikwijdte van de gegevens onvoldoende om deze beoordeling naar behoren te kunnen uitvoeren.

Als de gentlemen’s agreement blijft gelden, bestaat het risico dat ontbrekende gegevens zullen worden geraamd en op ad-hocbasis elders zullen worden ingewonnen wanneer voor beleidsdoeleinden behoefte is aan informatie over de samenhang tussen de economie en het milieu. De mogelijkheden om een kennisbasis op te bouwen en voldoende gegevens te verzamelen om aan beleidsbehoeften te voldoen, zullen onder de huidige voorwaarden dan ook beperkt zijn.

2.3.2. Optie 2: Een rechtsgrondslag vaststellen om de gegevensverzameling over milieu-economische rekeningen te ondersteunen

Effecten voor burgers en huishoudens

Voor hen worden geen rechtstreekse effecten of consequenties verwacht. Zij worden indirect geraakt als beleidsmakers verspreide en onvolledige informatie blijven gebruiken.

Effecten voor bedrijven

Er kunnen zich enkele gevallen voordoen waarin de vertrouwelijkheid van de gegevens moet worden gewaarborgd.

Milieuboekhouding heeft voornamelijk betrekking op het reorganiseren van bestaande gegevens en niet op het verzamelen van nieuwe statistieken van bedrijven.

Voor de drie modules in deze verordening, namelijk luchtemissierekeningen, milieubelastingen naar economische activiteiten en materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie, worden de benodigde gegevens samengesteld op basis van eerder vastgestelde rapporteringsverplichtingen. Zo zijn de luchtemissierekeningen gebaseerd op de gegevens die voor luchtemissie-inventarissen worden geproduceerd (in het kader van het UNFCCC en het CLRTAP vermeld in bijlage I). De gegevens in de tweede module over milieubelastingen naar economische activiteiten worden afgeleid uit belastingstatistieken en statistieken van de overheidsfinanciën, alsmede belastinggegevens uit de nationale rekeningen. Tot slot worden de gegevens voor de materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie afgeleid uit de landbouwstatistieken, de industriëleproductiestatistieken en de handelsstatistieken.

De vaststelling van deze verordening moet derhalve niet leiden tot grote nieuwe rapporteringsvereisten voor bedrijven.

Effecten voor de lidstaten

Voor milieurekeningen hoeven meestal geen nieuwe gegevens te worden verzameld, maar worden nieuwe toepassingen voor de gegevens van de nationale rekeningen gecreëerd (bv. aanbod- en gebruikstabellen en input-outputtabellen), voor milieustatistieken en andere gebieden van de statistiek. Naast de nationale rekeningen zijn primaire gegevens nodig over milieu, energie, vervoer, bosbouw, visserij, luchtemissie-inventarissen en andere statistieken, alsmede andere gegevens van ministeries, gespecialiseerde instellingen en milieu-instanties.

In de antwoorden op de studie “'Environmental Accounts – State of play of recent work” die in 2007 voor Eurostat is uitgevoerd, heeft een aantal Europese landen verklaard dat milieurekeningen niet ontwikkeld of zelfs gehandhaafd zullen worden zonder een Europese rechtsgrondslag waarin het wettelijk recht is vastgelegd om een beroep te doen op de nodige middelen om aan deze verplichting te voldoen.

Effecten voor het beleid op EU-niveau

De beoordeling van het Europees milieubeleid en de thematische strategieën die daarvan deel uitmaken, kan alleen plaatsvinden als betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Voor de thematische strategie inzake duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen zijn gegevens nodig voor de ontwikkeling van indicatoren over de ontkoppeling van economische groei en druk op de natuurlijke hulpbronnen en indicatoren over de milieu-effecten. Deze indicatoren zijn gebaseerd op gegevens die nu op basis van de gentlemen’s agreement worden verzameld. De benodigde consistente en regelmatige productie en rapportering van milieurekeningen zou bijdragen tot de kwaliteit van de statistieken. Tot nu toe waren de gegevens die voor een van de structurele indicatoren en drie van de indicatoren voor duurzame ontwikkeling werden gebruikt, niet gebaseerd op gegevens van de landen zelf maar op internationale databanken (bv. van de FAO en de VN). De gegevens voor de verslagen over de indicatoren in 2009 zijn voor het eerst gebaseerd op gegevens die de landen op grond van de huidige vrijwillige regeling voor gegevensverzameling hebben ingediend.

Anderzijds zou er veel beter toezicht zijn op ander EU-beleid (recycling en preventie van afval, luchtemissies en klimaatverandering, duurzame consumptie en productie) als er gegevens van goede kwaliteit zouden zijn over de samenhang tussen het milieu en de economie. Deze gegevens kunnen worden verzameld in het kader van de milieurekeningen, maar het is een vereiste dat elk land daaraan meewerkt en dat harmonisatie volledig gegarandeerd is. Een passende rechtsgrondslag voor deze gegevensverzameling kan ervoor zorgen dat aan deze vereisten wordt voldaan.

Daarnaast worden de volgende voordelen verwacht: gegevensverzameling op EU-niveau op een belangrijk terrein, grotere zichtbaarheid van milieurekeningen als instrument voor beleidstoezicht, waarbij de mogelijkheid wordt onderzocht milieu- en economische gegevens aan elkaar te koppelen, de mogelijkheid gebruik te maken van de huidige herziening van SNR/ESR en synergie voor gegevensverzameling tot stand brengen.

2.3.3. Samenvatting van de risico’s van behoud van de status quo

Als optie 2 niet wordt toegepast, zijn de volgende risico’s vastgesteld:

- Het risico dat gegevens niet naar behoren worden verzameld om te voorzien in ramingen voor de gehele EU en dat geen definitieve volledige gegevens over milieurekeningen beschikbaar zijn. Dit leidt tot onvolledige informatie over de samenhang tussen het milieu en de economie.

- Het risico dat analyses op basis van niet-officiële gegevens worden uitgevoerd. Dit omvat het risico dat andere actoren ramingen zullen opstellen met betrekking tot de samenhang tussen het milieu en de economie en datgene zullen doen wat Eurostat en het Europees Statistisch Systeem op meer systematische en geharmoniseerde wijze kunnen doen.

- Het risico dat de EU wereldwijd geen leidersrol speelt op het gebied van milieurekeningen. Het risico bestaat dat de inspanningen tot dusver verspilde moeite zijn geweest en zonder duidelijk resultaat blijven.

2.3.4. De gunstigste optie

Als een keuze moet worden gemaakt om gegevens over milieurekeningen op grond van gentlemen’s agreements te blijven verzamelen of de gegevens op grond van EU-wetgeving te verzamelen, is het duidelijk dat de tweede optie de beste resultaten oplevert.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Deze verordening beoogt de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de verzameling, samenstelling, overdracht en evaluatie van Europese milieu-economische rekeningen.

3.2. Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de Europese statistiek is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de opstelling van statistieken wanneer dit voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap nodig is Als eisen waaraan bij de productie van Europese statistieken moet worden voldaan, noemt dit artikel onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

3.3. Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

De doelstelling van de voorgestelde maatregel, namelijk de verzameling, samenstelling, overdracht en evaluatie van Europese milieu-economische rekeningen, kan niet voldoende door de lidstaten en derhalve beter op grond van een EU-besluit door de EU worden verwezenlijkt. Alleen de Commissie kan immers de nodige harmonisatie van statistische informatie op EU-niveau coördineren, terwijl de lidstaten de gegevensverzameling en de opstelling van vergelijkbare milieu-economische rekeningen kunnen organiseren. De EU kan dus maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag.

3.4 Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich tot het vereiste minimum om deze doelstelling te bereiken en gaat niet verder dan hiertoe nodig is. Deze verordening schrijft niet voor elke lidstaat de mechanismen voor het verzamelen van gegevens voor, maar stelt slechts de te verschaffen gegevens vast om zo een geharmoniseerde structuur en een geharmoniseerd tijdschema te verzekeren.

Voor de meeste terreinen is er geen verplichting voor de lidstaten om wijzigingen aan te brengen in de samenstelling van milieu-economische rekeningen, waarvoor de gegevens in het kader van gentlemen’s agreements al op EU-niveau worden verzameld. Op sommige terreinen kunnen de enquêtes worden aangepast, hetgeen gevolgen kan hebben voor bedrijven. Milieuboekhouding heeft echter voornamelijk betrekking op het reorganiseren van bestaande gegevens en niet het verzamelen van nieuwe statistieken van bedrijven. Voor milieurekeningen hoeven meestal geen nieuwe gegevens te worden verzameld, maar worden nieuwe toepassingen voor de gegevens van de nationale rekeningen gecreëerd (bv. aanbod- en gebruikstabellen en input-outputtabellen), voor milieustatistieken en andere gebieden van de statistiek.

3.5. Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn:

Welk rechtsinstrument het meest geschikt is, hangt af van het doel van de wetgeving. Gezien de informatiebehoeften op Europees niveau wordt voor basisbesluiten over Europese statistieken gewoonlijk gekozen voor verordeningen in plaats van richtlijnen. Een verordening verdient de voorkeur omdat hierdoor in de gehele Europese Unie dezelfde regels gelden, zodat deze nauwkeurig en volledig door de lidstaten worden toegepast. Een verordening is rechtstreeks van toepassing en hoeft dus niet in nationaal recht te worden omgezet. Richtlijnen daarentegen hebben tot doel de nationale wetgevingen te harmoniseren; zij zijn voor de lidstaten bindend wat hun doelstellingen betreft, maar de nationale instanties kunnen zelf bepalen hoe en in welke vorm zij deze willen bereiken. Richtlijnen moeten ook in nationaal recht worden omgezet. Een verordening is sinds 1997 de voor statistische besluiten gebruikelijke vorm.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gegevensverzameling heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5. Aanvullende informatie

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

2010/0073 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over Europese milieu-economische rekeningen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 338, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de Unie zich inzet voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu.

2. Het Zesde Milieuactieprogramma[6] bevestigde dat gedegen informatie over de toestand en belangrijkste ontwikkelingen op milieugebied, de bedreigingen en onderliggende drijvende krachten voor milieuverandering van essentieel belang is voor de ontwikkeling van doeltreffend beleid, de uitvoering daarvan en meer in het algemeen de responsabilisering van de burgers.

3. Besluit nr. 1578/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012[7] maakt duidelijk gewag van de behoefte aan statistieken en rekeningen op milieugebied van hoge kwaliteit. Voorts wordt in de voornaamste initiatieven voor de periode 2008-2012 gesteld dat waar nodig rechtsgrondslagen moeten worden ontwikkeld voor kerngebieden voor de verzameling van milieugegevens die momenteel nog niet door wetgevingsbesluiten worden gedekt.

4. De noodzaak om reeds bestaande indicatoren aan te vullen met gegevens over sociale en milieugerelateerde aspecten teneinde een meer coherente en allesomvattende beleidsvorming mogelijk te maken, is erkend in de Mededeling van de Commissie COM(2009) 433 van augustus 2009 over het BBP en verder. Hiertoe bieden milieurekeningen een middel om de door de economie uitgeoefende druk op het milieu te meten en na te gaan hoe die kan worden verminderd. Overeenkomstig de beginselen van duurzame ontwikkeling en het streven naar een koolstofarme economie, die zijn verankerd in de Lissabonstrategie en diverse belangrijke initiatieven, wordt de ontwikkeling van een gegevenskader dat naast economische aspecten ook consequent rekening houdt met milieuaspecten des te noodzakelijker.

5. Het Europees rekeningenstelsel (ESR), dat is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap[8] (hierna ‘ESR 95’ genoemd) en dat consistent is met het System of National Accounts (SNA), dat in februari 1993 werd vastgesteld door de Statistische Commissie van de Verenigde Naties, is het voornaamste instrument achter de economische statistiek van de EU alsook een groot aantal economische indicatoren (waaronder het bbp). Het ESR-kader kan worden gebruikt voor de analyse en evaluatie van diverse aspecten van de economie (bv. de structuur, specifieke onderdelen en de ontwikkeling daarvan in de tijd), maar voor sommige specifieke gegevensbehoeften, zoals de analyse van de wisselwerking tussen milieu en economie, verdienen aparte satellietrekeningen de voorkeur.

6. In zijn conclusies van juni 2006 roept de Europese Raad de EU en haar lidstaten op om de nationale rekeningen uit te breiden tot de kernaspecten van duurzame ontwikkeling. De nationale rekeningen moeten daarom worden aangevuld met geïntegreerde milieu-economische rekeningen, die volledig consistente gegevens verschaffen.

7. Satellietrekeningen maken het mogelijk de analysecapaciteit van de nationale boekhouding op een soepele manier, zonder overbelasting of verstoring van het centrale stelsel, uit te breiden tot geselecteerde sociale vraagstukken, zoals de druk op het milieu die afkomstig is van de menselijke activiteit.

8. Het systeem van geïntegreerde milieu-economische rekeningen (SMER), dat door de VN, de Europese Commissie, het IMF, de OESO en de Wereldbank gezamenlijk is ontwikkeld, is een satellietstelsel van het SNA. Het combineert economische en milieu-informatie in een gemeenschappelijk kader om de bijdrage van het milieu aan de economie en het effect van de economie op het milieu te meten. Het verschaft beleidsmakers indicatoren en beschrijvende statistieken om deze wisselwerkingen te meten, alsook een databank voor strategische planning en beleidsanalyse om duurzamere ontwikkelingstrajecten vast te stellen.

9. Het SMER voegt de verschillende categorieën milieurekeningen zo veel mogelijk samen en integreert die. Over het algemeen verruimen al deze categorieën de bestaande SNA-concepten van kosten, kapitaalvorming en kapitaalgoederen door die aan te vullen met fysieke gegevens over milieukosten en het gebruik van natuurlijke rijkdommen bij de productie, of door die te verbeteren door de opname van deze effecten in monetaire termen. Binnen deze algemene richting verschillen de diverse bestaande categorieën aanzienlijk qua methodologie en behandelde milieuproblemen.

10. De Commissie heeft in 1994 haar eerste strategie inzake ‘groen boekhouden’ gepresenteerd[9]. Sindsdien hebben de Commissie (Eurostat) en de lidstaten boekhoudmethoden zo ver ontwikkeld en getest dat verschillende lidstaten nu periodiek de eerste pakketten milieurekeningen presenteren. Het gangbaarst zijn de rekeningen over fysieke stromen voor de emissie naar de lucht (inclusief broeikasgassen) en voor materiaalverbruik en de monetaire rekeningen voor uitgaven en heffingen voor milieubescherming.

11. Een van de doelstellingen voor de door het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012 bestreken periode is initiatieven te nemen om op bepaalde gebieden waarop regelmatig voldoende uitgerijpte Europese statistieken worden geproduceerd, overeenkomsten door Europese wetgeving te vervangen.

12. Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek[10] vormt een referentiekader voor Europese milieu-economische rekeningen. Het vereist met name inachtneming van de beginselen van professionele onafhankelijkheid, onpartijdigheid, objectiviteit, betrouwbaarheid, statistische geheimhouding en kosteneffectiviteit.

13. Aangezien de verschillende pakketten milieu-economische rekeningen nog in ontwikkeling zijn en in uiteenlopende mate zijn uitgerijpt, moet gekozen worden voor een modulaire structuur die de nodige flexibiliteit biedt.

14. Er moet een programma van proefstudies worden opgesteld om de verslaglegging en de kwaliteit van de gegevens te verbeteren, de methoden verder te verfijnen en nieuwe ontwikkelingen voor te bereiden.

15. De Commissie moet het recht krijgen lidstaten afwijkingen toe te staan wanneer grote aanpassingen aan hun nationale statistische stelsels nodig zijn.

16. Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een juridisch kader voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

17. De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[11].

18. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen om de modules aan te passen aan ontwikkelingen op het gebied van het milieu, de economie en de techniek, alsook om methodologische richtsnoeren te verstrekken.

19. Het Comité statistisch programma is geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de verzameling, samenstelling, overdracht en evaluatie van Europese milieu-economische rekeningen met het doel om bij wijze van satellietrekeningen bij ESR 95 milieu-economische rekeningen op te stellen; hiertoe worden methoden, gemeenschappelijke normen, definities en boekhoudregels verstrekt die voor de samenstelling van milieu-economische rekeningen gebruikt moeten worden.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1) ‘ luchtemissie ’: de fysieke stroom van gasvormige stoffen of deeltjes van het economisch systeem (productie- of consumptieprocessen) naar de atmosfeer, die deel uitmaakt van het milieusysteem;

2) ‘ milieubelasting ’: belasting met als grondslag een fysieke eenheid (of een benadering daarvan) van iets wat een bewezen specifiek negatief effect op het milieu heeft, waarbij alleen door de nationale rekeningen als belasting aangemerkte transacties worden meegeteld;

3) ‘ materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie ’: coherente samenstellingen van de totale materiaalinput in de nationale economieën, de veranderingen van de materiaalvoorraad in de economie en de materiaaloutput naar andere economieën of het milieu.

Artikel 3

Modules

1. De binnen het in artikel 1 bedoelde gemeenschappelijk kader samen te stellen milieurekeningen worden opgedeeld in de volgende modules:

a) een module voor luchtemissierekeningen, zoals beschreven in bijlage I;

b) een module voor milieubelastingen naar economische activiteiten, zoals beschreven in bijlage II;

c) een module voor materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie, zoals beschreven in bijlage III;

2. De aanvraag moet bevatten:

a) de doelstellingen waarvoor de rekeningen moeten worden samengesteld;

b) de dekking van de rekeningen;

c) de lijst van kenmerken waarvoor gegevens moeten worden verzameld en overgedragen;

d) het eerste referentiejaar, de frequentie en de indieningstermijnen voor de samenstelling van de rekeningen;

e) de rapporteringstabellen;

f) de maximumlengte van de in artikel 8 bedoelde overgangsperioden gedurende welke door de Commissie afwijkingen kunnen worden toegestaan.

3. De Commissie stelt gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 9 vast om de modules aan te passen aan ontwikkelingen op het gebied van het milieu, de economie en de techniek, alsook om methodologische richtsnoeren te verstrekken.

Artikel 4

Pilotstudies

1. De Commissie stelt een programma voor proefstudies op, die op vrijwillige basis door de lidstaten moeten worden uitgevoerd om de verslaglegging en de kwaliteit van de gegevens te verbeteren, lange tijdreeksen op te stellen en de methodologie verder te ontwikkelen.

2. De Commissie evalueert de resultaten van de modelstudies waarbij zij de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens afweegt tegen de kosten van het verzamelen en de lasten voor het bedrijfsleven. Op basis van de conclusies van de proefstudies stelt de Commissie overeenkomstig artikel 9 de nodige gedelegeerde handelingen vast.

Artikel 5

Gegevensverzameling

1. De lidstaten verzamelen de nodige gegevens voor de waarneming van de in artikel 3, lid 2, bedoelde kenmerken van de modules.

2. Uitgaande van het beginsel van de administratieve vereenvoudiging kunnen de lidstaten voor het zich verschaffen van de nodige gegevens gebruik maken van een combinatie van de hieronder genoemde bronnen:

a) enquêtes;

statistische schattingsmethoden wanneer bepaalde kenmerken niet zijn waargenomen voor alle eenheden.

administratieve bronnen.

3. De lidstaten informeren de Commissie en verstrekken bijzonderheden over de gehanteerde methoden en de kwaliteit van de gegevens uit de in lied 2 genoemde bronnen.

Artikel 6

Toezending aan de Commissie (Eurostat)

1. De lidstaten zenden de Commissie (Eurostat) de in de bijlagen genoemde gegevens, ook de vertrouwelijke, binnen de daarin gestelde termijnen toe.

2. De gegevens worden toegezonden in een geschikt technisch formaat, dat wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.

Artikel 7

Kwaliteitsbeoordeling

1. Voor de toepassing van deze verordening zijn de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van toepassing.

2. De lidstaten dienen bij de Commissie (Eurostat) een verslag in over de kwaliteit van de doorgezonden gegevens.

3. Bij de toepassing van de in lid 1 vermelde kwaliteitscriteria op de onder deze verordening vallende gegevens worden de regelingen betreffende en de opzet van de kwaliteitsverslagen vastgesteld door de Commissie overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.

4. De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de doorgezonden gegevens.

Artikel 8

Uitzonderingsbepalingen

1. De Commissie kan de lidstaten overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure een afwijking toestaan tijdens de in de bijlagen bedoelde overgangsperioden voor zover de nationale statistische systemen grote aanpassingen vereisen.

2. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening dienen de lidstaten daartoe een met redenen omkleed verzoek in bij de Commissie.

Artikel 9

Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen bedoeld in artikel 3, lid 3, en artikel 4, lid 2, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.

3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 10 en 11 gestelde voorwaarden.

Artikel 10

Intrekking van de AEO-status

1. De delegatie van bevoegdheden bedoeld in artikel 3, lid 3, en artikel 4, lid 2, kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2. De instelling die een interne procedure heeft ingeleid om te besluiten of de delegatie van bevoegdheden moet worden ingetrokken, stelt de andere wetgever en de Commissie daarvan in kennis uiterlijk een maand voor het definitieve besluit wordt genomen.

3. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 11

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd.

2. Indien bij het verstrijken van deze periode het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar hebben gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien vóór die datum, zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij hebben besloten geen bezwaar te maken, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de datum die daarin is vastgesteld.

3. Als het Europees Parlement of de Raad tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maakt, treedt die niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

Artikel 12

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch systeem.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijn bedraagt drie maanden.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE I

MODULE VOOR LUCHTEMISSIEREKENINGEN

DEEL 1

Doelstellingen

De luchtemissierekeningen registreren en presenteren de gegevens over luchtemissies op zodanige wijze dat zij compatibel zijn met de nationale rekeningen. De emissies naar lucht van de nationale economieën worden geregistreerd in een indeling naar emitterende economische activiteiten als aangegeven in het ESR 95. De economische activiteiten omvatten de productieactiviteiten naar bedrijfstakken alsook de activiteiten van particuliere huishoudens.

In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de luchtemissierekeningen. Deze gegevens zullen op zodanige wijze worden ontwikkeld dat de directe emissies van bedrijfstakken en huishoudens worden gerelateerd aan deze economische productie- en consumptieactiviteiten. De krachtens deze verordening gerapporteerde gegevens over directe emissies zullen worden gecombineerd met de economische input-outputtabellen, de aanbod- en gebruikstabellen en de gegevens over de consumptie van de huishoudens, die reeds aan de Commissie (Eurostat) worden meegedeeld in het kader van de ESR 95-rapportering.

DEEL 2

Dekking

De luchtemissierekeningen hebben dezelfde systeemgrenzen als de ESR 95 en zij zijn ook op het ingezetenenprincipe gebaseerd.

Overeenkomstig de ESR 95 is het begrip ingezetenschap gebaseerd op het volgende beginsel: een in een land ingezeten eenheid heeft een economisch belangencentrum in het economisch gebied van dat land - d.w.z. zij verricht gedurende een periode van minimaal een jaar economische activiteiten in dit gebied.

De luchtemissierekeningen registreren de emissies die voortvloeien uit de activiteiten van alle ingezeten eenheden, ongeacht waar deze emissies in geografisch opzicht werkelijk plaatsvinden.

De luchtemissierekeningen registreren de stromen residugassen en fijn stof die hun oorsprong vinden in de nationale economie en in de atmosfeer terechtkomen. Voor de toepassing van deze verordening wordt met de term "atmosfeer" een onderdeel van het milieusysteem bedoeld. De systeemgrens betreft de grenslijn tussen de nationale economie (als onderdeel van het economische systeem) en de atmosfeer (als onderdeel van het milieusysteem). Nadat de geëmitteerde stoffen deze systeemgrens hebben overschreden, zijn zij aan geen enkele menselijke controle meer onderworpen, worden zij deel van natuurlijke materiaalcycli en kunnen zij diverse milieueffecten teweegbrengen.

DEEL 3

Lijst van kenmerken

De lidstaten stellen statistieken op over de emissie van de volgende luchtvervuilende stoffen:

Code | Naam van de luchtemissie | Symbool van de luchtemissie | Eenheid |

Koolstofdioxide zonder emissies uit biomassa | CO2 | 1 000 ton (Gg) |

Koolstofdioxide uit biomassa | Biomassa-CO2 | 1 000 ton (Gg) |

Distikstofoxide | N2O | ton (Mg) |

Methaan | CH4 | ton (Mg) |

Perfluorkoolstoffen | PFK’s | ton (Mg) CO2-equivalenten |

Fluorkoolwaterstoffen | HFK’s | ton (Mg) CO2-equivalenten |

Zwavelhexafluoride | SF6 | ton (Mg) CO2-equivalenten |

Stikstofoxiden | NOX | ton (Mg) NO2-equivalenten |

Vluchtige organische verbindingen, exclusief methaan | NMVOC | ton (Mg) |

Koolmonoxide | CO | ton (Mg) |

Fijn stof < 10 µ | PM10 | ton (Mg) |

Fijn stof < 2,5 µ | PM2,5 | ton (Mg) |

Zwaveldioxide | SO2 | ton (Mg) |

Ammoniak | NH3 | ton (Mg) |

Alle gegevens worden tot op één decimaal nauwkeurig meegedeeld.

DEEL 4

Eerste referentiejaar, frequentie en indieningstermijnen

1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.

2. De statistieken worden binnen 21 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.

3. Het eerste referentiejaar is het jaar waarin de verordening in werking treedt.

4. De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij ook de jaargegevens vanaf 2008 tot het eerste referentiejaar bij.

5. Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-4, n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is.

DEEL 5

Rapporteringstabellen

1. Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt volgens een hiërarchische classificatie van economische activiteiten, NACE Rev. 2 (aggregatieniveau A*64 voor nationale en regionale rekeningen), die volledig compatibel is met het ESR 95. Bovendien worden gegevens verstrekt voor:

- de luchtemissies van huishoudens;

- overbruggingsposten. Onder overbruggingsposten wordt verstaan: rapporteringsposten waarmee de krachtens deze verordening ingediende luchtemissierekeningen en de in officiële nationale luchtemissie-inventarissen geregistreerde gegevens duidelijk met elkaar in overeenstemming worden gebracht.

2. De in punt 1 bedoelde hiërarchische classificatie is als volgt:

Luchtemissies door de industrie — NACE Rev. 2 (A*64) |

Luchtemissies van huishoudens |

- Vervoer |

- Verwarming/koeling |

- Overige |

Overbruggingsposten |

Totale NAMEA-luchtemissies (industrie + huishoudens) |

Min nationale ingezetenen in het buitenland |

- Nationale vissersvaartuigen die in het buitenland actief zijn |

- Vervoer over land |

- Vervoer over water |

- Luchtvervoer |

Plus niet-ingezetenen op het grondgebied |

+ Vervoer over land |

+ Vervoer over water |

+ Luchtvervoer |

(+ of -) Overige correcties en statistische verschillen |

= Totale emissies van vervuilende stof X zoals meegedeeld aan UNFCCC[12]/CLRTAP[13] |

DEEL 6

Maximumduur van de overgangsperioden

Er kan geen overgangsperiode worden toegestaan.

BIJLAGE II

MODULE VOOR MILIEUBELASTINGEN NAAR ECONOMISCHE ACTIVITEITEN

DEEL 1

Doelstellingen

Bij milieubelastinginkomsten worden de gegevens over milieubelastingen op zodanige wijze geregistreerd en gepresenteerd dat zij met de nationale rekeningen compatibel zijn. De milieubelastinginkomsten van de nationale economieën worden geregistreerd in een indeling naar economische activiteiten zoals aangegeven in de ESR 95. De economische activiteiten omvatten de productieactiviteiten naar bedrijfstakken alsook de activiteiten van particuliere huishoudens.

In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de milieubelastinginkomsten naar bedrijfstak.

Voor de milieubelastingstatistieken kan rechtstreeks gebruik worden gemaakt van de belastingstatistieken en de statistieken van de overheidsfinanciën, maar gebruikmaking van de belastinggegevens uit de nationale rekeningen, indien dit mogelijk is, biedt enkele voordelen.

De milieubelastingstatistieken zijn gebaseerd op de bedragen die blijken uit kohieren en aangiften of kasgegevens met correctie in de tijd; op die manier wordt consistentie met de nationale rekeningen gegarandeerd en wordt de internationale vergelijkbaarheid verbeterd.

De nationale rekeningen bevatten ook informatie over welke bedrijfstakken en sectoren de belastingen betalen. De aan de nationale rekeningen ontleende informatie over belastingen is te vinden in de institutionele rekeningen voor de overheid, in de aanbod- en gebruikstabellen en in de inkomensvormingsrekening.

DEEL 2

Dekking

Milieubelastingen hebben dezelfde systeemgrenzen als de ESR 95 en bestaan uit verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd.

Milieubelastingen vallen onder de volgende ESA 95-categorieën:

- belastingen op productie en invoer (D.2),

- belastingen op inkomen, vermogen enz. (D5),

- vermogensheffingen (D.91).

DEEL 3

Lijst van kenmerken

De lidstaten stellen statistieken over milieubelastingen op overeenkomstig de volgende kenmerken:

20. energiebelastingen,

21. vervoerbelastingen,

22. belastingen op vervuiling,

23. belastingen op hulpbronnen.

Alle gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.

DEEL 4

Eerste referentiejaar, frequentie en indieningstermijnen

1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.

2. De statistieken worden binnen 21 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.

3. Het eerste referentiejaar is het jaar waarin de verordening in werking treedt.

4. De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij ook de jaargegevens vanaf 2008 tot het eerste referentiejaar bij.

5. Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-4, n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is.

DEEL 5

Rapporteringstabellen

Voor elk van de in deel 3 bedoelde kenmerken worden gegevens verstrekt voor de institutionele sectoren die de belastingen betalen.

Voor de sectoren overheid en vennootschappen/instellingen is een indeling vereist volgens de hiërarchische classificatie van economische activiteiten, NACE Rev. 2 (aggregatieniveau A*64 voor nationale en regionale rekeningen), die volledig compatibel is met het ESR 95. Bovendien moeten voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken 1 en 2 gegevens worden verstrekt voor:

- huishoudens,

- niet-ingezetenen,

- niet toegewezen.

DEEL 6

Maximumduur van de overgangsperioden

Er kan geen overgangsperiode worden toegestaan.

BIJLAGE III

MODULE VOOR MATERIAALSTROOMREKENINGEN VOOR DE GEHELE ECONOMIE (MSR-GE)

DEEL 1

Doelstellingen

MSR-GE omvat alle vaste, gasvormige en vloeibare materialen, behalve lucht- en waterstromen, gemeten in massa-eenheden per jaar. Zoals met het systeem van nationale rekeningen worden met materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie twee grote doelstellingen nagestreefd. De gedetailleerde materiaalstromen leveren een waardevolle empirische databank op voor talrijke analytische studies. Voorts worden zij gebruikt om voor de nationale economieën verschillende materiaalstroomindicatoren voor de gehele economie samen te stellen.

In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor MSR-GE.

DEEL 2

Dekking

Het onderscheid tussen voorraden en stromen is een grondbeginsel van een materiaalstroomsysteem. In het algemeen is een stroom een variabele die een hoeveelheid per tijdvak meet, terwijl een voorraad een variabele is die een hoeveelheid op een bepaald tijdstip meet. MSR-GE is een stroombegrip. Het meet, in massa-eenheden per jaar, de stromen materiaalinput, materiaaloutput en voorraadwijzigingen binnen de economie.

MSR-GE is coherent met de beginselen van het systeem van nationale rekeningen (ESR 95), zoals het vestigingsbeginsel. Het geeft de materiaalstromen weer die gerelateerd zijn aan de activiteiten van alle ingezeten eenheden van een nationale economie, ongeacht de geografische plaats waar zij plaatsvinden. In MSR-GE zijn twee soorten materiaalstromen over systeemgrenzen heen relevant:

1. Materiaalstromen tussen de nationale economie en haar natuurlijke omgeving. Deze bestaan in de onttrekking van materialen (d.w.z. nieuwe of onbewerkte grondstoffen) aan en de lozing van materialen (vaak residuen genoemd) in de natuurlijke omgeving.

2. Materiaalstromen tussen de nationale economie en de rest van de wereldeconomie. Deze omvatten de invoer en de uitvoer.

Alleen stromen die deze systeemgrenzen overschrijden, worden in MSR-GE opgenomen. Materiaalstromen binnen de economie worden niet in MSR-GE weergegeven. Dit betekent dat de nationale economie in MSR-GE als een zwarte doos wordt behandeld en leveringen van producten tussen bedrijfstakken niet worden beschreven. Natuurlijke stromen naar, binnen en uit de natuurlijke omgeving zijn eveneens uitgesloten.

De binnenlandse onttrekking (BO) omvat de jaarlijkse hoeveelheid vaste, vloeibare en gasvormige materialen (uitgezonderd lucht en water) die aan de natuurlijke omgeving worden onttrokken om als input in de economie te worden gebruikt.

De fysieke invoer en de fysieke uitvoer omvatten alle ingevoerde of uitgevoerde goederen in massa-eenheden. Verhandelde goederen omvatten goederen in alle stadia van be- of verwerking, van grondstoffen tot eindproducten.

DEEL 3

Lijst van kenmerken

De lidstaten stellen statistieken op over de in deel 5 vermelde kenmerken.

DEEL 4

Eerste referentiejaar, frequentie en indieningstermijnen

1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.

2. De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.

3. Het eerste referentiejaar is het jaar waarin de verordening in werking treedt.

4. De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij ook de jaargegevens vanaf 2008 tot het eerste referentiejaar bij.

5. Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-4, n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is.

DEEL 5

Rapporteringstabellen

Voor de in de volgende tabellen vermelde kenmerken worden gegevens in massa-eenheden verstrekt.

Tabel A – Binnenlandse onttrekking (BO)

1 Biomassa |

1.1 Gewassen (uitgezonderd voedergewassen) |

1.1.1 Granen |

1.1.2 Wortel- en knolgewassen |

1.1.3 Suikergewassen |

1.1.4 Peulvruchten |

1.1.5 Noten |

1.1.6 Oliehoudende gewassen |

1.1.7 Groenten |

1.1.8 Fruit |

1.1.9 Vezels |

1.1.10 Overige gewassen n.e.g. |

1.2 Gewas- en oogstresten (gebruikt), voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa |

1.2.1 Gewas- en oogstresten (gebruikt) |

1.2.1.1 Stro |

1.2.1.2 Overige gewas- en oogstresten (bladeren van suiker- en voederbieten, overige) |

1.2.2 Voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa |

1.2.2.1 Voedergewassen (met inbegrip van biomassaoogst van grasland) |

1.2.2.2 Door begrazing onttrokken biomassa |

1.3 Hout (*) |

1.3.1 Werkhout (industrieel rondhout) |

1.3.2 Brandhout en overige onttrekking |

1.4 Vangst van in het wild levende vis, waterplanten/-dieren, jacht en verzamelen |

1.4.1 Vangst van in het wild levende vis |

1.4.2 Alle overige waterdieren en -planten |

1.4.3 Jacht en verzamelen |

2 Metaalertsen (ruwe ertsen) |

2.1 IJzer |

2.2 Non-ferrometaal |

2.2.1 Koper (**) |

2.2.2 Nikkel (**) |

2.2.3 Lood (**) |

2.2.4 Zink (**) |

2.2.5 Tin (**) |

2.2.6 Goud, zilver, platina en overige edele metalen |

2.2.7 Bauxiet en overig aluminium |

2.2.8 Uranium en thorium |

2.2.9 Overige n.e.g. |

3 Niet-metaalhoudende mineralen |

3.1 Marmer, graniet, zandsteen, porfier, basalt, overige sier- of bouwsteen (uitgezonderd leisteen) |

3.2 Krijt en dolomiet |

3.3 Leisteen |

3.4 Mineralen voor de chemische en de kunstmestindustrie |

3.5 Zout |

3.6 Kalksteen en gips |

3.7 Klei en kaolien |

3.8 Zand en grind |

3.9 Overige n.e.g. |

3.10 Uitgegraven aardmateriaal (met inbegrip van teelaarde), alleen indien gebruikt (***) |

4 Fossiele energiegrondstoffen/-dragers |

4.1 Steenkool en overige vaste energiegrondstoffen/-dragers |

4.1.1 Bruinkool |

4.1.2 Steenkool |

4.1.3 Bitumineuze leisteen en bitumineus zand |

4.1.4 Turf |

4.2 Vloeibare en gasvormige energiegrondstoffen/-dragers |

4.2.1 Ruwe aardolie, condensaat en aardgascondensaten (NGL) |

4.2.2 Aardgas |

(*) Bovendien facultatieve rapportering van de nettogroei van de werkhoutvoorraad.

(**) Bovendien facultatieve rapportering van het metaalgehalte.

(***) Facultatieve rapportering.

Tabellen B (Invoer – Totale handel), C (Invoer – Extra-EU-handel), D (Uitvoer – Totale handel), E (Uitvoer – Extra-EU-handel)

1 Biomassa en biomassaproducten |

1.1 Gewassen, ruw en bewerkt |

1.1.1 Granen, ruw en bewerkt |

1.1.2 Wortel- en knolgewassen, ruw en bewerkt |

1.1.3 Suikergewassen, ruw en bewerkt |

1.1.4 Peulvruchten, ruw en bewerkt |

1.1.5 Noten, ruw en bewerkt |

1.1.6 Oliehoudende gewassen, ruw en bewerkt |

1.1.7 Groenten, ruw en bewerkt |

1.1.8 Fruit, ruw en bewerkt |

1.1.9 Vezels, ruw en bewerkt |

1.1.10 Overige gewassen n.e.g., ruw en bewerkt |

1.2 Gewas- en oogstresten, voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa |

1.2.1 Gewas- en oogstresten (gebruikt), ruw en bewerkt |

1.2.1.1 Stro |

1.2.1.2 Overige gewas- en oogstresten |

1.2.2 Voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa |

1.2.2.1 Voedergewassen |

1.3 Hout en houtproducten |

1.3.1 Werkhout, ruw en bewerkt |

1.3.2 Brandhout en overige onttrekking, ruw en bewerkt |

1.4 Visvangst en andere waterdieren en –planten, ruw en bewerkt |

1.4.1 Visvangst |

1.4.2 Alle overige waterdieren en -planten |

1.5 Levende dieren, andere dan in 1.4, en dierlijke producten |

1.5.1 Levende dieren, andere dan in 1.4 |

1.5.2 Vlees en vleesbereidingen |

1.5.3 Zuivelproducten, vogeleieren, en honig |

1.5.4 Overige producten van dieren (dierlijke vezels, huiden, bont, leder, enz.) |

1.6 Producten hoofdzakelijk van biomassa |

2 Metaalertsen en concentraten daarvan, ruw en bewerkt |

2.1 IJzerertsen en concentraten daarvan, ijzer en staal, ruw en bewerkt |

2.2 Non-ferrometaalertsen en concentraten daarvan, ruw en bewerkt |

2.2.1 Koper |

2.2.2 Nikkel |

2.2.3 Lood |

2.2.4 Zink |

2.2.5 Tin |

2.2.6 Goud, zilver, platina en overige edele metalen |

2.2.7 Bauxiet en overig aluminium |

2.2.8 Uranium en thorium |

2.2.9 Overige n.e.g. |

2.3 Producten hoofdzakelijk van metalen |

3 Niet-metaalhoudende mineralen, ruw en bewerkt |

3.1 Marmer, graniet, zandsteen, porfier, basalt en overige sier- of bouwsteen (uitgezonderd leisteen) |

3.2 Krijt en dolomiet |

3.3 Leisteen |

3.4 Mineralen voor de chemische en de kunstmestindustrie |

3.5 Zout |

3.6 Kalksteen en gips |

3.7 Klei en kaolien |

3.8 Zand en grind |

3.9 Overige n.e.g. |

3.10 Uitgegraven aardmateriaal (met inbegrip van teelaarde), alleen indien gebruikt (*) |

3.11 Producten hoofdzakelijk van niet-metaalhoudende mineralen |

4 Fossiele energiegrondstoffen/-dragers, ruw en bewerkt |

4.1 Steenkool en andere vaste energieproducten, ruw en bewerkt |

4.1.1 Bruinkool |

4.1.2 Steenkool |

4.1.3 Bitumineuze leisteen en bitumineus zand |

4.1.4 Turf |

4.2 Vloeibare en gasvormige energieproducten, ruw en bewerkt |

4.2.1 Ruwe aardolie, condensaat en aardgascondensaten (NGL) |

4.2.2 Aardgas |

4.3 Producten hoofdzakelijk van fossiele energieproducten |

5 Overige producten |

6 Afval, ingevoerd (tabellen B en C)/uitgevoerd (tabellen D en E) voor definitieve verwerking en verwijdering |

(*) Facultatieve rapportering.

De volgende correcties voor het ingezetenenprincipe worden in de tabellen B en D opgenomen:

Brandstof ingenomen door ingezeten eenheden in het buitenland (toevoeging aan invoer tabel B) en brandstof ingenomen door niet-ingezeten eenheden op het nationale grondgebied (toevoeging aan uitvoer tabel D) |

1 Brandstof voor vervoer over land |

2 Brandstof voor vervoer over water |

3 Brandstof voor luchtvervoer |

DEEL 6

Maximumduur van de overgangsperioden

Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na het eerste referentiejaar.

[1] COM(1994) 670 Richtsnoeren voor de EU inzake milieu- indicatoren en een groene nationale boekhouding –-De integratie van informatiesystemen op het gebied van milieu en economie .

[2] Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 13)

[3] Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 5.11.1996, blz.1).

[4] PB L 344 van 28.12.2007, blz.15.

[5] Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

[6] Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

[7] PB L 344 van 28.12.2007, blz. 15.

[8] PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

[9] COM(1994) 670.

[10] PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

[11] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[12] Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

[13] Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.

Top