EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0399

Versterking van de OVSE - Rol van de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2010 over versterking van de OVSE – een rol voor de EU

PB C 74E van 13.3.2012, p. 12–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 74/12


Donderdag 11 november 2010
Versterking van de OVSE - Rol van de Europese Unie

P7_TA(2010)0399

Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2010 over versterking van de OVSE – een rol voor de EU

2012/C 74 E/04

Het Europees Parlement,

gezien de Slotakte van Helsinki van 1975, het Handvest van Parijs en het document van de bijeenkomst van Kopenhagen van 1990, het Handvest voor de Europese Veiligheid en het OVSE-document van Wenen uit 1999 en andere essentiële documenten van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa/Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE/OVSE),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 1999 over de OVSE (1),

gezien de Europese veiligheidsstrategie (EVS) getiteld „Een veilig Europa in een betere wereld”, door de Europese Raad vastgesteld op 12 december 2003,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 april 2005 over de Europese veiligheidsstrategie (2),

gezien het eindverslag en de aanbevelingen van het panel van vooraanstaande personen getiteld „Een gemeenschappelijk doel: naar een doelmatigere OVSE” van 27 juni 2005,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2007 over de externe dimensie van de bestrijding van het internationale terrorisme (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 mei 2008 over verkiezingswaarnemingsmissies van de EU: doelstellingen, praktijken en uitdagingen voor de toekomst (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 september 2009 over de zaak Yevgeni Zhovtis in Kazachstan (5),

gelet op Besluit nr. 4/08 van de Ministeriële Raad van 5 december 2008 met als titel „Het wettelijke kader van de OVSE versterken” („Strengthening the legal framework of the OSCE”) en op de eerdere besluiten over de wettelijke bevoegdheid en de voorrechten en immuniteiten van de OVSE,

gezien de toespraak van de Russische president Dmitry Medvedev op 5 juni 2008 in Berlijn over de noodzaak van een pan-Europese conferentie om te beraadslagen over de Europese veiligheid, en zijn voorstel van 29 november 2009 voor een Europees veiligheidsverdrag,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 11-12 december 2008 waarin werd ingestemd met het verslag van 11 december 2008 van de secretaris-generaal van de Raad / Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) over de toepassing van de Europese veiligheidsstrategie – Veiligheid in een veranderende wereld,

gezien de verklaring van de Ministeriële Raad van de OVSE over het Korfoe-proces: „Reconfirm-Review-Reinvigorate Security and Cooperation from Vancouver to Vladivostok (bevestiging-herziening-versterking van de veiligheid en samenwerking van Vancouver tot Wladiwostok)” en Besluit nr. 1/09 van 2 december 2009 over de bevordering van het Korfoe-proces,

gezien de analyse en de aanbevelingen van de deskundigengroep betreffende een nieuw strategisch concept voor de NAVO getiteld „NATO 2020: Assured Security; Dynamic Engagement” (NAVO 2020: gegarandeerde veiligheid; dynamisch engagement) van 17 mei 2010,

gezien het interim-verslag van de fungerend voorzitter van de OVSE van 21 juni 2010 met de voorstellen van de landen die deelnemen aan het Korfoe-proces,

gezien het besluit van de permanente raad van de OVSE naar aanleiding van de overeenstemming die bereikt is op de informele ministeriële raad in Almaty op 16–17 juli 2010 om in december 2010 een OVSE-top te houden in Astana en een voorbereidende herzieningsconferentie,

gezien de toespraak die de Vicevoorzitter van de Commissie / Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV/VV), Catherine Ashton, tijdens de informele vergadering in Almaty heeft gehouden over de prioriteiten van de EU voor de top van Astana (SPEECH/10/393),

gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de OVSE integraal deel uitmaakt van de Euro-Atlantische, Euro-Aziatische veiligheidsarchitectuur en gekenmerkt wordt door: haar allesomvattende concept van veiligheid dat onder meer een politiek-militaire dimensie, een economische en milieudimensie en een humanitaire dimensie omvat; haar ruime aantal leden, dat landen omvat van Vancouver tot Wladiwostok; en de verscheidenheid en de flexibiliteit van haar instrumenten,

B.

overwegende dat de EU en de OVSE weliswaar verschillend zijn qua karakter en structuur, maar dat zij dezelfde principes en waarden delen; dat alle EU-lidstaten ook deelnemen aan de OVSE; dat beide organisaties verantwoordelijkheden uitoefenen met betrekking tot institutionele opbouw, de bevordering van de democratie en de mensenrechten en conflictpreventie en -beheer, waarbij zij de primaire rol van de VN-Veiligheidsraad op het gebied van internationale vrede en veiligheid volledig erkennen,

C.

overwegende dat de Slotakte van Helsinki, die 35 jaar geleden werd ondertekend, de basis vormde voor het Helsinki-proces dat geleid heeft tot aanzienlijke democratische veranderingen in Europa,

D.

overwegende dat de laatste OVSE-top in 1999 heeft plaatsgevonden in Istanboel en heeft geresulteerd in de goedkeuring van het Handvest voor de Europese Veiligheid; dat zich sindsdien in de OVSE-regio ingrijpende wijzigingen hebben voorgedaan en dat de rol van de OVSE aan belang heeft ingeboet,

E.

overwegende dat de OVSE als enige van alle organisaties die zich bezighouden met veiligheidskwesties in de Europese regio, geen internationale rechtspersoonlijkheid heeft; dat deze situatie een aantal politieke en praktische juridische gevolgen heeft; dat een conventie met het oog op de vaststelling van de wettelijke status en de voorrechten en immuniteiten van de OVSE in oktober 2007 is afgerond en dat de tekst van de artikelen hiervan sindsdien door de betrokken landen niet is aangevochten,

F.

overwegende dat de voorstellen van de Russische president Dmitry Medvedev op 5 juni 2008 om te beraadslagen over de Europese veiligheid met het oog op een wettelijk bindend Europees Veiligheidsverdrag de aanzet waren voor het Korfoe-proces; dat de OVSE een belangrijk forum is om de voorstellen te bespreken,

G.

overwegende dat het Korfoe-proces de OVSE nieuwe energie heeft gegeven en dat op de top moet worden uitgesproken dat de beginselen en de geest van de Slotakte van Helsinki nog steeds worden onderschreven en dat er een duidelijke strategische visie voor de toekomstige koers moet worden ontwikkeld, met inbegrip van een verbetering en bijwerking van de bestaande instrumenten,

H.

overwegende dat de inspanningen gericht moeten zijn op een hervorming van het besluitvormingsmechanisme, omdat de OVSE hiermee niet altijd tijdig op crisissen heeft kunnen reageren; dat effectievere instrumenten voor crisisbeheer moeten worden ontwikkeld en meer nadruk op bemiddeling bij conflicten en conflictoplossing moet worden gelegd,

I.

overwegende dat de OVSE, als meest inclusief forum voor overleg in de Euro-Atlantische Euro-Aziatische regio, nog steeds een belangrijke rol moet spelen met betrekking tot een aantal kwesties, met name non-proliferatie, ontwapening, economische samenwerking en bescherming en bevordering van de mensenrechten, alsmede de rechtsstaat,

J.

overwegende dat de EU met het Verdrag van Lissabon een duidelijkere en luidere stem in de wereld heeft gekregen en dat in dit Verdrag alle soorten van voor beide partijen voordelige samenwerking met bevoegde internationale en regionale organisaties worden aangemoedigd,

1.

benadrukt het belang van de huidige intensieve beraadslagingen over de Europese veiligheid in OVSE-, NAVO- en EU-verband, aangezien het bevestigen van de gemeenschappelijke waarden en het versterken van de instrumenten het wederzijds vertrouwen in de Euro-Atlantische en Euro-Aziatische regio kan versterken en zo kan resulteren in een sterkere Europese veiligheidsarchitectuur;

Toegevoegde waarde van de OVSE

Meer algemene kwesties

2.

benadrukt dat er een evenwicht bewaard moet worden tussen de drie beleidsdimensies van de OVSE, door ze op coherente wijze en verregaand te ontwikkelen en voort te bouwen op wat al bereikt is; wijst erop dat geen dimensie mag worden versterkt ten nadele van een andere; benadrukt verder dat het optreden slechts werkelijk effectief kan zijn als bedreigingen van de veiligheid in het kader van alle drie de dimensies worden aangepakt, ook die van het moment, zoals georganiseerde misdaad, terrorisme, cyberaanvallen, mensen- en drugssmokkel en bedreigingen van de energiezekerheid, evenals de activiteiten op het gebied van mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing, conflictpreventie en conflictbeslechting;

3.

benadrukt dat versterking van de OVSE niet mag leiden tot verzwakking van de bestaande instellingen en instrumenten of tot aantasting van de onafhankelijkheid daarvan, zolang deze nog niet hervormd zijn of nog geen overeenstemming over alternatieven is bereikt, met name voor wat betreft voor wat betreft de werkzaamheden van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (ODIHR);

4.

dringt er bij de OVSE op aan haar capaciteit te versterken om in alle drie beleidsdimensies te zorgen voor de eerbiediging en toepassing van de beginselen en de verplichtingen waartoe alle deelnemende landen zich hebben verbonden, o.a. door de follow-upmechanismen te versterken;

5.

is van mening dat versterking van de interactie en bevordering van synergie met andere relevante regionale organisaties het werk van de OVSE alleen maar ten goede kan komen en verzoekt om instelling van duidelijkere en soepelere samenwerkingskaders om deze synergie de bevorderen en te versnellen;

Politieke en militaire dimensie

6.

is van mening dat de OVSE een essentiële rol heeft gespeeld bij de verbetering van de veiligheid door een uniek netwerk van verdragen, afspraken, normen en maatregelen te creëren, met inbegrip van het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa (CSE), het Verdrag inzake het open luchtruim en het document van Wenen van 1999 over maatregelen voor vertrouwens- en veiligheidsopbouw; erkent echter dat de politieke en militaire dimensie niet groter is kunnen worden, met name vanwege het conflict in Georgië in 2008, het onvermogen om de slepende conflicten in de Kaukasus en Transnistrië effectief op te lossen, de opschorting van het CSE-verdrag door Rusland en de weigering van de NAVO-lidstaten tot nu toe om het aangepaste CSE-verdrag te ratificeren; roept de NAVO-lidstaten en de Russische Federatie op de bestaande verdragen te ratificeren en uit te voeren en aan hun verplichtingen te voldoen en onder meer de afspraken van Istanboel van 1999 na te komen;

7.

is van mening dat de OVSE het passende kader vormt voor onderhandelingen over onder haar bevoegdheid vallende regionale conflicten; betreurt het ontbreken van de wil bij de EU en de lidstaten om de OVSE-mogelijkheden op dit terrein effectiever te benutten; pleit voor een versterking van de OVSE-instrumenten voor conflictpreventie; betreurt de niet-innoverende aanpak van de vredesprocessen en merkt op dat vooruitgang bij de oplossing van deze slepende conflicten een aanzienlijke bijdrage zou leveren tot een grotere geloofwaardigheid van de OVSE en in het Korfoe-proces niet over het hoofd mag worden gezien; is derhalve van mening dat dit streven in de conclusies van de top aan de orde moet komen;

8.

neemt kennis van het feit dat een OVSE-missie is gestuurd naar Transnistrië (Moldavië); betreurt dat de missie in een lagere status heeft gekregen en dat de ontwapeningsactiviteiten in de opslagfaciliteit van Colbasna sinds 2004 zijn opgeschort; herinnert eraan dat de EU vastbesloten is naar een oplossing voor het conflict in Transnistrië te zoeken waarbij de territoriale integriteit en de soevereiniteit van de Republiek Moldavië worden geëerbiedigd; wenst dat de onderhandelingen zo spoedig mogelijk en zonder voorwaarden vooraf volgens de „5+2”-formule worden hervat; verzoekt om gecoördineerde inspanningen van de EU om het Duits-Russische Meseberg-initiatief bij de opdracht van de OVSE-missie in Transnistrië te laten aansluiten;

9.

herinnert eraan dat de EU in grote mate betrokken was bij de beëindiging van de vijandigheden en de onderhandelingen over een staakt-het-vuren in het conflict van 2008 in Georgië en is in verband hiermee van mening dat de EU samen met de OVSE een rol moet spelen bij het voorkomen en matigen van interetnische conflicten en spanningen in het OVSE-gebied; benadrukt dat deze conflicten niet alleen erg belangrijk zijn op lokaal een regionaal niveau, maar ook een directe impact hebben op de veiligheidsstructuur van de EU; vraagt een nieuw akkoord om opnieuw een OVSE-vredebewakingsmissie naar Georgië te sturen, teneinde meer geweld te voorkomen, de minderheden te beschermen en onderhandelingen te bevorderen, zodat de veiligheid en stabiliteit in de regio van de zuidelijke Kaukasus wordt gewaarborgd;

10.

wijst op de rol van de OVSE in het conflict in Nagorno-Karabach, met name wat het staakt-het-vuren en de lopende onderhandelingen betreft; merkt op dat de EU weliswaar niet rechtstreeks aan de vredesbesprekingen van de Minskgroep van de OVSE over het conflict in Nagorno-Karabach deelneemt, maar wel een aanzienlijke praktische en politieke bijdrage kan leveren om de inspanningen hiervan te ondersteunen, met name door de Franse covoorzitter ervan een EU-mandaat te verlenen, overeenkomstig de resolutie van het EP over de noodzaak van een EU-strategie voor de zuidelijke Kaukasus;

11.

vraagt dat het proces met het oog op beperking van conventionele wapens en op ontwapening in het kader van de OVSE nieuw leven wordt ingeblazen; pleit voor het openen van onderhandelingen over verdere stappen om strijdkrachten en wapens te reduceren (CSE II) en verzoekt de EU en haar lidstaten in het kader van de OVSE initiatieven in deze zin te nemen;

12.

verzoekt de EU en haar lidstaten hun ervaring en capaciteit op het gebied van de omschakeling van het defensieapparaat ter beschikking te stellen en actief OVSE-akkoorden op dit gebied te bevorderen;

13.

onderstreept dat het zeer belangrijk is het wederzijdse vertrouwen en het gevoel van lotsverbondenheid te herstellen; merkt op dat er behoefte is aan verdere ontwikkeling van vertrouwens- en veiligheidsopbouwende maatregelen en een degelijke en efficiënte regeling voor de controle van conventionele wapens en benadrukt in dit verband dat het van cruciaal belang is een oplossing voor de CSE-crisis te vinden en het OVSE-document van Wenen te moderniseren; is tevreden met de toon van de verklaring die de presidenten Obama en Medvedev in juni 2010 hebben afgelegd over de toekomst van de controle van conventionele wapens en het CSE-verdrag; is ingenomen met het besluit van de regering van de VS van januari 2010 om een speciaal gezant voor het CSE-verdrag aan te wijzen; ondersteunt de waardevolle activiteiten van de OVSE op het gebied van terrorismebestrijding, grensbeheer en politieel werk; onderstreept dat deze activiteiten van cruciaal belang zijn, niet het minst in Centraal-Azië, waar zij bijdragen tot de stabilisering van de veiligheidssituatie in de hele regio;

14.

merkt op dat de ontwikkeling van de EU-capaciteit niet gezien moet worden als het terugschroeven van de rol van de OVSE maar als een noodzakelijke stap om ook tussen de OVSE-landen effectiever samen te werken en benadrukt dat geregelde ontmoetingen op het hoogste niveau en permanente wederzijdse kennisgeving, informatie-uitwisseling en overleg tussen de EU en de OVSE bevorderlijk zouden zijn voor dat inzicht;

Economische en milieudimensie

15.

onderschrijft de conclusies van de Ministeriële Raad van de OVSE over het Strategisch document betreffende de economische en milieudimensie en erkent dat effectievere samenwerking van de OVSE-landen tegen bedreigingen door economische en milieufactoren een cruciale bijdrage kan leveren aan de veiligheid, de stabiliteit, de democratie en de welvaart in de regio en benadrukt dat economische en milieufactoren tot het ontstaan van conflicten kunnen leiden;

16.

is ervan overtuigd dat samenwerking en bevordering van vroegtijdige onderkenning van economische en milieuaspecten - zoals energie, handel, klimaatverandering, of waterveiligheid - kunnen worden aangewend om spanningen te verminderen, conflicten te voorkomen, vertrouwen op te bouwen en goede wederzijdse betrekkingen en multilaterale regionale samenwerking in de OVSE-regio te bevorderen; moedigt het economisch forum van de OVSE derhalve aan hier werk van te maken door zijn advies- en bijstandverlenende capaciteit uit te breiden en door de expertise en de middelen van andere internationale organisaties op effectieve wijze te mobiliseren en de inzet ervan te faciliteren; dringt er bij de EU-Raad op aan dit aan de orde te stellen tijdens het Korfoe-proces en op de top;

17.

is van mening dat niet alleen de EU en de Russische Federatie, maar alle OVSE-lidstaten als importeur en exporteur van energie en energiebronnen zich in een verhouding van wederzijdse afhankelijkheid bevinden en dat de dialoog over het energiebeleid voor de hele regio een centrale plaats moet krijgen, daar het aantal conflicten op het gebied van energievoorziening de laatste jaren in het hele OVSE-gebied is toegenomen, ten koste van de burgerbevolking;

18.

is van mening dat de problematiek van de klimaatverandering nog lang een rol zal spelen in alle facetten van het leven en zware lasten zal opleveren, in sommige regio's veel meer dan in andere; verzoekt de OVSE de inspanningen op te voeren om de menselijke bijdrage tot de opwarming van de aarde te temperen en stabiliteit en duurzame veiligheid te bevorderen op de plaatsen waar de gevolgen van de klimaatverandering zich het meest waarschijnlijk zullen doen gevoelen;

Humanitaire dimensie

19.

benadrukt dat mensenrechten, rechten van minderheden en fundamentele vrijheden centraal staan in het algemene veiligheidsconcept van de OVSE, hetgeen geïllustreerd wordt door het brede scala aan bestaande afspraken en instrumenten die onverkort moeten worden uitgevoerd; benadrukt dat het Korfoe-proces en de top erop gericht moeten zijn de follow-up en de uitvoering van deze afspraken en mechanismen verder te versterken;

20.

erkent de essentiële rol van het ODIHR bij verkiezingswaarneming en bij de bevordering van de mensenrechten, de democratisering en de rechten van minderheden, alsmede van Sinti en Roma; wijst erop dat de Hoge Commissaris voor nationale minderheden als rol en taak heeft de vreedzame co-existentie van minderheidsgemeenschappen te bevorderen en etnische conflicten met alle mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing te voorkomen; is ingenomen met de werkzaamheden van de Vertegenwoordiger voor vrijheid van de media en van de Speciale Vertegenwoordiger en coördinator voor de bestrijding van mensensmokkel; verzoekt om actieve deelname van het Europees Parlement aan de activiteiten van het ODIHR;

21.

verzoekt de OVSE, in het bijzonder wat verkiezingswaarneming betreft, die moet worden uitgebreid en aanvaard als een blijk van vertrouwen in elke OVSE-lidstaat, de onafhankelijkheid van het ODIHR te bevestigen en te vrijwaren en diens rol en hoedanigheid van eerste OVSE-instantie voor verkiezingswaarneming, waarmee het Europees Parlement nauwe en efficiënte samenwerking op dit gebied heeft ontwikkeld, nog te versterken; verzoekt om intensivering van deze samenwerking en coördinatie tussen het OVSE/ODIHR en het Europees Parlement, zowel bij de voorbereiding van als tijdens en na internationale verkiezingswaarnemingsmissies in OVSE-landen;

22.

verzoekt de Raad ervoor te zorgen dat de OVSE de werkzaamheden in deze dimensie blijft intensiveren en diversifiëren, waarbij ook gedacht kan worden aan andere problemen die met de bestaande expertise kunnen aangepakt, zoals contraterrorisme en de gevolgen van de verplaatsing van de bevolking, met inbegrip van binnenlandse ontheemden en vluchtelingen;

OVSE-missies

23.

dringt er bij de lidstaten op aan het belang van de OVSE-missies te benadrukken omdat daarbij een aanzienlijke expertise is opgebouwd en deze missies een essentiële rol spelen bij het boeken van vooruitgang in alle drie de beleidsdimensies, aangezien zij de EU-delegaties aanvullen bij het bevorderen van democratisering en hervormingsprocessen via het volgen van rechtszaken over oorlogsmisdaden, het bevorderen van nationale verzoening en het ondersteunen van de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld; meent dat die missies een belangrijk instrument vormen om conflicten in een vroeg stadium te onderkennen en te voorkomen; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de financiering van deze missies niet verlaagd wordt; verzoekt de EU om bij haar eigen missies lering te trekken uit deze ervaring;

24.

neemt kennis van de OVSE-inspanningen in Kirgizië, waar de OVSE laat zien dat zij snel kan reageren op crisissituaties indien zij ter plaatse is; is in dat verband ingenomen met het besluit van de permanente raad van de OVSE van 22 juli 2010 om een adviserende politiemissie in te zetten; benadrukt dat de voortdurende instabiliteit in dit land een krachtigere en substantiëlere internationale aanwezigheid vereist om de lokale krachten te assisteren en te ondersteunen en de politiële actie op te voeren; is van mening dat de OVSE een leidende rol zou kunnen spelen in Centraal-Azië en haar rol in Georgië zou kunnen herstellen; betreurt dat de adviserende politiemissie vanwege het verzet van de Kirgizische regering niet als gepland begin september 2010 is ingezet; dringt er bij de lidstaten van de OVSE en de Kirgizische regering op aan hun toestemming te verlenen voor de onmiddellijke ontplooiing van een neutrale en internationale politiemacht in het land, de hoeveelheid ingezet personeel aanzienlijk te verhogen en ervoor te zorgen dat het hun mandaat een uitvoerend in plaats van een louter adviserend karakter heeft;

Korfoe-proces

25.

is ingenomen met het Korfoe-proces, dat van start is gegaan onder het Griekse OVSE-voorzitterschap en energiek is voortgezet onder het Kazachstaanse OVSE-voorzitterschap, en dat gericht is op herstel van het vertrouwen en op bevestiging van de beginselen van de OVSE om de veiligheidsuitdagingen aan te gaan via multilaterale dialoog en samenwerking en door rekening te houden met de gevoeligheden en zorgen van alle deelnemende OVSE-landen;

26.

wijst er nogmaals op dat het proces komt na de oproep van juni 2008 tot een hernieuwde dialoog over pan-Europese veiligheid en de oproep van 8 oktober 2008 tot modernisering van de Europese veiligheid in het kader van de OVSE, en dat de OVSE een passend forum is om te beraadslagen over de kwesties in het voorstel voor een nieuw Veiligheidsverdrag; is van mening dat meer coördinatie en intensievere samenwerking met Rusland nodig is, omdat dit land een cruciale rol voor de Europese veiligheid speelt;

27.

is van mening dat versterking van de OVSE het einddoel van het Korfoe-proces zou moeten zijn, waarbij moet worden voortgebouwd op de bestaande afspraken en de principes en de geest van de Slotakte van Helsinki, om ervoor te zorgen dat zij, onder meer dankzij een soepelere besluitvorming, een prominente rol kan spelen bij het aanpakken van de huidige en de toekomstige uitdagingen en kan zich kan buigen over alle veiligheidskwesties in de Euro-Atlantische en de Euro-Aziatische regio en specifiek kan helpen bij het vinden van oplossingen daarvoor, en zo haar zichtbaarheid kan vergroten;

28.

juicht het initiatief van fungerend voorzitter Kazachstan toe om een OVSE-top te houden om een politieke impuls te geven aan de lopende beraadslagingen over de veiligheid binnen en de versterking van de OVSE; verzoekt de Commissie en de OVSE-lidstaten vóór de top bij Kazachstan aan te dringen op concrete stappen met het oog op de waarborging en naleving van de fundamentele waarden van de OVSE, zoals de mensenrechten, de rechtsstaat en de vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van het uit het strafrecht halen van vrijheden, en om toegang tot de rechter te garanderen; benadrukt het feit dat de kernprioriteiten op de agenda van de top moeten bestaan in de versterking van het controlekader voor conventionele wapens, de verbetering van de nakoming van de toezeggingen inzake de humanitaire dimensie en de versterking van het vermogen van de OVSE in alle drie de dimensies om conflictpreventie, crisisbeheer en rehabilitatie na conflicten, met name voor slepende conflicten, te bevorderen;

29.

verzoekt de EU-lidstaten, de Commissie en de Hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om op de top in december 2010 met de OVSE-leden samen te werken om een actieplan op te stellen met een routekaart voor een handvest voor een veiligheidsgemeenschap in de OVSE-regio en opdracht te geven tot de voorbereiding van een vervolgbijeenkomst over twee tot vier jaar;

30.

verzoekt de OVSE- en de EU-lidstaten om het voorstel van VS-vicepresident Biden voor een crisispreventiemechanisme van de OVSE aan de agenda van de top toe te voegen; bepleit dat wordt voortgebouwd op een initiatief van de VS in het kader van het Korfoe-proces om de rol van de secretaris-generaal en de voorzitters van de OVSE, een trojka bestaande uit de vorige, de huidige en de volgende voorzitter, op het gebied van OVSE-crisisbeheer op te waarderen;

Rol van de EU

31.

ziet de werkzaamheden van de OVSE als zeer waardevol en dringt aan op serieuze bespiegelingen over de wijze waarop de EU meer verantwoordelijkheden op zich kan nemen en doeltreffender kan bijdragen aan de verwezenlijking van de gezamenlijke doelstellingen, waarbij de instelling van een systeem met een permanente dialoog, afspraken over gemeenschappelijke initiatieven en coördinatie van de activiteiten op het terrein geschikte instrumenten in het kader van een formeel akkoord tussen de OVSE en de EU kunnen zijn; verzoekt de Raad Buitenlandse Zaken van de EU, de Hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de permanente raad van de OVSE te werken aan een mechanisme voor meer samenwerking, coördinatie en overleg tussen beide organisaties; verzoekt de EU-lidstaten, de Commissie en de Hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op de OVSE-top voorstellen te doen met betrekking tot de bereidheid en de capaciteit van de EU om aan OVSE-missies deel te nemen;

32.

verzoekt de HV/VV na te denken over de vraag hoe de toekomstige EDEO adequate samenwerkingsprocedures tot stand kan brengen met het ODIHR, om de rol van de EU met betrekking tot verkiezingswaarneming in het OVSE-gebied te versterken, zonder dat overlapping ontstaat;

33.

is van mening dat de EU er via haar Hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, haar lidstaten en de Voorzitter van de Europese Raad voor moet zorgen dat er tijdig een gemeenschappelijk standpunt van de EU over de hervorming van de OVSE wordt bepaald, zodat de top kan resulteren in een actieplan voor verdere inzet ter versterking van de OVSE, met name wat conflictpreventie, crisisbeheer en rehabilitatie na conflicten betreft, o.a. door ervoor te zorgen dat met regelmatige tussenpozen een top-op-hoog-niveau wordt gehouden om de werkzaamheden van de OVSE een politieke impuls te geven; is verheugd over de nieuwe praktijk van het houden van informele ministeriële bijeenkomsten;

34.

juicht het toe en stemt ermee in dat de EU in de OVSE prioriteiten formuleert en vaststelt, omdat het van mening is dat concentratie op kerngebieden van essentieel belang is om het volledige potentieel van de top te benutten;

35.

moedigt de EU-lidstaten en de EU-delegatie in Wenen aan om een substantiële bijdrage te blijven leveren aan het Korfoe-proces; dringt er bij Litouwen, de volgende voorzitter van de OVSE, op aan te zorgen voor continuïteit en vooruitgang in het proces ter versterking van de OVSE;

36.

verzoekt de EU, haar lidstaten en de huidige en volgende fungerend voorzitter van de OVSE de dialoog over het wettelijke kader van de OVSE voort te zetten en nogmaals te verklaren dat een snelle goedkeuring nodig is van het ontwerpverdrag over internationale rechtspersoonlijkheid, wettelijke bevoegdheid en voorrechten en immuniteiten, een regeling die geen gevolgen heeft voor de huidige aard van de OVSE-engagementen, maar de identiteit en het profiel van de organisatie versterkt, waarbij ook een aantal praktische problemen voor het personeel worden opgelost, met name wanneer het wordt ingezet in crisisgebieden;

37.

is van mening dat zijn Voorzitter een uitnodiging moet ontvangen om deel te nemen aan de top en verzoekt de Europese Raad voor zo'n uitnodiging te zorgen;

38.

is van mening dat het Parlement, met het oog op het aanhalen van de banden met de OVSE, over zijn deelname aan de parlementaire vergadering (PV) van de OVSE moet nadenken en de mogelijkheid moet overwegen een permanente delegatie in de PV van de OVSE aan te wijzen om de activiteiten van de OVSE en de PV van de OVSE van naderbij te volgen;

*

* *

39.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de OVSE-lidstaten en de secretaris-generaal van de OVSE.


(1)  PB C 296 van 18.10.2000, blz. 126.

(2)  PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 580.

(3)  PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 524.

(4)  PB C 271 E van 12.11.2009, blz. 31.

(5)  PB C 224 E van 19.8.2010, blz. 30.


Top