EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0020

Bevordering van goed bestuur in belastingzaken Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken (2009/2174(INI))

PB C 341E van 16.12.2010, p. 29–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 341/29


Woensdag 10 februari 2010
Bevordering van goed bestuur in belastingzaken

P7_TA(2010)0020

Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken (2009/2174(INI))

2010/C 341 E/07

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 28 april 2009 over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken (COM(2009)0201),

gezien de mededeling van de Commissie van 31 mei 2006 over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude (COM(2006)0254),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 september 2008 over een gecoördineerde strategie ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude (1),

gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2005 over de bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie (COM(2005)0532),

gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 21 februari 2006 in zaak C-255/02, Halifax e.a. / Commissioners of Customs and Excise, waarin het Hof beslist dat de zesde BTW-richtlijn (Richtlijn 77/388/EEG) zich ertegen verzet dat een belastingplichtige de voorbelasting aftrekt indien de transacties waarop dit recht is gebaseerd een misbruik vormen,

gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 maart 2007 in zaak C-524/04, Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation / Commissioners of Inland Revenue, waarin het Hof beslist dat artikel 43 van het EG-Verdrag zich er niet tegen verzet dat een lidstaat wetgeving goedkeurt die de vrijheid van vestiging beperkt van een louter kunstmatige bedrijfsconstructie die alleen is opgezet voor belastingdoeleinden,

gezien de aanbevelingen in de conclusies van het Voorzitterschap van de Raad van 14 mei 2008 inzake belastingkwesties die betrekking hebben op overeenkomsten die door de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen zullen worden gesloten,

gezien het voorstel van de Commissie van 13 november 2008 voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (COM(2008)0727),

gezien het voorstel van de Commissie van 2 februari 2009 voor een richtlijn van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (COM(2009)0029),

gezien het voorstel van de Commissie van 2 februari 2009 voor een richtlijn van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (COM(2009)0028),

gezien het voorstel van de Commissie van 30 april 2009 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen en tot wijziging van de Richtlijnen 2004/39/EG en 2009/…/EG (COM(2009)0207),

gezien de aanbeveling van de Commissie aan de Raad de Commissie toestemming te geven onderhandelingen met het oog op de sluiting van overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten enerzijds en het Prinsdom Andorra, het Prinsdom Monaco en de Republiek San Marino anderzijds ter bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten ten nadele van hun financiële belangen en ter waarborging van administratieve samenwerking door middel van de uitwisseling van informatie over belastingzaken, en teneinde de Commissie toestemming te geven voor het openen van onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds ter bestrijding van directe belastingfraude en directe belastingontwijking en ter waarborging van administratieve samenwerking door middel van de uitwisseling van informatie over belastingzaken (SEC(2009)0899),

gezien de verklaring van de G-20 naar aanleiding van zijn Top over de financiële markten en de wereldeconomie in Washington op 15 november 2008,

gezien de conclusies van het voorzitterschap na de bijeenkomst van de Europese Raad van 19 en 20 maart 2009,

gezien de verklaring van de G-20 naar aanleiding van zijn Top over het wereldomspannende plan voor herstel en hervorming in Londen op 2 april 2009,

gezien de conclusies van de Raad naar aanleiding van zijn bijeenkomsten op 9 juni 2009 en 20 oktober 2009,

gezien de conclusies van het voorzitterschap na de bijeenkomst van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009,

gezien de verklaring van de ministers van Financiën in Lecce, Italië, op 13 juli 2009,

gezien de verklaring die de leiders van de G-20 hebben aangenomen op de vergadering van 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh,

gelet op artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien het verslag van het US Government Accountability Office (2007), het verslag van het British National Audit Office (2008) en het verslag van de Conseil des Prélèvements Obligatoires (2009), waarin er onder andere op wordt gewezen dat ongeveer een derde van de 700 grootste bedrijven in het VK in 2005 en 2006 geen belasting hebben betaald, dat 25 % van de Amerikaanse bedrijven met activa ter waarde van meer dan 250 miljoen USD of een inkomen van meer dan 50 miljoen USD per jaar tussen 1998 en 2005 ook geen belastingen hebben betaald en dat Frankrijks grootste bedrijven momenteel 8 % belastingen op de reële gemiddelde winsten betalen, terwijl het officiële belastingtarief 33 % bedraagt,

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0007/2010),

A.

overwegende dat op EU-niveau en in internationaal verband de algemene consensus bestaat dat goed bestuur op belastinggebied transparantie, uitwisseling van informatie en een eerlijke fiscale concurrentie betekent,

B.

overwegende dat het ontbreken van goed bestuur in belastingzaken belastingfraude en belastingontduiking aanmoedigt en ernstige gevolgen voor de nationale begrotingen en het inkomstenstelsel van de Europese Unie heeft, met kosten in de EU die geraamd worden op 2,5 % van het BBP per jaar; overwegende dat eerlijke bedrijven door belastingfraude een concurrentienadeel lijden; overwegende dat goed bestuur in belastingzaken ertoe moet leiden dat meer middelen ter beschikking worden gesteld van de EU-lidstaten en van de ontwikkelingslanden voor het halen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling,

C.

overwegende dat de globalisering het steeds moeilijker maakt belastingfraude op internationaal niveau te bestrijden en dat dit in het bijzonder gevolgen voor de 27 lidstaten van de Europese Unie, met hun grote verschillen, heeft; overwegende dat deze factoren sterk pleiten voor een verbetering van de internationale samenwerking binnen de EU en op internationaal niveau om ervoor te zorgen dat deze doeltreffend is,

D.

overwegende dat belastingontwijking en belastingontduiking op internationaal niveau een ernstige belemmering zijn voor het halen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling,

E.

overwegende dat een significant aantal multinationale bedrijven zo gestructureerd is dat zij de voordelen van belastingontwijking kan genieten in de verschillende rechtsgebieden waar deze bedrijven actief zijn; overwegende dat een verschillende fiscale behandeling in verschillende rechtsgebieden bedrijven bevoordeelt die groot, internationaal of gevestigd zijn tegenover diegene die klein, binnenlands of nieuw zijn (start-ups),

F.

overwegende dat de mogelijkheid die multinationale bedrijven hebben om als onderdeel van hun belastingontwijkingsstrategieën extensief gebruik van belastingparadijzen en offshorecentra te maken, strijdig is met het principe van eerlijke mededinging en verantwoordelijk gedrag van ondernemingen,

G.

overwegende dat belastingparadijzen strijdig zijn met het principe van solidariteit, rechtvaardigheid en herverdeling; overwegende dat een significant aantal multinationale bedrijven in de gemondialiseerde economie hun macht gebruiken om druk uit te oefenen op regeringen, met name die van ontwikkelingslanden, om de belastingtarieven te verlagen en fiscale stimuleringsmaatregelen te nemen om investeringen aan te trekken; overwegende dat dit in de praktijk de belastingdruk heeft verschoven naar werknemers en huishoudens met een laag inkomen en tot schadelijke besparingen in de openbare diensten heeft verplicht,

H.

overwegende dat de Raad momenteel een aantal belangrijke wetgevingvoorstellen in behandeling heeft over de belastingheffing op spaartegoeden, administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand bij de inning van belastingen; overwegende dat een versterking van goed bestuur op belastinggebied binnen de EU een politieke en morele basis zal scheppen die het mogelijk maakt ook van derde landen goed bestuur in belastingzaken te verlangen,

I.

overwegende dat de goedkeuring van de algemene principes inzake ontwijkingsbestrijding (General Anti-Avoidance Principles, GAAP) belastingautoriteiten de macht verleent na te gaan of het hoofddoel van een bepaalde transactie de ontwijking of beperking van een belastingschuld is en, als dit het geval is, bijkomende belastingen te heffen om tegen de bedoelde ontwijking of beperking op te treden,

J.

overwegende dat ontwikkelingslanden vaak de legitimiteit of autoriteit ontberen om belasting van de eigen burgers te heffen, juist vanwege slecht bestuur op belastinggebied; overwegende dat de EU bij de omschrijving van haar bestuur in belastingzaken rekening moet houden met de specifieke problemen waarmee ontwikkelingslanden worden geconfronteerd en hulp moet bieden om deze de baas te worden,

K.

overwegende dat de gecombineerde inspanningen van de G-20 en de VN, samen met de inspanningen die worden geleverd in het kader van initiatieven onder OESO-leiding, enkele veelbelovende resultaten op het gebied van fiscaal bestuur hebben opgeleverd; overwegende dat deze resultaten ontoereikend blijven om de uitdagingen warvoor belastingparadijzen en offshorecentra zorgen, aan te kunnen en dat er beslissende, doeltreffende en consistente actie op moet volgen,

L.

overwegende dat de OESO het particuliere kapitaal dat zich in belastingparadijzen bevindt raamt op een bedrag van bijna 1 000 000 000 000 USD (een biljoen USD), vijfmaal meer dan 20 jaar geleden; overwegende dat meer dan een miljoen bedrijven, vooral in de Verenigde Staten en de lidstaten van de Europese Unie, hun officiële zetel hebben in landen die als een dergelijk belastingparadijs kunnen worden aangemerkt,

M.

overwegende dat er bewijs is dat de financiële crisis deels werd aangedreven door nieuwe typen van complexe financiële instrumenten en derivaten die in grote mate waren geplaatst in fondsen in rechtsgebieden met een geheimhoudingsregeling; overwegende dat in belastingparadijzen bijvoorbeeld complexe financiële producten zijn ondergebracht die financiële instabiliteit veroorzaken en dat vele financiële instellingen passiva buiten de balanstelling hadden die zich bevonden in belastingparadijzen; overwegende dat de financiële crisis in het algemeen nieuw licht heeft geworpen op de gevolgen van het ontbreken van goed bestuur en de risico’s heeft aangetoond die verbonden zijn aan juridische onduidelijkheid,

N.

overwegende dat maar 5 % van de grensoverschrijdende belastingschulden in de Europese Unie wordt geïnd,

De gelegenheid aangrijpen

1.

veroordeelt krachtig de rol die belastingparadijzen spelen met betrekking tot het aanmoedigen en profiteren van belastingontwijking, belastingontduiking en kapitaalvlucht; dringt er daarom bij de lidstaten op aan om van de strijd tegen belastingparadijzen, belastingontwijking en verboden kapitaalvlucht een prioriteit te maken; verzoekt de EU haar optreden te intensiveren en onmiddellijke concrete maatregelen – bijvoorbeeld sancties – tegen belastingparadijzen, belastingontwijking en verboden kapitaalvlucht te nemen;

2.

is van oordeel dat goed bestuur in belastingzaken, op te vatten als transparantie en de uitwisseling van informatie op alle niveaus, effectieve grensoverschrijdende samenwerking en eerlijke belastingconcurrentie, een kernelement vormt bij de heropbouw van de wereldeconomie na de financiële ineenstorting van 2008;

3.

herinnert er in dit verband aan dat het van elementair belang is een einde te maken aan het gebruik van kunstmatige rechtspersonen als middel om belastingen te ontwijken; dringt er daarnaast op aan dat in plaats van het bankgeheim in alle omstandigheden automatische informatie-uitwisseling plaatsvindt, ook in alle lidstaten en de daarvan afhankelijke gebieden; is in dit verband tevreden met het Commissievoorstel inzake administratieve samenwerking op belastinggebied, onder andere omdat de samenwerking tussen de lidstaten ermee wordt uitgebreid naar welk type belastingen ook, het bankgeheim ermee wordt afgeschaft en automatische uitwisseling van informatie ermee wordt ingesteld als algemene regel;

Op EU-niveau

4.

herinnert eraan dat het Parlement zijn advies aan de Raad heeft gegeven over amendementen op Richtlijn 2003/48/EG en daarbij de Raad onder meer heeft verzocht om een einde te maken aan de tijdelijke uitzonderingsregeling die het Oostenrijk, België en Luxemburg mogelijk maakte de uitwisseling van informatie door heffing van een bronbelasting te vermijden; dringt er bij de Raad op aan om bij de goedkeuring van de richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG rekening met het standpunt van het Parlement te houden;

5.

is verheugd over het feit dat Oostenrijk, België, Luxemburg en Zwitserland als een eerste stap, in verband met de belastingheffing van de EU op spaartegoeden, hun voorbehoud tegen artikel 26 van de model-belastingovereenkomst van de OESO hebben opgegeven en over het feit dat Andorra, Monaco, Liechtenstein en San Marino de OESO-normen hebben bekrachtigd; is ingenomen met het besluit van België om vanaf 1 januari 2010 van een bronbelastingssysteem over te schakelen op de uitwisseling van informatie;

6.

benadrukt het verzoek dat het Parlement formuleerde in zijn standpunt van 24 april 2009 om het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/48/EG aanzienlijk uit te breiden, met name tot rechtspersonen (in het bijzonder particuliere bedrijven en trusts) en diverse vormen van inkomsten uit investeringen; herinnert eraan dat de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG moeten worden uitgebreid naar Singapore, Hongkong, Macau en andere rechtsgebieden, bijvoorbeeld Dubai, Nieuw-Zeeland, Ghana en bepaalde staten van de Verenigde Staten, waarop Richtlijn 2003/48/EG geen betrekking heeft en die daarom een geliefde locatie voor belastingontwijkers zijn;

7.

is van oordeel dat het op de markt brengen in de EU van alternatieve fondsen door ondernemingen met een zetel in een derde land moet worden gebonden aan de voorwaarde dat het desbetreffende derde land zich houdt aan de normen voor goed bestuur in belastingzaken, waaronder het daadwerkelijk in praktijk brengen van het beginsel van de automatische uitwisseling van informatie op basis van wettelijk bindende voorschriften; benadrukt met name het feit dat de vooruitgang die op internationale fora als de OESO en de G-20 met betrekking tot normen op het gebied van goed bestuur in belastingzaken wordt geboekt, niet mag verhinderen dat de Europese Unie strengere normen toepast;

8.

benadrukt het feit dat een efficiëntere toepassing van de bestaande EU- en nationale belastingwetgeving een betere belastinginning zou vergemakkelijken; wijst er evenwel ook op dat bijkomende inspanningen en maatregelen om goed bestuur in belastingzaken te bevorderen, dringend nodig zijn;

9.

herinnert eraan dat belastingfraude met betrekking tot de BTW van bijzonder belang is voor werking van de gemeenschappelijke markt, doordat deze directe grensoverschrijdende gevolgen heeft, er aanzienlijke bedragen aan verloren inkomsten mee zijn gemoeid en er sprake is van rechtstreekse gevolgen voor de EU-begroting; dringt er bij de Raad op aan om de nieuwe richtlijn inzake administratieve samenwerking op belastinggebied goed te keuren en om fraude met betrekking tot de BTW te bestrijden, naar behoren rekening houdend met het standpunt van het Parlement;

Op internationaal niveau

10.

doet een beroep op alle betrokken partijen om de sluiting van de antifraude-overeenkomst met Liechtenstein te bespoedigen; vraagt de Raad ermee akkoord te gaan dat de Commissie een onderhandelingsmandaat krijgt voor dergelijke overeenkomsten met Andorra, Monaco, San Marino en Zwitserland; verzoekt de lidstaten in dit verband hun bilaterale belastingovereenkomsten met derde landen te herzien;

11.

verzoekt om intensievere samenwerking, bijvoorbeeld de automatische uitwisseling van informatie tussen landen, om de terugwinning te vergemakkelijken van kapitaal dat via illegale activiteit naar het buitenland wordt verplaatst, hetgeen de gemeenschappelijke markt schaadt;

12.

vraagt de Commissie spoedig verslag uit te brengen over de aanbeveling van de Raad van 14 mei 2008 om een clausule over goed bestuur in belastingzaken op te nemen in desbetreffende overeenkomsten die door de Europese Unie en haar lidstaten met derde landen zullen worden gesloten; benadrukt in het bijzonder het feit dat via onderhandelingen bepalingen over goed bestuur moeten worden goedgekeurd in het raam van algemene of specifieke akkoorden met derde landen en het feit dat voor een effectief proces moet worden gezorgd om de uitvoering hiervan te controleren;

13.

herinnert in verband met de werkzaamheden inzake schadelijke concurrentie op belastinggebied in het kader van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen aan de noodzaak ervoor te zorgen dat de lidstaten een zodanige uitvoering aan de Gedragscode geven in hun betrekkingen met derde landen, dat zij consequent handelen met het oog op hun streven naar de bevordering van doorzichtigheid en de uitwisseling van informatie in belastingzaken;

14.

is verheugd over de vooruitgang die als eerste stap op het gebied van goed bestuur in belastingzaken bereikt is als gevolg van de initiatieven in andere internationale fora, zoals de G-20, de G-8, de VN en met name de OESO; is niettemin van mening dat de engagementen die de G-20 tot nu toe is aangegaan, niet volstaan om de uitdagingen die belastingontwijking, belastingparadijzen en offshorecentra opleveren, aan te pakken;

15.

herinnert eraan dat de inspanningen om belastingparadijzen en belastingontwijking te bestrijden alleen succes zullen hebben, als dezelfde regels gelden voor iedereen, om de creatie van bijkomende wettelijke achterpoortjes die misbruik mogelijk maken, te voorkomen; is in dit verband van mening dat Richtlijn 2003/48/EG, waarmee het principe van automatische multilaterale informatie-uitwisseling tussen landen is ingesteld, een welkome stap is in de richting van de instelling van een mondiaal kader voor automatische informatie-uitwisseling; is dan ook tevreden met het Commissievoorstel om de samenwerking met derde landen in het kader van Richtlijn 2003/48/EG te bevorderen;

16.

verzoekt de OESO en haar lidstaten de Commissie volledig te betrekken bij de werkzaamheden van het Global Forum peer review, vooral om vast te stellen welke rechtsgebieden niet tot samenwerking bereid zijn, een proces voor het evalueren van de handhaving te ontwikkelen en ontradende tegenmaatregelen ter bevordering van de eerbiediging van de normen in kwestie te nemen; acht het OESO-kader voor de bestrijding van belastingparadijzen voorts onbevredigend; wijst erop dat de indicator voor het verwerven van de status van rechtsgebied dat zijn medewerking verleent, moet worden verbeterd, bijvoorbeeld door er een kwalitatieve waarde aan te geven; staats sceptisch tegenover het feit dat deze indicator de sluiting vereist van maar 12 akkoorden over informatie-uitwisseling op belastinggebied; betreurt in deze samenhang dat de informatie-uitwisseling alleen plaatsheeft op verzoek, in plaats van verplicht en bindend te zijn en voorts dat de OESO toestaat dat regeringen aan plaatsing op haar zwarte lijst ontkomen louter door te beloven de principes op het gebied van informatie-uitwisseling na te leven, zonder te garanderen dat deze principes werkelijk in de praktijk worden gebracht;

Naar een werkelijk EU-beleid dat zich op goed bestuur in belastingzaken richt

17.

is van oordeel dat de behoefte is aan consequentie en aan een werkelijk EU-beleid dat zich op goed bestuur in belastingzaken richt; is van mening dat de geloofwaardigheid van de Europese Unie onder andere afhangt van haar bereidheid om eerst op te treden tegen belastingparadijzen op haar eigen grondgebied, als voorbeeld van goed bestuur; verzoek de Commissie om in dit verband nauwkeurig haar aandacht te blijven richten op een snelle en grondige uitvoering van de acties die zijn beschreven in haar mededeling over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken;

18.

is van oordeel dat de Commissie, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de lidstaten, moet worden verzocht een dergelijke EU-benadering vorm te geven en te omschrijven, en dat zij hiervoor in de noodzakelijke middelen moet krijgen;

19.

beveelt de instelling aan van een adequaat systeem van stimulansen voor de inning van grensoverschrijdende belastingschulden om het huidige lage inningspeil van 5 % op te trekken, door een eerlijk deel van de door de inning van onbetaalde belastingen verworven inkomsten te verdelen onder de overheidsdienst die de belastingschulden int namens de lidstaat die hierom verzoekt, enerzijds, en de overheidsdienst van de lidstaat die om de inning verzoekt, anderzijds;

20.

wat wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen betreft, verzoekt de Commissie om het aantal grensoverschrijdende belastingschuldvorderingen van de lidstaten die op het grondgebied van de Europese Unie moeten worden ingevorderd, te ramen en kwantitatieve indicatoren in te voeren om de vooruitgang van de grensoverschrijdende inning mettertijd te meten;

21.

is van oordeel dat de EU de verbetering van de OESO-normen actief moet bevorderen om een automatische, multilaterale uitwisseling van informatie tot wereldnorm te verheffen; dringt er bij de EU verder op aan maatregelen te nemen ter voorkoming van misbruik van het „vestigingslandbeginsel” door middel van kunstmatige vestigings- en eigendomsregelingen die het voor houdstermaatschappijen zonder enige activiteit of brievenbusmaatschappijen mogelijk maken te voorkomen dat de uiteindelijk gerechtigden belasting in hun land van vestiging moeten betalen; dringt er bij de EU ook op aan om een gemeenschappelijke aanpak te volgen wat de toepassing van maatregelen betreft om misbruik tegen te gaan, die doeltreffend en billijk moeten zijn en aangepast aan het concept van louter kunstmatige constructie dat het Hof van Justitie heeft ontworpen;

22.

dringt bij de EU aan op een consequente benadering van goed bestuur in belastingzaken in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, het uitbreidingsbeleid en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid; onderstreept het feit dat het beleid inzake goed bestuur in belastingzaken actief moet bijdragen tot de opbouw van duurzame en transparante belastingstelsels in de ontwikkelingslanden, met name om een einde te maken aan belastingfraude, die leidt tot een jaarlijks verlies aan belastinginkomsten dat overeenkomt met 10 keer het bedrag van de ontwikkelingshulp die door de ontwikkelde landen wordt geïnjecteerd; is van mening dat een adequate hoeveelheid middelen moet worden uitgetrokken om dit doel te bereiken; herinnert eraan dat goed bestuur in belastingzaken uiteindelijk investeringen zal aantrekken, doordat het bijdraagt tot rechtszekerheid op belastinggebied, transparantie en stabiliteit;

23.

benadrukt het feit dat de bestaande internationale boekhoudkundige normen moeten worden herzien om de transparantie te verbeteren; vraagt in deze samenhang om een verplichting om in de jaarrekeningen van bedrijven per land boekhoudkundige informatie met betrekking tot belastingparadijzen te verstrekken en suggereert een openbaar EU-register waarin de namen van personen en bedrijven worden opgelijst die ondernemingen hebben opgericht en rekeningen hebben geopend in belastingparadijzen, met als doel te onthullen wie de ware begunstigden zijn die achter offshorebedrijven schuil gaan;

24.

benadrukt dat de lidstaten hun beleid moeten coördineren om de uitvoering van anti-belastingontwijkingsregelingen te intensiveren;

25.

brengt onder de aandacht dat invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelastingsgrondslag zou helpen om binnen de EU dubbele belastingheffing en verrekenprijskwesties binnen geconsolideerde bedrijfsgroepen aan te pakken en kijkt er in deze samenhang naar uit de impactbeoordeling van de Commissie uiterlijk eind dit jaar te ontvangen;

26.

suggereert dat de Commissie, met het oog op een betere identificatie van onjuiste prijszetting van transacties en de frequentst gehanteerde belastingontwijkingstechnieken, prioriteit verleent aan een ruimere toepassing van de methode van de vergelijkbare winsten, zodat de controle van de verrekenprijzen niet langer betrekking heeft op transacties, maar op bedrijven; herinnert eraan dat de methode van de vergelijkbare winsten bestaat in het vergelijken van de inkomsten van bedrijven in elke bedrijfssector en dat een daling van de winsten van een filiaal van een multinational waardoor deze aanzienlijk lager liggen dan het sectorgemiddelde over een bepaalde periode, bewijs van massale verrekenprijzen kan zijn;

27.

wenst dat de EU een onderzoek wijdt aan de mogelijke sancties en stimulansen ter bevordering van goed bestuur in belastingzaken, zoals een speciale heffing op bewegingen van en naar niet-coöperatieve rechtsgebieden, niet-erkenning binnen de EU van de wettelijke status van bedrijven die zijn opgericht in niet-coöperatieve rechtsgebieden en een verbod voor financiële instellingen uit de EU om filialen en dochterbedrijven op te richten of in stand te houden in rechtsgebieden die samenwerken weigeren;

28.

is van oordeel dat de EU ook naar een consequente aanpak moet streven bij de uitvoering op EU- en internationaal niveau van normen op het gebied van prudentieel toezicht, belastingheffing, witwassen van geld en terrorismebestrijding;

29.

verzoekt de Commissie met ingang van oktober 2010 jaarlijks aan het Parlement verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van het EU-beleid inzake goed bestuur in belastingzaken;

*

* *

30.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 295 E van 4.12.2009, blz. 13.


Top