EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010DC0810

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Tussentijds evaluatieverslag over de tenuitvoerlegging van het programma Cultuur

/* COM/2010/0810 def. */

52010DC0810

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Tussentijds evaluatieverslag over de tenuitvoerlegging van het programma Cultuur /* COM/2010/0810 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 10.1.2011

COM(2010) 810 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Tussentijds evaluatieverslag over de tenuitvoerlegging van het programma Cultuur

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Tussentijds evaluatieverslag over de tenuitvoerlegging van het programma Cultuur

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 3

2. ACHTERGROND VAN HET PROGRAMMA 4

3. DE EXTERNE EVALUATIE 4

3.1. Bestek en doel van de evaluatie 4

3.2. Methodologie 5

3.3. Bevindingen 5

4. Voornaamste aanbevelingen van de evaluatie en opmerkingen van de Commissie 9

5. De conclusies van de Commissie 13

INLEIDING

Dit verslag wordt gepresenteerd krachtens artikel 13, lid 3, onder a), van Besluit nr. 1855/2006/EG[1] van 12 december 2006[2] tot vaststelling van het programma Cultuur (hierna "het programma" genoemd). Daarin is bepaald dat uiterlijk op 31 december 2010 een tussentijds evaluatieverslag aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s voorgelegd dient te worden over de resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma. Dit verslag bevat het standpunt van de Commissie over de voornaamste conclusies en aanbevelingen van de definitieve externe tussentijdse evaluatie van het programma. Het evaluatieverslag is beschikbaar via de volgende link:

http://ec.europa.eu/culture/key-documents/doc539_en.htm

AC HTERGROND VAN HET PROGRAMMA

In Besluit nr. 1855/2006/EG (hierna: "het besluit" genoemd) is de algemene doelstelling van het programma vastgelegd, te weten de versterking van de op een gemeenschappelijk cultureel erfgoed gebaseerde en door alle Europeanen gedeelde culturele ruimte door de ontwikkeling van culturele samenwerking tussen de scheppende kunstenaars, de culturele actoren en de culturele instellingen, zulks om het ontstaan van een Europees burgerschap te bevorderen. Dit doel dient verwezenlijkt te worden via de specifieke doelstellingen van het programma, namelijk:

- het bevorderen van de transnationale mobiliteit van culturele actoren;

- het bevorderen van het transnationale verkeer van kunstwerken en culturele en artistieke producten;

- het bevorderen van de interculturele dialoog.

Het programma bestaat uit de volgende drie delen:

- deel 1 – ondersteuning van culturele acties, met name meerjarige samenwerkingsprojecten, samenwerkingsacties en bijzondere acties;

- deel 2 – ondersteuning van cultuurorganisaties op Europees niveau;

- deel 3 – ondersteuning van analyses en de verzameling en verspreiding van informatie, en ondersteuning van activiteiten ter optimalisering van het effect van projecten op het gebied van de culturele samenwerking.

Deel 1 omvat culturele samenwerkingsacties, subsidies voor literaire vertalingen, bijzondere acties ter ondersteuning van de samenwerking met derde landen, Culturele Hoofdsteden van Europa en vier Europese prijzen op het gebied van cultuur. De laatste twee acties worden rechtstreeks door de Commissie beheerd (DG EAC), terwijl de overige acties namens de Commissie worden beheerd door haar Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur (EACEA).

Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013. Dit verslag heeft betrekking op alle programmaonderdelen (met uitzondering van de Culturele Hoofdsteden van Europa, waarvoor afzonderlijke evaluaties zijn uitgevoerd[3]) en op het volledige geografische toepassingsgebied tijdens de eerste drie jaar van de tenuitvoerlegging van het programma.

DE EXTERNE EVALUATIE

Bestek en doel van de evaluatie

Op basis van een selectieprocedure is ECOTEC Research and Consulting Ltd opdracht verleend om de externe onafhankelijke evaluatie uit te voeren. Het doel van de evaluatie was een beoordeling van de uitvoering van het programma en van de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. Daarnaast diende verslag uitgebracht te worden over de mate waarin de goedgekeurde acties tot dusverre hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen genoemd in het besluit en aan de algemene doelstellingen van het optreden van de Gemeenschap op het gebied van cultuur, zoals bepaald in artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Tot slot diende de evaluatie input op te leveren met het oog op de voorbereiding en uitvoering van toekomstige programma’s op het gebied van cultuur als opvolger van het huidige programma.

Methodolog ie

De methodologie die door het externe evaluatiebureau is gebruikt, is gebaseerd op een reeks evaluatievragen aan de hand van vier essentiële criteria: relevantie, doelmatigheid, efficiëntie en duurzaamheid. Tot de gebruikte analysemethoden behoorden bureauonderzoek (met inbegrip van een beoordeling van de programmagegevens), een evaluatie van een steekproef van dossiers over gefinancierde projecten, 78 interviews met begunstigden, uitvoeringsorganen en andere belanghebbenden, alsmede een specifieke focusgroep, een informatie-uitwisseling met het Comité van beheer van het cultuurprogramma en 11 gerichte projectonderzoeken. Er zijn twee online-enquêtes gehouden: een enquête onder organisaties die steun ontvingen uit hoofde van het programma en een enquête onder uitgevers die subsidies hadden ontvangen voor literaire vertalingen. De responspercentages voor beide enquêtes waren goed, 50 % respectievelijk 40 %. In totaal zijn er reacties uit 34 landen ontvangen.

Bevindingen

1. Relevantie

In de evaluatie wordt geconcludeerd dat het cultuurprogramma een unieke rol speelt bij het stimuleren van grensoverschrijdende samenwerking, bij het bevorderen van het leren van gelijkgezinden/collega-kunstenaars ( peer learning ), bij het professionaliseren van de sector en bij het verbeteren van de toegang van Europese burgers tot Europese (kunst)werken uit andere lidstaten. Indirect levert het programma een bijdrage aan de ontwikkeling van "content" (hetgeen essentieel is voor duurzame groei en werkgelegenheid) en stimuleert het nieuwe, creatieve en innovatieve ontwikkelingen.

In het verslag wordt benadrukt dat het programma een essentiële rol speelt bij de eerbiediging van de culturele en taalkundige verscheidenheid van Europa en bij het waarborgen en bevorderen van het culturele erfgoed in de EU, een en ander zoals vastgelegd in artikel 3, lid 3, van de geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in het Handvest van de grondrechten van de EU (met name artikel 22) en in de verplichtingen van de EU als partij bij het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

De doelstellingen van het programma hebben een bijdrage geleverd aan het verwezenlijken van de doelen zoals die zijn opgenomen in artikel 167, waarin staat dat het optreden van de Unie de activiteiten van haar lidstaten zal ondersteunen en aanvullen om de kennis en verbreding van de cultuur te verbeteren, om het cultureel erfgoed van Europees belang in stand te houden en te beschermen en om een culturele uitwisseling op een niet-commerciële basis en scheppend werk op artistiek en literair gebied te bevorderen.

Hoewel het programma er eerder was dan de nieuwe Europese Cultuuragenda, is er een nauwe band tussen beide initiatieven. Sommige vormen van ondersteuning zijn rechtstreeks aan deze beleidsprocessen gekoppeld (de platforms van maatschappelijke organisaties, de groeperingen en onderzoeken verband houdende met beleidsanalyses e.d.), terwijl andere vormen hier weliswaar niet direct aan gekoppeld zijn, maar wel de potentie hebben om voorbeelden van goede praktijken en ervaringslessen te genereren die als input voor beleidsprocessen kunnen dienen (samenwerkingsprocessen, bijzondere acties en projecten en literaire vertaalprojecten).

De samenwerkingsprojecten in al hun uitingsvormen (waar overigens de meeste financiële middelen van het programma naartoe gaan) en de steun voor organisaties op EU-schaal zijn relevant voor alle drie de specifieke onderdelen van het programma. Zij bieden meer in het bijzonder de mogelijkheid om directe steun te geven aan mobiliteitsinitiatieven en aan activiteiten die betrekking hebben op het verkeer van (kunst)werken. Door de eis dat partnerschappen transnationaal moeten zijn, wordt gewaarborgd dat een bepaalde mate van interculturele dialoog een inherent aspect van hun activiteiten vormt, doordat mensen met verschillende culturele achtergronden samen worden gebracht. Hoewel de meeste projecten de interculturele dialoog stimuleren, is het soort specifieke activiteiten dat vereist is om deze doelstelling te realiseren echter niet altijd net zo evident als bij de twee andere doelstellingen. Die interculturele dialoog is dan ook in het algemeen (zij het niet altijd) eerder een neveneffect van projecten dan de primaire doelstelling. Literaire vertalingen leveren een zeer tastbare bijdrage aan de transnationale doelstelling om de verspreiding van culturele uitingen te bevorderen, maar vormen tegelijkertijd ook een indirecte bijdrage aan de interculturele dialoog.

In het kader van de evaluatie wordt geconcludeerd dat het uiteraard belangrijk is om de programmadoelstellingen in de toekomst te herzien teneinde rekening te kunnen houden met zowel recente veranderingen in het EU-beleid (zoals de Europa 2020-strategie en de Europese Cultuuragenda) als met de omstandigheden die van invloed zijn op de culturele sector en de bijbehorende behoeften in de komende periode (zoals de gevolgen van de globalisering en van de digitale omwenteling).

2. Doelmatigheid

Uit de analyse van projectdocumenten en de enquêtes blijkt dat het programma in het algemeen succesvol was bij het verwezenlijken van de beoogde resultaten en effecten en dat er van een aanzienlijke hefboomwerking sprake is geweest. Dit blijkt ook uit de volgende cijfers: in de periode 2007-2009 zijn er uit hoofde van het programma meer dan 700 subsidies aan culturele operatoren verstrekt waardoor in totaal circa 3 000 organisaties zijn bereikt (indien de co-organisatoren meegeteld worden). Het totale subsidiebedrag in die periode bedroeg meer dan 120 miljoen EUR. Het medefinancieringsvereiste heeft uiteraard tot de mobilisatie van andere fondsen op nationaal niveau geleid. In het kader van het programma is steun verleend aan de vertaling van meer dan 1 600 boeken in die periode van drie jaar, waardoor ongeveer 1,4 miljoen lezers toegang hebben gekregen tot (nieuwe) Europese literatuur.

De Culturele Hoofdsteden van Europa trekken doorgaans miljoenen mensen en hierbij zijn duizenden vrijwilligers betrokken. In 2008 trok de toenmalige culturele hoofdstad Londen 10 miljoen bezoekers. De Europese Erfgoeddagen hebben in 2009 in heel Europa 25 miljoen bezoekers getrokken. De Europese Border Breakers Awards zijn via uitzendingen op 12 tv-zenders en 24 radiostations in 24 verschillende landen onder de aandacht van honderdduizenden Europeanen gebracht.

De meeste projectpromotors menen dat de activiteiten die zij ondernomen hebben, bevorderlijk zijn geweest voor het verwezenlijken van deze doelstellingen.

Noch in het besluit tot vaststelling van het programma noch in de huidige programmagids staat expliciet wat de aard, vorm en inhoud van ondersteunde culturele activiteiten dienen te zijn. In dat opzicht stelt de flexibiliteit van het programma de culturele operatoren in staat om voor een benadering te kiezen die op maat van hun behoeften is gesneden.

Naast de expliciete doelstellingen van het programma wordt bij projecten ook naar de verwezenlijking van uiteenlopende andere doelen gestreefd. Doorgaans zijn daarbij twee soorten activiteiten te onderscheiden: culturele activiteiten (met inbegrip van artistieke uitwisselingen, gezamenlijke culturele creaties, coproducties, tournees, festivals en een uitwisseling van kunstvoorwerpen) en ondersteunende activiteiten (uitwisselen van ervaringen en netwerkactiviteiten, verstrekken van informatie aan en praktische ondersteuning van operatoren, en opleidingen en onderzoek).

Zij worden uitgevoerd middels een breed scala aan acties. De mobiliteit van culturele operatoren en het verkeer van kunst(werken) worden meestal als geïntegreerde activiteiten uitgevoerd, bijvoorbeeld door rondreizende (theater)gezelschappen of kunstenaars die nieuwe werken creëren en tentoonstellen tijdens een artistiek verblijf in het buitenland. Het bredere publiek wordt bereikt door publieksvoorstellingen en tentoonstellingen, soms via de televisie en radio en uiteraard via internet.

Uit de enquête blijkt dat de kosten het grootste obstakel vormen voor een transnationale samenwerking. Dat betekent dat projecten doorgaans niet langer duren dan de subsidieperiode, voornamelijk als gevolg van de extra kosten die grensoverschrijdende activiteiten met zich meebrengen. Niettemin heeft het programma een rol gespeeld bij het verwezenlijken van de volgende resultaten:

- het bevorderen van de vaardigheden en carrières van kunstenaars door mobiliteitservaringen;

- peer learning via transnationale uitwisselingen, netwerken en experimenten (vaak met betrekking tot specialisaties of gebieden waarop de bijbehorende vaardigheden en kennis verspreid over Europa aanwezig is) waardoor schaalvoordelen worden gecreëerd en de professionaliteit in de sector wordt bevorderd, met name om ook in een mondiale omgeving te kunnen functioneren;

- het reduceren van geografische onevenwichtigheden door via de dynamische samenwerkingsaspecten van het programma kunstenaars te ondersteunen in landen met minder capaciteit op cultuurgebied;

- het bevorderen van het verkeer van buitenlandse of gecoproduceerde Europese (kunst)werken en het vergroten van de toegang van het publiek tot deze werken;

- het stimuleren van een meer naar buiten gerichte, internationale uitstraling van de betrokken personen en organisaties.

De grootste onevenwichtigheid in de programma’s doet zich voor bij de literaire vertalingen. Hoewel de steun een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan het bevorderen van het verkeer van literaire werken, waardoor de toegang tot buitenlandse literatuur is vergroot, zijn het Engels en Frans de overheersende brontalen (bij meer dan vier van de tien vertalingen). Daarnaast nemen vijf talen meer dan de helft van de vertalingen voor hun rekening als er naar de doeltaal wordt gekeken (Italiaans, Hongaars, Sloveens, Bulgaars en Grieks). Dat betekent dat er een nog onaangeboord potentieel is om de culturele diversiteit te bevorderen door een toename van de hoeveelheid vertalingen in een aantal van de grote Europese wereldtalen. De vertaalde werken kunnen vervolgens weer als basis fungeren voor vertalingen in andere talen.

In de evaluatie wordt qua doelmatigheid tot slot geconcludeerd dat het programma effectief is geweest bij het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking, bij het ondersteunen van artistieke en literaire creaties en bij het verbeteren van het verkeer van culturele uitingen. Daardoor heeft het programma een belangrijke bijdrage geleverd aan de overkoepelende doelstelling van het Verdrag om de culturele diversiteit in Europa te bevorderen door het gemeenschappelijk cultureel erfgoed in de schijnwerpers te zetten.

3. Efficiëntie

Gezien de beschikbare hoeveelheid financiële middelen was de vraag ernaar relatief groot: slechts één op de vier aanvragen in het kader van het onderdeel samenwerkingsprojecten kwam voor financiering in aanmerking en datzelfde gold voor slechts één op de drie aanvragen van organisaties die op Europees niveau actief zijn. De acceptatiegraad voor literaire vertalingen was hoger: ongeveer de helft van de aanvragen kwam voor financiering in aanmerking. Het aantal subsidieaanvragen vormt echter geen weerspiegeling van de geconstateerde behoefte aan meer vertalingen in bepaalde dominante talen (met name het Engels). Er is namelijk over het algemeen ook sprake van een meer latente vraag die niet tot uiting komt in het aantal ingediende aanvragen. In een aantal gevallen zal een concrete financieringsbehoefte namelijk niet tot een subsidieaanvraag leiden (bijvoorbeeld als gevolg van problemen bij het vinden van de benodigde medefinanciering).

Tot nu toe zijn de uitgaven in overeenstemming met de verwachtingen en dat geldt ook voor de toewijzing van de middelen aan de verschillende onderdelen van het programma. Het is echter nog maar de vraag of het relatief beperkte aantal projecten met derde landen dat binnen de begroting ondersteund kon worden, tot een "kritische massa" zal leiden in de landen waarop die projecten gericht zijn.

De efficiëntie van de aanvraagprocedure en het beheer van het programma zijn aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de voorganger van het huidige programma, Cultuur 2000. Dankzij procedurele wijzigingen, met inbegrip van de wijzigingen als gevolg van Besluit nr. 1352/2008/EG betreffende de comitologievereisten voortvloeiende uit artikel 9 van dat besluit, is het aanvraagproces in vergelijking met vroeger duidelijker en korter geworden (tussen de 52 en 140 dagen korter, afhankelijk van het onderdeel). Door diverse vereenvoudigingsmaatregelen van de Commissie en het EACEA zijn de administratieve voorwaarden waaraan aanvragers moeten voldoen, versimpeld. De deelnemers aan het programma zijn doorgaans tevreden over de betreffende maatregelen. Dat geldt ook voor de programmagids die is ontwikkeld om aanvragers uitgebreide en consistente informatie te geven over het indienen van subsidieaanvragen.

De dienstverlening door de culturele contactpunten blijft bevredigend. Het is nog te vroeg om een definitief oordeel te geven over de recente veranderingen die in hun werkprocedures zijn aangebracht, maar tot nu toe verloopt alles naar tevredenheid, ook met betrekking tot het verbeteren van de werkafspraken tussen die contactpunten en het EACEA. De zichtbaarheid van Cultuurprogramma en de activiteiten van de Commissie gericht op de verspreiding van het programma worden door de begunstigden over het algemeen als tevredenstellend aangemerkt. Uit de verzamelde gegevens blijkt echter ook dat er betere resultaten geboekt zouden kunnen worden, met name via meer verspreidingsactiviteiten op EU-niveau, hoewel benadrukt wordt dat die activiteiten ten opzichte van het programma Cultuur 2000 aanzienlijk zijn verbeterd.

De algemene conclusie van het evaluatiebureau over de efficiëntie is dat het programma voor het merendeel aan de verwachtingen heeft voldaan wat de participatie naar het soort organisatie en het geografische evenwicht betreft. Ook een breed scala aan culturele non-profitorganisaties en kleine en middelgrote ondernemingen hebben aan het programma deelgenomen. Meer dan de helft van de deelnemers is afkomstig uit de uitvoerende kunsten, maar er is ook een relatief hoog percentage "interdisciplinaire" actoren, hetgeen een weerspiegeling vormt van de disciplineoverstijgende aard van veel hedendaagse culturele activiteiten. Wat het patroon in de aanvraagpercentages betreft, is er sprake van een bevredigende correlatie tussen deelname en omvang van de landen (hoewel dit niet noodzakelijkerwijs ook tot uiting komt in het percentage toegekende subsidies), met één opvallende uitzondering, de literaire vertalingen.

4. Duurzaamheid

Met betrekking tot de duurzaamheid hebben veel samenwerkingsprojecten tot follow-upactiviteiten geleid, waarbij solide fundamenten zijn gelegd voor toekomstige activiteiten, voordelen voor de lange termijn zijn gecreëerd en sterke partnerschappen met een toekomstbestendig karakter zijn gevormd. De lopende samenwerkingsactiviteiten zijn echter in hoge mate afhankelijk van de capaciteit van de organisaties om de werkzaamheden op een internationale schaal voort te zetten na beëindiging van de projectfinanciering. In veel gevallen hebben de kosten die verbonden zijn aan een transnationale samenwerking ertoe geleid dat projecten na afloop van de subsidietermijn stopgezet werden of slechts op gereduceerde schaal voortgezet konden worden. Volgens het verslag brengen enerzijds de culturele en taalkundige fragmentatie in Europa en anderzijds de huidige economische ontwikkelingen (en het effect daarvan op de overheidsuitgaven aan cultuur en kunst) uitdagingen met zich mee voor het voortzetten van de mobiliteit en van het verkeer van kunstenaars en (kunst)werken alsmede voor de capaciteitsopbouw en dus ook voor duurzame ontwikkelingen in deze sector.

Wat de organisaties betreft die op Europees niveau actief zijn en die uit hoofde van deel 2 financiële steun ontvangen, blijkt uit de verzamelde informatie dat een aantal organisaties ook zonder EU-subsidies de betreffende activiteiten zal continueren, zij het in een beperktere omvang.

De titel Culturele Hoofdstad van Europa heeft in de betreffende steden permanente positieve sporen achtergelaten in de vorm van nieuwe culturele infrastructuren en activiteiten, een grotere capaciteit van de lokale culturele sector en het cultuurbeleid, een veel levendiger cultureel landschap en een aanzienlijk beter imago.

VOORNAAMSTE AANBEVELINGEN VAN DE EVALUATIE EN OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE

Het evaluatiebureau heeft op basis van de resultaten zeventien aanbevelingen gedaan (deze zijn gecursiveerd, terwijl het standpunt van de Commissie in het standaardlettertype is weergeven). Die aanbevelingen zijn in twee hoofdcategorieën verdeeld, afhankelijk van de vraag of zij verband houden met een voortzetting van de tenuitvoerlegging van het huidige Cultuurprogramma tot 2013 of met de opzet van het nieuwe programma (na 2013).

1. Huidige programma

Aanbeveling nr. 1

De Commissie dient het subsidieniveau voor literaire vertalingen continu te evalueren om te waarborgen dat die subsidies afgestemd zijn op de actuele marktprijzen in elk land.

Aanbeveling nr. 2

Er is geen direct voordeel verbonden aan het voortzetten van de steun voor festivals als een afzonderlijk subonderdeel binnen onderdeel 2. Die steun is in de programmagids van mei 2010 zodanig gewijzigd dat er nu een specifiek subonderdeel in onderdeel 1 is gecreëerd. Dat betekent dat festivals als projecten ondersteund kunnen worden in plaats van via exploitatiesubsidies. Voor festivals kunnen ook nog steeds aanvragen ingediend worden voor subsidies in het kader van samenwerkingsprojecten, mits zij aan de relevante criteria voldoen, bijv. indien zij op basis van een samenwerkingsovereenkomst worden georganiseerd.

Aanbeveling nr. 3

De doorgevoerde wijzigingen van de werkafspraken van de culturele contactpunten dienen voltooid te worden, waarbij naarmate dat proces vordert de noodzakelijke aanpassingen aangebracht dienen te worden om voor continue verbeteringen te zorgen met het oog op het waarborgen van een optimale dienstverlening aan culturele operatoren.

Aanbeveling nr. 4

De jaarlijkse bezoeken aan projecten door de Commissie/het EACEA dienen voortgezet te worden teneinde de begunstigden te ondersteunen en de bekendheid van de Commissie/het EACEA met de inhoud van projecten te waarborgen.

Aanbeveling nr. 5

In de eindverslagen over samenwerkingsprojecten en de eindverslagen van organisaties die op Europees niveau actief zijn, dient het aantal personen vermeld te worden dat van een mobiliteitsperiode heeft kunnen profiteren.

Aanbeveling nr. 6

De huidige inspanningen om de verspreiding van projectresultaten te bevorderen via jaarlijkse conferenties en publicaties dient voortgezet te worden. Indien de benodigde middelen voorhanden zijn, dient de uitvoering van meer van dergelijke activiteiten in overweging te worden genomen. De culturele contactpunten dienen begunstigden van projecten uit te nodigen om hun ervaringen te delen tijdens lokale "info-dagen".

Standpunt van de Commissie

In grote lijnen sluit de Commissie zich bij deze aanbevelingen aan. In 2007 heeft zij een grootschalig vereenvoudigingsproces in gang gezet dat tot aanzienlijke verbeteringen heeft geleid bij het beheer en de uitvoering van het huidige programma. Die vereenvoudiging had ook betrekking op veel van de aspecten die in het verslag van het evaluatiebureau aan de orde komen. De belanghebbenden hebben de betreffende wijzigingen over het algemeen zeer op prijs gesteld.

Meer in het bijzonder worden festivals vanaf 2010 in de vorm van projecten ondersteund en niet langer op basis van exploitatiesubsidies. Zoals ook in het verslag wordt vermeld, is aanbeveling nr. 2 inmiddels dus in praktijk gebracht. De Commissie heeft de noodzakelijke veranderingen in de huidige programmastructuur al doorgevoerd met betrekking tot aanbeveling nr. 1 (de forfaitaire financieringsniveaus voor literaire vertalingen worden elke twee jaar herzien; aangezien dit voor het laatst begin 2010 is gebeurd, staat de volgende herziening gepland voor 2012), aanbeveling nr. 3 (de werkafspraken van de culturele contactpunten met het oog op het verbeteren van de dienstverlening worden vanaf 2010 volledig in praktijk gebracht en kunnen thans – onder de huidige omstandigheden – als stabiel worden aangemerkt voor de resterende termijn van het lopende programma) en aanbeveling nr. 4 (door het toegenomen aantal projecten dat met name door het EACEA is bezocht, hebben de Commissie/het EACEA een veel beter inzicht in de ondersteunde activiteiten met het oog op een betere controle en promotie). In het kader van aanbeveling nr. 5 zou het interessant kunnen zijn om nader in te gaan op het aantal personen dat betrokken is bij c.q. profijt heeft van mobiliteitsactiviteiten. Aangezien hiervoor een kleine aanpassing nodig is van de EACEA-modellen voor de eindverslagen van projecten, dient vastgesteld te worden wat het beste tijdstip is om deze veranderingen eventueel door te voeren.

Wat de activiteiten betreft om de verspreiding van de resultaten van projecten te bevorderen (aanbeveling nr. 6), zullen de jaarlijkse conferenties en publicaties ook in de toekomst voortgezet worden. Daarnaast zal de Commissie bestuderen welke andere mogelijkheden op dit gebied haalbaar zijn binnen het kader van de beschikbare middelen. Aangaande de organisatie van lokale info-dagen door culturele contactpunten leggen veel van die contactpunten sinds 2010 al meer nadruk op het uitwisselen van ervaringen die zijn opgedaan bij gesubsidieerde projecten. Waar nodig en mogelijk nemen ook vertegenwoordigers van de Commissie/het EACEA aan dergelijke activiteiten deel.

2. Toekomstig programma

Aanbeveling nr. 7

De algemene en specifieke doelstellingen van het toekomstige programma dienen herzien te worden om de ontwikkelingen sinds het ontwerp van het vorige programma in aanmerking te nemen, met inbegrip van de veranderingen die van invloed zijn op de culturele sector en beleidsontwikkelingen, zoals de EU 2020-strategie, de bijbehorende kerninitiatieven en de Europese Cultuuragenda.

Aanbeveling nr. 8

De aandacht dient uit te gaan naar een adequaat niveau van maximale medefinanciering in het kader van het programma. Door een relatief laag niveau van die maximale medefinanciering zou een groter aantal projecten gefinancierd kunnen worden; een veel te laag niveau van die medefinanciering zou operatoren echter kunnen ontmoedigen om subsidie aan te vragen en hun ambitieuze projecten uit te voeren. Indien het niveau van die medefinanciering geen weerspiegeling vormt van de realiteit (grote bezuinigingen op de overheidsfinanciering op nationaal niveau, een economische malaise die het moeilijker maakt om particuliere sponsors aan te trekken, enz.) zou een groot aantal culturele operatoren eventueel in de praktijk niet langer in staat kunnen zijn een aanvraag in te dienen uit hoofde van het programma, hetgeen er onbedoeld toe zou kunnen leiden dat het programma niet in staat is om zijn doelstellingen te verwezenlijken. De voor- en nadelen van het medefinancieringspercentage dienen met het oog op het toekomstige programma dan ook zorgvuldig geanalyseerd te worden tegen de achtergrond van de doelstellingen, prioriteiten en heersende omstandigheden.

Aanbeveling nr. 9

De interdisciplinaire aanpak van het programma dient voortgezet te worden met inachtneming van de concrete ontwikkelingen in de culturele sector, inclusief de invloed van de digitalisering, aangezien de grenzen tussen sectoren meer en meer gaan vervagen en sectoroverschrijdende experimenten gemeengoed zijn geworden.

Aanbeveling nr. 10

Er dient overwogen te worden of het onderscheid tussen meerjarige en tweejarige samenwerkingsprojecten gehandhaafd dient te worden, gezien het feit dat beide projectvormen dezelfde doelen nastreven.

Aanbeveling nr. 11

Er dient onderzocht te worden of de dimensie "derde landen" in de huidige aanpak voor de selectie van een of meer landen voor een bepaald jaar niet slechts een beperkte aantoonbare impact op de lange termijn heeft aangezien het die dimensie aan kritieke massa ontbreekt.

Aanbeveling nr. 12

Aangezien er nog steeds veel belemmeringen voor de mobiliteit en circulatie van kunstenaars en (kunst)werken bestaan ondanks de eengemaakte markt en de vrijheid van verkeer van werknemers, dient nader bekeken te worden of er ook steun gegeven dient te worden aan een betere voorlichting aan/communicatie met en richtsnoeren voor culturele operatoren die in een ander EU-land moeten werken.

Aanbeveling nr. 13

De Commissie en het EACEA dienen te overwegen op welke manieren er meer literaire vertalingen gerealiseerd kunnen worden vanuit ondervertegenwoordigde talen (met name die in de nieuwe lidstaten) in meer dominante talen zoals het Engels, Frans, Duits en Spaans, die vaak weer als basis worden gebruikt voor andere vertalingen. Hierdoor wordt namelijk een waardevolle bijdrage geleverd aan het bevorderen van de culturele en taalkundige diversiteit. Daarnaast dienen ook andere initiatieven bestudeerd te worden om literaire vertalingen te stimuleren.

Aanbeveling nr. 14

Overwogen dient te worden om de categorie "stimuleringsnetwerken" (advocacy networks) te vervangen door de categorie "netwerken" aangezien organisaties niet noodzakelijkerwijs een stimulerende rol hoeven te spelen om substantiële voordelen te realiseren voor de mobiliteit van kunstenaars, het verkeer van kunstwerken e.d.

Aanbeveling nr. 15

Uit de evaluatie is gebleken dat het noodzakelijk is dat nieuwe, creatieve en innovatieve ontwikkelingen en structuren gestimuleerd worden en dat het Cultuurprogramma bij uitstek over de mogelijkheden beschikt om dat te realiseren. Door de kosten die aan een transnationale samenwerking verbonden zijn, kan het echter moeilijk zijn om structuren en projecten ook na het verstrijken van de communautaire subsidietermijn in stand te houden of voort te zetten. Derhalve dient aandacht besteed te worden aan de wijze waarop er bij de gunningscriteria een evenwicht gevonden kan worden tussen enerzijds het bevorderen van de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve activiteiten en structuren en anderzijds het waarborgen dat ingeburgerde structuren met een duidelijke Europese waarde een fundamentele rol kunnen blijven spelen bij het bevorderen van de doelstellingen van het programma en niet benadeeld worden.

Aanbeveling nr. 16

Met het oog op nieuwe programma’s dient de aandacht uit te gaan naar de rol, de werkafspraken en de processen voor de benoeming van culturele contactpunten. Indien noodzakelijk dienen deze aspecten herzien te worden om niet alleen de vereisten van het nieuwe programma, maar ook de goede praktijken in andere Europese programma’s in aanmerking te nemen.

Aanbeveling nr. 17

Het beheer van het toekomstige programma dient zo gestroomlijnd en eenvoudig mogelijk te zijn, een en ander in het belang van de aanvragers en begunstigden en binnen de mogelijkheden die de financiële reglementen bieden. Daarbij dient voortgebouwd te worden op de vooruitgang die in het kader van het huidige programma is geboekt.

Het standpunt van de Commissie

De Commissie kan zich in grote lijnen aansluiten bij deze aanbevelingen. Zij zal deze aanbevelingen dan ook waar mogelijk in aanmerking nemen bij het opstellen van haar voorstel voor het programma na 2013. Dit uitgangspunt heeft zowel betrekking op de inhoud als het beheer van het programma. De Commissie streeft ernaar om dat beheer zo eenvoudig en efficiënt mogelijk vorm te geven.

DE CONCLUSIES VAN DE COMMISSIE

De Commissie deelt het algemene oordeel van het evaluatiebureau dat het programma een unieke rol speelt bij het stimuleren van een grensoverschrijdende culturele samenwerking en bij het cultiveren van de daaruit voorvloeiende resultaten zoals die in het gedeelte over de bevindingen worden beschreven. Via het programma is op adequate wijze de communautaire actie op het gebied van cultuur uitgevoerd zoals bepaald in artikel 167 van het Verdrag. Daarnaast heeft het programma de in het besluit uiteengezette doelstellingen verwezenlijkt.

Uit de conclusies van het evaluatiebureau blijkt dat er op een beperkt aantal specifieke gebieden kleine verbeteringen mogelijk zijn en dat de deelnemers over het algemeen tevreden zijn over het programma. Die deelnemers zijn ook van mening dat het programma een unieke Europese meerwaarde heeft. In de evaluatie wordt eveneens onderstreept dat de vraag vanuit de cultuursector voor dit soort EU-ondersteuning mogelijk hoog zal blijven of zelfs nog verder zal toenemen in de komende jaren. Bovendien is gebleken dat het programma een bijdrage levert aan content- en kennisontwikkeling, twee elementen die essentieel zijn voor duurzame groei en werkgelegenheid in de toekomst en voor nieuwe, creatieve en innovatieve ontwikkelingen.

Sinds 2007 heeft de Commissie de intensiteit van de raadpleging van de culturele sector aanzienlijk verhoogd en besteedt zij nauwlettend aandacht aan de meningen die door belanghebbenden in dit proces kenbaar zijn gemaakt en die ook in dit verslag tot uiting komen.

Zoals in paragraaf 4 is vermeld, zijn er al diverse nieuwe kenmerken en verbeteringen in het huidige Cultuurprogramma geïntegreerd. In een aantal gevallen is dat gebeurd vooruitlopend op de aanbevelingen van het evaluatiebureau.

De Commissie is dan ook voornemens om de resultaten van deze evaluatie in aanmerking te nemen, voornamelijk met het oog op het opstellen van het nieuwe EU-programma op cultuurgebied voor de periode na 2013.

[1] PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1.

[2] Zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1352/2008/EG van 16 december 2008, PB L 348 van 24.12.2008, blz. 128.

[3] Er is tijdens deze evaluatie wel beoordeeld in hoeverre er sprake is van complementariteit tussen de Culturele Hoofdsteden van Europa en de rest van het programma.

Top