Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AR0181

    Advies van het Comité van de Regio's over „Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken”

    PB C 42 van 10.2.2011, p. 28–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.2.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 42/28


    Advies van het Comité van de Regio's over „Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken”

    2011/C 42/06

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    is ermee ingenomen dat de Commissie met haar Groenboek „Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken” de Europese discussie op gang heeft gebracht over de voorwaarden voor verbetering van het creatieve en innovatieve klimaat in Europa, om zo het potentieel te stimuleren van de culturele en creatieve industrieën, wat op zijn beurt bevorderlijk is voor groei en werkgelegenheid;

    juicht toe dat er op Europees niveau steeds meer erkenning komt voor de rol van de culturele en creatieve industrieën in de stimulering van creativiteit en innovatie;

    herinnert eraan dat de sectoren die worden genoemd in de context van de culturele en creatieve industrieën, met name cultuur, onderzoek, onderwijs, toerisme en werkgelegenheid, in de meeste lidstaten onder de bevoegdheid van de lokale en regionale overheden vallen;

    benadrukt dat voor een succesvolle verwezenlijking van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie (de zgn. „digitale agenda” en de overige initiatieven) een radicaal innovatieve aanpak nodig is. De rol van de creatieve industrie moet met name zijn om multidisciplinaire en multiculturele oplossingen aan te reiken. Europa heeft ruimdenkende pioniers op lokaal en regionaal niveau nodig voor het ontwikkelen van maatschappelijke innovaties die de mondiale economische bedrijvigheid bevorderen.

    Rapporteur

    :

    Ursula Männle (DE/EVP), lid van het parlement van de Duitse deelstaat Beieren

    Referentiedocument

    :

    Groenboek: Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken

    COM(2010) 183 final

    I.   INLEIDING

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    1.

    stelt vast dat lokale en regionale overheden in de hele EU een grote verantwoordelijkheid hebben voor de tenuitvoerlegging van beleid op het gebied van cultuur;

    2.

    herinnert eraan dat lokale en regionale overheden tevens een sleutelrol spelen bij het ondersteunen en bevorderen van cultuur, vooral bij de bescherming van het cultureel erfgoed en de bevordering van artistieke innovatie (1);

    3.

    onderstreept dat lokale en regionale overheden, omdat zij dicht bij de burgers staan, zich strategisch gezien in een uitstekende positie bevinden om aandacht te schenken aan de verschillende culturen en culturele activiteiten in de EU, en om de lokale en regionale gemeenschappen op doeltreffende wijze aan te zetten tot het bevorderen van een betere interculturele dialoog (2);

    4.

    stelt vast dat lokale en regionale overheden de burgers ook op doeltreffende wijze kunnen aansporen tot creatieve activiteiten (3) en innovatie;

    5.

    wijst erop dat de culturele en creatieve industrieën in grote mate bijdragen tot de lokale en regionale ontwikkeling en tot de ontwikkeling van steden, omdat zij de Europese steden en regio's aantrekkelijker maken, een duurzaam toerisme helpen ontwikkelen en nieuwe arbeidskansen creëren. Zij zijn van fundamenteel belang voor een concurrerende en innoverende markteconomie in Europa (4);

    6.

    neemt er nota van dat de studie over economie van de cultuur in Europa, die in opdracht van de Commissie in 2006 is verricht door KEA European Affairs, laat zien dat de culturele sector op zich erg dynamisch is qua economische activiteit en schepping van arbeidsplaatsen in de EU. Het aantal werknemers in deze sector werd in 2004 op 5,8 miljoen geschat, wat overeenkwam met 3,1 % van de beroepsbevolking in de EU-25. Bovendien was de culturele sector in 2003 goed voor ongeveer 2,6 % van het BBP van de EU, terwijl de groei binnen deze sector tussen 1999 en 2003 aanzienlijk groter was dan de algemene economische groei (5);

    7.

    neemt er tevens nota van dat de Commissie er in het Groenboek op wijst dat de digitale revolutie een verdere groei van de culturele en creatieve industrie mogelijk maakt. Die industrie heeft te maken met een snel veranderende context waarin de (wereldwijde) digitale informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een enorme impact hebben op alle sectoren van de hele waardeketen;

    8.

    stelt vast dat de klantenkring en afzetmarkt voor de creatieve industrie groter worden door ICT en dat er voor de burgers door ICT een rijker cultureel aanbod ontstaat mits de mogelijkheden van ICT ten volle worden benut in het belang van eindgebruikers, inhoudmakers en ICT-aanbieders en de traditionele productie- en distributiepatronen worden herzien;

    9.

    juicht toe dat de Commissie in dit verband drie belangrijke beleidskaders uitwerkt die een noemenswaardige impact zullen hebben op de raamvoorwaarden voor de culturele en creatieve industrieën in een digitale omgeving en die gebaseerd zijn op eerdere raadplegingen. Het gaat daarbij om:

    de digitale agenda voor Europa, een van de zeven kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie;

    het kerninitiatief „Innovatie-Unie”, in het kader waarvan specifieke acties zullen worden genomen om de rol van de culturele en creatieve industrieën te versterken als katalysator voor innovatie en structurele verandering;

    een strategie op het gebied van intellectuele eigendomsrechten, waarbij de aandacht zal uitgaan naar het gebruik en beheer van rechten en met name naar het zoeken van een evenwicht tussen de noodzakelijke bescherming en de duurzaamheid van een scheppend werk en de noodzaak om nieuwe diensten en bedrijfsmodellen te ontwikkelen.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    10.

    is ermee ingenomen dat de Commissie met haar Groenboek „Het potentieel van culturele en creatieve industrieën vrijmaken” de Europese discussie op gang heeft gebracht over de voorwaarden voor verbetering van het creatieve en innovatieve klimaat in Europa, om zo het potentieel te stimuleren van de culturele en creatieve industrieën, wat op zijn beurt bevorderlijk is voor groei en werkgelegenheid;

    11.

    is ermee ingenomen dat cultuur in het hele Groenboek wordt erkend als instrument voor lokale en regionale ontwikkeling;

    12.

    juicht toe dat er op Europees niveau steeds meer erkenning komt voor de rol van de culturele en creatieve industrieën in de stimulering van creativiteit en innovatie;

    13.

    is van oordeel dat het innovatiebeleid, zowel op Europees, nationaal als op lokaal en regionaal niveau, bruggen kan bouwen met de culturele en creatieve industrieën;

    14.

    is ingenomen met het voornemen van de Commissie om in drie van haar kerninitiatieven rekening te houden met de behoeften van de culturele en creatieve industrie, overeenkomstig artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    15.

    herinnert eraan dat de sectoren die worden genoemd in de context van de culturele en creatieve industrie, met name cultuur, onderzoek, onderwijs, toerisme en werkgelegenheid, in de meeste lidstaten onder de bevoegdheid van de lokale en regionale overheden vallen;

    16.

    benadrukt dat culturele en creatieve industrieën niet alleen zeer belangrijk zijn voor de ontwikkeling, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen, maar dat zij ook kunnen bijdragen tot het bevorderen van de culturele identiteit en verscheidenheid op lokaal en regionaal niveau;

    17.

    merkt op dat lokale overheden een belangrijke rol spelen, omdat ze infrastructuur beschikbaar stellen (repetitie- en productieruimtes, locaties voor optredens), strategieën en plannen uitwerken (culturele strategieën, ontwikkelingsinitiatieven voor de sector) en netwerkvorming bevorderen. Ook faciliteren ze kunst- en cultuurvoorstellingen en investeren ze veel in jong, creatief talent;

    18.

    wijst op het belang van diversiteit en meertaligheid, als specifieke Europese kenmerken die bijdragen tot het stimuleren van de creativiteit;

    19.

    vraagt voldoende aandacht voor kansarme groepen binnen de culturele en creatieve industrieën;

    20.

    verwacht dat de totstandkoming van een kader dat bijdraagt tot de ontwikkeling van de creatieve sector in de Europese Unie zal leiden tot een grote Europese meerwaarde en wellicht ook de aanzet zal geven tot de voorbereiding van programma's en initiatieven op het niveau van de lidstaten, regio's en steden van de EU, wat de samenwerking tussen de belangrijkste actoren zal versterken;

    21.

    benadrukt dat de rol van lokale en regionale overheden in de ontwikkeling van de culturele en creatieve sector in Europa moet worden versterkt, en dringt er dan ook bij de Commissie op aan om, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, de lokale en regionale overheden te betrekken bij de activiteiten die voortvloeien uit het Groenboek;

    22.

    bevestigt de noodzaak van meer Europese investeringen in nieuwe intelligente, duurzame en creatieve hulpbronnen;

    23.

    is van oordeel dat er op alle bestuursniveaus speciale steun moet komen voor kleine en middelgrote ondernemingen, die zich in de juiste positie bevinden om nieuwe talenten aan te trekken en de ontwikkeling van de culturele en creatieve industrie in Europa te versterken;

    24.

    herinnert eraan dat de lokale en regionale overheden erin zijn geslaagd om de culturele en creatieve industrie in hun ontwikkelingsstrategieën te integreren, wat heeft geleid tot een opleving van de lokale economie; met name op lokaal en regionaal niveau is het volgende mogelijk: het vormen van netwerken en databases van jonge kunstenaars, het stimuleren van de opleiding van jongeren op kunstzinnig-cultureel gebied, verdere professionalisering van jonge kunstenaars, bevordering van multimediale en multiculturele experimenten, het aanbieden van openbare ruimte voor het werk van jonge kunstenaars, bij jong publiek interesse wekken voor kunst en cultuur, jongeren helpen om kunstzinnig-culturele verenigingen op te richten, en innovatie stimuleren in plaatselijke tradities en beroepskeuzen;

    25.

    beveelt derhalve aan dat de voorwaarden worden geschapen voor de overdracht van goede praktijken, voor de verbetering van de kennis, en voor de oprichting van netwerken voor de uitwisseling van ervaringen en mogelijkheden om het potentieel van deze industrieën te benutten; verder stelt het voor om in het kader van de algemene beginselen van het beleid voor economische en sociale samenhang rekening te houden met de culturele en creatieve industrieën, gelet op de bijdrage die zij in dezen leveren;

    26.

    adviseert de lokale en nationale bestuursniveaus om resultaatovereenkomsten sluiten, waarbij ieder niveau zich ertoe verbindt de overeengekomen resultaten te realiseren, teneinde constructief samen te werken met het oog op de ontwikkeling van de culturele en creatieve industrieën op lokaal niveau;

    27.

    stelt vast dat creativiteit haar wortels heeft op lokaal niveau en dat culturele en creatieve industrieën dus baat hebben bij de ontwikkeling van lokale netwerken, clusters, starterscentra en partnerschappen tussen kunst- en designscholen en tussen universiteiten en bedrijven;

    28.

    roept kunst- en designscholen en universiteiten op om nauwer samen te werken met andere sectoren om nieuwe allianties aan te gaan en tot andere functionele en structurele oplossingen te komen waarmee het mogelijk wordt geheel nieuwe Europese producten en diensten te ontwikkelen die de weg vrijmaken voor een succesvolle ontwikkeling op mondiaal economisch vlak. De onbevangen blik van de jeugd is vaak een doorslaggevende succesfactor;

    29.

    stelt vast dat culturele activiteiten ook kunnen worden ingezet ter ondersteuning van de sociale samenhang, omdat zij het intercultureel begrip bevorderen en zorgen voor sterke en positieve betrekkingen tussen mensen uit verschillende arbeidsmilieus of met een verschillend opleidingsniveau, waarmee het potentieel van de culturele en creatieve industrieën wordt vergroot;

    30.

    wijst erop dat de culturele verscheidenheid van Europa een belangrijk economisch en comparatief voordeel is; het beveelt aan om investeringen in culturele activiteiten te gebruiken om de culturele verscheidenheid in Europa en de interculturele dialoog te bevorderen, waardoor de culturele en sociale integratie zullen worden versterkt;

    31.

    wijst erop dat de EU, om het potentieel van de culturele en creatieve industrieën met succes te kunnen exploiteren, het maatschappelijk belang van de immateriële waarde van cultuur centraal moet stellen in haar cultuurbeleid; het benadrukt derhalve dat bevordering van culturele vorming en samenwerking op cultuurgebied de voorwaarden scheppen voor het ontstaan van creativiteitsbronnen in de samenleving en voor de bloei van de cultuurindustrie. Cultuur bestaat ook zonder cultuurindustrie, maar niet andersom (6);

    32.

    dringt erop aan dat moeilijkheden en/of belemmeringen die zich voordoen bij de ontwikkeling van de culturele en creatieve industrieën worden geïnventariseerd en op het juiste bestuursniveau worden aangepakt;

    33.

    beveelt de Commissie aan te evalueren of de Structuurfondsen evenals de huidige en toekomstige programma's op het gebied van cultuur, audiovisuele media, jongeren en onderwijs, van steun kunnen zijn voor de creatieve industrieën;

    34.

    wijst er met name op dat de EU de mobiliteit van jonge kunstenaars in Europa zou moeten steunen en stimuleren, alsook internationale artistieke netwerken en circuits, uitwisselingen en „creatieve verblijven” van jonge kunstenaars in de EU en in derde landen;

    35.

    verzoekt de Commissie om in het kader van de activiteiten die voortvloeien uit het Groenboek rekening te houden met de financiële en administratieve behoeften van de lokale en regionale overheden.

    36.

    wijst op de behoefte aan gemeenschappelijke indicatoren, codes en definities om het effect van de culturele en creatieve sector op de werkgelegenheid en de markt te kunnen meten;

    III.   CONCLUSIES

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    37.

    herinnert eraan dat de culturele en creatieve industrieën in Europa een belangrijke rol kunnen spelen voor de verwezenlijking van de economische en maatschappelijke doelstellingen op lokaal en regionaal niveau;

    38.

    benadrukt dat de culturele en creatieve industrieën dankzij hun bijdrage aan de culturele agenda een sleutelrol vervullen omdat ze op deze manier lokale gemeenschappen economisch gezien helpen resultaten te behalen op zeer diverse beleidsterreinen, zoals economische ontwikkeling, onderwijs, levenslang leren, veiligheid en strafrecht;

    39.

    is van mening dat de toerismebranche moet worden opgenomen in de definities van de culturele en creatieve sector;

    40.

    onderstreept dat cultuur in de post-crisis economie een rol kan spelen om de doelstellingen van het sociaal beleid op creatieve wijze te verwezenlijken, door de innovatie te steunen als een manier om resultaten op sociaal gebied te boeken. Kunst en cultuur kunnen een gedragsverandering teweegbrengen en zijn in staat nieuwe maatschappelijke verhoudingen tot stand te brengen, waarin mensen met creatieve talenten worden aangespoord deze talenten te gebruiken;

    41.

    stelt derhalve vast dat de bijdrage van cultuur en van de culturele en creatieve industrieën in het bijzonder, van essentieel belang is voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie (7).

    42.

    benadrukt dat voor een succesvolle verwezenlijking van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie (de zgn. „digitale agenda” en de overige initiatieven) een radicaal innovatieve aanpak nodig is. De rol van de creatieve industrie moet met name zijn om multidisciplinaire en multiculturele oplossingen aan te reiken. Europa heeft ruimdenkende pioniers op lokaal en regionaal niveau nodig voor het ontwikkelen van maatschappelijke innovaties die de mondiale economische bedrijvigheid bevorderen.

    Brussel, 1 december 2010

    De voorzitster van het Comité van de Regio's

    Mercedes BRESSO


    (1)  CdR 172/2007 fin

    (2)  CdR 44/2006 fin

    (3)  CdR 11/2006 fin

    (4)  Conclusies van de Raad over de bijdrage van cultuur aan de lokale en regionale ontwikkeling, 10 mei 2010.

    (5)  „Study on the Economy of Culture in Europe” (Studie over de economie van de cultuur in Europa), die in opdracht van de Commissie in 2006 is verricht door KEA European Affairs.

    (6)  CdR 172/2007 fin

    (7)  CdR 172/2007 fin


    Top