This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52009PC0553
Proposal for a Council Regulation fixing for 2010 the fishing opportunities for certain fish stocks and groups of fish stocks, applicable in Community waters and, for Community vessels , in waters where catch limitations are required
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn
/* COM/2009/0553 def. */
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn /* COM/2009/0553 def. */
NL Brussel, 16.10.2009 COM(2009)553 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn TOELICHTING 1. Achtergrond van het voorstel | | Motivering en doel van het voorstelDe jaarlijkse verordening voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden is het belangrijkste instandhoudingsinstrument in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze verordening bevat beperkingen van de vangsten en van de visserijinspanning in verband met herstelplannen en langetermijnplannen, en heeft eveneens tijdelijke maatregelen en afwijkingen van andere wetgeving opgenomen (zoals de verordening inzake technische maatregelen en de verordening inzake beperking van de visserijinspanning voor diepzeesoorten, enz.) (zie afdeling 5). In Mededeling COM(2009) 224 definitief wordt de achtergrond van het voorstel geschetst. Voor veel visbestanden is geadviseerd de vangst stil te leggen of tot een zo laag mogelijk niveau te beperken. Veel bestanden bevinden zich buiten biologisch veilige grenzen. Ondanks de in het kader van het GVB opgelegde instandhoudingsmaatregelen neemt het aantal bestanden in deze kwetsbare categorieën niet af. Die analyse bevestigt dat versterkte instandhoudingsmaatregelen ten aanzien van de geëxploiteerde visbestanden dringend noodzakelijk zijn.Uit het advies van de ICES en het WTECV voor 2010 komt eens te meer naar voren dat de toestand van een groot aantal visbestanden in de wateren van de Gemeenschap deplorabel is. Bij de exploitatie van de meeste bestanden wordt het met de maximale duurzame opbrengst overeenstemmende niveau overschreden. Voor talrijke bestanden ligt de bevissingsgraad boven het voorzorgsniveau - bij een aantal van de belangrijkste bestanden, waaronder de meeste kabeljauwbestanden, zelfs in die mate dat ze een zeer groot risico lopen zich niet meer te kunnen voortplanten.Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad dient de Commissie jaarlijks de vangst- en inspanningsbeperkingen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat de visserij in de Gemeenschap vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt verantwoord verloopt. | | Algemene contextBij veel visbestanden is sprake van overbevissing. Ondanks de vangstbeperkingen die de Raad elk jaar vaststelt, blijkt vaak meer te worden gevangen dan goed is voor een duurzame opbrengst, omdat de vastgestelde vangstbeperkingen soms te hoog zijn om een duurzame visserij te garanderen en omdat de handhaving van deze vangstbeperkingen in een aantal gevallen te wensen overlaat. Ter ondersteuning van de vangstbeperkingen zijn de afgelopen jaren in een aantal visserijtakken inspanningsbeperkingen ingevoerd en zijn voor sommige bestanden meerjarige herstelplannen met jaarlijkse vangstbeperkingen vastgesteld, die tot doel hebben om via een geleidelijke verlaging van de visserijsterfte tot een duurzame visserij te komen. Slaagt men er niet in de vangsten en de visserijinspanningen onder controle te houden, dan zullen de visbestanden onherroepelijk verder uitgeput geraken. Een verdere uitputting van de bestanden staat haaks op het streven van de Gemeenschap om met het gemeenschappelijk visserijbeleid de communautaire visserij duurzaam te maken. | | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebiedDe bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied verlopen op 31 december 2009, met uitzondering van een aantal inspanningsbeperkingen die van toepassing zijn tot en met 31 januari 2010. | | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EUDe voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling. | 2. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling | | Raadpleging van belanghebbende partijen | | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondentenBij het opstellen van het voorstel is rekening gehouden met het overleg dat heeft plaatsgevonden met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (het RCVA is samengesteld uit vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties van de producenten, de verwerkende industrie en de handel in visserij- en aquacultuurproducten, en van niet-beroepsorganisaties die consumenten-, milieu- en ontwikkelingsbelangen behartigen) en met de regionale adviesraden (RAR's) met een belang in de visserijtakken waarop het voorstel betrekking heeft. Basis voor het overleg was de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer" (COM(2006) 246 definitief), waarin de beginselen van het zogenoemde "front-loadingproces" (vroegtijdige consultatie) zijn uiteengezet, en de Mededeling van de Commissie aan de Raad "Vangstmogelijkheden voor 2010" (COM(2010) 224 definitief), waarin de Commissie in afwachting van het wetenschappelijk advies over de visstand voor 2010 haar visie en voornemens met betrekking tot haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden toelicht. | | Samenvatting van de reacties en de manier waarop daarmee rekening is gehoudenDe RAR's dringen erop aan dat eventuele wijzigingen in de jaarlijkse TAC’s en quota geleidelijk worden ingevoerd, zodat de verstoring van de economische activiteit die dergelijke maatregelen op korte termijn met zich meebrengen, tot een minimum wordt beperkt. Zoals blijkt uit de onderstaande gedetailleerde toelichting, is het voorstel in overeenstemming met het beginsel van een geleidelijke aanpassing en van een beperking van de jaarlijkse wijzigingen van de vangstmogelijkheden, voor zover dit mogelijk was zonder de toestand van kwetsbare bestanden te verslechteren. | | Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid | | Betrokken wetenschaps- en kennisgebiedenBiologie en economie in de visserijsector. | | Gebruikte instrumentenRaadpleging van een onafhankelijke, internationale wetenschappelijke instantie (ICES) en organisatie van de plenaire vergadering van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). | | Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen- Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).-Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). | | Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezenEr is reeds gewezen op het bestaan van potentieel ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen. Dat dergelijke risico’s bestaan, wordt door niemand in twijfel getrokken. | | Het ICES-advies wordt door het WTECV bevestigd en in sommige gevallen verder uitgewerkt. | | Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiekAlle rapporten van het WTECV worden, na de officiële vaststelling ervan door de Commissie, ter beschikking gesteld op de website van DG MARE. | | EffectbeoordelingDe maatregelen ter beperking van de vangst en de visserijinspanning moeten door de overheid worden vastgesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad. De voorgestelde maatregelen leiden, als ze ten uitvoer worden gelegd, tot een algemene daling van de vangstmogelijkheden voor de vaartuigen van de Gemeenschap. Het voorstel heeft niet alleen betrekking op de korte termijn, maar past ook in de langetermijnaanpak op grond waarvan de visserij geleidelijk tot een duurzaam niveau wordt gereduceerd.Het voorstel zal op korte termijn leiden tot lagere TAC’s en op langere termijn tot het herstel van de overbeviste bestanden en dus ook van de vangstmogelijkheden. Op middellange en lange termijn moet de gekozen aanpak resulteren in een afname van de visserijinspanning en dus ook van de daarmee gepaard gaande milieu-impact, in een beperking van het aantal vaartuigen en/of de gemiddelde visserijinspanning per vaartuig en in de handhaving of toename van de aanvoer. | 3. Juridische elementen van het voorstel | | Samenvatting van de voorgestelde maatregelOm de met het gemeenschappelijk visserijbeleid beoogde totstandbrenging van een biologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke vangst- en inspanningsbeperkingen gelden voor de visserij in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, voor de visserij in internationale wateren. | | RechtsgrondslagArtikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 | | SubsidiariteitsbeginselHet voorstel betreft een terrein dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. | | EvenredigheidsbeginselHet voorstel is om de onderstaande reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. | | Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid en moet derhalve krachtens verordeningen van de Raad ten uitvoer worden gelegd. Krachtens de betrokken verordening van de Raad worden vangstmogelijkheden aan de lidstaten toegewezen. De lidstaten mogen deze mogelijkheden zelf tussen de regio’s of de marktdeelnemers verdelen en beschikken dus over een ruime mate van vrijheid wanneer ze moeten beslissen aan de hand van welk sociaal/economisch model de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden zullen worden geëxploiteerd. | | Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zijn dan ook reeds beschikbaar. | | Keuze van instrumenten | | Voorgesteld instrument: verordening. | | Andere instrumenten zouden om de onderstaande reden ongeschikt zijn.Dit is een voorstel voor het visserijbeheer, dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad jaarlijks met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en bij verordening door de Raad ten uitvoer moet worden gelegd. | 4. Gevolgen voor de begroting | | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. | 5. Aanvullende informatie | | Vereenvoudiging | | Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor overheidsinstanties (EG of nationaal), met name wat betreft de gegevensoverdracht inzake de toepassing van het beheer van de visserijinspanning. | | Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule | | Dit voorstel betreft een jaarlijkse verordening voor het jaar 2010 en bevat derhalve geen herzieningsclausule. | | Het voorstel nader bekekenIn vergelijking met de voorgaande jaren is het toepassingsgebied van het voorstel beperkter en bevat het niet langer de zogenaamde "bij de visserij in acht te nemen voorschriften", die relevant zijn voor het gebruik van de vangstmogelijkheden, maar er niet functioneel mee verbonden zijn. Dit heeft te maken met de mogelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vóór de datum van goedkeuring van het voorstel door de Raad in december.In het Verdrag van Lissabon wordt de medebeslissingsprocedure als de gewone besluitvormingsprocedure voor GVB-aangelegenheden aangemerkt. Een uitzondering hierop is vastgesteld in artikel 43, lid 3, van dit Verdrag, met betrekking tot maatregelen “voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden”. Dergelijke maatregelen worden op voorstel van de Commissie door de Raad vastgesteld zonder dat het Parlement hierbij wordt betrokken. Met het oog daarop moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die kunnen worden geacht functioneel te zijn verbonden met de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden, en maatregelen die via de medebeslissingsprocedure moeten worden vastgesteld.Het voorstel is wat de vangstbeperkingen en het beheer van de visserijinspanning betreft in overeenstemming met de beginselen van het zogenoemde "front-loadingproces" (vroegtijdige consultatie), zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer" (COM(2006) 246 definitief), en in de Mededeling van de Commissie aan de Raad "Vangstmogelijkheden voor 2010" (COM(2009) 224 definitief), waarin de Commissie in afwachting van het wetenschappelijk advies over de visstand voor 2009 haar visie en voornemens met betrekking tot haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden toelicht. In overeenstemming met die mededeling zijn de vangstmogelijkheden voor een toenemend aantal bestanden, zoals bijvoorbeeld kabeljauw, heek, tong, schol en langoustine, vastgesteld op basis van de in de desbetreffende langetermijnplannen vervatte voorschriften. Voor de bestanden waarvoor nieuwe langetermijnplannen zijn voorgesteld (westelijk horsmakreelbestand en noordelijk heekbestand) en de bestanden waarvoor de Raad en de Commissie een verbintenis zijn aangegaan in de vorm van een tijdens de Raad van december 2008 aangenomen verklaring (haring in de Keltische zee en schelvis in de zones Vb en VIa), volgt het voorstel de daarin vervatte voorschriften.Conform het front-loadingproces is in de loop van het jaar overleg gepleegd met de belanghebbenden en met de lidstaten, met name in een gemeenschappelijke bijeenkomst van belanghebbenden (RAR's en RCVA) en de lidstaten op 23 juli en een bijeenkomst met alleen belanghebbenden (RAR's en RCVA) op 29 september 2009.Voorts is het voorstel in overeenstemming met Mededeling COM(2006) 360 definitief van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement – "Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst", aangezien het voorstel geen toename van de visserijsterfte met zich meebrengt. Een dergelijke toename zou in strijd zijn met de op de wereldtop over duurzame ontwikkeling van Johannesburg door de Gemeenschap en de lidstaten aangegane verbintenis om de visbestanden te handhaven op of te herstellen tot niveaus die de maximale duurzame opbrengst kunnen produceren, waarbij het streven er in het geval van leeggeviste bestanden op moet zijn gericht deze doeleinden met spoed, en zo mogelijk niet later dan in 2015, te bereiken.Wat betreft inspanningsbeheer is in 2008 voor de kabeljauwvisserij een op kilowattdagen gebaseerd systeem vastgesteld (Verordening (EG) nr. 1342/2008). Het is in 2009 toegepast en zal in 2010 worden voortgezet. Wat betreft het inspanningsbeheer voor tong in het westelijk Kanaal en zuidelijke heek en langoustine wordt het op zeedagen gebaseerd inspanningsbeheerssysteem per type vaartuig dat in het verleden reeds visserijactiviteiten heeft bedreven, in 2010 gehandhaafd, maar zullen de lidstaten krachtens de voorgestelde verordening een op kilwattdagen gebaseerd systeem kunnen blijven toepassen met het oog op een efficiënter gebruik van de vangstmogelijkheden en het stimuleren van instandhoudingspraktijken in overleg met de visserijsector.In het voorstel zijn vangstbeperkingen opgenomen die door bepaalde regionale organisaties voor visserijbeheer zijn overeengekomen. De vangstbeperkingen en andere aanbevelingen van de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO), de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO), de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (CCSBT) en de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) gelden onder voorbehoud van de uitkomst van de jaarlijkse vergadering van deze organisaties in november en december 2009. In afwachting van de resultaten van het overleg in november en december 2009 zijn er nog geen TAC’s beschikbaar voor bestanden in de wateren van Groenland en voor met Noorwegen gedeelde bestanden. Deze TAC’s krijgen derhalve de vermelding pro memorie (pm). Er zij op gewezen dat in bijlage II, betreffende de beperking van de visserijinspanning die door vaartuigen mag worden uitgeoefend met het oog op het herstel van sommige bestanden, waaronder kabeljauw, de maximaal toegestane visserijinspanning, uitgedrukt in hetzij zeedagen per vaartuig, hetzij kilowattdagen per inspanningsgroep, eveneens met "pm" staat vermeld omdat de Commissie de gegevens van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) over de inspanning en de vangsttendensen tot en met 2007 nog aan het analyseren is. Het WTECV zal zijn definitieve verslag op de WTECV-website bekendmaken na zijn voltallige vergadering in november 2009. Ook de methode voor de vaststelling van de definitieve visserijinspanning voor de visserij op zandspiering in de EG-wateren van de zones IIa, IIIa en IV wordt momenteel nog geanalyseerd.Voor het beheer van de inspanning op diepzeebestanden heeft de Raad in december 2006 een vermindering van de inspanning met 10% ten opzichte van de niveaus van 2005 goedgekeurd. De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft evenwel een verlaging met 35% gevraagd. Voor de jaren 2008 en 2009 is tot een extra verlaging met 10% van hetzelfde referentieniveau besloten. Voor 2010 zal er geen verdere vermindering van de inspanning zijn. De maximale visserijinspanning zal evenwel worden gehandhaafd op het niveau van 2009, namelijk 65% van de gemiddelde jaarlijkse visserijinspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaten in 2003. Gezien de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en het herhaaldelijke advies van de ICES om bestanden te beschermen die vanwege hun extreem lage voortplantingspotentieel uitermate kwetsbaar zijn en dringend bescherming nodig hebben, is deze voortzetting van de inspanningsbeperking noodzakelijk.Voor kortlevende soorten, zoals zandspiering, kever en sprot in de Noordzee, worden de jaarbeheerssystemen gehandhaafd. In deze gevallen kunnen de voor begin 2010 voorgestelde vangstmogelijkheden in de loop van het jaar worden herzien overeenkomstig het bijgewerkte wetenschappelijke advies, door middel van verordeningen van de Commissie die een snelle invoering van de voorgestelde beheersmaatregelen mogelijk maken. De methode voor de berekening van de passende waarde voor de herziening van de TAC voor zandspiering in de loop van het jaar wordt momenteel onderzocht. Het ziet ernaar uit dat in het najaar met Noorwegen een nieuwe methode zal worden overeengekomen, waardoor bijlage IID ingrijpend zal worden gewijzigd. De verordening zal niet langer voorzien in een jaarbeheerssysteem voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje, aangezien dit bestand waarschijnlijk zal worden beheerd in het kader van het voorgestelde langetermijnplan voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken (COM(2009)339definitief), dat voorziet in een alternatief systeem waarbij de TAC's en quota voor dat bestand rechtstreeks in het langetermijnplan worden vastgesteld en dan elk jaar in juni door de Commissie worden bevestigd op basis van het recentste wetenschappelijk advies. | Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid [1], en met name op artikel 20, Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota [2], en met name op artikel 2, Gelet op Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland [3], en met name op de artikelen 4 en 8, Gelet op Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje [4], en met name op artikel 4, Gelet op Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in het westelijk Kanaal [5], en met name op de artikelen 3 en 5, Gelet op Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee [6], en met name op de artikelen 6 en 9, Gelet op Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren [7], en met name op artikel 4, Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden [8], en met name op de artikelen 7, 8, 9, 11 en 12, Gelet op Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 [9], en met name op artikel 9, leden 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 10, [Gelet op Verordening (EG) nr. [..]/2009 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor het kabeljauwbestand in de Keltische Zee en de visserijtakken die dat bestand exploiteren [10], en met name op artikel 4,] [Gelet op Verordening (EG) nr. [..]/2009 van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren [11], en met name op artikel 5,] Gelet op het voorstel van de Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld. (2) Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig de criteria van artikel 20 van die verordening en met inachtneming van de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijke visserijbeleid. Om ervoor te zorgen dat de vangstmogelijkheden optimaal en doeltreffend worden benut, dienen voorts bepaalde voorwaarden te worden vastgesteld die er functioneel mee verbonden zijn. (3) De TAC's dienen te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met inachtneming van de biologische en sociaal-economische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd. In dit verband dient rekening te worden gehouden met de standpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging van de belanghebbenden, met name op de bijeenkomst van 23 juli 2009 met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), de betrokken regionale adviesraden (RAR's) en de lidstaten, en op 29 september 2009 met het RCVA en de betrokken RAR's. (4) Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de TAC's overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg dienen de TAC's voor de bestanden van heek, langoustine en tong in de Golf van Biskaje, het westelijk Kanaal en de Noordzee, schol in de Noordzee, haring in het gebied ten westen van Schotland, kabeljauw in het Kattegat, de Noordzee en het Skagerrak, het oostelijk deel van het Kanaal, het gebied ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee, en voor het westelijke horsmakreelbestand te worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in respectievelijk de Verordeningen (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008, (EG) nr. 302/2009, (EG) nr. [..]/2009 (kabeljauw in de Keltische Zee) en (EG) nr. [..]/2009 (horsmakreel). (5) Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet worden bepaald op welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen van toepassing zijn. (6) De maximaal toegestane inspanning voor 2010 dient te worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2166/2005, artikel 5 van Verordening (EG) nr. 509/2007, artikel 9 van Verordening (EG) nr. 676/2007, de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en de artikelen 5 en 9 van Verordening (EG) nr. 302/2009, en rekening houdend met Verordening (EG) nr. 754/2009 van de Raad tot uitsluiting van bepaalde groepen vaartuigen uit de visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008 [12]. (7) Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een systeem te handhaven, zij het met herziening, voor het beheer van de visserijinspanning op zandspiering in de EG-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV. (8) In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES en overeenkomstig de internationale verbintenissen in het kader van het Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) dient de visserijinspanning op bepaalde diepzeesoorten te worden beperkt. (9) Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten [13], Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen [14], Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen [15], Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen [16], Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten [17], Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie [18], Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften [19], Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserijinspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap [20], Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) [21], Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren [22], Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan [23], Verordening (EG) nr. 2166/2005, Verordening (EG) nr. 388/2006, Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad van 21 december 2006 betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie [24], Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee [25], Verordening (EG) nr. 509/2007, Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden [26], Verordening (EG) nr. 676/2007, Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan [27], Verordening (EG) nr. 1077/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1566/2007 [28], Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 [29], Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren [30], Verordening (EG) nr. 1300/2008, Verordening (EG) nr. 1342/2008, Verordening (EG) nr. 302/2009, Verordening (EG) nr. [..]/2009 van de Raad tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt [31], Verordening (EG) nr. [..]/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen [32], Verordening (EG) nr. [..]/2009 (kabeljauw in de Keltische Zee), Verordening (EG) nr. [..]/2009 (horsmakreel) en Verordening (EG) nr. [..]/2009 van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen [33]. (10) De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, over de visserijrechten overleg gepleegd met Noorwegen [34], de Faeröer [35] en Groenland [36]. (11) De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene visserijorganisaties en neemt aan andere organisaties deel als samenwerkende niet-verdragsluitende partij. Voorts worden de visserijovereenkomsten die Polen vóór de toetreding tot de Europese Unie heeft gesloten, zoals de Overeenkomst voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee, krachtens de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Republiek Polen vanaf de datum van toetreding beheerd door de Gemeenschap. De visserijorganisaties hebben aanbevolen om voor 2010 een aantal maatregelen in te voeren, onder meer vangstmogelijkheden voor communautaire vaartuigen. Deze vangstmogelijkheden moeten door de Gemeenschap ten uitvoer worden gelegd. (12) [De Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) heeft op haar jaarlijkse vergadering in 2009 geen vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld; hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, dienen de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder de jurisdictie van de IATTC vallen, te worden gereguleerd om het duurzame beheer ervan te garanderen.] (13) [Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2009 heeft de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) vangstbeperkingen vastgesteld voor nog eens twee visbestanden in het SEAFO-verdragsgebied. Deze vangstbeperkingen moeten in Gemeenschapsrecht worden omgezet.] (14) [Tijdens de derde internationale vergadering over de oprichting van een nieuwe Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO) in mei 2007, hebben de deelnemers tussentijdse maatregelen goedgekeurd, waaronder vangstmogelijkheden, om de pelagische en de bodemvisserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan te reguleren. Deze maatregelen moeten in Gemeenschapsrecht worden omgezet.] (15) Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften [37] te voorkomen, is het van essentieel belang dat deze visgronden op 1 januari 2010 worden opengesteld. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I Toepassingsgebied en definities Artikel 1 Onderwerp Bij deze verordening worden de volgende vangstmogelijkheden vastgesteld, alsmede de voorwaarden die functioneel verbonden zijn met het gebruik van deze vangstmogelijkheden: – voor het jaar 2010, de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden, en – voor het jaar 2011, bepaalde beperkingen van de visserijinspanning en, voor de in titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, en in de bijlagen IE en V vastgestelde perioden, de vangstmogelijkheden voor bepaalde Antarctische bestanden. Artikel 2 Toepassingsgebied Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op: a) vissersvaartuigen van de Gemeenschap, hierna “vaartuigen van de Gemeenschap” genoemd, en b) vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna "vaartuigen van derde landen" genoemd), in wateren van de Gemeenschap (hierna "EG-wateren" genoemd). Artikel 3 Definities Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities: a) "totaal toegestane vangsten (TAC's)": de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen en aangeland; b) "quotum": een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC's; c) “internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen; d) "maaswijdte": de maaswijdte zoals vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten [38]. Artikel 4 Visserijzones Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones: a) voor de ICES-zones (International Council for the Exploration of the Sea — Internationale Raad voor het onderzoek van de zee): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91; b) voor het Skagerrak: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust; c) voor het Kattegat: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen; d) voor de Golf van Cadiz: het gebied van ICES-zone IXa ten oosten van 7°23′48″ WL; f) voor de CECAF-zones (Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic – Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan [39]; g) voor de NAFO-zones (Northwest Atlantic Fisheries Organisation – Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen [40]; h) voor de SEAFO-zones (South East Atlantic Fisheries Organisation – Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Besluit 2002/738/EG van de Raad van 22 juli 2002 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan [41]; i) voor de ICCAT-zone (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas - Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen): de afbakening van Besluit 86/238/EEG van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het Protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende Slotakte van de conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag [42]; j) voor de CCAMLR-zones (Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources — Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004; k) voor de IATTC-zone (Inter American Tropical Tuna Convention – Interamerikaanse Commissie voor tropische tonijn): de afbakening van Besluit 2006/539/EG van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica [43]; l) voor de IOTC-zone (Indian Ocean Tuna Commission – Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan): de afbakening van Besluit 95/399/EG van de Raad van 18 september 1995 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan [44]; m) voor het SPFO-gebied (South Pacific Regional Fisheries Management Organisation - Regionale visserijorganisatie voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan): het gebied op open zee ten zuiden van de evenaar, ten noorden van het CCAMLR-verdragsgebied, ten oosten van het SIOFA-verdragsgebied, zoals vastgesteld in Besluit 2006/496/EG van de Raad van 6 juli 2006 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan [45], en ten westen van de gebieden die onder de visserijjurisdictie van de Zuid-Amerikaanse staten vallen; n) voor de WCPFC-zone (Western and Central Pacific Fisheries Convention – Commissie voor de visserij in het centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan): de afbakening van Besluit 2005/75/EG van de Raad van 26 april 2004 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan [46]. o) voor de diepzee van de Beringzee: het diepzeegebied van de Beringzee vanaf 200 zeemijlen van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee van de aan de Beringzee gelegen kuststaten wordt gemeten. TITEL II Vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 5 Vangstbeperkingen en toewijzingen 1. De vangstbeperkingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in EG-wateren of bepaalde niet-EG-wateren en de toewijzing van deze vangstbeperkingen aan de lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, worden vastgesteld in bijlage I. 2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de voorschriften van artikel 12 en bijlage III van de onderhavige verordening en van Verordening (EG) nr. 1006/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen vallen, en in de visserijzone rond Jan Mayen. 3. De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de EG-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV vast volgens de regels in punt 6 van bijlage IID. 4. De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-zones V en XIV voor de Gemeenschap vast op 7,7% van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld. 5. De vangstbeperkingen voor het keverbestand in de EG-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV en voor het sprotbestand in de EG-wateren van de ICES-zones IIa en IV kunnen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2010 worden verzameld. 6. Als gevolg van een herziening van het keverbestand overeenkomstig lid 5 kunnen de vangstbeperkingen voor het wijtingbestand in de EG-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV en voor het schelvisbestand in de EG-wateren van de ICES-zones IIa, III en IV volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien om rekening te houden met de industriële bijvangsten in de kevervisserij. Artikel 6 Verboden soorten [Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen: a) Reuzenhaai (Cetorinhus maximus) en witte haai (Carcharodon carcharias) in alle EG- en niet-EG-wateren; b) Zee-engel (Squatina squatina) in alle EG-wateren; c) Vleet (Dipturus batus) in de EG-wateren van IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X, en d) Golfrog (Raja undulate) en witte rog (Rostroraja alba) in de EG-wateren van VI, VII, VIII, IX en X.] Artikel 7 Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen 1. De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd: a) het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; b) nieuwe toewijzingen op grond van de artikelen [..] van Verordening (EG) nr. [..]/2009 (controleverordening), of op grond van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1006/2008; c) het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96; d) het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96; e) verminderingen of kortingen op grond van de artikelen [..] van Verordening (EG) nr. [..]/2009 (controleverordening)]. 2. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing op alle bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel of analytische TAC's zijn vastgesteld. 3. De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn van toepassing op alle bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld, tenzij anders vermeld in bijlage I. 4. De leden 2 en 3 gelden onverminderd artikel [..] van Verordening (EG) nr. [..]/2009 (controleverordening). Artikel 8 Beperkingen van de visserijinspanning Vanaf 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011 zijn de maatregelen tot vermindering van de visserijinspanning die zijn vastgesteld in: a) bijlage IIA, van toepassing op het beheer van sommige bestanden in het Kattegat, het Skagerrak, het deel van ICES-zone IIIa dat niet behoort tot het Skagerrak en het Kattegat, de ICES-zones IV, VIa, VIIa en VIId en de EG-wateren van de ICES-zones IIa en Vb; b) bijlage IIB, van toepassing op het herstel van heek en langoustine in de ICES-zones VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz; c) bijlage IIC, van toepassing op het beheer van de tongbestanden in ICES-zone VIIe; d) bijlage IID, van toepassing op het beheer van de zandspieringbestanden in de EG-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV. Artikel 9 Vangst- en inspanningsbeperkingen voor de diepzeevisserij 1. Naast de vangstbeperkingen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1359/2008 van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen [47], is het verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisserijdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2347/2002. 2. De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts uitoefenen als ze in het bezit zijn van een diepzeevisserijdocument. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2010 geldende visserijinspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met diepzeevisserijdocumenten niet meer bedragen dan 65% van de gemiddelde jaarlijkse visserijinspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke deze vaartuigen beschikten over diepzeevisserijdocumenten en/of er diepzeesoorten, als opgesomd in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 2347/2002, werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere diepzeesoorten dan grote zilversmelt is gevangen. Artikel 10 Voorwaarden voor de aanlanding van vangsten en bijvangsten 1. Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits: a) die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en dat quotum nog niet is opgebruikt; of b) die vis deel uitmaakt van een quotum van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat quotum nog niet is opgebruikt. 2. In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangeland, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt: a) andere soorten dan haring en makreel, mits i) die soorten samen met andere soorten zijn gevangen met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm overeenkomstig artikel [..] van Verordening (EG) nr. [..]/2009 (verordening inzake technische maatregelen); en ii) de vangst noch aan boord, noch bij aanlanding is gesorteerd; of b) makreel, mits i) die soort samen met horsmakreel of sardine is gevangen; ii) de vangst van die soort ten hoogste 10% bedraagt van het totale gewicht van de aan boord aanwezige hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardine, en iii) de vangst noch aan boord, noch bij aanlanding is gesorteerd. 3. Alle aangelande hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het quotum van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het quotum van de Gemeenschap, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten. 4. Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel [..] van Verordening (EG) nr. [..]/2009 (verordening inzake technische maatregelen). Artikel 11 Ongesorteerde aanlanding in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en de EG-wateren van ICES-zone IIa 1. Wanneer de voor een lidstaat vastgestelde vangstbeperkingen voor haring in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te landen die ook haring bevatten. 2. De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanlanding van soorten die zijn gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa. 3. Ongesorteerde vangsten uit de ICES-zones IIIa, IV en VIId en uit de EG-wateren van ICES-zone IIa mogen alleen worden aangeland in havens of andere aanlandingsplaatsen waar een in lid 2 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is. Artikel 12 Gegevensverstrekking Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel [..] van Verordening (EG) nr. [..]/2009 (controleverordening) gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes. Hoofdstuk II Vismachtigingen in wateren van derde landen Artikel 13 Vismachtigingen 1. Het maximum aantal vismachtigingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen wordt vastgesteld in bijlage III. 2. Indien een lidstaat quota in de in bijlage III genoemde visserijzones op basis van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of "swap"), worden daarbij ook de overeenkomstige vismachtigingen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage III vastgestelde totale aantal vismachtigingen per visserijzone mag echter niet worden overschreden. Hoofdstuk III Vangstmogelijkheden in wateren van regionale organisaties voor visserijbeheer Afdeling 1 ICCAT-GEBIED Artikel 14 Beperking van het aantal vaartuigen dat op blauwvintonijn mag vissen Voor de onderstaande vaartuigen gelden de in bijlage IV vastgestelde maximumaantallen: – met de hengel of de sleeplijn vissende vaartuigen van de Gemeenschap die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op blauwvintonijn (Thunnus thynnus) tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen; – vaartuigen die in het kader van de communautaire ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen; – vaartuigen van de Gemeenschap die in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen voor kweekdoeleinden. Afdeling 2 CCAMLR-GEBIED Artikel 15 Verbodsbepalingen en vangstbeperkingen 1. Gerichte visserij op de in bijlage V, deel A, vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden. 2. Voor nieuwe en experimentele visserij worden de vangst- en bijvangstbeperkingen per deelgebied vastgelegd in bijlage V, deel B. Artikel 16 Experimentele visserij 1. Een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en er geregistreerd staat, en dat bij de CCAMLR is aangemeld overeenkomstig de artikelen 7 en 7 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004, mag deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie. 2. In sector 58.4.3(b) mag nooit meer dan één vissersvaartuig tegelijk vissen. 3. De vangst- en bijvangstbeperkingen in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b), en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU's) in elk gebied worden vastgesteld in bijlage V, deel B. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten de geldende vangstbeperking hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij wordt gesloten. 4. De visserijactiviteiten vinden plaats in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en visserijinspanning te voorkomen. In de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3(b) is het echter verboden om te vissen op diepten van minder dan 550 m. Artikel 17 Visserij op krielgarnaal in het visseizoen 2010/2011 1. Uitsluitend de lidstaten die lid zijn van de CCAMLR mogen tijdens het visseizoen 2010/2011 in het CCAMLR-verdragsgebied op krielgarnaal vissen. Lidstaten die voornemens zijn om in het CCAMLR-verdragsgebied op krielgarnaal (Euphasia superba) te vissen, stellen het CCAMLR-secretariaat en de Commissie overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004 uiterlijk op 1 juni 2010 in kennis van: a) hun voornemen om op krielgarnaal te vissen, waarbij zij gebruik maken van het in bijlage V, deel C, vastgestelde formulier, b) de vorm van de netten, waarbij zij gebruik maken van het in bijlage V, deel D, vastgestelde formulier. 2. De in lid 1 vermelde kennisgeving omvat de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie voor elk vaartuig dat van de lidstaat toestemming krijgt om aan de visserij op krielgarnaal deel te nemen. 3. De lidstaten die voornemens zijn om in het CCAMLR-verdragsgebied de visserij op krielgarnaal te beoefenen, geven alleen kennis van de vaartuigen met vergunning die ten tijde van de kennisgeving hun vlag voeren. 4. De lidstaten mogen toestaan dat een ander vaartuig dan de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 aan de CCAMLR gemelde vaartuigen, deelneemt aan de visserij op krielgarnaal, wanneer een vaartuig met vergunning om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht niet aan die visserij kan deelnemen. De betrokken lidstaten brengen in dat geval het CCAMLR-secretariaat en de Commissie onverwijld op de hoogte, met opgave van: a) alle bijzonderheden over het in lid 2 bedoelde vervangende vaartuig (of de vervangende vaartuigen), inclusief de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie; b) een volledig overzicht van de redenen voor de vervanging, alsmede van alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties. 5. De lidstaten staan niet toe dat een vaartuig dat voorkomt op een van de door de CCAMLR vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen, aan de visserij op krielgarnaal deelneemt. Afdeling 3 IOTC-GEBIED Artikel 18 Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die in het IOTC-gebied vissen 1. Het maximum aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in het IOTC-gebied op tropische tonijn vist, en de overeenkomstige in brutotonnage (GT) uitgedrukte capaciteit, wordt vastgesteld in bijlage VI, punt 1. 2. Het maximum aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in het IOTC-gebied op zwaardvis (Xiphias gladius) en witte tonijn (Thunnus alalunga) vist, en de overeenkomstige in GT uitgedrukte capaciteit, worden vastgesteld in bijlage VI, punt 2. 3. De lidstaten kunnen het in de leden 1 en 2 bedoelde aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij ten genoegen van de Commissie kunnen aantonen dat deze wijziging niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt. 4. De lidstaten zorgen er bij een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot voor dat de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IOO-vaartuigen van een regionale organisatie voor visserijbeheer voorkomen, mogen niet worden overgedragen. 5. Rekening houdend met de uitvoering van de bij de IOTC ingediende ontwikkelingsplannen, kunnen de lidstaten de in dit artikel bedoelde maxima van de visserijcapaciteit slechts verhogen binnen de in die ontwikkelingsplannen bepaalde grenzen. Afdeling 4 SFPO-GEBIED Artikel 19 Bodemvisserij De lidstaten beperken de bodemvisserijinspanning of de uit die visserij voortkomende vangsten in het SPFO-gebied tot het gemiddelde van de jaarlijkse hoeveelheden in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006, wat betreft het aantal vissersvaartuigen en andere parameters die een maatstaf zijn voor de vangsthoeveelheid, de visserijinspanning en de visserijcapaciteit, en tot de delen van het SFPO-gebied waar tijdens het vorige visseizoen bodemvisserij heeft plaatsgevonden. Afdeling 5 IATTC-GEBIED Artikel 20 Ringzegenvisserij 1. De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is verboden: a) van hetzij 29 juli tot en met 28 september 2010, hetzij van 10 november 2010 tot en met 18 januari 2011 in het gebied dat wordt begrensd door: – de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan, – lengtegraad 150° WL; – breedtegraad 40° NB; – breedtegraad 40° ZB. b) van 29 september tot en met 29 oktober 2010 in het gebied dat wordt begrensd door: – lengtegraad 94° WL; – lengtegraad 110° WL; – breedtegraad 3° NB; – breedtegraad 5° ZB. 2. De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 april 2010 de in lid 1, onder a), bedoelde periode mee waarin de visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de vastgestelde periode stopzetten. 3. Ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de IATTC vissen, moeten alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer misschien onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan. Afdeling 6 SEAFO-GEBIED Artikel 21 Maatregelen ter bescherming van diepzeehaaien De gerichte visserij op diepzeehaaien in het SEAFO-verdragsgebied is verboden. Afdeling 7 WCPFC-GEBIED Artikel 22 Beperkingen van de visserijinspanning voor geelvintonijn, grootoogtonijn, gestreepte tonijn en witte tonijn De lidstaten zien erop toe dat de totale inspanning bij de visserij op grootoogtonijn (Thunnus obesus), geelvintonijn (Thunnus albacares), gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) en witte tonijn (Thunnus alalunga) in het WCPFC-gebied wordt beperkt tot de visserijinspanning die in partnerschapsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en kuststaten in de regio is overeengekomen. Artikel 23 Gesloten gebied voor de visserij met visconcentratievoorzieningen (FAD's) 1. In het gedeelte van het WCPFC-gebied tussen 20°NB en 20°ZB zijn visserijactiviteiten van ringzegenvaartuigen die gebruik maken van FAD's verboden tussen 1 augustus 2010, 00.00 uur en 30 september 2010, 24.00 uur. In die periode mogen ringzegenvaartuigen in dat gedeelte van het WCPFC-gebied alleen visserijactiviteiten verrichten indien zich aan boord een waarnemer bevindt die erop toeziet dat het vaartuig op geen enkel ogenblik: – een FAD of soortgelijk elektronisch apparaat gebruikt of in dienst heeft, – met behulp van FAD's vist op scholen. 2. Alle ringzegenvaartuigen die in het in de eerste zin van lid 1 bedoelde gedeelte van het WCPFC-gebied vissen, houden alle grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn aan boord en landen deze aan of laden deze over. 3. Lid 2 geldt niet in de volgende gevallen: a) tijdens de laatste trek van een visreis, indien onvoldoende ruimte is overgebleven om al deze vis op te slaan, b) wanneer de vis om andere dan met de grootte verband houdende redenen niet geschikt is voor menselijke consumptie, of c) wanneer zich een ernstige storing van de koelinstallatie voordoet. Artikel 24 Beperking van het aantal vaartuigen dat op zwaardvis mag vissen Het maximum aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat in de gebieden bezuiden 20° ZB van het WCPFC-gebied op zwaardvis (Xiphias gladius) mag vissen, wordt vastgesteld in bijlage VII. Afdeling 8 BERINGZEE Artikel 25 Verbod op de visserij in de diepzee van de Beringzee De visserij op Alaskapollak (Theragra chalcogramma) in de diepzee van de Beringzee is verboden. TITEL III Vangstmogelijkheden voor vaartuigen van derde landen in EG-wateren Artikel 26 Vangstbeperkingen Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen, alsook vissersvaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1006/2008 en de onderhavige titel vastgestelde voorwaarden, in EG-wateren vissen. Artikel 27 Vismachtigingen 1. Het maximum aantal vismachtigingen voor vaartuigen van derde landen die in EG-wateren vissen, wordt vastgesteld in bijlage VIII. 2. Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits die vis is gevangen met vaartuigen van derde landen die een quotum hebben en dat quotum niet is opgebruikt. Artikel 28 Verboden soorten [Het is vaartuigen van derde landen verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen: a) Reuzenhaai (Cetorinhus maximus) en witte haai (Carcharodon carcharias) in alle EG-wateren; b) Zee-engel (Squatina squatina) in alle EG-wateren; c) Vleet (Dipturus batis) in de EG-wateren van IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X, en d) Golfrog (Raja undulata) en witte rog (Rostroraja alba) in de EG-wateren van VI, VII, VIII, IX en X.] TITEL IV Slotbepalingen Artikel 29 Wijziging van Verordening (EG) nr. 1359/2008 In deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1359/2008 worden de gegevens betreffende grenadiervis in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van III vallen, vervangen door: "Soort: | GrenadiervisCoryphaenoides rupestris | Gebied: | III (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)(1)(RNG/03-) | Jaar | 2009 | 2010 | | Denemarken | 804 | 804 | | Duitsland | 5 | 5 | | Zweden | 41 | 41 | | EG | 850 | 850 | | (1) In afwachting van overleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen mag niet gericht op grenadiervis worden gevist in ICES-zone IIIa. " | Artikel 30 Slotbepalingen Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010. Op vangstmogelijkheden voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2010, zijn titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, en de bijlagen IE en V van toepassing met ingang van de datum waarop de betrokken vangstmogelijkheden van toepassing zijn. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter [1] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. [2] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3. [3] PB L 345 van 28.12.2005, blz. 5. [4] PB L 65 van 7.3.2006, blz. 1. [5] PB L 122 van 11.5.2007, blz. 7. [6] PB L 157 van 19.6.2007, blz. 1. [7] PB L 344 van 20.12.2008, blz. 6. [8] PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20. [9] PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1. [10] PB L … van …, blz. [11] PB L …van…, blz. [12] PB L 214 van 19.8.2009, blz. 16. [13] PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1 [14] PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. [15] PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9. [16] PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. [17] PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7. [18] PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10. [19] PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6. [20] PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1. [21] PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17. [22] PB L 97 van 1.4.2004, blz. 16. [23] PB L 340 van 23.12.2005, blz. 3. [24] PB L 409 van 30.12.2006, blz. 1. [25] PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6. [26] PB L 123 van 12.5.2007, blz. 3. [27] PB L 318 van 5.12.2007, blz. 1. [28] PB L 295 van 4.11.2008, blz. 3. [29] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1. [30] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33. [31] PB L … van …, blz. [32] PB L … van …, blz. [33] PB L … van …, blz. [34] PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48. [35] PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12. [36] PB L 172 van 30.6.2007, blz. 1. [37] PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1. [38] PB L 151 van 11.6.2008, blz. 5. [39] PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. [40] PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. [41] PB L 234 van 31.8.2002, blz. 39. [42] PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33. [43] PB L 224 van 16.8.2006, blz. 22. [44] PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24. [45] PB L 196 van 18.7.2006, blz. 14. [46] PB L 32 van 4.2.2005, blz. 1. [47] PB L 352, blz. 1. --------------------------------------------------