Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0363

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van richtlijn 2004/67/EG {SEC(2009) 977} {SEC(2009) 978} {SEC(2009) 979} {SEC(2009) 980}

    /* COM/2009/0363 def. - ( 2009/ */

    52009PC0363




    NL

    Brussel, 16.7.2009

    COM(2009) 363 definitief

    2009/ 0108 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG

    {SEC(2009) 977}

    {SEC(2009) 978}

    {SEC(2009) 979}

    {SEC(2009) 980}

    TOELICHTING

    1. Achtergrond van het voorstel

    De Commissie dient een voorstel in dat ertoe strekt Richtlijn 2004/67/EG van de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening [1] in te trekken. Deze richtlijn volstaat niet langer in de context van de toenemende invoerafhankelijkheid en de oplopende voorzienings- en doorvoerrisico's in derde landen, de groter wordende gasstromen en de ontwikkeling van de interne gasmarkt binnen de Gemeenschap.

    Als reactie op de Russisch-Oekraïense gascrisis in januari 2009, die een ongeziene onderbreking van de Europese gasvoorziening via Oekraïne heeft veroorzaakt, hebben de Europese Raad en het Europees Parlement opgeroepen de bestaande richtlijn versneld te herzien. Een nieuwe belangrijke verstoring van de gasvoorziening kan niet worden uitgesloten en kan zich zelfs in de nabije toekomst voordoen. De Gemeenschap moet zich dus voorbereiden op eventuele toekomstige verstoringen van de aardgasvoorziening.

    De januaricrisis heeft aangetoond dat de rol van de gassector, de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap duidelijker moet worden omschreven om op korte termijn een antwoord te bieden op eventuele verstoringen van de voorziening en op langere termijn de vereiste infrastructuur te waarborgen. Een les uit de crisis is dat maatregelen uitsluitend samenhangend en doeltreffend zijn wanneer zij goed van tevoren zijn voorbereid en op Gemeenschapsniveau worden gecoördineerd.

    Dit voorstel voor een verordening is consistent met de doelstellingen van de Unie, meer bepaald die met betrekking tot een goede functionering van de interne aardgasmarkt en het veilig stellen van de energievoorziening.

    2. Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling

    Openbare raadplegingen

    Op 13 november 2008 heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd over de tenuitvoerlegging van de bestaande richtlijn (COM(2008) 769). Die publicatie werd gevolgd door een openbare raadpleging van de betrokken partijen (lidstaten, bedrijfstak, regelgevende autoriteiten en burgers) die plaatsvond tussen november 2008 en maart 2009. Er is ook een gedetailleerde raadpleging over een herziene wetgeving inzake de continuïteit van de gasvoorziening geweest binnen de Groep coördinatie gas, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de gasindustrie, en de gebruikers, vertegenwoordigd door hun Europese associaties (Eurogas, OGP, GIE, IFIEC, BEUC, Eurelectric), meer bepaald op vergaderingen van die groep op 23 februari, 2 april en 13 mei 2009. Op de Raad Energie van 12 januari en 19 februari 2009 hebben de lidstaten hun standpunten gegeven en vervolgens hebben verscheidene lidstaten schriftelijke opmerkingen toegezonden aan de Commissie.

    Effectbeoordeling

    Bij de effectbeoordeling is nagedacht over vijf beleidsopties: 1) geen nieuwe actie van de Gemeenschap; 2) betere handhaving van Richtlijn 2004/67/EG; 3) aanpak op basis van vrijwilligheid door de industrie; 4) een herziene richtlijn; 5) een nieuwe verordening.

    Met betrekking tot optie 1 en 2 heeft de Commissie een evaluatie uitgevoerd van de tenuitvoerlegging van de bestaande richtlijn. Die heeft tot de conclusie geleid dat de bestaande richtlijn niet volstaat gezien de groeiende invoerafhankelijkheid en de toegenomen leverings- en doorvoerrisico's in derde landen, alsmede de steeds grotere gasstromen en de ontwikkeling van de interne gasmarkt binnen de Gemeenschap. Wat optie 3 betreft, is een groot nadeel van een aanpak op basis van vrijwilligheid dat een consistente deelname van alle marktspelers niet echt kan worden gewaarborgd. Bovendien zorgen de marktkrachten niet per definitie voor de totstandbrenging van de benodigde extra capaciteit om de veiligheid van de voorziening te garanderen. Wat de opties 4 and 5 (keuze van het juridisch instrument) betreft, is de Commissie van mening dat een verordening een geschikter instrument is dan een richtlijn, en wel om de volgende redenen: een verordening is rechtstreeks toepasselijk voor de bevoegde instanties van de lidstaten, de aardgasondernemingen en de consument; er is geen omslachtige omzetting vereist; een verordening waarborgt de duidelijkheid en samenhang van de normen en verplichtingen in de hele Gemeenschap en de betrokkenheid van de communautaire instellingen wordt hierdoor duidelijk omschreven.

    3. Juridische elementen van het voorstel

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen. De voornaamste doelstelling van het voorstel is de continuïteit van de aardgasvoorziening te waarborgen door stimulansen in te bouwen voor de aanleg van de interconnecties die vereist zijn om te voldoen aan de N-1-indicator, en in dat kader ook bidirectionele gasstromen mogelijk te maken. Bedoelde interconnecties zijn tegelijk ook noodzakelijk voor een goede functionering van de interne gasmarkt.

    In de verordening wordt de klemtoon gelegd op de rol van de interne gasmarkt om de continuïteit van de gasvoorziening te waarborgen. De verordening heeft tot doel het voor aardgasondernemingen mogelijk te maken hun klanten in het geheel van de Gemeenschap zo lang mogelijk en zonder beperkingen op nationaal niveau te bevoorraden. Overeenkomstig de verordening mogen de bevoegde instanties in noodsituaties slechts in laatste instantie een beroep doen op maatregelen die niet op de marktwerking gebaseerd zijn, wanneer alle marktgeoriënteerde maatregelen uitgeput zijn en de aardgasondernemingen niet langer in staat zijn een verstoring van de gasvoorziening te ondervangen. Bovendien krijgt de Commissie een sterkere rol om erover te waken dat de interne markt zo lang mogelijk blijft functioneren en dat op nationaal niveau getroffen maatregelen verenigbaar zijn met dit beginsel.

    Subsidiariteitsbeginsel

    Dit voorstel heeft tot doel de continuïteit van de energievoorziening van de Gemeenschap te versterken. Met de verwezenlijking van de interne energiemarkt en zoals aangetoond door de verstoring van de gasvoorziening in januari 2009, is de aardgasvoorzieningszekerheid een zorg waarbij de communautaire dimensie steeds belangrijker wordt, wat de betrokkenheid van de communautaire instellingen en met name van de Commissie rechtvaardigt. In een communautaire noodsituatie is de Commissie het best geplaatst om de acties van de bevoegde instanties van de lidstaten te coördineren en de dialoog met derde landen te faciliteren. Om verstoringen van de gasvoorziening te voorkomen en er tegelijk op voorbereid te zijn, is de beste garantie voor voorzieningszekerheid het bestaan van een grote, onderling goed verbonden en concurrerende interne markt, waarbij diverse energiebronnen en voorzieningsroutes beschikbaar zijn en het effect van een onderbreking van de voorziening op afzonderlijke lidstaten of ondernemingen kan worden gespreid.

    Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen te bereiken. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor hun voorzieningszekerheid en blijven over een grote flexibiliteit beschikken bij de keuze van hun regelingen en instrumenten om de continuïteit van hun voorziening te waarborgen, rekening houdend met hun respectieve nationale kenmerken op het gebied van de gassector.

    4. Gevolgen voor de begroting

    Het voorstel heeft slechts een beperkt effect op de Gemeenschapsbegroting. Meer in het bijzonder zijn de kosten het gevolg van de vergaderingen van de Groep coördinatie gas en, wanneer dit geldt, de oprichting van een permanente monitoringseenheid die de gasstromen binnen en buiten de Gemeenschap moet volgen. De kosten van dienstreizen buiten de Gemeenschap in het geval van crisissituaties kunnen worden gedragen door het stabiliteitsinstrument.

    2009/xxxx (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie [2],

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [4],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [5],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Aardgas (hierna "gas" genoemd) is een essentieel onderdeel van de energievoorziening van de Gemeenschap, maakt een vierde uit van de primaire-energievoorziening van de Gemeenschap, draagt voornamelijk bij tot de elektriciteits- en warmteopwekking en is een belangrijke grondstof voor de industrie en brandstof voor het vervoer.

    (2) Het gasverbruik in Europa is de afgelopen tien jaar snel toegenomen. Aangezien de interne productie afneemt, is de gasinvoer nog sneller gestegen en is de afhankelijkheid van invoer dus groter geworden, wat het aspect van de voorzieningszekerheid steeds belangrijker heeft gemaakt.

    (3) Bij Richtlijn 2004/67/EG van de Raad is voor het eerst op Gemeenschapsniveau een rechtskader ingesteld om de continuïteit van de aardgasvoorziening te waarborgen en bij te dragen tot de goede functionering van de interne gasmarkt, ook in het geval van een verstoring van die voorziening. In het kader van de richtlijn is de Groep coördinatie gas opgericht, die nuttig is gebleken bij de uitwisseling van informatie en voor het omschrijven van gemeenschappelijke acties tussen de lidstaten, de Commissie, de gassector en de desbetreffende afnemers. Het Netwerk van correspondenten inzake energiezekerheid (NESCO), dat krachtens de Europese Raad van december 2006 is opgericht, heeft de capaciteit vergroot om informatie te verzamelen en heeft vroegtijdige waarschuwingen in het geval van potentiële bedreigingen voor de energievoorzieningszekerheid mogelijk gemaakt. De nieuwe door de Raad in juni 2009 vastgestelde wetgeving betreffende de interne energiemarkt is een belangrijke stap om de interne energiemarkt te voltooien en heeft als expliciete doelstelling de energievoorzieningszekerheid van Europa te verbeteren.

    (4) In het kader van de huidige op Gemeenschapsniveau vastgestelde bepalingen op het gebied van de gasvoorzieningszekerheid beschikken de lidstaten echter nog steeds over een grote bewegingsmarge bij hun keuze van maatregelen. Wanneer de continuïteit van de voorziening van een bepaalde lidstaat bedreigd wordt, ontstaat het risico dat unilateraal door een dergelijke lidstaat getroffen maatregelen de goede functionering van de interne gasmarkt in het gedrang brengen. De recente ervaring heeft aangetoond dat dit risico reëel is. Om een goede functionering van de interne gasmarkt mogelijk te maken, ook in het geval de gasvoorziening tekortschiet, is het daarom noodzakelijk een meer gecoördineerde antwoord op crisissen bij de voorziening te garanderen, zowel wat preventieve actie als reactiemaatregelen op concrete verstoringen van de voorziening betreft.

    (5) De gasroutes en -bronnen voor de Gemeenschap moeten de continuïteit van de energievoorziening van de Gemeenschap als geheel en van de afzonderlijke lidstaten ondersteunen. Die voorzieningszekerheid hangt in de toekomst af van de ontwikkeling van de brandstofmix, de ontwikkeling van de productie in de Gemeenschap en in derde landen waaruit de Gemeenschap gas betrekt, en de investeringen in opslagcapaciteit en in routes binnen en buiten de gemeenschap, inclusief de bouw van faciliteiten voor vloeibaar aardgas (LNG).

    (6) Een ernstige verstoring van de gasvoorziening van de Gemeenschap kan een effect hebben op alle lidstaten en partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en kan resulteren in grote schade voor het geheel van de economie van de Gemeenschap. Een verstoring van de gasvoorziening kan ook ernstige sociale effecten hebben, met name voor kwetsbare gebruikersgroepen.

    (7) In het rapport van december 2008 inzake de tenuitvoerlegging van de Europese strategie op het gebied van de voorzieningszekerheid wordt gewezen op de toenemende afhankelijkheid van de EU van ingevoerde energie, wordt dit aspect als een aanzienlijk nieuw risico voor de continuïteit van de energievoorziening van de EU omschreven en wordt de voorzieningszekerheid één van de nieuwe uitdagingen van het desbetreffende beleid van de EU genoemd. De interne gasmarkt is een centraal element om de veiligheid van de energievoorziening in de Gemeenschap te verbeteren en de blootstelling van afzonderlijke lidstaten aan de schadelijke effecten van verstoringen van de voorziening te verminderen.

    (8) Het uitvallen van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur of -voorzieningsbron, het zogenaamde N-1-scenario, is een realistisch scenario geworden. Het idee van het falen van een dergelijke infrastructuur of voorzieningsbron, als benchmark van wat de lidstaten moeten kunnen compenseren, levert een goed startpunt voor het waarborgen van de gasvoorziening.

    (9) Om een verstoring van de voorziening te voorkomen, is een toereikende gasinfrastructuur binnen afzonderlijke lidstaten en over het geheel van de Gemeenschap essentieel. Gemeenschappelijke minimumcriteria met het oog op de continuïteit van de gasvoorziening moeten een gelijk speelveld voor die continuïteit waarborgen en moeten een krachtige aansporing leveren om de vereiste infrastructuur aan te leggen en de voorbereiding op crisissituaties te verbeteren. Maatregelen aan de vraagzijde, zoals brandstofswitching, kunnen een belangrijke rol spelen bij het veiligstellen van de energievoorziening wanneer zij voldoende snel kunnen worden toegepast en in het geval van een verstoring van de voorziening de vraag afdoende kunnen drukken.

    (10) Investeringen in nieuwe gasinfrastructuur moeten sterk worden bevorderd. Daardoor moet de voorzieningszekerheid worden verbeterd en moet worden gewaarborgd dat de interne gasmarkt naar behoren kan functioneren. Wanneer een investering in infrastructuur een grensoverschrijdend karakter heeft, moeten het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Agency for the Cooperation of Energy Regulators - "ACER"), opgericht krachtens Verordening (EG) nr. .../… van het Europees Parlement en de Raad, en het Europees netwerk voor transmissiesysteembeheerders (European Network of Transmissiesysteembeheerders for Gas - "ENTSO-G") nauw bij de zaak worden betrokken opdat beter met de grensoverschrijdende effecten rekening wordt gehouden.

    (11) Er zijn verschillende bronnen van communautaire financiering beschikbaar om de lidstaten te ondersteunen bij de financiering van de vereiste investeringen in binnenlandse productie en infrastructuur, met name leningen en garanties van de Europese Investeringsbank of financiering uit de middelen van de regionale, structuur- en cohesiefondsen. Om de energievoorzieningszekerheid te versterken, kunnen de Europese Investeringsbank, alsook externe instrumenten van de Gemeenschap zoals ENPI, IPA en DCI, tevens acties in derde landen financieren.

    (12) Deze verordening moet het voor aardgasondernemingen en -gebruikers mogelijk maken om in het geval van verstoringen zolang mogelijk op marktmechanismen voort te bouwen. Er moet ook worden voorzien in mechanismen ter reactie op noodsituaties, die moeten worden gebruikt wanneer de markten niet langer in staat zijn adequaat op een onderbreking van de voorziening te reageren. Zelfs in noodsituaties moet, om de effecten van een verstoring van de voorziening te matigen, voorrang worden gegeven aan marktgeoriënteerde instrumenten.

    (13) Na de vaststelling van het derde pakket betreffende de interne markt voor energie [6] zullen nieuwe bepalingen gelden voor de gassector, waarbij de lidstaten, regelgevende autoriteiten, transmissiesysteembeheerders en ACER een duidelijke rol en duidelijke verantwoordelijkheden krijgen, en waardoor tegelijk de transparantie van de markt wordt verbeterd, met het oog op een goede functionering van die markt en een verbetering van de voorzieningszekerheid.

    (14) Voltooiing van de interne gasmarkt en daadwerkelijke mededinging binnen die markt bieden de Gemeenschap en alle lidstaten het hoogst mogelijke niveau van voorzieningszekerheid, op voorwaarde dat die markt ten volle zijn rol kan spelen in het geval van een verstoring van de voorziening die haar weerslag doet gevoelen op een deel van de Gemeenschap, wat ook de oorzaak is van die verstoring. Te dien einde is een alomvattende en effectieve gemeenschappelijke aanpak op het gebied van de voorzieningszekerheid vereist, voornamelijk via een transparant en niet-discriminerend beleid dat verenigbaar is met de eisen van de markt en dat marktdistorsies en ondermijning van de marktreactie op een verstoring van de voorziening voorkomt.

    (15) Een nauwkeurige omschrijving van de rol en de verantwoordelijkheden van de aardgasondernemingen en bevoegde instanties is derhalve cruciaal om een goede functionering van de interne markt te waarborgen, met name bij verstoringen van de voorziening en in crisissituaties.

    (16) Er moeten afdoende geharmoniseerde normen voor de voorzieningszekerheid worden vastgesteld, die minimaal volstaan om een antwoord te bieden op een situatie als die van januari 2009, die rekening houden met de verschillen tussen de lidstaten en die geen onredelijke en onevenredige belasting inhouden voor de aardgasondernemingen, inclusief nieuwe marktdeelnemers en kleine ondernemingen.

    (17) Het is essentieel voor een goede werking van de markt dat aardgasondernemingen tijdig de nodige investeringen doen voor de inheemse productie en infrastructuur, zoals interconnecties, apparatuur die bidirectionele gasstromen in pijpleidingen mogelijk maakt, opslagfaciliteiten en LNG-hervergassingsinstallaties, en dat zij daarbij rekening houden met eventuele verstoringen van de voorziening zoals die van januari 2009.

    (18) Het is belangrijk dat de gasvoorziening in stand wordt gehouden, met name voor huishoudelijke gebruikers en andere beschermde klanten, zoals scholen en ziekenhuizen, wanneer de markt niet langer voor die voorziening kan zorgen. Het is essentieel dat de in crisissituaties te nemen maatregelen reeds vóór dergelijke crises worden omschreven.

    (19) Er bestaat een brede keuze aan instrumenten om de continuïteit van de energievoorziening te waarborgen. Deze instrumenten moeten worden gebruikt in een nationale, regionale en communautaire context, naar gelang het geval, om te waarborgen dat zij een consistent en kosteneffectief resultaat opleveren.

    (20) Het aspect voorzieningszekerheid bij de langetermijnplanning van investeringen in afdoende grensoverschrijdende capaciteit en andere infrastructuur, waardoor de capaciteit van het systeem wordt gewaarborgd om op lange termijn de voorzieningszekerheid te garanderen en een antwoord te bieden op een redelijke vraag, is aangepakt in Richtlijn .../…/EG van het Europees Parlement en de Raad [betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 2003/55/EG] [7]. Om aan de normen inzake voorzieningszekerheid te kunnen voldoen, is wellicht een overgangsperiode vereist waarin de nodige investeringen kunnen gebeuren. Het tienjaren-netwerkontwikkelingsplan dat is opgesteld door het ENTSO-G en waarop wordt toegezien door het ACER, is een fundamenteel instrument om de op communautair niveau vereiste investeringen te identificeren.

    (21) Het ENTSO-G en ACER moeten, als leden van de Groep coördinatie gas, ten volle worden betrokken bij het proces van samenwerking en raadpleging op communautair niveau.

    (22) Om het hoogste niveau van voorbereiding op verstoring van de voorziening te waarborgen, moeten alle aardgasondernemingen samen met de bevoegde instanties noodplannen opstellen. Dergelijke plannen moeten onderling samenhangend zijn. Hun inhoud moet gebaseerd zijn op de in bestaande plannen omschreven beste praktijken en moet een duidelijke omschrijving omvatten van de rol en verantwoordelijkheid van de betrokken aardgasondernemingen en bevoegde instanties. Wanneer mogelijk en noodzakelijk moeten ook gezamenlijke noodplannen op regionaal niveau worden opgesteld.

    (23) Om de solidariteit tussen de lidstaten in het geval van een communautaire noodsituatie te versterken en met name lidstaten te ondersteunen die over minder gunstige geografische of geologische omstandigheden beschikken, moeten de lidstaten specifieke solidariteitsmechanismen uitwerken, inclusief maatregelen als commerciële overeenkomsten tussen ondernemingen in de aardgassector, compensatiemechanismen, aanzwengeling van de gasinvoer of snellere vrijgave van aardgas uit opslagfaciliteiten. Solidariteitsmechanismen kunnen met name geschikt zijn tussen lidstaten waarvoor de Commissie aanbeveelt gezamenlijke preventieve actieplannen of noodplannen op regionaal niveau uit te werken.

    (24) Waar nodig moet de Europese solidariteit ook de vorm aannemen van door de Gemeenschap en de lidstaten verstrekte bijstand inzake civiele bescherming. Dergelijke bijstand moet worden vergemakkelijkt en gecoördineerd in het kader van het communautair mechanisme voor civiele bescherming dat bij Beschikking 2007/779/EG, Euratom [8] van de Raad is ingevoerd.

    (25) De soevereine rechten van de lidstaten op hun eigen natuurlijke rijkdommen worden door deze verordening niet in het gedrang gebracht.

    (26) Bij Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren [9] is een procedure vastgesteld om binnen de Gemeenschap de veiligheid van Europese infrastructuren die als kritiek zijn aangemerkt, inclusief bepaalde gasinfrastructuren, te verbeteren. Samen met de onderhavige verordening draagt Richtlijn 2008/114/EG bij tot de invoering van een alomvattende aanpak voor de continuïteit van de energievoorziening van de Gemeenschap.

    (27) Noodplannen moeten op gezette tijden worden geactualiseerd en moeten bekend worden gemaakt. Zij moeten worden onderworpen aan peer review en moeten worden beproefd.

    (28) De Groep coördinatie gas, opgericht overeenkomstig Richtlijn 2004/67/EG van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening [10], moet de Commissie bij communautaire noodsituaties advies verlenen om de coördinatie te vergemakkelijken van maatregelen betreffende de voorzieningszekerheid. Deze groep moet ook toezien op de adequaatheid en geschiktheid van de krachtens deze verordening te treffen maatregelen.

    (29) Deze verordening heeft tot doel de aardgasondernemingen en bevoegde instanties van de lidstaten in staat te stellen ervoor te zorgen dat de interne gasmarkt in het geval van een verstoring van de voorziening zo lang mogelijk doeltreffend blijft werken, tot het moment dat de bevoegde instanties, in gevallen waarin de markt niet langer aan de gasvraag kan voldoen, moeten optreden. Dergelijke uitzonderlijke maatregelen moeten volledig in overeenstemming zijn met de Gemeenschapsregels en moeten aan de Commissie worden aangemeld.

    (30) Aangezien gasleveringen uit derde landen cruciaal zijn voor de gasvoorzieningszekerheid van de Gemeenschap, moet de Commissie de acties ten aanzien van derde landen coördineren en daarbij regelingen uitwerken met productie- en doorvoerlanden om crisissituaties aan te pakken en een stabiele gasstroom naar de Gemeenschap te waarborgen. De Commissie moet gemachtigd worden een monitoringseenheid op te zetten om in crisissituaties de gasstromen te monitoren binnen en, in overleg met betrokken derde landen, buiten de Gemeenschap en, wanneer een crisis ontstaat ten gevolge van moeilijkheden in een derde land, een rol als bemiddelaar en facilitator te spelen.

    (31) In februari 2009 heeft de Raad Energie geconcludeerd dat de transparantie en betrouwbaarheid moeten worden versterkt door een afdoende uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten inzake energierelaties, inclusief regelingen voor de voorziening op lange termijn met derde landen, met daarbij bescherming van commercieel gevoelige informatie.

    (32) Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden om de continuïteit van de gasvoorziening in de Gemeenschap te waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de schaal of de effecten van het optreden, beter op Gemeenschapsniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (33) Richtlijn 2004/67/EG moet worden ingetrokken.

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld die gericht zijn op het veiligstellen van de gasvoorzieningszekerheid om een goede en continue functionering van de interne gasmarkt te waarborgen met behulp van een duidelijke omschrijving en toewijzing van verantwoordelijkheden en een goede coördinatie van de maatregelen op lidstaat- en Gemeenschapsniveau, zowel preventieve acties als reacties op concrete verstoringen van de voorziening.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de doeleinden van deze verordening zijn de definities van Richtlijn 2009/xxx/EG [11] (de "gasrichtlijn") en Verordening 2009/xxx/EG [12] (de "agentschapsverordening") van toepassing.

    Afgezien daarvan gelden de volgende definities:

    (1) "beschermde klanten", alle huishoudelijke, reeds aan een gasdistributienet aangesloten afnemers en, als de betrokken lidstaat dat zo beslist, eventueel ook kleine en middelgrote ondernemingen, scholen en ziekenhuizen, op voorwaarde dat zij reeds zijn aangesloten op het gasdistributienet;

    (2) "bevoegde instantie", de nationale regelgevende autoriteit of de nationale regeringsinstantie die door de lidstaten is aangewezen als verantwoordelijke voor de zekerheid van de gasvoorziening. Dit belet de lidstaat niet om bepaalde taken in het kader van deze verordening toe te wijzen aan andere instanties dan de bevoegde instantie. Deze taken worden dan uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde instantie en worden gespecificeerd in de in artikel 4 bedoelde plannen.

    Artikel 3

    Verantwoordelijkheid voor de gasvoorzieningszekerheid

    1. De gasvoorzieningszekerheid is een taak van de aardgasondernemingen, de bevoegde instanties van de lidstaten, de industriële afnemers van gas en de Commissie, elk binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden. Dit vergt een hoog niveau van samenwerking tussen de diverse betrokken partijen.

    2. Elke lidstaat wijst een bevoegde instantie aan die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de in deze verordening bedoelde maatregelen voor het veiligstellen van de gasvoorziening. Deze maatregelen zijn onder meer de tweejaarlijkse risico-evaluatie, de instelling van preventieve actieplannen, de instelling van een noodplan en de permanente monitoring van de gasvoorzieningszekerheid op nationaal niveau. De bevoegde instanties werken met elkaar samen om verstoringen van de voorziening te voorkomen en de schade bij eventuele verstoringen te beperken.

    3. Elke lidstaat stelt de Commissie uiterlijk [op 30 juni 2010; 3 maanden na de inwerkingtreding] in kennis van de aangewezen bevoegde instantie.

    4. De Commissie coördineert de bevoegde instanties op Gemeenschapsniveau met behulp van de Groep coördinatie gas, met name in het geval van een communautaire noodsituatie.

    5. De maatregelen om de gasvoorzieningszekerheid te waarborgen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en verifieerbaar en verstoren niet op onnodige wijze de mededinging en de goede functionering van de interne markt.

    Artikel 4

    Instelling van preventieve actieplannen en noodplannen

    1. Uiterlijk [op 31 maart 2011; 12 maanden na de inwerkingtreding] stelt de bevoegde instantie, na raadpleging van de aardgasondernemingen, de relevante organisaties die de belangen van de huishoudelijke klanten en industriële afnemers vertegenwoordigen, en de regelgevende autoriteit, wanneer dat niet de bevoegde instantie is:

    (a) een preventief actieplan in, dat de maatregelen omvat die vereist zijn om de aangemerkte risico's te beperken; en

    (b) een noodplan in, dat de maatregelen omvat die vereist zijn om de effecten van een verstoring van de gasvoorziening te matigen.

    2. Voordat zij deze plannen vaststellen wisselen de bevoegde instanties informatie uit en raadplegen zij elkaar en de Commissie teneinde ervoor te zorgen dat hun plannen en maatregelen wederzijds samenhangend zijn op het passende regionale niveau. Deze raadplegingen hebben minimaal betrekking op interconnecties, grensoverschrijdende leveringen, opslag over de landsgrenzen heen en de daadwerkelijke capaciteit om gas in beide richtingen te vervoeren.

    3. Gedurende het in lid 2 bedoelde proces kan de Commissie aanbevelen op welk niveau de uitwisseling van informatie en de raadplegingen plaatsvinden. Na raadpleging van het Europees netwerk voor transmissiesysteembeheerders ("ENTSO-G") en het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators ("ACER"), kan de Commissie ook de instelling aanbevelen van een gezamenlijk plan op regionaal niveau.

    4. Lidstaten kunnen ook besluiten om gezamenlijke plannen op regionaal niveau uit te werken in plaats van of bovenop afzonderlijke nationale plannen.

    5. De bevoegde instantie maakt haar plannen bekend, met inbegrip van de overeenkomstig lid 6 gewijzigde versies, en zendt die plannen onverwijld toe aan de Commissie.

    6. Binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving van de plannen door de bevoegde instanties evalueert de Commissie de plannen van alle lidstaten. De Commissie raadpleegt hierbij het ENTSO-G en ACER, de Groep coördinatie gas en de andere betrokken partijen. Wanneer de Commissie van oordeel is dat een plan niet volstaat om de in de risicobeoordeling aangemerkte risico's te beperken of onsamenhangend is met de risicoscenario's of de plannen van andere lidstaten, of dat het niet in overeenstemming is met het bepaalde in deze verordening of andere bepalingen van de communautaire wetgeving, verzoekt zij om een herziening van het plan.

    Binnen een termijn van 2 maanden na kennisgeving van het verzoek van de Commissie, wijzigt de betrokken bevoegde instantie haar plan en brengt zij dit gewijzigde plan ter kennis van de Commissie, of zet zij voor de Commissie uiteen waarom zij het niet eens is met haar verzoek. In een dergelijk geval kan de Commissie haar verzoek wijzigen of intrekken.

    Wanneer de Commissie binnen een termijn van 2 maanden beslist haar verzoek niet te wijzigen of in te trekken, schikt de bevoegde instantie zich naar het verzoek van de Commissie binnen een termijn van 3 maanden na de kennisgeving van het besluit van de Commissie.

    Artikel 5

    Inhoud van het preventieve actieplan

    1. Het preventieve actieplan omvat:

    (a) de maatregelen om te voldoen aan de infrastructuur- en voorzieningsnormen, zoals vervat in de artikelen 6 en 7; deze maatregelen omvatten minimaal de planning om te voldoen aan de N-1-norm, de volumes en capaciteiten die vereist zijn voor de gasvoorziening van beschermde klanten in de omschreven periodes van hoge vraag, de maatregelen aan de vraagzijde en de aan de aardgasondernemingen en andere relevante entiteiten opgelegde verplichtingen;

    (b) de in artikel 8 omschreven risico-evaluatie;

    (c) de preventieve maatregelen om een antwoord te bieden op de aangemerkte risico's;

    (d) informatie over de relevante openbaredienstverplichtingen.

    2. Het preventieve actieplan, met name de acties om te voldoen aan de in artikel 6 omschreven infrastructuurnorm, wordt gebaseerd op en is samenhangend met het tienjaren-netwerkontwikkelingsplan dat door het ENTSO-G wordt uitgewerkt [13].

    3. In het preventieve actieplan wordt rekening gehouden met de economische doeltreffendheid, de effecten op de functionering van de interne energiemarkt en de milieueffecten.

    4. Het preventieve actieplan wordt om de twee jaar geactualiseerd.

    Artikel 6

    Infrastructuurnorm

    1. Uiterlijk [op 31 maart 2014; 3 jaar na de inwerkingtreding] waarborgt de bevoegde instantie dat, in het geval van het uitvallen van de grootste gasvoorzieningsinfrastructuur, de resterende infrastructuur (N-1) over de capaciteit beschikt om het gasvolume te leveren dat vereist is om aan de totale gasvraag van het berekende gebied te voldoen gedurende een periode van zestig dagen van uitzonderlijk hoge gasvraag gedurende de koudste periode die zich statistisch slechts om de twintig jaar voordoet.

    2. Overeenkomstig de in artikel 4, lid 3, bedoelde aanbeveling van de Commissie of in een in artikel 4, lid 4, bedoelde situatie, kan op regionaal niveau aan de verplichting van lid 1 worden voldaan. Aan de N-1-norm wordt ook geacht te zijn voldaan wanneer de bevoegde instantie in het in artikel 5 omschreven preventieve actieplan aantoont dat een verstoring van de voorziening op afdoende en tijdige wijze kan worden ondervangen door maatregelen aan de vraagzijde.

    3. Voor de berekening van de N-1-norm wordt de in bijlage I uiteengezette methodologie gebruikt. Daarbij wordt rekening gehouden met de netwerkconfiguratie en de feitelijke gasstromen, alsook met de aanwezigheid van productie- en opslagfaciliteiten. De in bijlage I bedoelde berekende gebieden worden zo nodig uitgebreid tot het geschikte regionale niveau.

    4. Iedere bevoegde instantie brengt bij de Commissie onverwijld verslag uit over elke niet-naleving van de N-1-norm.

    5. De transmissiesysteembeheerders zorgen voor een permanente fysieke capaciteit om binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening op alle interconnecties gas in beide richtingen te kunnen vervoeren, behalve in gevallen waarin de Commissie op verzoek van een bevoegde instantie besluit dat de toevoeging van een bidirectionele flowcapaciteit de voorzieningszekerheid van geen enkele lidstaat vergroot. Wanneer de omstandigheden veranderen, kan een dergelijk besluit worden herzien. Het niveau van de bidirectionele flowcapaciteit wordt op een kosteneffectieve wijze bereikt en daarbij wordt minimaal rekening gehouden met de capaciteit om aan de in artikel 7 bedoelde voorzieningsnorm te voldoen. Binnen bovengenoemde periode van twee jaar past de gastransmissiesysteembeheerder de functionering van het transmissiesysteem als geheel aan om bidirectionele gasstromen mogelijk te maken.

    6. De lidstaten zien erop toe dat elke nieuwe transmissie-infrastructuur bijdraagt tot de voorzieningszekerheid door middel van een voldoende aantal entry- en exitpunten en bijdraagt tot de ontwikkeling van een onderling goed verbonden infrastructuur.

    7. Bij de goedkeuring van de tarieven overeenkomstig artikel 41, lid 8, van Richtlijn […/…EG] houden de nationale regelgevende autoriteiten rekening met de kosten die moeten worden gemaakt om te voldoen aan de N-1-norm en de kosten om het in de praktijk mogelijk te maken gas in beide richtingen te vervoeren. Wanneer kosten in meer dan één lidstaat worden gemaakt, beslissen de nationale regelgevende autoriteiten van alle betrokken lidstaten gezamenlijk over de kostentoewijzing. Hierbij is artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/… van toepassing.

    Artikel 7

    Voorzieningsnorm

    1. De bevoegde instantie neemt de nodige maatregelen om de gasvoorziening aan de beschermde klanten van de lidstaten te waarborgen in het geval van:

    a) extreem koude temperaturen gedurende een zeven dagen durende piekperiode die statistisch slechts één keer om de twintig jaar voorkomt; en

    b) een zestig dagen durende periode van uitzonderlijk hoge gasvraag gedurende de koudste periodes die statistisch slechts om de twintig jaar voorkomen.

    2. De bevoegde instantie neemt de maatregelen om de gasvoorziening aan beschermde klanten gedurende een periode van zestig dagen te waarborgen ook in het geval van een noodsituatie als omschreven in artikel 9, lid 2. De bevoegde instantie spant zich in om de gasvoorziening aan beschermde klanten zo lang als nodig is in stand te houden.

    3. De aan aardgasondernemingen opgelegde verplichtingen om te voldoen aan de voorzieningsnorm als bedoeld in de leden 1 en 2, zijn niet-discriminerend en leggen geen ongerechtvaardigde lasten op aan nieuwkomers op de markt en kleine ondernemingen.

    4. De bevoegde instantie staat het de aardgasondernemingen toe om aan deze criteria te voldoen op regionaal en Gemeenschapsniveau en eist niet dat aan deze normen wordt voldaan via infrastructuur die uitsluitend op het eigen grondgebied gevestigd is.

    5. De bevoegde instantie ziet erop toe dat de door haar vastgestelde voorwaarden voor de voorziening van beschermde klanten geen afbreuk doen aan de goede functionering van de interne gasmarkt en dat de desbetreffende tarieven de marktwaarde van de dienst weerspiegelen.

    Artikel 8

    Risico-evaluatie

    1. Uiterlijk [op 30 september 2010; 6 maanden na de inwerkingtreding] maakt elke bevoegde instantie een volledige evaluatie van de risico's voor de gasvoorzieningszekerheid in haar lidstaat, en wel:

    a) met gebruikmaking van de in de artikelen 6 en 7 neergelegde normen;

    b) rekening houdend met alle relevante nationale en regionale omstandigheden;

    c) met het doorlopen van verscheidene scenario's van uitzonderlijk hoge vraag of verstoring van de voorziening, zoals het uitvallen van belangrijke transmissie-infrastructuur, opslagfaciliteiten of LNG-terminals en verstoring van de voorziening door leveranciers uit derde landen;

    d) met identificatie van de interactie en correlatie met de in andere lidstaten bestaande risico's.

    2. De aardgasondernemingen, de relevante organisaties die de belangen van de huishoudelijke en industriële afnemers vertegenwoordigen en de regelgevende autoriteit, wanneer dat niet de bevoegde instantie is, werken samen en verstrekken alle voor de risico-evaluatie benodigde informatie.

    3. De risico-evaluatie wordt om de twee jaar opnieuw gemaakt, vóór 30 september van dat jaar.

    Artikel 9

    Noodplan en crisisniveaus

    1. In het noodplan:

    (1) wordt uitgegaan van de in lid 2 omschreven crisisniveaus;

    (2) worden de rol en de verantwoordelijkheden van de aardgasondernemingen en de industriële afnemers omschreven, alsmede hun interactie met de bevoegde instantie en wanneer passend met de regelgevende autoriteit;

    (3) worden de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instantie omschreven;

    (4) worden gedetailleerde procedures omschreven die moeten worden gevolgd voor elk crisisniveau, inclusief de desbetreffende schema's inzake informatiestromen;

    (5) wordt een crisismanager of -team aangewezen en wordt de rol daarvan omschreven;

    (6) wordt de bijdrage omschreven van de in bijlage II aangemerkte marktgebaseerde maatregelen om een antwoord te bieden op de situatie bij alarmniveau en om de problemen te matigen op het noodsituatieniveau;

    (7) wordt de bijdrage omschreven van de in bijlage III aangemerkte niet op de marktwerking gebaseerde maatregelen die zijn gepland voor of ten uitvoer worden gelegd op het noodsituatieniveau, wordt beoordeeld in welke mate niet op de marktwerking gebaseerde maatregelen vereist zijn om een antwoord te bieden op de crisis, worden hun effecten ingeschat en wordt de procedure vastgesteld om dergelijke maatregelen ten uitvoer te leggen;

    (8) worden, voor elk crisisniveau, de mechanismen omschreven voor de samenwerking met andere lidstaten;

    (9) worden de rapporteringsverplichtingen voor de aardgasondernemingen in het alarm- en noodsituatieniveau nader omschreven;

    (10) wordt een lijst van vooraf besliste acties gegeven om in het geval van een noodsituatie gas beschikbaar te stellen, inclusief de compensatiemechanismen en de commerciële overeenkomsten tussen de bij dergelijke acties betrokken partijen. Dergelijke acties zijn onder meer grensoverschrijdende overeenkomsten tussen lidstaten en/of aardgasondernemingen.

    2. De drie voornaamste crisisniveaus zijn:

    (1) niveau van vroegtijdige waarschuwing (vroegtijdige waarschuwing): wanneer er concrete, ernstige en betrouwbare informatie is, eventueel getriggerd door het Mechanisme voor Vroegtijdige waarschuwing, die aangeeft dat er een gebeurtenis op til kan zijn welke de voorzieningsvoorwaarden kan verslechteren;

    (2) alarmniveau (alarm): wanneer zich een verstoring van de voorziening of een uitzonderlijk hoge vraag voordoet, maar de markt nog in staat is om de situatie op te lossen zonder tussenkomst van de bevoegde instantie;

    (3) noodsituatieniveau (noodsituatie): wanneer zich een uitzonderlijk hoge vraag voordoet of wanneer er een verstoring is van de voorziening door het uitvallen van de grootste infrastructuur of bron en het risico niet denkbeeldig is dat niet langer aan de norm voor de voorziening van beschermde klanten kan worden voldaan met louter gebruikmaking van marktgebaseerde instrumenten.

    3. Het noodplan moet waarborgen dat in het geval van een noodsituatie de grensoverschrijdende toegang tot de opslagfaciliteiten gehandhaafd blijft. Bij het noodplan worden geen maatregelen ingevoerd die de stroom van gas over de grenzen heen onnodig beperkt.

    4. Wanneer de bevoegde instantie één van de crisisniveaus afkondigt, stelt zij de Commissie daar onmiddellijk van op de hoogte en verstrekt zij haar alle nodige informatie. In het geval van een noodsituatie die kan resulteren in een oproep tot bijstand van de EU en de lidstaten, stelt de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat het Waarnemings- en informatiecentrum voor Civiele bescherming van de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    5. Wanneer de bevoegde instantie een noodsituatie afkondigt voert zij de vooraf omschreven maatregelen uit als neergelegd in het noodplan en stelt zij de Commissie onmiddellijk op de hoogte, met name van de acties die zij wenst te ondernemen overeenkomstig artikel 9, lid 1. De Commissie kan de Groep coördinatie gas bijeenroepen.

    6. Binnen een periode van één week verifieert de Commissie of de afkondiging van een noodsituatie gerechtvaardigd is en of daardoor geen onevenredige belasting ontstaat voor de aardgasondernemingen en voor de functionering van de interne markt. De Commissie kan de bevoegde instantie met name verzoeken om maatregelen die een onevenredige last opleggen aan aardgasondernemingen te wijzigen en de afkondiging van de noodsituatie op te heffen wanneer die, naar het oordeel van de Commissie, niet langer gerechtvaardigd is.

    Artikel 10

    Reactie op een communautaire noodsituatie

    1. Op verzoek van een bevoegde instantie of wanneer de Gemeenschap meer dan 10% van haar dagelijkse gasinvoer uit derde landen, als berekend door het ENTSO-G, verliest, kan de Commissie een communautaire noodsituatie afkondigen. De Commissie kondigt een communautaire noodsituatie af wanneer meer dan één bevoegde instantie een noodsituatie heeft afgekondigd en na verificatie overeenkomstig artikel 9, lid 6. Zij kan ook een communautaire noodsituatie afkondigen voor specifieke geografische regio's die meer dan één lidstaat omvatten.

    2. Zodra zij een communautaire noodsituatie afkondigt, roept de Commissie de Groep coördinatie gas bijeen.

    3. Bij een communautaire noodsituatie coördineert de Commissie de acties van de bevoegde instanties. Met name waarborgt de Commissie de uitwisseling van informatie en de samenhang en effectiviteit van de op lidstaat- en regionaal niveau ondernomen acties in relatie met het communautaire niveau, en coördineert zij de acties ten opzichte van derde landen. De Commissie kan een crisismanagementsgroep bijeenbrengen, bestaande uit vertegenwoordigers van de bedrijfstak en de lidstaten die betrokken zijn bij de noodsituatie.

    4. Wanneer de Commissie van oordeel is dat in de context van een communautaire noodsituatie een bepaalde door een bevoegde instantie of aardgasonderneming opgezette actie ongeschikt is om een antwoord te bieden op de noodsituatie of dat een dergelijke actie de situatie in een andere lidstaat ernstig in het gedrang brengt, verzoekt de Commissie de bevoegde instantie of aardgasonderneming om die actie te wijzigen.

    Binnen drie dagen na kennisgeving van het verzoek van de Commissie wijzigt de bevoegde instantie haar actie en stelt zij de Commissie daarvan in kennis, of zet zij voor de Commissie uiteen waarom zij het niet eens is met haar verzoek. In een dergelijk geval kan de Commissie haar verzoek wijzigen of intrekken.

    Wanneer de Commissie binnen een termijn van 3 dagen beslist haar verzoek niet te wijzigen of in te trekken, schikt de bevoegde instantie zich onverwijld naar dat verzoek.

    5. De bevoegde instantie of aardgasondernemingen voeren geen maatregelen in die de aardgasstroom binnen de interne markt op enig moment beperken.

    6. In het geval van een communautaire noodsituatie waken de lidstaten erover dat de grensoverschrijdende toegang tot opslagfaciliteiten gehandhaafd blijft en voeren zij geen wettelijke bepalingen in die de gasstroom naar de betrokken markten op onnodige wijze beperken.

    7. De Commissie stelt een permanente reservelijst op voor een monitoringseenheid bestaande uit deskundigen uit de bedrijfstak en vertegenwoordigers van de Commissie. Deze monitoringseenheid kan worden geactiveerd wanneer dat noodzakelijk is en monitort de gasstromen binnen en buiten de Gemeenschap en rapporteert daarover, in samenwerking met de leveranciers- en doorvoerlanden.

    8. De bevoegde instantie verstrekt het Waarnemings- en informatiecentrum voor Civiele bescherming van de Commissie alle nodige informatie over de behoefte aan bijstand. Het Waarnemings- en informatiecentrum voor Civiele bescherming evalueert de algemene situatie en brengt advies uit over de bijstand die moet worden gegeven aan de meest getroffen lidstaten, en wanneer passend aan derde landen.

    Artikel 11

    Groep coördinatie gas

    1. Er wordt een Groep coördinatie gas opgericht om de coördinatie van maatregelen betreffende de voorzieningszekerheid te vergemakkelijken. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde instanties, het ACER, het ENTSO-G en representatieve organen van de betrokken bedrijfstak en afnemers. De Commissie neemt een besluit over de samenstelling van de groep, waarbij zij de representativiteit ervan waarborgt, en zit de groep voor. De groep stelt haar eigen reglement van orde op.

    2. De Groep coördinatie gas staat de Commissie met name bij op het gebied van kwesties die verband houden met:

    (a) de gasvoorzieningszekerheid, op elk moment en meer in het bijzonder in het geval van een noodsituatie;

    (b) alle informatie die relevant is voor de gasvoorzieningszekerheid op nationaal, regionaal en communautair niveau;

    (c) de beste praktijken en mogelijke richtsnoeren voor alle betrokken partijen;

    (d) het niveau van de voorzieningszekerheid, benchmarks en evaluatiemethodologieën;

    (e) nationale, regionale en communautaire scenario's en het testen van de voorbereidheid op noodsituaties;

    (f) de coördinatie van maatregelen om een antwoord te bieden op een noodsituatie binnen de Gemeenschap, landen die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en derde landen;

    (g) de tenuitvoerlegging van de plannen;

    (h) de bijstand die moet worden geleverd aan de meest getroffen landen.

    3. De Commissie roept de Groep coördinatie gas op gezette tijden bijeen.

    Artikel 12

    Uitwisseling van informatie

    1. Bij een noodsituatie zal de bevoegde instantie op dagelijkse basis met name de volgende informatie ter beschikking stellen:

    (a) de dagelijkse gasvraag en prognoses voor de voorziening voor de volgende drie dagen;

    (b) de uurlijkse gasstroom (in miljoen m³ per dag) in alle grensoverschrijdende entry- en exitpunten, alsook in alle punten die een productiefaciliteit verbinden met een netwerk, opslagfaciliteit, LNG-faciliteit;

    (c) de periode, uitgedrukt in dagen, gedurende welke het mogelijk is de gasvoorziening aan beschermde klanten te waarborgen.

    2. In het geval van een communautaire noodsituatie kan de Commissie de bevoegde instantie verzoeken om haar onverwijld de volgende informatie te verstrekken:

    (a) de in lid 1 bedoelde informatie;

    (b) informatie over de maatregelen die de bevoegde instantie voornemens is te nemen of reeds ten uitvoer heeft gelegd om de noodsituatie te matigen, alsmede informatie over de doeltreffendheid van die maatregelen;

    (c) de verzoeken om extra maatregelen die moeten worden genomen door andere bevoegde instanties;

    (d) de maatregelen die ten uitvoer zijn gelegd op verzoek van andere bevoegde instanties.

    3. De bevoegde instanties en de Commissie waarborgen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

    4. De bevoegde instantie verstrekt de Commissie informatie over de uitvoering van haar noodplan en over de getroffen maatregelen.

    5. Na een noodsituatie verstrekt de bevoegde instantie de Commissie onverwijld een gedetailleerde evaluatie van de noodsituatie en van de doeltreffendheid van de ten uitvoer gelegde maatregelen, inclusief een evaluatie van de economische effecten van de noodsituatie, de impact van brandtofswitching op de emissieniveaus, de effecten op de elektriciteitssector en de bijstand die gegeven is aan en/of ontvangen is van de Gemeenschap en de lidstaten.

    6. Uiterlijk [op 30 september 2010; 6 maanden na de inwerkingtreding] en teneinde de Commissie in staat te stellen om de situatie van de voorzieningszekerheid op communautair niveau in te schatten:

    a) zenden de lidstaten de Commissie de bestaande met derde landen gesloten intergouvernementele overeenkomsten toe die een effect hebben op de ontwikkeling van de gasinfrastructuur en -voorziening; voordat zij nieuwe intergouvernementele overeenkomsten sluiten, informeren de lidstaten de Commissie daarvan zodat die de overeenstemming met de wetgeving betreffende de interne markt kan beoordelen;

    b) stellen de aardgasondernemingen de Commissie in kennis van de volgende gegevens met betrekking tot de contracten die zijn gesloten met leveranciers uit derde landen:

    - looptijd van het contract en verlengingsbepalingen;

    - gecontracteerde totale volumes, op jaarbasis, en het gemiddelde volume per maand;

    - de flexibiliteit van de gecontracteerd volumes, inclusief bepalingen met betrekking tot de take-or-pay-verplichtingen;

    - de contractuele leveringspunten.

    Artikel 13

    Monitoring van en rapportering over de gasvoorzieningszekerheid

    1. Bovenop de montorings- en rapporteringsverplichtingen overeenkomstig artikel 5 van de gasrichtlijn publiceert de bevoegde instantie jaarlijks tegen 31 juli een verslag, dat zij aan de Commissie toezendt, dat de volgende gegevens bevat:

    (a) berekening van de N-1-indicator en de gegevens die voor deze berekening gebruikt zijn, voortgang bij de investeringen die vereist zijn om aan de N-1-norm te voldoen, specifieke moeilijkheden die het land heeft ondervonden om nieuwe alternatieve oplossingen ten uitvoer te leggen;

    (b) de jaarlijkse hoeveelheden, looptijden en leverancierslanden waarop de gasinvoercontracten betrekking hebben;

    (c) de maximale interconnectiecapaciteit van elk entry- en exitpunt naar en van de gassystemen;

    (d) de voornaamste elementen van de relevante met derde landen gesloten intergouvernementele overeenkomsten.

    2. De bevoegde instanties en de Commissie waken over de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

    Artikel 14

    Monitoring

    Tegen […] stelt de Commissie, na evaluatie van de ter kennis gebracht plannen en na raadpleging van de Groep coördinatie gas, conclusies vast in verband met middelen om de voorzieningszekerheid op communautair niveau te verbeteren, en brengt zij bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Dit verslag omvat, waar nodig, aanbevelingen voor de verbetering van deze verordening.

    Artikel 15

    Intrekking

    Richtlijn 2004/67/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 16

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE I: BEREKING VAN DE N-1-INDICATOR

    1. Berekening van de N-1-indicator

    De N-1-indicator geeft de capaciteit van de gasinfrastructuur weer om bij maximale vraag gas te leveren in een berekend gebied in het geval van het uitvallen van de grootste infrastructuur.

    Met "berekend gebied" wordt het geografisch gebied bedoeld waarvoor de toepassing van de N-1-indicator berekend is.

    De technische capaciteit [14] van de hele resterende beschikbare gasvoorzieningsinfrastructuur in het geval van het uitvallen van de grootste infrastructuur moet minimaal gelijk zijn aan de totale vraag naar gas in het berekende gebied gedurende een periode van zestig dagen met uitzonderlijk hoge gasvraag, gedurende de koudste periode die statistisch slechts eenmaal om de twintig jaar voorkomt. De N-1-indicator, berekend zoals hieronder aangeven, moet ten minste gelijk zijn aan 100%.

    ……………………….IPm+Pm+Sm+LNGm – Im -Tout

    N-1[%] = --------------------------------------------- * 100, N-1 ≥ 100%

    ……………………………………….Dmax

    Definities vereist voor de berekening van de N-1-indicator:

    Definities met betrekking tot de aanbodzijde

    IPm – Maximale technische capaciteit van de invoerpijpleidingen (in miljoen m³ per dag), betekent de som van de maximale technische capaciteit van de gaspijpleidingen die gas leveren aan het berekende gebied.

    Pm – Maximale productiecapaciteit (in miljoen m³ per dag), betekent de som van de maximaal mogelijke productiehoeveelheden in het berekende gebied van alle gasproductiefaciliteiten, rekening houdend met kritische elementen zoals secundaire winning;

    Sm – Leverbaarheid bij crisis (in miljoen m³ per dag), betekent de maximale snelheid van onttrekking van aardgas uit alle opslagfaciliteiten in het berekende gebied die gedurende elk van de zestig dagen van de verstoringsperiode kan worden gehandhaafd. Deze snelheid kan worden vastgesteld door een combinatie van de onttrekkingssnelheden van de verscheidene gedurende deze zestigdagenperiode gebruikte types opslagfaciliteiten in het berekende gebied.

    LNGm – Maximale capaciteit van de LNG-faciliteiten (in miljoen m³ per dag), betekent de som van de maximaal mogelijke capaciteit van alle LNG-terminals voor de liquefactie van aardgas of de invoer, het ontladen, bijbehorende diensten, tijdelijke opslag en hervergassing van LNG, rekening houdend met kritische elementen zoals maximale beschikbaarheid van scheeps- en opslagcapaciteit en technische toeleveringscapaciteit aan het systeem ("send-out"), met levering van gas aan het berekende gebied gedurende een periode van zestig dagen.

    Im – Capaciteit van de grootste gasinfrastructuur (in miljoen m³ per dag), die het grootste aandeel heeft in de levering van gas aan het berekende gebied.

    Wanneer het berekende gebied over een transmissiecapaciteit beschikt van meer dan één pijpleiding of entrypunt en dit niet de grootste infrastructuur is (Ipm ≠ Im), moet in de teller ook de resterende transmissiecapaciteit van het berekende gebied worden afgetrokken.

    Tout – Transmissie-uitstroomcapaciteit (Transmission outflow capacity - in miljoen m³ per dag), betekent de som van de resterende technische capaciteit voor de transmissie van gas via het berekende gebied in het geval van het uitvallen van de grootste infrastructuur.

    Berekening van de vraag

    Dmax – betekent een capaciteit om te voldoen aan de dagelijks gasvraag van het berekende gebied die in verband staat met de koudste dag met uitzonderlijk hoge gasvraag die statistisch slechts eenmaal om de twintig jaar voorkomt.

    BIJLAGE II: LIJST VAN MARKTGEBASEERDE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE GASVOORZIENINGSZEKERHEID

    Bij de uitwerking van de preventieve en noodplannen houdt de bevoegde instantie rekening met de volgende indicatieve en niet-uitputtende lijst van maatregelen:

    Aanbodzijde

    · Aanzwengeling van de productieflexibiliteit

    · Aanzwengeling van de invoerflexibiliteit

    · Commerciële opslag van gas – onttrekkingscapaciteit en opgeslagen gasvolume

    · Capaciteit van de LNG-terminals en maximale send-out-capaciteit

    · Diversificatie van leveranciers en routes

    · Bidirectionele gasstromen

    · Gecoördineerde dispatching door de transmissiesysteembeheerders

    · Lange- en kortetermijncontracten

    · Investeringen in infrastructuur

    · Contractuele regelingen om de gasvoorzieningszekerheid te waarborgen

    Vraagzijde

    · Contracten met een onderbrekingsclausule

    · Mogelijkheid tot brandstofswitching – alternatieve back-up-brandstoffen in industriële bedrijven en elektriciteitscentrales

    · Opvoeren van de efficiëntie

    · Intensiever gebruik van hernieuwbare energiebronnen

    BIJLAGE III: LIJST VAN NIET OP DE MARKTWERKING GEBASEERDE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE GASVOORZIENINGSZEKERHEID

    Bij de uitwerking van de preventieve en noodplannen houdt de bevoegde instantie in het geval van een noodsituatie rekening met de volgende indicatieve en niet-uitputtende lijst van maatregelen:

    Aanbodzijde

    · Strategische gasopslag

    · Gedwongen brandstofswitching

    · Gebruik van voorraden van alternatieve brandstoffen (bv. in lijn met de voorraadverplichting voor 90 dagen olieverbruik)

    · Gebruik van elektriciteit die wordt opgewekt met andere primaire bronnen dan aardgas

    Vraagzijde

    · Verschillende opeenvolgende maatregelen van verplichte inkrimping van de vraag

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    Dit document dient als aanvulling op de toelichting. Vul dit financieel memorandum dus in zonder informatie uit de toelichting te herhalen, voor zover de leesbaarheid dit toelaat. Lees voor het invullen de specifieke richtsnoeren voor de onderstaande punten.

    1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

    "Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening" (Activiteit die verband houdt met dienstreizen voor monitoringsdeskundigen)

    2. ABM/ABB-KADER

    Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

    06: Energie en vervoer

    06 04: Conventionele en hernieuwbare energiebronnen

    3. BEGROTINGSONDERDELEN

    3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen) inclusief omschrijving:

    06 01 01: Uitgaven voor personeel in actieve dienst voor het beleidsterrein "Energie en vervoer"

    06 04 03: Continuïteit van de conventionele energievoorziening

    06 01 02: Extern personeel en andere uitgaven voor beheer ter ondersteuning van het beleidsterrein "Energie en vervoer"

    3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

    Start: 2010 - Einde: niet bepaald

    3.3. Begrotingskenmerken (voeg zo nodig rijen toe):

    Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdrage kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

    06.01.01 | Niet-verplicht | NGK [15] | NEE | NEE | NEE | nr. 5 |

    06.04.03 | Niet-verplicht | GK | NEE | NEE | NEE | nr. 1a |

    06.01.02 | Niet-verplicht | NGK | NEE | NEE | NEE | nr. 5 |

    4.

    OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

    4.1. Financiële middelen

    4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort uitgave | Punt nr. | | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal |

    Beleidsuitgaven [16] | | | | | | | | |

    VK | 8.1 | a | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 3 |

    BK | | b | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 3 |

    Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag [17] | | | | |

    Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4 | c | | | | | | | |

    TOTAAL REFERENTIEBEDRAG | | | | | | | |

    VK | | a+c | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 3 |

    BK | | b+c | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 3 |

    Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen [18] | | |

    Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5 | d | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 1,464 |

    Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6 | e | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,9 |

    Totale indicatieve kosten van de maatregel

    TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | | a+c+d+e | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 5,364 |

    TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | | b+c+d+e | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 0,89 | 5,364 |

    Medefinanciering

    Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Medefinancieringsbron | | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totaal |

    …………………… | f | | | | | | | |

    TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f | | | | | | | |

    4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

    x Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

    Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord [19] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

    4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    x Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

    Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

    NB: Alle gegevens en opmerkingen over de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten moeten in een aparte bijlage worden vermeld.

    in miljoen euro (tot op één decimaal)

    | | Vóór de actie [Jaar n-1] | | Situatie na de actie |

    Begrotingsonderdeel | Ontvangsten | | | [Jaar n] | [n+1] | [n+2] | [n+3] | [n+4] | [n+5] [20] |

    | a) Ontvangsten in absolute bedragen | | | | | | | | |

    | b) Verschil in ontvangsten | | | | | | | | |

    (Vermeld elk betrokken begrotingsonderdeel; voeg extra regels toe wanneer er gevolgen zijn voor meer dan een begrotingsonderdeel.)

    4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.

    Jaarlijkse behoeften | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. |

    Totale personele middelen in VTE | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |

    5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

    Gegevens over de context van het voorstel moeten in de toelichting worden verstrekt. Geef in dit deel van het financieel memorandum de volgende aanvullende informatie:

    5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Zoals voorgesteld in de "Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening", zal de Commissie een permanente monitoringseenheid oprichten, bestaande uit deskundigen van de bedrijfstak en vertegenwoordigers van de Commissie. Deze monitoringseenheid zal worden geactiveerd in het geval van verstoring of potentiële verstoring van de gasvoorziening en zal de gasstromen binnen en buiten de Gemeenschap monitoren en daarover rapporteren, in samenwerking met de leveranciers- en doorvoerlanden.

    5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

    Zoals is aangetoond bij de recente gascrisis van januari 2009 kan het probleem van de gasvoorzieningszekerheid niet uitsluitend via initiatieven op lidstaatniveau worden aangepakt. De Gemeenschap moet bij de zaak worden betrokken om een gecoördineerde actie binnen de Unie te waarborgen teneinde de effecten van de crisis te minimaliseren en samenhangende initiatieven te ontwikkelen tegenover de leveranciers en de landen van doorvoer.

    5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

    Zoals is gebleken in de gascrisis van januari 2009 moet de Gemeenschap over een instrument kunnen beschikken met het oog op de activering, op zeer korte termijn, van een monitoringseenheid, inclusief deskundigen uit de bedrijfstak, om de ambtenaren van de Commissie bij te staan in het geval van een crisis van de gasvoorziening.

    5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

    Voor de uitvoering van de actie gekozen methode(n) [21].

    X Gecentraliseerd beheer

    x rechtstreeks door de Commissie

    ٱ gedelegeerd aan:

    ٱ uitvoerende agentschappen

    ٱ door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

    ٱ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    ٱ Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

    ٱ met lidstaten

    ٱ met derde landen

    ٱ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Opmerkingen:

    6.

    TOEZICHT EN EVALUATIE

    6.1. Toezicht

    De activiteit van de monitoringseenheid zal worden geëvalueerd en worden besproken in een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld.

    6.2. Evaluatie

    6.2.1. Evaluatie vooraf

    N.v.t.

    6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

    N.v.t.

    6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

    N.v.t.

    7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    De monitoring zal jaarlijks worden beoordeeld en besproken in een verslag. De activiteit van de monitoringseenheid wordt onderworpen aan de standaard-fraudebestrijdingsmaatregelen die in de Commissie ten uitvoer worden gelegd.

    8. MIDDELEN

    8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

    Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    (Vermeld de doelstellingen, acties en outputs) | Soort output | Gem. kosten | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

    | | | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten | Aantal | Totale kosten |

    OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 1 [22]……… | | | | | | | | | | | | | | | | |

    Actie 1 Dienstreizen van de monitoringseenheid | Betalingen voor dienstreizen van deskundigen (naar raming: 10 dienstreizen van 50 dagen elk) | | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 50 | 2.5 |

    - Output 1 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    - Output 2 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    Actie 2………………. | | | | | | | | | | | | | | | | |

    - Output 1 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    Subtotaal doelstelling 1 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 2 1……… | | | | | | | | | | | | | | | | |

    Actie 1………………. | | | | | | | | | | | | | | | | |

    - Output 1 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    Subtotaal doelstelling 2 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    OPERATIONELE DOELSTELLING NR. n 1 | | | | | | | | | | | | | | | | |

    Subtotaal doelstelling n | | | | | | | | | | | | | | | | |

    TOTALE KOSTEN | | | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 10 | 0,5 | 50 | 2,5 |

    8.2. Administratieve uitgaven

    8.2.1. Aantal en soort personeelsleden

    Soort post | | Huidig of extra personeel dat zal worden ingezet voor het beheer van de actie (aantal posten/VTE) |

    | | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 |

    Ambtenaren of tijdelijk personeel [23] (XX 01 01) | A*/AD | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |

    | B*, C*/AST | | | | | | |

    Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel [24] | | | | | | |

    Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel [25] | | | | | | |

    TOTAAL | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |

    8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

    Dienstreizen met het oog op de monitoring in de lidstaten en/of derde landen naar gelang nodig in het geval van een gasvoorzieningscrisis. Over de resultaten van die dienstreizen wordt verslag uitgebracht aan de lidstaten via rapporten en vergaderingen van de Groep coördinatie gas.

    8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

    (Wanneer meer dan één bron wordt vermeld, geef dan het aantal posten per bron)

    x Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

    Posten die al zijn toegewezen in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure voor jaar n

    Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

    Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

    Posten die voor het jaar n nodig zijn, maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

    8.2.4.

    Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Begrotingsonderdeel(nummer en omschrijving) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

    1 Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven) | | | | | | | |

    Uitvoerende agentschappen [26] | | | | | | | |

    Andere technische en administratieve bijstand | | | | | | | |

    - intern | | | | | | | |

    - extern | | | | | | | |

    Totaal Technische en administratieve bijstand | | | | | | | |

    8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Soort personeel | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. |

    Ambtenaren en tijdelijk personeel (06 01 01) | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 |

    Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.)(vermeld begrotingsonderdeel) | | | | | | |

    Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 |

    Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

    Verwijs zo nodig naar punt 8.2.1

    2 AD VTE (voltijdsequivalent) 122 000 €/ambtenaar/jaar * 2 = 244 000 €

    Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel

    Verwijs zo nodig naar punt 8.2.1

    Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepenin miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

    | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5e.v. | TOTAAL |

    XX 01 02 11 01 – Dienstreizen | | | | | | | |

    XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,9 |

    XX 01 02 11 03 – Comités [27] | | | | | | | |

    XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen | | | | | | | |

    XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen | | | | | | | |

    2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) | | | | | | | |

    3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) | | | | | | | |

    Totale andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,15 | 0,9 |

    Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    Geregelde bijeenkomsten van de Groep coördinatie gas waarop kwesties die verband houden met de gasvoorzieningszekerheid worden besproken (30 deskundigen x 1000 € x 5 vergaderingen).

    [1] PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92.

    [2] PB C […] van […], blz. […].

    [3] PB C […] van […], blz. […].

    [4] PB C […] van […], blz. […].

    [5] PB C […] van […], blz. […].

    [6] PB L….

    [7] Richtlijn XXX.

    [8] PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9.

    [9] PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75.

    [10] PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92.

    [11] Richtlijn 2009/xxx/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, PB L [ ] van [ ].

    [12] Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers, PB L [ ] van [ ].

    [13] Artikel XX van Richtlijn, PB L .

    [14] Overeenkomstig artikel 2, onder 18), van ontwerp-Verordening (EG) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 houdt "technische capaciteit" de maximale vaste capaciteit in die de transmissiesysteembeheerder aan de netgebruikers kan aanbieden, rekening houdend met de systeemintegriteit en de operationele eisen van het transmissienet.

    [15] Niet-gesplitste kredieten, hierna NGK genoemd.

    [16] Uitgaven die niet onder het hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

    [17] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.

    [18] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.

    [19] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [20] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

    [21] Verstrek, indien meer dan een methode wordt aangekruist, extra informatie onder Opmerkingen.

    [22] Zoals beschreven in punt 5.3.

    [23] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    [24] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

    [25] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

    [26] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

    [27] Vermeld het soort comité en de groep waartoe het behoort.

    --------------------------------------------------

    Top