EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0344

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving {COM(2009) 342 definitief} {SEC(2009) 936} {SEC(2009) 937}

/* COM/2009/0344 def. - CNS 2009/0130 */

52009PC0344




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 10.9.2009

COM(2009) 344 definitief

2009/0130 (CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving

{COM(2009) 342 definitief}{SEC(2009) 936}{SEC(2009) 937}

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel Informatie over burgers van EU-lidstaten en over onderdanen van derde landen is in vele vormen en systemen beschikbaar in de lidstaten en op het niveau van de EU. In nationale en Europese instrumenten zijn de regels en voorwaarden vastgesteld waaronder rechtshandhavingsinstanties tot deze informatie toegang hebben om hun wettige opdrachten uit te voeren. Vingerafdrukgegevens zijn vooral nuttig voor rechtshandhavingsdoeleinden, aangezien zij een belangrijk element vormen om de juiste identiteit van een persoon vast te stellen. Het nut van gegevensbanken met vingerafdrukken voor misdaadbestrijding is bij herhaling bevestigd. Vingerafdrukgegevens van asielzoekers worden verzameld en opgeslagen in de lidstaat waarin het asielverzoek werd ingediend en in Eurodac. In alle lidstaten die de vragenlijst van de diensten van de Commissie hebben beantwoord, hadden de rechtshandhavingsinstanties ten behoeve van misdaadbestrijding directe of indirecte toegang tot hun nationale gegevensbanken met vingerafdrukken van asielzoekers. Uit de raadpleging van deskundigen bleek duidelijk dat die nationale rechtshandhavingsinstanties die nationale gegevensbanken met vingerafdrukken van asielzoekers raadplegen voor strafrechtelijk onderzoek, het trefpercentage significant vinden. Terwijl de lidstaten op nationaal niveau met succes vingerafdrukken van asielzoekers raadplegen, lijkt de toegang tot gegevensbanken met vingerafdrukken van asielzoekers in andere lidstaten echter problematischer. De reden daarvoor is een structurele kloof op het gebied van informatie en verificatie aangezien er momenteel geen afzonderlijk systeem bestaat dat voor rechtshandhavingsinstanties toegankelijk is en dat het mogelijk maakt de lidstaat aan te wijzen die informatie over een bepaalde asielzoeker heeft. Als een zoekopdracht van een nationaal Automated Fingerprint Identification System (geautomatiseerd dactyloscopisch identificatiesysteem, AFIS) op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het Prüm-besluit), dat tegen juni 2011 door de lidstaten zal zijn uitgevoerd, niet leidt tot een "hit", is het niet zeker dat er geen informatie in een lidstaat beschikbaar is. Daarom weten rechtshandhavingsinstanties niet alleen niet of er überhaupt informatie beschikbaar is en in welke lidstaat, maar ook vaak niet of die informatie op dezelfde persoon betrekking heeft. Rechtshandhavingsambtenaren weten alleen of er in een gegevensbank van een andere lidstaat informatie beschikbaar is, wanneer hun justitiële autoriteiten een verzoek om wederzijdse rechtshulp indienen waarin de andere lidstaat wordt verzocht zijn gegevensbanken te doorzoeken en de relevante informatie door te geven. |

120 | Algemene context Het Haags programma bepaalt dat de uitwisseling van informatie met het oog op de versterking van de veiligheid moet worden verbeterd. Een van de ideeën van het programma is dat ten volle gebruik moet worden gemaakt van nieuwe technologieën, onder andere – in voorkomend geval – door de directe (online) toegang voor rechtshandhavingsinstanties, met inbegrip van Europol, tot bestaande centrale EU-databanken. De conclusies van het Gemengd Comité van de Raad JBZ van 12-13 juni 2007 bepalen dat, om de beoogde verbetering van de veiligheid volledig te verwezenlijken en de strijd tegen het terrorisme te intensiveren, aan de politie- en rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten onder bepaalde voorwaarden toegang tot Eurodac moet worden verleend, om het te raadplegen in het kader van hun taken inzake preventie, opsporing en onderzoek van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Daarom werd de Commissie daarin verzocht om zo snel mogelijk de nodige voorstellen te doen om dit doel te bereiken. Dat rechtshandhavingsinstanties geen toegang tot Eurodac hebben om terrorisme en andere ernstige strafbare feiten te bestrijden, werd ook als een tekortkoming beschreven in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 24 november 2005 over de verbetering van de doeltreffendheid, de interoperabiliteit en de synergie van de Europese gegevensbanken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Op basis van de bestaande instrumenten voor uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie kan niet tijdig met voldoende zekerheid worden bepaald of een lidstaat werkelijk over vingerafdrukgegevens van een asielzoeker beschikt. Dat betekent dat rechtshandhavingsinstanties, zonder EU-maatregel, onwetend zullen blijven over de vraag of er überhaupt informatie over een vingerafdruk beschikbaar is, in welke lidstaat informatie beschikbaar is en of informatie op dezelfde persoon betrekking heeft. Zonder doeltreffend en betrouwbaar middel om te bepalen of er in een andere lidstaat al dan niet informatie beschikbaar is, wordt het overheidsoptreden ofwel onbetaalbaar duur, ofwel heeft het ernstige nadelige gevolgen voor de toepassing van het recht omdat er geen verdere doeltreffende en redelijke maatregel kan worden genomen om de identiteit van een persoon te bepalen. |

130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Bij Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 is "Eurodac" ingesteld voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (hierna "de Eurodac-verordening" genoemd). Op 3 december 2008 heeft de Commissie een voorstel aangenomen tot wijziging van de Eurodac-verordening met de bedoeling het Eurodac-systeem doeltreffender te maken. Momenteel bestaan er verscheidene EU-instrumenten op grond waarvan vingerafdrukgegevens en andere rechtshandhavingsgegevens van een lidstaat door een andere lidstaat kunnen worden geraadpleegd. Het eerste instrument dat zou kunnen worden gebruikt voor raadplegingen betreffende vingerafdrukken, is het Prüm-besluit, dat tegen juni 2011 door de lidstaten zal zijn uitgevoerd. Op grond van dit besluit van de Raad verlenen de lidstaten elkaar op basis van een hit/no hit-verzoek geautomatiseerde toegang, onder meer tot nationale AFIS. Als een zoekopdracht op basis van het Prüm-besluit leidt tot een hit, kan met gebruikmaking van het nationale recht, met inbegrip van wederzijdse rechtshulp, aanvullende informatie, waaronder persoonsgegevens, worden verkregen in de lidstaat die de vingerafdruk in zijn nationale AFIS heeft opgeslagen. Terwijl deze procedure succesvol kan zijn voor de lidstaten die vingerafdrukken van asielzoekers samen met andere door rechtshandhavingsinstanties verzamelde vingerafdrukken in een nationaal AFIS opslaan, zal dat niet het geval zijn voor de lidstaten die geen vingerafdrukken van asielzoekers in hun nationale AFIS opslaan, tenzij deze met criminaliteit verband houden. Kaderbesluit 2006/960/JBZ betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen rechtshandhavingsautoriteiten (hierna "Kaderbesluit 2006/960" genoemd) is een ander instrument dat voor raadplegingen inzake vingerafdrukken kan worden gebruikt. Dit instrument vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie (de vingerafdrukken en de aanvullende informatie) die in lidstaten wordt bewaard of beschikbaar is voor rechtshandhavingsinstanties. Dit instrument is in werking sinds 18 december 2008. Het laatste instrument dat lidstaten kunnen gebruiken, is wederzijdse rechtshulp waarmee de justitiële autoriteiten van de lidstaten op grond van het Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken om toegang tot strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke verzamelingen van vingerafdrukken kunnen verzoeken, ook betreffende asielzoekers. De twee laatste instrumenten kunnen niet worden gebruikt wanneer de lidstaat die over vingerafdrukgegevens beschikt, niet bekend is. Momenteel bestaat er geen systeem dat kan worden gebruikt om te bepalen voor welke lidstaat dat het geval is. |

140 | Samenhang met andere beleidsterreinen en doelstellingen van de Unie Het voorstel is volledig in overeenstemming met de algemene doelstelling om een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen. Aan dit voorstel is met name grondig onderzoek voorafgegaan om te garanderen dat de bepalingen ervan volkomen in overeenstemming zouden zijn met de grondrechten, inzonderheid het asielrecht en de bescherming van persoonsgegevens zoals respectievelijk neergelegd in artikel 8 (bescherming van persoonsgegevens) en artikel 18 (asielrecht) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, hetgeen ook tot uiting komt in de effectbeoordeling die dit voorstel vergezelt. Met betrekking tot de bijzondere situatie van personen die om internationale bescherming verzoeken, werd de bezorgdheid geuit dat de voor rechtshandhavingsdoeleinden uit Eurodac afgeleide gegevens zouden kunnen terechtkomen in de handen van landen waaruit de verzoekers zijn gevlucht en waar zij vervolging vrezen. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de verzoeker, zijn familie en vrienden en zo worden vluchtelingen mogelijk al meteen ontmoedigd om formeel om internationale bescherming te verzoeken. Als gevolg van dit onderzoek bevat het voorstel een specifiek verbod om op grond van dit voorstel verkregen informatie met derde landen, organisaties of instellingen te delen. Daarnaast wordt in een uitgebreid mechanisme voor monitoring en evaluatie van het voorstel voorzien. Deze evaluatie heeft onder meer betrekking op de vraag of de werking van het besluit zal hebben geleid tot het stigmatiseren van personen die om internationale bescherming verzoeken. Om de inmenging in het recht op bescherming van persoonsgegevens rechtmatig en evenredig te houden, wordt voorts voorzien in strikte toegangsvoorwaarden die onder meer uitsluiten dat Eurodac-vingerafdrukken op routinebasis worden doorzocht. Het voorstel is ook volledig verenigbaar met de beginselen inzake gegevensbescherming aangezien Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, erop van toepassing is. In dit kaderbesluit zijn de beginselen neergelegd waaraan de lidstaten zich moeten houden bij de verwerking van gegevens uit een EU-gegevensbank, zoals Eurodac, en worden de lidstaten tegelijk verplicht doeltreffende sancties op te leggen voor schendingen van de beginselen inzake gegevensbescherming. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De Commissie heeft de staten geraadpleegd die het Dublinacquis toepassen, dat wil zeggen de lidstaten, IJsland, Noorwegen en Zwitserland, alsook Europol, door middel van twee vragenlijsten en een deskundigenvergadering die op 25-26 september 2007 in Brussel heeft plaatsgevonden en waarop de deskundigen de antwoorden op de vragenlijst konden verduidelijken en nadere standpunten onder woorden konden brengen. Ten tweede heeft de Commissie op een bijeenkomst in Brussel op 8 oktober 2007 intergouvernementele organisaties, niet-gouvernementele organisaties en andere wetenschappelijke deskundigen die actief zijn op het gebied van asielrecht/-beleid, grondrechten en de bescherming van persoonsgegevens geraadpleegd. De leden van het Europees Parlement Cavada, Klamt en Ludford hebben ook aan deze vergadering deelgenomen. Ten slotte heeft de Commissie op een bijeenkomst in Brussel op 11 oktober 2007 vertegenwoordigers van de nationale gegevensbeschermingsinstanties van de staten die het Dublinacquis uitvoeren, geraadpleegd alsook het gemeenschappelijk controleorgaan van Europol en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. |

212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden De raadplegingsprocedure heeft een belangrijke invloed gehad op het opstellen van het wetgevingsvoorstel. Die invloed had in het bijzonder betrekking op de keuze van de wetgevingsoptie en de verschillende parameters van de optie. Uit de raadplegingen is gebleken dat de lidstaten zeer positief stonden tegenover de mogelijkheid om vingerafdrukken met Eurodac te vergelijken ten behoeve van rechtshandhaving, terwijl NGO's op het gebied van burgerlijke vrijheden en asiel niet erg positief waren. Het voorstel vormt een evenwicht tussen de standpunten van de verschillende belanghebbende groepen, door in verscheidene waarborgen en beperkingen te voorzien. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling In de effectbeoordeling werden drie opties in overweging genomen en een aantal subopties. Die opties waren: geen maatregel, een wetgevingsoptie om het mogelijk te maken om voor rechtshandhavingsdoeleinden om de vergelijking met Eurodac-gegevens te verzoeken en een wetgevingsoptie om het mogelijk te maken om voor rechtshandhavingsdoeleinden om de vergelijking met Eurodac-gegevens te verzoeken en tegelijk de uitwisseling van aanvullende informatie na een succesvolle 'treffer' van Eurodac te regelen. Oorspronkelijk werd een vierde optie overwogen, maar die werd verworpen omdat zij onevenredige kosten zou teweegbrengen. Vergeleken met de optie “geen maatregel” heeft de optie van een wetgevend voorstel duidelijke voordelen. De toegang van rechtshandhavingsinstanties tot Eurodac is de enige tijdige, nauwkeurige, veilige en kostenefficiënte manier om te bepalen of, en zo ja, waar gegevens over asielzoekers in de lidstaten beschikbaar zijn. Er bestaan voor Eurodac geen redelijke doeltreffende alternatieven om de juiste identiteit van een asielzoeker vast te stellen of te verifiëren, waarmee rechtshandhavingsinstanties hetzelfde resultaat kunnen bereiken. Deze unieke identificatie is voor rechtshandhavingsinstanties essentieel om terrorisme en ernstige strafbare feiten waarbij onderdanen van derde landen betrokken zijn, te voorkomen en te bestrijden en om slachtoffers van terrorisme of ernstige strafbare feiten te beschermen. Toegang tot Eurodac kan niet worden aangemerkt als onevenredig met de nagestreefde doelen. Beide wetgevingsopties hebben dezelfde gevolgen op het gebied van de grondrechten. De derde optie zou aanvullende informatie over de asielzoeker voor lidstaten beschikbaar maken via een bijzondere procedure wanneer daarom wordt verzocht, terwijl de tweede optie de bestaande instrumenten zou gebruiken om de toegang tot dergelijke aanvullende informatie te vergemakkelijken. Ook al zouden de doelstellingen onder de derde optie doeltreffender worden bereikt, toch wordt ervan uitgegaan dat de kosten om de derde optie uit te voeren, groter zouden zijn dan onder de tweede optie. Bovendien zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de huidige instrumenten voor de uitwisseling van rechtshandhavingsgegevens niet toereikend zouden zijn voor de uitwisseling van aanvullende informatie. |

231 | De Commissie heeft conform haar werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd SEC(2009) 936. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel De voorgestelde maatregel vormt de basis voor het recht van lidstaten en van Europol om om een vergelijking van vingerafdrukgegevens of een latent spoor met Eurodac-gegevens te verzoeken. Een succesvolle vergelijking leidt tot een treffer in Eurodac, die vergezeld gaat van alle gegevens uit Eurodac betreffende de vingerafdruk. Verzoeken om aanvullende informatie na een treffer worden niet in het voorstel voor een besluit van de Raad geregeld maar zouden eerder onder bestaande instrumenten voor de uitwisseling van rechtshandhavingsgegevens vallen. De werkingssfeer van het voorstel is de bestrijding van terroristische misdrijven en ernstige strafbare feiten, zoals mensenhandel en drughandel. Hoewel Eurodac momenteel niet in de mogelijkheid voorziet om de databank te doorzoeken op grond van latente sporen, kan deze zoekmogelijkheid in het kader van het project biometrisch matchingsysteem (BMS) aan het Eurodac-systeem worden toegevoegd. Deze zoekmogelijkheid is heel belangrijk vanuit het oogpunt van de rechtshandhaving, aangezien het in de meeste gevallen alleen mogelijk is latente sporen te vinden op de onderzochte plaats van het delict. |

310 | Rechtsgrondslag Het Verdrag betreffende de Europese Unie, in het bijzonder artikel 30, lid 1, onder b), en artikel 34, lid 2, onder c). |

320 | Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. |

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. |

321 | De voorgestelde maatregel vereist een wijziging van de Eurodac-verordening om er een bijkomend doel aan toe te voegen, te weten het gebruik van Eurodac-gegevens met het oog op de terrorisme- en misdaadbestrijding. Deze wijziging kan alleen door de Commissie worden voorgesteld. Zonder deze wijziging hebben de lidstaten niet het recht om op te treden. |

323 | Elke maatregel van de lidstaten afzonderlijk zou onbetaalbaar duur en onevenredig zijn. |

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt. |

324 | Het recht om Eurodac te raadplegen, is de meest eenvoudige, de meest evenredige en de goedkoopste manier om de vastgestelde informatiekloof te dichten. |

327 | De voorgestelde maatregelen maken alleen het verzoek om vergelijking met Eurodac-gegevens mogelijk. De verdere samenwerking en uitwisseling van informatie wordt overgelaten aan de huidige instrumenten en aan de lidstaten. |

Het voorstel is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. |

331 | De toegang van rechtshandhavingsinstanties tot Eurodac is de enige tijdige, nauwkeurige, veilige en kostenefficiënte manier om te bepalen of, en zo ja, waar gegevens over asielzoekers in de lidstaten beschikbaar zijn. Er bestaan voor Eurodac geen redelijke doeltreffende alternatieven om de juiste identiteit van een asielzoeker vast te stellen of te verifiëren, waarmee rechtshandhavingsinstanties hetzelfde resultaat kunnen bereiken. In de voorgestelde maatregel wordt de klemtoon gelegd op de essentiële punten van het recht op raadpleging en wordt niet verder gegaan dan wat evenredig is. |

332 | De voorgestelde maatregel brengt voor de Gemeenschap en de lidstaten de minste kosten met zich aangezien gebruik wordt gemaakt van bestaande gegevensbanken en van bestaande structureren om informatie uit te wisselen en aangezien de maatregel geen nieuwe dergelijke systemen beoogt op te zetten. |

Keuze van instrumenten |

341 | Voorgestelde instrumenten: andere. |

342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Aangezien grondrechten op het spel staan, zouden andere regelgevingsmiddelen dan een besluit krachtens Titel VI van het VEU niet geschikt zijn. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

401 | Het voorstel zou een technische wijziging van Eurodac teweegbrengen om vergelijkingen op basis van een latent spoor mogelijk te maken. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling |

531 | Het voorstel bevat een evaluatiebepaling. |

2009/0130 (CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op artikel 30, lid 1, onder b), en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement[1],

Overwegende hetgeen volgt:

1. In het Haags programma betreffende de versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, dat de Europese Raad op 4 november 2004 heeft aangenomen, werd om een betere grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens verzocht, onder meer door de toegang tot bestaande gegevensbestanden van de Europese Unie uit te breiden.

2. Het is van wezenlijk belang voor de bestrijding van terrorisme en andere ernstige strafbare feiten dat de rechtshandhavingsinstanties over zoveel mogelijk actuele informatie beschikken om hun taken uit te voeren. De gegevens opgenomen in Eurodac, dat is opgericht door Verordening (EG) nr. …/… van de Raad [ nieuwe Eurodac-verordening ][2], zijn noodzakelijk met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Daarom moeten de door de lidstaten aangewezen autoriteiten en Europol de Eurodac-gegevens onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden kunnen vergelijken.

3. In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 24 november 2005 over de verbetering van de doeltreffendheid, de interoperabiliteit en de synergie van de Europese gegevensbanken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken[3] heeft de Commissie uiteengezet dat de binnenlandseveiligheidsinstanties in welbepaalde gevallen toegang tot Eurodac zouden kunnen krijgen, wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat iemand die een terroristisch of ander ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, asiel heeft aangevraagd. In die mededeling oordeelde de Commissie ook dat het evenredigheidsbeginsel vereist dat Eurodac alleen voor deze doeleinden kan worden geraadpleegd als er sprake is van een doorslaggevend openbaarveiligheidsbelang, dat wil zeggen als het door de te identificeren crimineel of terrorist gepleegde feit zo laakbaar is dat het gerechtvaardigd is een gegevensbank te raadplegen waarin personen zonder strafblad worden geregistreerd en besloot zij dat de drempel om Eurodac te raadplegen voor binnenlandseveiligheidsinstanties dan ook altijd aanzienlijk hoger moet liggen dan die voor het raadplegen van strafrechtelijke gegevensbanken.

4. Bovendien speelt Europol een sleutelrol bij de samenwerking tussen de instanties van de lidstaten die zich bezighouden met het onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, omdat Europol bijstand kan verlenen bij het voorkomen, analyseren en onderzoeken van criminaliteit op het niveau van de Unie. Daarom moet Europol in het kader van zijn taken en overeenkomstig Besluit nr. (2009/371/JBZ) tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol)[4] ook toegang hebben tot Eurodac.

5. Dit besluit is een aanvulling van Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening], voor zover het op grond van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet in een rechtsgrondslag op basis waarvan instanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens kunnen verzoeken.

6. Aangezien Eurodac is opgericht om de toepassing van de Dublinverordening te vergemakkelijken, vormt de toegang tot Eurodac om terroristische en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, een wijziging van het oorspronkelijke doel van Eurodac, die een belemmering vormt van het recht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt. Elke dergelijke belemmering moet in overeenstemming zijn met het recht, dat voldoende nauwkeurig moet zijn vastgesteld zodat personen hun gedrag kunnen aanpassen en dat personen moet beschermen tegen willekeur en voldoende duidelijk moet aangeven over welke discretionaire bevoegdheid de bevoegde autoriteiten beschikken en op welke manier die wordt uitgeoefend. Elke belemmering moet in een democratische samenleving noodzakelijk zijn om een rechtmatig en evenredig belang na te streven en evenredig zijn met het te bereiken doel.

7. Hoewel het oorspronkelijke doel van de oprichting van Eurodac niet vereiste dat kon worden verzocht om vergelijkingen van gegevens met de databank op basis van een latent spoor dat het dactyloscopische spoor is dat op de plaats van het misdrijf kan worden gevonden, is die mogelijkheid fundamenteel op het gebied van politiële samenwerking. De mogelijkheid om een latent spoor te vergelijken met de in Eurodac opgeslagen vingerafdrukgegevens, zal voor de aangewezen autoriteiten van de lidstaten een zeer waardevol instrument zijn om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken, wanneer bijvoorbeeld latente sporen het enige op de plaats van het misdrijf beschikbare bewijsmateriaal zijn.

8. In dit besluit worden de voorwaarden vastgesteld waaronder verzoeken om vergelijking van vingerafdrukgegevens met Eurodac-gegevens mogelijk moeten zijn om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken alsook de noodzakelijke waarborgen ter bescherming van het grondrecht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt.

9. Het is nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan te wijzen, alsook het nationale centrale toegangspunt via welke de verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens worden ingediend, en een lijst bij te houden van operationele diensten van de aangewezen autoriteiten, die om dergelijke vergelijking mogen verzoeken voor specifieke doeleinden, namelijk het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven als bedoeld in Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding[5] en van andere ernstige strafbare feiten als bedoeld in Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten[6].

10. Verzoeken om vergelijking met in de centrale gegevensbank van Eurodac opgeslagen gegevens worden door de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten via de controlerende autoriteit gericht aan het nationale centrale toegangspunt en worden gemotiveerd. De controlerende autoriteiten worden belast met het toezicht op de strikte naleving van de in dit besluit vastgestelde toegangsvoorwaarden. Vervolgens sturen de controlerende autoriteiten het verzoek om vergelijking via het nationale toegangspunt door naar het centrale systeem van Eurodac, na verificatie of alle toegangsvoorwaarden zijn vervuld. In uitzonderlijke dringende gevallen verwerkt de controlerende autoriteit het verzoek onmiddellijk en verifieert zij het pas achteraf.

11. Met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en met name op het vermijden van massale vergelijkingen, die moeten worden verboden, mag de verwerking van Eurodac-gegevens slechts geval per geval worden toegestaan en wanneer zij noodzakelijk is om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken. Bovendien mag toegang alleen worden toegestaan wanneer vergelijkingen met de nationale databanken van de lidstaten en met de geautomatiseerde vingerafdrukgegevensbanken van andere lidstaten op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit[7] (Prüm-besluit) tot negatieve resultaten hebben geleid. Een dergelijk specifiek geval doet zich in het bijzonder voor wanneer het verzoek om vergelijking verband houdt met een specifieke en concrete situatie, of met een specifiek en concreet gevaar in verband met een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit of met bepaalde personen jegens welke gegronde vermoedens bestaan dat zij terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten zullen plegen of hebben gepleegd. Een specifiek geval doet zich ook voor wanneer het verzoek om vergelijking verband houdt met een slachtoffer van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit. De aangewezen autoriteiten en Europol mogen derhalve alleen om een vergelijking met Eurodac verzoeken wanneer zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke vergelijking informatie zal opleveren die in aanzienlijke mate bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit.

12. Kaderbesluit 2008/977/JBZ van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken[8] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit.

13. De doorgifte van op grond van dit besluit verkregen persoonsgegevens aan derde landen, internationale organisaties of private instanties moet worden verboden, teneinde het asielrecht te waarborgen en om ervoor te zorgen dat gegevens van personen die om internationale bescherming verzoeken, niet aan derde landen worden doorgegeven. Dit verbod laat het recht van de lidstaten om dergelijke gegevens door te geven aan derde landen waarop de Dublinverordening van toepassing is, onverlet, om ervoor te zorgen dat lidstaten in het kader van dit besluit met die derde landen kunnen samenwerken.

14. De nationale autoriteiten die met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens zijn belast, moeten toezien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, en het bij het Europol-besluit opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan moet toezien op de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingsactiviteiten van Europol.

15. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[9] en met name de artikelen 21 en 22 betreffende de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de verwerking, is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen bij het verrichten van hun taken inzake het operationele beheer van Eurodac, voor zover die verwerking plaatsvindt in het kader van werkzaamheden die geheel of gedeeltelijk binnen de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht vallen.

16. De doeltreffende toepassing van dit besluit dient regelmatig te worden geëvalueerd.

17. Daar de doelstellingen van dit besluit, namelijk het vaststellen van de voorwaarden waaraan de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en Europol moeten voldoen om te kunnen verzoeken om vergelijkingen met gegevens uit de centrale gegevensbanken van Eurodac, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden alleen door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Raad overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, waarnaar in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt verwezen, maatregelen nemen. Dit besluit gaat, overeenkomstig het in die artikelen vervatte evenredigheidsbeginsel, niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

18. Overeenkomstig artikel 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie laat dit besluit de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap onverlet, in het bijzonder die in het kader van Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening] [10] en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[11].

19. Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het bijzonder het recht op bescherming van persoonsgegevens en het asielrecht. Dit besluit dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen,

BESLUIT:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

Bij dit besluit wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en de Europese Politiedienst (Europol) mogen verzoeken om vingerafdrukgegevens met in de centrale gegevensbank van Eurodac opgeslagen gegevens te vergelijken met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

Artikel 2 Definities

1. In dit besluit wordt verstaan onder:

a) "Eurodac": de gegevensbank die is opgericht bij Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening] ;

b) "Europol": de Europese Politiedienst die is opgericht bij Besluit van de Raad […/…./JBZ];

c) "Eurodac-gegevens": alle vingerafdrukgegevens die in de centrale gegevensbank zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 9 en artikel 14, lid 2, van de [nieuwe Eurodac-verordening] ;

d) "terroristische misdrijven": strafbare feiten naar nationaal recht die overeenkomen met of gelijkwaardig zijn aan de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad;

e) "ernstige strafbare feiten": de vormen van criminaliteit die overeenkomen met of gelijkwaardig zijn aan de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, die volgens het nationale recht strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximumduur van ten minste drie jaar;

f) "vingerafdrukgegevens": de gegevens betreffende afdrukken van alle vingers of ten minste die van de wijsvingers en, wanneer die ontbreken, de afdrukken van alle overige vingers van een persoon of een latent spoor;

g) "nationaal toegangspunt": het aangewezen nationale systeem dat in verbinding staat met het centrale systeem, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de [nieuwe Eurodac-verordening] ;

h) "de beheersautoriteit": de instantie die met het operationele beheer van Eurodac is belast, zoals bedoeld in artikel 5 van de [nieuwe Eurodac-verordening] .

2. De definities van Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening] zijn eveneens van toepassing.

Artikel 3 Aangewezen autoriteiten

1. De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die in het kader van dit besluit toegang krijgen tot Eurodac-gegevens. De aangewezen autoriteiten zijn autoriteiten van de lidstaten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Bureaus of diensten die zich specifiek met nationale veiligheidsaangelegenheden bezighouden, kunnen geen aangewezen autoriteiten zijn.

2. Elke lidstaat houdt een lijst van de aangewezen autoriteiten bij .

3. Op nationaal niveau houdt elke lidstaat een lijst bij van de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten die via het nationale toegangspunt om vergelijkingen met Eurodac-gegevens kunnen verzoeken.

Artikel 4 Controlerende autoriteiten

1. Elke lidstaat wijst één enkele nationale instantie aan als zijn controlerende autoriteit. De controlerende autoriteit is een autoriteit van de lidstaat die belast is met het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Bureaus of eenheden die zich specifiek met nationale veiligheidsaangelegenheden bezighouden, kunnen geen controlerende autoriteiten zijn.

2. De controlerende autoriteit zorgt ervoor dat de voorwaarden voor het verzoeken om vergelijkingen van vingerafdrukken met Eurodac-gegevens zijn vervuld.

3. Alleen de controlerende autoriteit mag verzoeken om vergelijking van vingerafdrukken doorsturen naar het nationale toegangspunt dat in verbinding staat met het centrale systeem.

Artikel 5 Europol

1. Europol wijst een gespecialiseerde eenheid aan met naar behoren gemachtigde Europol-ambtenaren die fungeert als zijn controlerende autoriteit en wijst in overeenstemming met elke lidstaat het nationale toegangspunt van die lidstaat aan dat zijn verzoeken om vergelijkingen van vingerafdrukgegevens aan het centrale systeem meedeelt.

2. Europol wijst een operationele dienst aan die via zijn aangewezen nationale toegangspunt om vergelijkingen met Eurodac-gegevens kan verzoeken.

HOOFDSTUK II

PROCEDURE VOOR DE VERGELIJKING EN DE DOORGIFTE VAN GEGEVENS

Artikel 6 Procedure voor de vergelijking van vingerafdrukgegevens met Eurodac-gegevens

1. De in artikel 3, lid 1, bedoelde aangewezen autoriteiten en Europol kunnen tot de controlerende autoriteit een gemotiveerd elektronisch verzoek richten om, met het oog op vergelijking, via het nationale toegangspunt vingerafdrukgegevens door te geven aan het centrale systeem van Eurodac. Na ontvangst van een dergelijk verzoek gaat de controlerende autoriteit na of is voldaan aan de voorwaarden voor een in artikel 7 of artikel 8, naargelang van het geval, bedoeld verzoek om vergelijking.

2. Wanneer is voldaan aan alle voorwaarden voor een verzoek om vergelijking, stuurt de controlerende autoriteit het verzoek om vergelijking door naar het nationale toegangspunt dat het naar het centrale systeem van Eurodac doorstuurt voor vergelijking met alle Eurodac-gegevens.

3. In uitzonderlijke dringende gevallen kan de controlerende autoriteit de vingerafdrukgegevens onmiddellijk na ontvangst van een verzoek van een aangewezen autoriteit ter vergelijking aan het nationale toegangspunt doorgeven en alleen achteraf verifiëren of is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 7 of artikel 8, onder meer of daarbij werkelijk sprake was van een uitzonderlijk dringend geval. De verificatie achteraf vindt plaats zonder onnodige vertraging na de verwerking van het verzoek.

4. Wanneer uit de verificatie achteraf blijkt dat de toegang niet gerechtvaardigd was, wordt de uit Eurodac meegedeelde informatie vernietigd door alle autoriteiten die tot die informatie toegang hebben gehad en deze brengen de controlerende autoriteit van die vernietiging op de hoogte.

Artikel 7 Voorwaarden voor toegang tot Eurodac-gegevens door de aangewezen autoriteiten

1. Aangewezen autoriteiten mogen binnen het kader van hun bevoegdheden alleen om de vergelijking van vingerafdrukgegevens met in de centrale gegevensbank van Eurodac opgeslagen gegevens verzoeken wanneer vergelijkingen met nationale databanken en met de geautomatiseerde vingerafdrukgegevensbanken van andere lidstaten op grond van Besluit 2008/615/JBZ[12] tot negatieve resultaten hebben geleid en wanneer:

a) de vergelijking noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten;

b) de vergelijking noodzakelijk is in een specifiek geval;

c) er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een dergelijke vergelijking met Eurodac-gegevens wezenlijk zal bijdragen tot het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een van de betrokken strafbare feiten.

2. Verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens moeten beperkt blijven tot het opzoeken van vingerafdrukgegevens.

Artikel 8 Voorwaarden voor toegang tot Eurodac-gegevens door Europol

1. Verzoeken van Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens zijn alleen mogelijk binnen het kader van het mandaat van Europol en indien dit nodig is voor het vervullen van zijn taken overeenkomstig het Europol-besluit en voor een specifieke analyse of voor een algemene strategische analyse.

2. Verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens moeten beperkt blijven tot het vergelijken van vingerafdrukgegevens.

3. Voor het verwerken van de gegevens die door middel van vergelijking met Eurodac zijn verkregen, heeft Europol toestemming nodig van de lidstaat van oorsprong. Deze toestemming wordt verleend via de nationale Europol-eenheid van die lidstaat.

Artikel 9 Communicatie tussen de controlerende autoriteiten en de nationale toegangspunten

1. De communicatie-infrastructuur van Eurodac wordt gebruikt voor de doorgifte van gegevens van de controlerende autoriteiten van de lidstaten en Europol aan de nationale toegangspunten en vice versa. Alle communicatie vindt elektronisch plaats.

2. De vingerafdrukken worden door de lidstaat gedigitaliseerd en doorgegeven in het in bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening] genoemde gegevensformaat zodat zij geschikt zijn voor vergelijkingen door het geautomatiseerde vingerafdrukkenherkenningssysteem.

HOOFDSTUK III

BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS

Artikel 10 Bescherming van persoonsgegevens

1. Kaderbesluit 2008/977/JBZ is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit.

2. De verwerking van persoonsgegevens door Europol in het kader van dit besluit gebeurt overeenkomstig het [Europol]-besluit […/…/JBZ] en de tot uitvoering daarvan aangenomen voorschriften en valt onder het toezicht van het bij artikel 34 van dat besluit opgerichte onafhankelijke gemeenschappelijke controleorgaan.

3. De in het kader van dit besluit uit Eurodac verkregen persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten.

4. De in het kader van dit besluit door een lidstaat of Europol uit Eurodac verkregen persoonsgegevens worden na een maand uit de nationale en Europol-bestanden gewist, wanneer de gegevens niet vereist zijn voor een specifiek lopend strafrechtelijk onderzoek van die lidstaat of Europol.

5. Het toezicht op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaat in het kader van dit besluit, met inbegrip van de doorgifte van gegevens van en naar Eurodac, wordt uitgeoefend door de overeenkomstig Kaderbesluit 2008/977/JBZ aangewezen nationale bevoegde autoriteiten.

Artikel 11 Beveiliging van gegevens

1. De verantwoordelijke lidstaat zorgt voor de beveiliging van de gegevens tijdens elke doorgifte van gegevens op grond van dit besluit tot aan de ontvangst door de aangewezen autoriteiten.

2. Elke lidstaat stelt, met betrekking tot zijn nationale systeem, de nodige maatregelen vast, met inbegrip van een beveiligingsplan, om:

a) gegevens fysiek te beschermen, onder meer met noodplannen voor de bescherming van kritieke infrastructuur;

b) te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de nationale apparatuur waarmee de lidstaat handelingen verricht in overeenstemming met het doel van Eurodac (controle op de toegang tot apparatuur);

c) te verhinderen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of meenemen (controle op de gegevensdragers);

d) te voorkomen dat gegevens door onbevoegden in het geheugen worden opgeslagen, alsmede dat opgeslagen persoonsgegevens door onbevoegden worden ingezien, gewijzigd of verwijderd (controle op de opslag);

e) te voorkomen dat gegevens onrechtmatig in Eurodac worden verwerkt en dat in Eurodac verwerkte gegevens onrechtmatig worden gewijzigd of verwijderd (controle op gegevensverwerking);

f) te waarborgen dat degenen die bevoegd zijn om Eurodac te raadplegen, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend met persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);

g) te waarborgen dat alle autoriteiten die het recht hebben om om vergelijkingen met Eurodac-gegevens te verzoeken, profielen opstellen waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van de personen die bevoegd zijn om gegevens in te zien, in te voeren, bij te werken, te wissen en te doorzoeken, en deze profielen desgevraagd en onverwijld ter beschikking te stellen aan de nationale toezichthoudende autoriteiten, die overeenkomstig artikel 25 van Kaderbesluit 2008/977/JBZ zijn aangewezen (personeelsprofielen);

h) te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens mogen worden doorgegeven door middel van gegevensdoorgifteapparatuur (controle op de doorgifte);

i) te waarborgen dat het mogelijk is om na te gaan en vast te stellen welke gegevens wanneer, door wie en met welk doel in Eurodac zijn verwerkt (controle op de opslag van gegevens);

j) te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens van en aan Eurodac of gedurende het transport van gegevensdragers de gegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op het transport);

k) de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen doorlopend te controleren en met betrekking tot deze interne controle de nodige organisatorische maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de voorschriften van dit besluit worden nageleefd (interne controle).

Artikel 12 Verbod om gegevens door te geven aan derde landen, internationale organisaties of private instanties

De in het kader van dit besluit door een lidstaat of Europol uit Eurodac verkregen persoonsgegevens worden niet aan derde landen, internationale organisaties of in of buiten de Europese Unie gevestigde private instanties doorgegeven of ter beschikking gesteld. Dit verbod laat het recht van de lidstaten om dergelijke gegevens door te geven aan derde landen waarop de Dublinverordening van toepassing is, onverlet op voorwaarde dat de voorwaarden van artikel 13 van Kaderbesluit 2008/977/JBZ zijn vervuld.

Artikel 13 Registratie en documentatie

1. Alle lidstaten en Europol zorgen ervoor dat alle gegevensverwerkende handelingen die voortvloeien uit verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens in het kader van dit besluit worden geregistreerd en gedocumenteerd ten behoeve van de controle op de toelaatbaarheid van het verzoek en het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking en op de integriteit en beveiliging van de gegevens en ten behoeve van de interne controle.

2. Uit de registratie of documentatie moet steeds blijken:

a) het exacte doel van het verzoek om vergelijking, met inbegrip van de betrokken vorm van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit, en, wat Europol betreft, het exacte doel van het verzoek om vergelijking;

b) het nummer van het nationale bestand;

c) de datum en het precieze tijdstip van het verzoek om vergelijking van het nationale toegangspunt aan het centrale systeem van Eurodac;

d) de naam van de autoriteit die om toegang voor vergelijking heeft verzocht en van de verantwoordelijke die het verzoek heeft ingediend en de gegevens heeft verwerkt;

e) in voorkomend geval, het gebruik van de in artikel 6, lid 3, bedoelde procedure voor dringende gevallen en de in verband met de verificatie achteraf genomen beslissing;

f) de voor de vergelijking gebruikte gegevens;

g) volgens de nationale regels of de regels van het Europol-besluit het kenmerk van de functionaris die de raadpleging heeft verricht en van de functionaris die voor de raadpleging of verstrekking opdracht heeft gegeven.

3. Dergelijke registratie of documentatie wordt uitsluitend gebruikt voor het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking vanuit het oogpunt van gegevensbescherming en voor de beveiliging van de gegevens. Alleen een registratie die geen persoonsgegevens bevat, mag worden gebruikt voor toezicht en evaluatie in de zin van artikel 17. De nationale toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn om de toelaatbaarheid van het verzoek na te gaan en voor het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking en de integriteit en beveiliging van de gegevens, krijgen op hun verzoek toegang tot de registratie om hun taken te kunnen vervullen.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Kosten

Elke lidstaat en Europol zetten voor eigen rekening de technische infrastructuur op die nodig is om dit besluit uit te voeren en onderhouden deze ook; zij dragen tevens de kosten die voortvloeien uit verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens in het kader van dit besluit.

Artikel 15 Sancties

De lidstaten en Europol nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat elk gebruik van Eurodac-gegevens dat een inbreuk vormt op de bepalingen van dit besluit strafbaar wordt gesteld met sancties, waaronder administratieve en/of strafrechtelijke sancties, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 16 Bekendmaking van de aangewezen en de controlerende autoriteiten

20. Uiterlijk [drie maanden na de dag waarop dit besluit in werking treedt] maakt elke lidstaat aan de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zijn aangewezen autoriteiten bekend, alsook onverwijld eventuele wijzigingen daarvan.

21. Uiterlijk [drie maanden na de dag waarop dit besluit in werking treedt] maakt elke lidstaat aan de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zijn controlerende autoriteiten bekend, alsook onverwijld eventuele wijzigingen daarvan.

22. Uiterlijk [drie maanden na de dag waarop dit besluit in werking treedt] maakt Europol aan de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zijn controlerende autoriteit en het door hem aangewezen nationale toegangspunt bekend, alsook onverwijld eventuele wijzigingen daarvan.

23. De Commissie maakt jaarlijks de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 17 Monitoring en evaluatie

1. Elke lidstaat en Europol stellen jaarlijkse verslagen op over de doeltreffendheid van de vergelijking van vingerafdrukgegevens met Eurodac-gegevens, waarin gegevens en statistieken zijn opgenomen over het exacte doel van de vergelijking, met inbegrip van het soort terroristisch misdrijf of ander ernstig strafbaar feit, het aantal verzoeken om vergelijkingen, het aantal en het soort van gevallen die hebben geleid tot succesvolle identificaties en over de noodzaak en het gebruik van uitzonderlijke dringende gevallen alsook over de gevallen waarin dat dringend karakter door de controlerende autoriteit niet werd aanvaard bij de verificatie achteraf. Die verslagen worden aan de Commissie toegezonden.

2. Drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit en vervolgens om de vier jaar, stelt de Commissie een algemene evaluatie van dit besluit op. Daarbij worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen, wordt nagegaan of de uitgangspunten van dit besluit nog gelden en worden in voorkomend geval de nodige aanbevelingen gedaan. De Commissie legt het evaluatieverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.

3. De beheersautoriteit, de lidstaten en Europol verstrekken de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 2 bedoelde evaluatieverslagen op te stellen. Deze informatie mag de werkmethoden nooit in gevaar brengen noch informatie bevatten waardoor bronnen, namen van personeelsleden of onderzoeken van de aangewezen autoriteiten openbaar worden.

Artikel 18 Inwerkingtreding en toepassingsdatum

1. Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

2. Dit besluit is van toepassing met ingang van de in artikel 33, lid 2, van Verordening […] [nieuwe Eurodac-verordening] bedoelde datum.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] PB C , , blz. .

[2] PB L , , blz. .

[3] COM(2005) 597 van 24.11.2005.

[4] PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

[5] PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.

[6] PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

[7] PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

[8] PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

[9] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[10] ………………………….

[11] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[12] PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

Top