EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0124

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1858/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India

/* COM/2009/0124 def. */

52009PC0124

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1858/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India /* COM/2009/0124 def. */


NL

Brussel, 13.3.2009

COM(2009) 124 definitief

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1858/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Achtergrond van het voorstel |

| Motivering en doel van het voorstelDit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van 21 december 2005 ("de basisverordening") met betrekking tot de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India. |

| Algemene contextDit voorstel past in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat werd verricht in overeenstemming met de materiële en procedurele eisen van de basisverordening. |

| Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebiedMaatregelen betreffende de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 van de Raad. |

| Samenhang met andere beleidsgebieden van de EUNiet van toepassing. |

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling |

| Raadpleging van belanghebbende partijen |

| Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen. |

| Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

| Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

| EffectbeoordelingDit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening.De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld. |

Juridische elementen van het voorstel |

| Samenvatting van de voorgestelde maatregelOp 9 januari 2008 heeft de Commissie een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend, dat alleen dumping door één producent/exporteur van stalen kabels uit onder meer India betrof.Uit het onderzoek is gebleken dat de dumpingmarge van de betrokken producent/exporteur negatief was. Het antidumpingrecht op deze uitvoer moet dan ook dienovereenkomstig worden ingetrokken. De Raad wordt derhalve verzocht zijn goedkeuring te hechten aan bijgevoegd voorstel voor een verordening, die uiterlijk 8 april 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt. |

| RechtsgrondslagVerordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005. |

| SubsidiariteitsbeginselHet voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |

| EvenredigheidsbeginselHet voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |

| de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming. |

| Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Gemeenschap, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, marktdeelnemers en burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing. |

| Keuze van instrumenten |

| Voorgesteld instrument: verordening. |

| Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn:de basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden. |

Gevolgen voor de begroting |

| Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EG-begroting. |

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1858/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [1] ("de basisverordening"), en met name op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Geldende maatregelen

(1) In augustus 1999 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 [2] ("het oorspronkelijke onderzoek") een definitief antidumpingrecht ingesteld op stalen kabels ("het betrokken product") van oorsprong uit onder meer India ("het betrokken land"). Het definitieve antidumpingrecht op de producten die werden vervaardigd door Usha Martin Limited ("UML") werd op 23,8% vastgesteld.

(2) Bij Besluit 1999/572/EG [3] heeft de Commissie een prijsverbintenis van UML aanvaard, waardoor de invoer van het onder de verbintenis vallende betrokken product van oorsprong uit India en vervaardigd door UML is vrijgesteld van het bovengenoemde definitieve antidumpingrecht.

(3) Na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, besloot de Raad in november 2005 bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 [4] dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India, moesten worden gehandhaafd ("onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen").

(4) In januari 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1858/2005 bij Verordening (EG) nr. 121/2006 [5] gewijzigd ingevolge een schending van de bovengenoemde prijsverbintenis en werd de aanvaarding van de verbintenis ingetrokken bij Besluit 2006/38/EG van de Commissie [6].

2. Verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek

(5) In 2007 ontving de Commissie een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ("tussentijds nieuw onderzoek"). Het verzoek, dat alleen een onderzoek naar dumping betrof, werd ingediend door UML ("de indiener van het verzoek"). De indiener van het verzoek beweerde dat zijn uitvoerprijzen naar de Gemeenschap sneller waren gestegen dan de binnenlandse prijzen in India, zoals door de lagere dumpingmarge werd bevestigd. Volgens de indiener van het verzoek waren de omstandigheden op basis waarvan de maatregelen waren vastgesteld, gewijzigd en waren deze wijzigingen van blijvende aard.

(6) Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een procedure voor een tussentijds nieuw onderzoek in te leiden, besloot zij overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen dat uitsluitend dumping door de indiener van het verzoek betrof. De Commissie heeft op 9 januari 2008 een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd en heeft een onderzoek aangevat.

3. Bij het onderzoek betrokken partijen

(7) De Commissie heeft de producent/exporteur die de klacht heeft ingediend, de autoriteiten van het land van uitvoer en het Liaison Committee of EU Wire Ropes Industries ("EWRIS"), dat de communautaire producenten vertegenwoordigt, officieel van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

4. Vragenlijsten en controles ter plaatse

(8) Aan UML en de verbonden ondernemingen werden vragenlijsten toegezonden, die allemaal binnen de termijn ingevuld werden teruggestuurd. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor haar onderzoek nodig achtte, verzameld en gecontroleerd en heeft een controlebezoek gebracht aan de volgende ondernemingen:

a) India

– Usha Martin Limited ("UML"), Ranchi;

b) Verenigde Arabische Emiraten (VAE)

– Brunton Wolf Wire Ropes FZCo, Dubai;

c) Verenigd Koninkrijk

– Usha Martin UK Ltd. ("UMUK"), Worksop.

5. Nieuw onderzoektijdvak

(9) Het onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007 ("het nieuwe onderzoektijdvak" of "NOT").

B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(10) Dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek betreft stalen kabels, hetzelfde betrokken product als in het oorspronkelijke onderzoek en het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, die tot de instelling van de momenteel geldende maatregelen hebben geleid. Het betreft stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, van oorsprong uit India ("het betrokken product"), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98.

2. Soortgelijk product

(11) Vastgesteld werd dat door UML geproduceerde stalen kabels die op de Indische binnenlandse markt worden verkocht enerzijds en die door UML naar de Gemeenschap worden uitgevoerd anderzijds, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Deze producten worden beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

(12) Voor een goed begrip van het betrokken en het soortgelijke product: de productie van stalen kabels bestaat in het sluiten van een aantal stalen strengen, die op hun beurt bestaan uit een bundel stalen draden van stalen walsdraad. Tijdens onderzoeken is het gebruikelijk productcontrolenummers ("PCN's") te definiëren, waarbij gedetailleerde producteigenschappen in aanmerking worden genomen, zodat een onderscheid kan worden gemaakt tussen de diverse productsoorten die door de producent/exporteur op de binnenlandse markt van het betrokken land worden geproduceerd en verkocht, en die welke naar de Gemeenschap worden uitgevoerd.

(13) De bedrijfstak van de Gemeenschap beweerde dat in de definitie van de voorgestelde PCN's voor de berekening van de dumping geen rekening werd gehouden met twee essentiële elementen, namelijk het soort hart en de trekspanning van de draadcomponent.

(14) Voor de vaststelling van de dumpingmarge voor UML werden de PCN's evenwel vastgesteld overeenkomstig het productcoderingssysteem van de onderneming zelf, om ervoor te zorgen dat de fysieke kenmerken van de producten die op de binnenlandse markt worden verkocht, vergelijkbaar zijn met die van de producten die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd.

(15) In het licht van het bovenstaande werd het niet nodig geacht de PCN's te wijzigen en moest het argument worden afgewezen.

(16) De indiener van het verzoek beweerde dat zeer gelijkaardige productsoorten moeten worden opgenomen in de vergelijking van uitgevoerde soorten met soorten die op de binnenlandse markt worden verkocht, rekening houdend met beweerde minimale verschillen in de kabeldiameter, zoals de bundeling van de draden in de strengen, het aantal strengen in combinaties van streng/draad, of kenmerken van de draden, zoals gegalvaniseerde in tegenstelling tot niet-gegalvaniseerde draden.

(17) Er werd evenwel geoordeeld dat dit nieuwe onderzoek naar beweerde veranderde omstandigheden zoveel mogelijk volgens dezelfde parameters moest worden uitgevoerd als die welke in de vorige onderzoeken werden gebruikt. Uit het onderzoek van het argument is bovendien gebleken dat de eventuele gevolgen voor de bevindingen van het onderzoek onbeduidend zouden zijn. Dit argument werd dan ook afgewezen.

C. DUMPING

1. Normale waarde

(18) Voor het vaststellen van de normale waarde werd eerst bepaald of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product door UML representatief was in vergelijking met de totale hoeveelheid die UML naar de Gemeenschap uitvoerde. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5% bedroeg van de overeenkomstige totale naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid. Er werd vastgesteld dat UML representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht.

(19) Vervolgens werd onderzocht welke soorten van het betrokken product die door UML op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek of direct vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten.

(20) Voor elke door UML op de binnenlandse markt verkochte soort die rechtstreeks vergelijkbaar was met de soorten die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd, werd nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

(21) Ook werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke soort kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke uitgevoerde soort van het betrokken product het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers in het NOT vastgesteld.

(22) Voor productsoorten waarvan meer dan 80% op de binnenlandse markt was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, d.w.z. waarvoor de gemiddelde verkoopprijs van de productsoort gelijk was aan of hoger was dan de gemiddelde productiekosten voor de productsoort, werd de normale waarde berekend als de gemiddelde prijs van de hele binnenlandse verkoop van de productsoort, ongeacht of die winstgevend was of niet.

(23) Voor productsoorten waarvan niet meer dan 80% van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid was verkocht tegen een prijs die niet lager was dan de kostprijs, werd de normale waarde berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de verkoopprijzen van de transacties die hadden plaatsgevonden tegen prijzen die gelijk waren aan of hoger waren dan de kostprijs van die productsoort.

(24) Wanneer de hele op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van een bepaalde productsoort met verlies was verkocht, werd ervan uitgegaan dat deze productsoort niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht en moest de normale waarde worden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(25) Waar nodig werden de normale waarden overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend aan de hand van de productiekosten van de productsoort, vermeerderd met een bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en een redelijke winstmarge. Overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden de bedragen van de VAA-kosten en de winst gebaseerd op de gemiddelde VAA-kosten en winst van UML bij de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

2. Uitvoerprijs

(26) In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(27) Waar de verkoop via een verbonden importeur of handelaar had plaatsgevonden, werd als uitvoerprijs de wederverkoopprijs van die verbonden importeur of handelaar aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap in aanmerking genomen. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werden correcties toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten en de winst die de verbonden importeur tijdens het NOT in de Gemeenschap heeft geboekt. Er werden derhalve correcties toegepast voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking, kredietkosten en invoerrechten, die alle van de wederverkoopprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen.

3. Vergelijking

(28) De gemiddelde normale waarde werd vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs per soort van het betrokken product, af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, en met het oog op een billijke vergelijking, werden correcties toegepast voor kortingen, kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking en kredietkosten, die alle van de uitvoerprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen.

(29) Wat de uitvoerprijs naar verbonden ondernemingen betreft, pleitte UML voor een correctie van het handelsstadium tussen de binnenlandse verkoop aan handelaars en de uitvoer naar verbonden ondernemingen van UML, met als argument dat met beide een langdurige werkverhouding bestond.

(30) Tijdens het onderzoek werd evenwel vastgesteld dat de verbonden importeurs in het geval van wederverkoop slechts bemiddelaars zijn tussen UML en niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap. Het handelsstadium van de bemiddelaars heeft dan ook geen invloed op de vergelijking tussen de binnenlandse verkoop aan handelaars en eindgebruikers enerzijds en de wederverkoop voor de uitvoer aan dezelfde categorie van afnemers in de Gemeenschap anderzijds. Het argument werd daarom van de hand gewezen.

(31) UML verzocht ook om een correctie voor de nadelige ontwikkeling van de wisselkoersen van de euro, de Amerikaanse dollar en het Britse pond ten aanzien van de Indiase roepie tijdens het NOT. Dit verzoek werd afgewezen omdat de ontwikkeling niet van blijvende aard werd geacht en eveneens omdat de gevraagde correctie niet alleen de directe verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap in euro, maar eveneens verrekenprijzen aan verbonden ondernemingen betrof.

4. Dumpingmarge

(32) Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd een dumpingmarge berekend door de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs te vergelijken.

(33) De gewogen gemiddelde normale waarde per soort werd onder de hierboven beschreven voorwaarden vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product in hetzelfde handelsstadium.

(34) Uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedroeg de vastgestelde dumpingmarge voor de directe verkoop aan niet-verbonden ondernemingen in de Gemeenschap tijdens het NOT 2,6%, terwijl de dumpingmarge voor de verkoop via verbonden ondernemingen -3,9% bedroeg, wat tot een algemene negatieve dumpingmarge van -2,8% leidde.

D. BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(35) Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd ook onderzocht of de vastgestelde gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(36) Uit het onderzoek is gebleken dat UML sinds het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen aanzienlijke herstructureringen heeft doorgevoerd en met name haar productie heeft gediversifieerd en haar wereldwijde verkoopnetwerk heeft uitgebreid. Dat had evenwel geen specifieke negatieve gevolgen voor het onderzoek, aangezien dankzij het registratiesysteem van de groep volledige traceerbaarheid van productie tot verkoop mogelijk is.

(37) De bedrijfstak van de Gemeenschap beweerde dat UML stalen kabels en strengen van oorsprong uit India via haar verbonden producenten in het VK en de VAE naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, waardoor de oorsprong van de stalen kabels die op de communautaire markt werden verkocht, werd gewijzigd.

(38) Gezien bovenstaande bewering en met het oog op de volledigheid werden ook de diverse transacties van de groep en de verwerking van strengen tot stalen kabels door de verbonden producenten in het VK en de VAE onderzocht. Vastgesteld werd dat deze transacties geen invloed hadden op de bevindingen van dit nieuwe onderzoek.

(39) Vastgesteld werd dat de verbonden producent in de VAE tijdens het NOT geen van UML in India gekochte stalen kabels aan de Gemeenschap heeft verkocht. Alle verkooptransacties van deze producent werden gecontroleerd en bleken de rest van de wereld als bestemming te hebben.

(40) Er werd eveneens vastgesteld dat de verwerking van strengen tot stalen kabels bij beide verbonden producenten belangrijk was.

(41) Zoals vermeld in overweging 36, heeft de groep Usha Martin zijn productie geherstructureerd en gediversifieerd. De groep produceert stalen kabels niet alleen in India, maar ook in zijn andere productiefaciliteiten wereldwijd. De groep investeert verder in productiviteit en uitbreiding in India, maar wordt tegelijkertijd steeds meer een wereldspeler die in alle delen van de wereld en ook in de Gemeenschap investeert.

(42) Er zij ook opgemerkt dat de gemiddelde invoerprijzen van stalen kabels uit India in de Gemeenschap volgens Eurostat sinds 2004 een stijgende trend vertonen. De stijging van de gemiddelde prijzen van de invoer uit India was inderdaad veel uitgesprokener dan de stijging van de gemiddelde invoerprijzen wereldwijd.

(43) In het licht van het bovenstaande wordt niet verwacht dat de intrekking van het voor UML geldende antidumpingrecht de invoer van stalen kabels zal doen stijgen of opnieuw invoer met dumping van stalen kabels van oorsprong uit India in de Gemeenschap tot gevolg zal hebben.

(44) Daarom wordt het niet waarschijnlijk geacht dat de omstandigheden die tot de opening van dit nieuwe onderzoek hebben geleid in de nabije toekomst op zodanige wijze zullen veranderen dat dit gevolgen zou hebben voor de bevindingen van dit nieuwe onderzoek. Daarom worden de wijzigingen geacht van blijvende aard te zijn.

E. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(45) Zoals bepaald in artikel 11, lid 3, van de basisverordening en in het licht van de bevindingen van het onderzoek, namelijk dat zich tijdens het NOT geen dumping heeft voorgedaan en dat er ook geen aanwijzingen zijn voor een herhaling van dumping in de toekomst, volgt uit het bovenstaande dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit India voor UML moeten worden ingetrokken.

(46) Belanghebbenden zijn geïnformeerd over de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de intrekking aan te bevelen van het geldende antidumpingrecht op stalen kabels van oorsprong uit India ten aanzien van UML, en zij zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.

(47) De belanghebbenden hebben opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen gaven evenwel geen aanleiding tot een wijziging van de hierboven vermelde conclusies.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De tabel in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1858/2005 van de Raad wordt als volgt gewijzigd wat Usha Martin Limited betreft:

Land | Onderneming | Recht (%) | Aanvullende TARIC-code |

India | Usha Martin Limited2A, Shakespeare Sarani Kolkata700 071, West Bengal, India | 0 | 8 613 |

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op […]

Voor de Raad

De Voorzitter

[1] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

[2] PB L 217 van 17.8.1999, blz. 1.

[3] PB L 217 van 17.8.1999, blz. 63.

[4] PB L 299 van 16.11.2005, blz. 1.

[5] PB L 22 van 26.1.2006, blz. 1.

[6] PB L 22 van 26.1.2006, blz. 54.

--------------------------------------------------

Top