Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0097(01)

    Uitbreidingsstrategie 2009 met betrekking tot de landen van de westelijke Balkan, IJsland en Turkije Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2009 over het uitbreidingsstrategiedocument voor 2009 van de Commissie met betrekking tot de landen van de westelijke Balkan, IJsland en Turkije

    PB C 285E van 21.10.2010, p. 47–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.10.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 285/47


    Donderdag, 26 november 2009
    Uitbreidingsstrategie 2009 met betrekking tot de landen van de westelijke Balkan, IJsland en Turkije

    P7_TA(2009)0097

    Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2009 over het uitbreidingsstrategiedocument voor 2009 van de Commissie met betrekking tot de landen van de westelijke Balkan, IJsland en Turkije

    2010/C 285 E/06

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2009-2010” (COM(2009)0533), en de bijhorende voortgangsverslagen over de afzonderlijke landen voor 2009,

    onder verwijzing naar zijn resoluties van 16 maart 2006 over het document van de Commissie betreffende de strategie voor de uitbreiding 2005 (1), van 13 december 2006 over de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007 (2), en van 10 juli 2008 over het strategiedocument van de Commissie voor de uitbreiding 2007 (3),

    onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de landen van de Westelijke Balkan en Turkije,

    gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2009 getiteld „Kosovo (4) - Op weg naar de Europese Unie” (COM(2009)0534),

    gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat in artikel 49 van het EU-Verdrag is bepaald dat „elke Europese staat […] kan verzoeken lid te worden van de Unie”,

    B.

    overwegende dat de toekomst van de Westelijke Balkan binnen de Europese Unie ligt, wat opnieuw werd bevestigd door de Europese Raad van Thessaloniki van 19-20 juni 2003, de Europese Raad van Brussel van 15-16 juni 2006 en op daaropvolgende bijeenkomsten; overwegende dat alle bestaande toezeggingen die aan de landen van Zuidoost-Europa zijn gedaan, moeten worden nagekomen,

    C.

    overwegende dat Turkije sinds 1999 kandidaat-lidstaat is, Kroatië sinds 2004, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië sinds 2005; overwegende dat Albanië, Montenegro en IJsland een aanvraag hebben ingediend om lid te worden van de Unie, en dat de Commissie momenteel de aanvragen van Montenegro en IJsland aan het beoordelen is; overwegende dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten zijn gesloten met Bosnië en Herzegovina (BiH) en met Servië; overwegende dat de Commissie heeft aangekondigd van plan te zijn op middellange termijn handelsovereenkomsten en visumliberalisatie voor te stellen voor Kosovo,

    D.

    overwegende dat, aangezien de vorige uitbreidingen zowel voor de EU zelf als voor de lidstaten die zich bij de EU aansloten onmiskenbaar een succes waren en hebben bijgedragen tot de stabiliteit, ontwikkeling en welvaart van Europa als geheel, het van essentieel belang is de noodzakelijke voorwaarden te creëren om ervoor te zorgen dat ook toekomstige uitbreidingen een succes worden,

    E.

    overwegende dat de uitbreidingsstrategie veel meer moet omvatten dan alleen een onderhandelingsmethode, temeer daar zij de wezenlijke overtuiging weerspiegelt dat de EU een samenleving is met gedeelde normen en waarden, en dat zij nauw samenhangt met het debat over de doelstellingen en de effectiviteit van de EU, haar toekomst en haar rol met betrekking tot de buurlanden en de wereld,

    F.

    overwegende dat een aantal kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten nog altijd onopgeloste geschillen met hun buurlanden hebben; overwegende dat regionale samenwerking en goede betrekkingen tussen buurlanden cruciale factoren in het integratieproces zijn;

    1.

    blijft groot belang hechten aan het uitbreidingsbeleid, dat één van de meest succesvolle beleidsdomeinen van de EU gebleken is; herinnert eraan dat de vorige uitbreidingen hebben bijgedragen tot een ongekende groei van de ruimte van vrede, veiligheid en welvaart in Europa en herhaalt dat de Europese Unie zeer veel aan gelegen is aan voortzetting van het uitbreidingsproces;

    2.

    meent dat lessen kunnen worden getrokken uit de vorige uitbreidingen en dat verdere methoden om de kwaliteit van het uitbreidingsproces te verbeteren moeten berusten op de tot dusver opgedane positieve ervaringen; wijst voorts, in lijn met zijn eerdere resoluties, op de noodzaak adequate institutionele, financiële en politieke consolidatie te combineren met voortzetting van het uitbreidingsproces;

    3.

    benadrukt het feit dat de principes die in de conclusies van het voorzitterschap van de vergadering van de Europese Raad van Brussel van 14-15 december 2006 zijn neergelegd met betrekking tot de „nieuwe consensus over uitbreiding”, met name dat de Europese Unie effectief moet kunnen functioneren en dat zij zich moet kunnen ontwikkelen, onmisbare beginselen van het uitbreidingsbeleid van de EU moeten blijven;

    4.

    bevestigt nogmaals dat een vast engagement voor volledige en nauwgezette voldoening, zowel door de kandidaat-lidstaten als door de Europese Unie, van alle criteria die op de Europese Raad van Kopenhagen van 21 en 22 juni 1993 zijn vastgesteld, noodzakelijk is, ook voor de integratiecapaciteit van de Europese Unie;

    5.

    roept de instellingen van de EU ertoe op de integratiecapaciteit van de Europese Unie te analyseren en te vergroten;

    6.

    benadrukt het feit dat de rechtsstaat een essentieel principe is van democratische, economische en sociale ontwikkeling en een van de hoofdvoorwaarden voor toetreding tot de EU; is tevreden met de inspanningen die in de regio met betrekking tot het doorvoeren van hervormingen op dit gebied zijn geleverd, maar stelt vast dat sommige landen nog steeds met ernstige problemen te kampen hebben, met name wat de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad betreft; dringt er bij die landen op aan hun inspanningen op dit terrein op te voeren;

    7.

    onderstreept dat de vrijheid van meningsuiting een van de fundamentele beginselen van de democratie is en uit zijn bezorgdheid over het feit dat deze vrijheid in sommige landen nog niet volledig wordt geëerbiedigd; acht het een prioriteit voor de Westelijke Balkan en Turkije om de media te vrijwaren van politieke inmenging en om de onafhankelijkheid van de regelgevende organen te waarborgen; roept de betrokken landen op om adequate rechtskaders te scheppen en te verzekeren dat de wet wordt nageleefd;

    8.

    benadrukt dat volledige samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) een conditio sine qua non is voor de landen van de westelijke Balkan om de weg naar lidmaatschap van de Unie verder te kunnen bewandelen, maar wijst er op dat het even belangrijk is dat de samenleving in deze landen het vergoeden van oorlogsmisdaden beschouwt als een wezenlijke stap om te zorgen voor gerechtigheid voor de slachtoffers en om de regionale verzoening te vergemakkelijken;

    9.

    benadrukt het feit dat betrekkingen van goed nabuurschap belangrijk zijn als voorwaarde voor regionale stabiliteit en samenwerking en voor een ongehinderd uitbreidingsproces; roept alle betrokken landen daarom op al het mogelijke te doen om de meningsverschillen met hun buren in een vroeg stadium van het uitbreidingsproces bij te leggen; benadrukt echter dat dergelijke bilaterale geschillen door de betrokken partijen moeten worden opgelost; stelt voor dat, als de betrokken partijen er niet in slagen deze geschillen op te lossen, de Europese Unie alles in het werk stelt om tot een oplossing te komen; wijst erop dat, hoewel deze geschillen op zich geen belemmering voor vooruitgang in de richting van toetreding hoeven te vormen, de Europese Unie moet voorkomen dat zij met deze onopgeloste bilaterale geschillen wordt opgezadeld en ernaar moet streven dat deze vóór de toetreding worden opgelost;

    10.

    stelt met bezorgdheid vast dat de regio van de westelijke Balkan te kampen heeft met economische problemen ten gevolge van de financiële crisis; is ingenomen met de bereidheid van de Commissie om buitengewone financiële steun te verlenen, zoals macro-economische bijstand en directe begrotingssteun; benadrukt dat de situatie met name moeilijk is in het licht van de grote armoede en hoge werkloosheidsgraad in sommige van de betrokken landen; roept de Commissie en de landen zelf op al het mogelijke te doen om de gevolgen van de crisis te beperken, met name voor de meest kwetsbare leden van de samenleving;

    11.

    onderstreept het belang van regionale samenwerking in de westelijke Balkan als een belangrijke factor voor het uitbreidingsproces en als cruciaal onderdeel van het verzoeningsproces en de verbetering van de intermenselijke contacten; wijst bovendien opnieuw op de voordelen van een dergelijke samenwerking in termen van grotere handelsvolumes, meer energiezekerheid door diversificatie van de energieleveranciers, -bronnen en toeleveringsroutes, milieubeleid, en de strijd tegen de georganiseerde misdaad en illegale handel; uit in dit verband zijn tevredenheid over het werk van de regionale samenwerkingsraad; verlangt meer politieke wil en een betere coördinatie met betrekking tot de uitvoering van de strategie tegen illegale handel, vooral op het vlak van bescherming van slachtoffers; benadrukt dat alle politieke actoren, alsook het maatschappelijk middenveld, en met name de vrouwenorganisaties, betrokken moeten zijn bij de regionale politieke en economische samenwerking, en dat deze samenwerking niet mag worden belemmerd door bilaterale politieke problemen; roept in dit verband alle betrokken partijen op pragmatische oplossingen te zoeken om het inclusieve karakter van de regionale samenwerking te garanderen, onverminderd de uiteenlopende standpunten over de status van Kosovo;

    12.

    verzoekt alle betrokken landen een grotere inspanning te leveren op het gebied van vrouwenrechten en de gelijke behandeling van man en vrouw, met name wat de bestrijding van gendergerelateerd geweld, de bevordering van de toegang tot wettelijke beschermingsmogelijkheden tegen discriminatie op grond van geslacht en de bevordering van de politieke participatie van vrouwen betreft;

    13.

    acht het van cruciaal belang de participatie van maatschappelijke organisaties en non-gouvernementele organisaties (NGO's) te bevorderen, zowel op centraal als op lokaal niveau, alsmede de ondersteuning en financiering van NGO's te verbeteren, hun participatie in de planning en het gebruik van de faciliteit voor het maatschappelijk middenveld in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun aan te moedigen, alsmede de sociale dialoog op de arbeidsmarkt te verbeteren;

    14.

    roept de landen in de regio op meer inspanningen te leveren om de situatie van etnische minderheden, en met name van de Roma, te verbeteren; benadrukt dat de Roma vaak het slachtoffer zijn van discriminatie en dat vooral hun deelname aan besluitvormingsprocessen, aan de arbeidsmarkt en aan de formele onderwijsstelsels aanzienlijk moet worden verhoogd; neemt in dit opzicht kennis van de bilaterale terugnameovereenkomsten die zijn gesloten tussen de landen van de westelijke Balkan en de lidstaten, en roept de betrokken landen op meer inspanningen te leveren om te zorgen voor geschikte sociale omstandigheden, infrastructuur en toegang tot overheidsdiensten om eerbiediging van de grondrechten van de Roma te garanderen en de re-integratie van de Roma na hun terugkeer te vergemakkelijken; verzoekt de landen van de westelijke Balkan en de lidstaten om de re-integratie van de gerepatrieerde Roma van nabij te volgen en jaarlijks bij de Commissie verslag over de behaalde resultaten uit te brengen, ten einde de evaluatie van het re-integratiebeleid en de uitwisseling van beste praktijken te vergemakkelijken;

    15.

    benadrukt het vitale belang van het proces van visumliberalisering voor de landen van de westelijke Balkan; uit zijn tevredenheid over het feit dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië aan de criteria voor visumliberalisering voldoen en dat de visumvrije regeling naar verwachting op 19 december 2009 in werking zal treden; is tevreden met de maatregelen die de BiH en Albanese autoriteiten onlangs hebben getroffen waarmee sneller kan worden voldaan aan de in het stappenplan vastgelegde voorwaarden voor een regeling voor visumvrij reizen, en spoort hen aan vaart te zetten achter de voorbereidingen, zodat zij medio 2010 aan alle relevante criteria voldoen en burgers van die landen vanaf die datum visumvrij kunnen reizen; is van oordeel dat de Commissie, zonder haar bevoegdheden te overschrijden en in de geest van resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999 zo spoedig mogelijk een visumdialoog met Kosovo moet opzetten als onderdeel van haar regionale aanpak, om de uivoering van de Thessaloniki-agenda dichter bij te brengen en teneinde zo spoedig mogelijk te komen tot een stappenplan voor visumliberalisering en -verstrekking, naar het voorbeeld van de dialogen die zijn opgezet met de landen van de westelijke Balkan;

    16.

    dringt er bij alle landen in de regio op aan om zo spoedig mogelijk wetten goed te keuren op het verbod van discriminatie of deze wetten effectief toe te passen, met name gelet op het feit dat vele gevallen van bedreiging, aanval, intimidatie of discriminatie tegen lesbische, homoseksuele, biseksuele en transseksuele personen ongemeld en onvervolgd blijven;

    17.

    verzoekt de internationale en de Kosovaarse autoriteiten om alles in het werk te stellen voor de onmiddellijke sluiting van de met lood besmette kampen voor binnenlandse ontheemden in Çesmin Llugë/Česmin Lug, Osterode en Leposaviq/Leposavić, die gelegen zijn aan de uiterst giftige residubassins van de loodmijn van Trepça, en te zorgen voor de eerbiediging van de meest fundamentele mensenrechten van de aldaar wonende gezinnen door deze te laten verhuizen naar veilige plaatsen met behoorlijke sanitaire voorzieningen;

    18.

    is van mening dat het, met het oog op het behoud van de steun van de EU-burgers voor verdere uitbreiding en van het engagement van de burgers van de kandidaat-lidstaten om de hervormingen voort te zetten, van wezenlijk belang is hun duidelijke en volledige informatie te geven over de voordelen en gevolgen van dit beleid; roept de Commissie en de lidstaten op hiertoe inspanningen te leveren; acht het evenzeer van essentieel belang om naar de bekommernissen en vragen van de burgers te luisteren en er een oplossing voor te zoeken;

    19.

    prijst Kroatië voor de gestage vooruitgang die het land boekt bij het voldoen aan de criteria voor toetreding tot de Unie en de verplichtingen van het lidmaatschap; is verheugd over de bilaterale overeenkomst betreffende de oplossing van het grensgeschil met Slovenië, waardoor de juiste impuls werd gegeven om alle overblijvende hoofdstukken van het toetredingsproces aan te vatten; is van oordeel dat de toetredingsonderhandelingen medio 2010 kunnen worden afgerond, mits Kroatië zijn inspanningen opvoert en aan alle vereiste criteria en benchmarks voldoet, met inbegrip van volledige samenwerking met het ICTY;

    20.

    feliciteert de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië met de vooruitgang die is geboekt sinds het laatste voortgangsverslag, en met name in de loop van de laatste maanden; merkt tevreden op dat deze vooruitgang is erkend door de Commissie, die heeft aanbevolen toetredingsonderhandelingen op te starten met het land; vraagt de Raad te handelen in overeenstemming met de aanbeveling van de Commissie tijdens de top die in December 2009 zal worden gehouden; verwacht dat de onderhandelingen in de nabije toekomst zullen beginnen, waarbij hopelijk wederzijds bevredigende oplossingen kunnen worden gevonden voor de onopgeloste twistpunten met buurlanden, met inbegrip van de naamkwestie tussen de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Griekenland; roept de regeringen van beide landen op in dit opzicht meer inspanningen te leveren; herhaalt het belang van goede nabuurschapsbetrekkingen en dringt er bij de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op aan zich gevoelig op te stellen met betrekking tot kwesties die zijn buren treffen; neemt kennis van het onlangs aanknopen van diplomatieke betrekkingen met Kosovo en van de sluiting van een overeenkomst inzake de fysieke vaststelling van de grens, als vitale bijdrage tot de regionale stabiliteit;

    21.

    roept de autoriteiten van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op zich te blijven inzetten voor het hervormingsproces, met name op het vlak van de hervorming van de overheidsadministratie en het gerechtelijk apparaat, het beleid ter bestrijding van de corruptie, de rechten van de vrouw en de interetnische betrekkingen, met inbegrip van het waarborgen van de rechten van personen van alle etnische achtergronden en de verhoging van hun deelname aan het openbare leven en het openbaar bestuur;

    22.

    prijst de vooruitgang die Turkije als kandidaat-lidstaat heeft geboekt op het vlak van de naleving van de politieke criteria van Kopenhagen; dringt er bij de regering van Turkije en bij alle partijen in het parlement in Turkije op aan om tot overeenstemming te komen over de formulering en uitvoering van de belangrijkste hervormingen; is verheugd over de goedkeuring door de regering van de strategie voor de hervorming van het gerechtelijke apparaat en wijst op het cruciale belang van een snelle uitvoering ervan voor de Turkse staat en samenleving; is bezorgd over de situatie op het gebied van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, in het bijzonder na de ongekende boete die is opgelegd aan een mediaconcern; wijst met tevredenheid op het in steeds grotere openheid gevoerde publieke debat in Turkije over onderwerpen die voorheen taboe waren; betreurt dat er slechts beperkte vooruitgang is geboekt op het vlak van vrijheid van religie, en dringt er bij de regering op aan een rechtskader te scheppen dat strookt met het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat alle niet-islamitische geloofsgemeenschappen en de alevitische gemeenschap in staat stelt zonder buitensporige beperkingen te functioneren; betreurt dat nog steeds niet wordt voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije en dringt er bij Turkije op aan over te gaan tot de volledige en non-discriminatoire uitvoering ervan; roept de Turkse regering en alle betrokken partijen op actief een bijdrage te leveren om snel te komen tot een allesomvattende regeling voor de kwestie Cyprus, op basis van resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen waarop de EU is gegrondvest; is verheugd over de inspanningen om de Koerdische kwestie op te lossen in het kader van het project van „democratische opening” en spoort de Turkse regering aan concrete maatregelen te nemen om de situatie van burgers van Koerdische origine aan te pakken en verzoekt alle politieke actoren dit proces te ondersteunen; prijst de diplomatieke inspanningen om de betrekkingen met Armenië te normaliseren en dringt er bij de Turkse Grote Nationale Vergadering en het Armeense parlement op aan om de relevante protocollen te ratificeren; verwelkomt de ondertekening door Turkije van het Intergouvernementeel Akkoord inzake de Nabucco-gaspijpleiding, waarvan de uitvoering een van de hoogste prioriteiten van de EU op het gebied van de energiezekerheid blijft vormen, en roept op tot een snelle opening van het hoofdstuk „energie” bij de toetredingsonderhandelingen; neemt kennis van de hervatting van de onderhandelingen over een overnameovereenkomst EU-Turkije en dringt er bij Turkije op aan de bestaande bilaterale overnameovereenkomsten met de lidstaten intussen volledig uit te voeren; roept de Turkse regering op haar buitenlandse beleid meer af te stemmen op dat van de EU, met name met betrekking tot Iran; betreurt evenwel dat de strategische samenwerking tussen de NAVO en de EU die verder gaat dan de „Berlijn-plus-regelingen”, nog steeds geblokkeerd is als gevolg van Turkse bezwaren, wat negatieve gevolgen heeft voor de bescherming van de ingezette EU-manschappen, en verzoekt Turkije met klem deze bezwaren zo snel mogelijk opzij te zetten;

    23.

    neemt met tevredenheid kennis van de vooruitgang die Servië heeft geboekt, en met name van zijn unilaterale uitvoering van de interimovereenkomst; is van mening dat een dergelijke unilaterale uitvoering, in de context van de financiële crisis, aantoont dat het land vastberaden is de weg naar het lidmaatschap van de Unie verder te bewandelen; dringt er bijgevolg bij de Raad op aan onverwijld te besluiten tot ratificatie van de interimovereenkomst; verzoekt Servië volledig samen te werken met het ICTY; is in dit opzicht ingenomen met het rapport dat op 4 juni 2009 door de hoofdaanklager van het ICTY is ingediend, en waarin wordt gesteld dat Servië nog meer vooruitgang heeft geboekt op het vlak van de samenwerking met het ICTY; hecht belang aan het feit dat de vervolgingen door de Rechtbank voor Oorlogsmisdaden van de Districtsrechtbank van Belgrado worden voortgezet; is verheugd over de ondertekening door de Servische autoriteiten van het politieprotocol met de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo (EULEX Kosovo), en roept Servië op de samenwerking met EULEX Kosovo verder te intensiveren, met name met betrekking tot de operaties van EULEX Kosovo in het noorden van Kosovo; betreurt de oproep van de Servische autoriteiten aan de Kosovaarse Serviërs om de plaatselijke verkiezingen van 15 november 2009 te boycotten en dringt er bij de Servische autoriteiten op aan een constructieve benadering te hanteren om de actieve participatie van de Servische gemeenschap in Kosovo aan de Kosovaarse instellingen te stimuleren;

    24.

    erkent dat BiH enige vooruitgang heeft geboekt op het gebied van veiligheid en grensbeheer; is echter ontevreden over de beperkte vooruitgang die BiH heeft geboekt als potentiële kandidaat-lidstaat op weg naar lidmaatschap van de Unie; uit zijn groeiende bezorgdheid over het onstabiele politieke klimaat en het gebrek aan een gemeenschappelijke visie bij beide entiteiten, en veroordeelt het gebruik van opruiende taal, wat de resultaten in het kader van het interetnische verzoeningsproces en de werking van de staatsstructuren kan ondermijnen; spoort de Raad aan om met de hulp van de internationale gemeenschap inspanningen te blijven leveren om de dialoog met de politieke leiders in BiH voort te zetten, om het land en zijn bevolking te helpen de weg naar Europese integratie te blijven volgen; benadrukt dat het van groot belang is een duurzamer constitutioneel kader te creëren, zodat de instellingen van het land effectiever kunnen functioneren; neemt bijgevolg kennis van de meest recente gezamenlijke diplomatieke inspanningen van het voorzitterschap van de Raad, de Commissie en de regering van de VS, en beveelt verdere onderhandelingen aan, waarbij rekening wordt gehouden met eerdere overeenkomsten tussen politieke leiders in BiH; brengt in herinnering dat het noodzakelijk is parlementsleden en het maatschappelijk middenveld nauwer te betrekken bij de instandhouding van een levensvatbaar land;

    25.

    is ingenomen met het voornemen van de Commissie om de betrekkingen met Kosovo te versterken (5), met inbegrip van het onderzoeken van de mogelijkheid om Kosovo te laten deelnemen aan communautaire programma's; verwacht dat het decentralisatieproces vóór het eind van het jaar zal worden afgerond, zodat wordt voldaan aan de basisvoorwaarden van het plan-Ahtissaari, waardoor de politieke vertegenwoordiging van alle inwoners van Kosovo, met inbegrip van met name de Servische minderheid, wordt gewaarborgd; roept de Kosovaarse autoriteiten op te blijven werken aan het verbeteren en waarborgen van de eerbiediging van de rechten van minderheden; is verheugd over het in het algemeen vredevolle en vlotte verloop van de lokale verkiezingen van 15 november 2009 en erkent de inspanningen van de centrale verkiezingscommissie bij de voorbereiding ervan; is bovendien verheugd over de ongekend hoge participatie van Kosovaarse Serven en beschouwt dit als een bemoedigende aanwijzing dat de Servische gemeenschap in Kosovo bereid is haar verantwoordelijkheden op te nemen in de Kosovaarse instellingen; is verheugd over het feit dat de EULEX Kosovo-missie beschikt over een volledig operationele capaciteit, waardoor zij haar taak kan vervullen om op verantwoordelijke en transparante wijze de rechtstaat, de openbare orde en de openbare veiligheid in heel Kosovo te bevorderen om zo het pad te effenen voor de integratie van Kosovo in de Unie, indien het land voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden en vereisten;

    26.

    erkent dat Montenegro sinds het laatste voortgangsverslag vorderingen heeft gemaakt; merkt op dat het land een aanvraag heeft ingediend om lid te worden van de Unie en dat de Raad heeft besloten de Commissie te verzoeken haar advies over de kandidatuur van Montenegro voor te bereiden; feliciteert Montenegro met wat het land heeft verwezenlijkt, in het bijzonder met het ordelijke verloop van de recente verkiezingen en de goede economische prestaties, de mondiale economische crisis ten spijt, en moedigt het land aan zich te blijven inspannen om hervormingen door te voeren;

    27.

    erkent dat Albanië vooruitgang heeft geboekt sinds het laatste voortgangsverslag, met name met betrekking tot de afgifte van identiteitskaarten en de verbeteringen van het wettelijke en bestuurlijke kader voor het verkiezingsproces, zoals bleek bij de afgelopen nationale verkiezingen; roept de oppositie op het parlement niet langer te boycotten en aan haar verplichting te voldoen om haar kiezers in het Parlement te vertegenwoordigen; roept de regering en de oppositie op een gemeenschappelijke basis te vinden voor het geven van een vervolg aan de afgelopen parlementsverkiezingen; merkt op dat Albanië een aanvraag heeft ingediend om lid te worden van de Unie en dat de Raad heeft besloten de Commissie te verzoeken haar advies over de kandidatuur van het land voor te bereiden; roept de Albanese autoriteiten op zich te blijven inspannen om hervormingen door te voeren met het oog op de economische en sociale vooruitgang van hun burgers, zodat het land de weg naar lidmaatschap van de Europese Unie verder kan bewandelen;

    28.

    is verheugd over het verzoek tot toetreding van IJsland en verwacht dat de Commissie spoedig een advies en een aanbeveling hierover zal opstellen en dat, rekening houdend met het feit dat het land een gevestigde democratische traditie heeft en reeds in hoge mate het acquis communautaire heeft overgenomen, het niet lang zal duren eer IJsland de status van kandidaat-lidstaat verkrijgt; is evenwel van mening dat IJslands staat van dienst op het gebied van de naleving van de in het kader van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangegane verplichtingen een cruciaal aspect moet zijn van de beoordeling door de Commissie; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om reeds in het eerste semester van 2010 een delegatiebureau in IJsland te openen;

    29.

    roept de Commissie en de Raad op een functioneel en coherent model te ontwikkelen voor de nieuwe EU-delegaties in de uitbreidingszone, waardoor de uniformiteit van het EU-optreden na oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EEAS) wordt gehandhaafd, vooral indien het uitbreidingsbeleid buiten het kader van de EEAS blijft vallen;

    30.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten en van de betrokken landen.


    (1)  PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 402.

    (2)  PB C 317 E van 23.12.2006, blz. 480.

    (3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0363.

    (4)  Volgens resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad.

    (5)  22 EU-lidstaten hebben Kosovo erkend en 5 lidstaten hebben dat niet gedaan.


    Top