Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0074

Jaarlijks verslag (2007) over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over het jaarlijks verslag (2007) van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2007, aan het Parlement gepresenteerd overeenkomstig punt 43, sub G van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 (2008/2241(INI))

PB C 76E van 25.3.2010, p. 54–60 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 76/54


Donderdag, 19 februari 2009
Jaarlijks verslag (2007) over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB

P6_TA(2009)0074

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over het jaarlijks verslag (2007) van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in 2007, aan het Parlement gepresenteerd overeenkomstig punt 43, sub G van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 (2008/2241(INI))

2010/C 76 E/12

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 21 van het EU-Verdrag,

gezien het jaarlijks verslag (2007) van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), aan het Parlement gepresenteerd overeenkomstig punt 43, sub G van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1),

gezien de Europese veiligheidsstrategie (EVS), zoals goedgekeurd door de Europese Raad van 12 en 13 december 2003,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 14 april 2005 (2), 2 februari 2006 (3), 23 mei 2007 (4) en 5 juni 2008 (5) over het jaarlijks verslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB,

gelet op artikel 112, lid 1, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0019/2009),

A.

overwegende dat een duidelijke definitie van de gezamenlijke belangen van de EU van essentieel belang is teneinde de doelstellingen voor het externe optreden van de EU, met name die van haar GBVB, te verwezenlijken,

B.

overwegende dat waar de EU met één stem heeft gesproken zij steeds groot aanzien heeft genoten, tastbare resultaten heeft geboekt en aanzienlijke invloed heeft uitgeoefend op de loop van de gebeurtenissen, een invloed die in overeenstemming is met haar economische macht,

C.

overwegende dat het GBVB, dat thans gebaseerd is op een breed scala aan geconsolideerde instrumenten, een nieuw stadium bereikt, dat wordt gekenmerkt door een groeiende nadruk op strategisch overleg en acties met duidelijke prioriteiten,

D.

overwegende dat de EU, teneinde de doeltreffendheid en consistentie van haar optreden op een toneel dat de hele wereld omvat te verbeteren, in de allereerste plaats de beschikking moet hebben over de instrumenten voor het buitenlands beleid waar het Verdrag van Lissabon in voorziet; overwegende dat niettemin van alle praktische mogelijkheden die de bestaande Verdragen bieden gebruik moet worden gemaakt, hetgeen gepaard moet gaan met een krachtige gemeenschappelijke politieke wil, teneinde de institutionele samenhang van de externe maatregelen van de EU te versterken,

E.

overwegende dat de Raad en de Commissie al initiatieven hebben ontplooid om meer synergie te bevorderen en tot meer onderlinge consistentie te komen; overwegende dat het Parlement daarom soortgelijke pogingen in het werk moet stellen om interne versnippering op het gebied van de externe betrekkingen te voorkomen,

Beginselen

1.

herhaalt dat het GBVB gestoeld moet zijn op de waarden die door de Europese Unie en de lidstaten worden gekoesterd, in het bijzonder democratie, de rechtsstaat, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en de bevordering van vrede en daadwerkelijk multilateralisme;

2.

onderstreept dat de EU het GBVB moet gebruiken om op te komen voor de gemeenschappelijke belangen van haar burgers, met inbegrip van hun recht op een vredig, veilig bestaan in een schoon milieu en op gediversifieerde toegang tot essentiële hulpbronnen zoals energie;

3.

is er krachtig van overtuigd dat de EU alleen invloed kan hebben indien zij met één stem spreekt, beschikt over passende instrumenten, haar samenwerking met de VN verder versterkt en de sterke democratische legitimiteit wordt verleend die voortvloeit uit geïnformeerde controle door zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen, elk handelend op hun eigen niveau en overeenkomstig hun eigen mandaat; is in dit verband van mening dat de leden van de commissies buitenlandse zaken en defensie van de nationale parlementen regelmatig door het Europees Parlement voor een ontmoeting moeten worden uitgenodigd om met behulp van passende analytische instrumenten en methodieken de voornaamste ontwikkelingen binnen het GBVB nader te analyseren; is van mening dat er nieuwe inspanningen nodig zijn om de EU-burgers beter vertrouwd te maken met het GBVB;

4.

is tevens van mening dat de structuren en organisatie van het Parlement dienen te worden herzien om alle deskundigheid op het gebied van het GBVB te bundelen en beter te benutten, zodat het doeltreffender en coherenter kan bijdragen aan de ontwikkeling van een strategischer en democratischer GBVB;

Begrotingsaspecten

5.

betreurt het feit dat de GBVB-begroting ernstig ondergefinancierd is en herinnert eraan dat, om geloofwaardig te zijn en tegemoet te kunnen komen aan de verwachtingen van de EU-burgers, het GBVB over een niveau aan middelen moet beschikken dat is afgestemd op zijn doelstellingen en specifieke oogmerken;

6.

is verheugd over het feit dat in het kader van het GBVB regelmatig informatiebijeenkomsten tussen het Parlement en het voorzitterschap van de Raad worden belegd, zoals bepaald in het bovengenoemd Interinstitutioneel Akkoord; benadrukt echter dat deze bijeenkomsten opgevat dienen te worden als een platform om van gedachten te wisselen over nieuwe behoeften, over op het gebied van het GBVB beoogde, en over het middellange- en langetermijnbeleid van de EU ten aanzien van derde landen;

7.

zou van de Raad meer informatie willen verkrijgen over de uit de begroting van de Raad dan wel via het ATHENA-mechanisme gefinancierde acties, en met name over de vraag hoe de betrokken kredieten een aanvulling vormen op de in het kader van de EU-begroting voor GBVB-acties beschikbare middelen;

8.

dringt aan op volledige transparantie van de GBVB-begroting voor de begrotings- en kwijtingsautoriteit; spreekt opnieuw zijn bezorgdheid uit over de overdracht van voor het GBVB uitgetrokken, maar niet-bestede kredieten en verzoekt de Commissie het Parlement tijdig over interne overdrachten te informeren, vooral aangezien de meeste van de betrokken GBVB-missies – niet in het minst de waarnemersmissie van de EU (EUMM) in Georgië of de rechtsstaatmissie van de EU (EULEX) in Kosovo – een gevoelig politiek karakter dragen en het hier crises betreft die op ruime mediabelangstelling kunnen rekenen;

Het jaarlijks verslag 2007 van de Raad over het GBVB

9.

stelt met tevredenheid vast dat het verslag van de Raad voor het eerst systematisch verwijst naar de door het Parlement aangenomen resoluties; betreurt echter dat de Raad geen dialoog van betekenis aangaat over de door het Parlement naar voren gebrachte standpunten, en evenmin naar die resoluties verwijst in operationele documenten, zoals gezamenlijke optredens of gemeenschappelijke standpunten;

10.

is van mening dat, in plaats van genoegen te nemen met een uitputtende opsomming van de uitgevoerde activiteiten, het jaarlijkse verslag van de Raad de mogelijkheid moet bieden een dialoog met het Parlement tot stand te brengen die zich richt op de ontwikkeling van een meer strategische benadering van het GBVB, op basis van de vaststelling van de belangrijkste uitdagingen en van de prioriteiten en doelstellingen voor toekomstige acties;

11.

dringt er derhalve bij de Raad op aan de algemene opzet en specifieke vormgeving van het verslag te heroverwegen, zodat het voortaan een diepgaande beoordeling omvat van het beleid van de EU ten aanzien van derde landen of regionale blokken en van de reactie van de EU op humanitaire en veiligheidscrises, alsmede specifieke voorstellen voor toekomstige acties;

Een nieuwe trans-Atlantische agenda

12.

is van mening dat de komende maanden de EU een unieke kans bieden om een nieuwe trans-Atlantische agenda uit te werken met de nieuwe regering van de VS, waarin strategische kwesties van gezamenlijk belang aan bod komen, zoals het opzetten van een nieuw, integraler en doeltreffender werkend mondiaal bestuur dat gebaseerd is op sterkere multilaterale organisaties, de financiële crisis, de oprichting van een nieuwe groep Euro-Atlantische instellingen en de verwezenlijking van een diepgaande en geïntegreerde trans-Atlantische markt, maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering, de continuïteit van de energievoorziening, de bevordering van een duurzame vrede in het Midden-Oosten, de situatie in Iran, Irak en Afghanistan, de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit, nucleaire non-proliferatie en ontwapening, alsmede de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;

Horizontale aspecten van het GBVB

13.

is van mening dat het GBVB gericht moet blijven op eerbiediging van de mensenrechten, bevordering van vrede en veiligheid in de buurlanden van Europa en op mondiaal niveau, ondersteuning van daadwerkelijk multilateralisme en eerbiediging van het internationale recht, terrorismebestrijding, non-proliferatie van massavernietigingswapens en ontwapening, alsmede klimaatverandering en continuïteit van de energievoorziening, aangezien deze kwesties voor onze planeet de voornaamste uitdagingen vormen en de Europese burgers dan ook direct bezighouden;

14.

onderstreept in verband met het door islamitische terroristen ontvoeren en vermoorden van gijzelaars de noodzaak van betere samenwerking en coördinatie van het antiterreurbeleid tussen de EU-lidstaten, de VS en de NAVO, waarbij het met name moet gaan om het verbeteren van de effectiviteit van reddingsoperaties die worden uitgevoerd om het leven van gijzelaars te redden;

15.

verzoekt de Raad zich vastbesloten te wijden aan het verwezenlijken van de aanbevelingen die het Parlement heeft gedaan met betrekking tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees extern energiebeleid, met name door bevordering van cohesie binnen de EU bij de onderhandelingen met energieleveranciers en doorvoerlanden en door het verdedigen van de gemeenschappelijke belangen van de EU, door het ontwikkelen van een doeltreffende energiediplomatie en doeltreffender mechanismen om te reageren op crisissituaties en, ten slotte, door de diversificatie te waarborgen van energiebronnen, een duurzaam gebruik van energie en de ontwikkeling van duurzame energiebronnen;

16.

is ingenomen met het feit dat bij de lopende herziening van de EVS rekening wordt gehouden met nieuwe uitdagingen op veiligheidsgebied, zoals continuïteit van de energievoorziening, klimaatverandering en cyberveiligheid, en dat deze herziening gericht is op verbetering van de kwaliteit van de tenuitvoerlegging van de strategie zelf; wijst in dit verband op het door de Raad, het Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten geïnitieerde debat over de toekomst van de Europese veiligheid; onderstreept dat bij die discussies vooral geen radicaal nieuwe architectuur moet worden nagestreefd, maar dat de EU, Rusland, de VS en de lidstaten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa die geen deel uitmaken van de EU er wel bij moeten worden betrokken, en dat er moet worden voortgebouwd op de bereikte resultaten en waarden van de EU, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en belichaamd door de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs;

17.

is tevens van mening dat de oorlog in Georgië bevestigt dat er behoefte is aan verdere ontwikkeling, binnen het kader van de herziening van de EVS, van preventieve diplomatie door de EU, gepaard aan adequate instrumenten voor crisispreventie, met name het stabiliteitsinstrument, noodplanning en betrouwbare langetermijnfinanciering, alsook de noodzaak bestaat optimaal gebruik te maken van de capaciteiten en ervaring van de EU op het gebied van rampen- en crisisbeheersing;

Voornaamste veiligheidsbelangen van de EU

Westelijke Balkan

18.

herinnert eraan dat de consolidatie van Kosovo na de vaststelling van zijn status van wezenlijk belang is voor het bereiken van stabiliteit op de Westelijke Balkan; is daarom ingenomen met de in de VN-Veiligheidsraad op 26 november 2008 bereikte consensus, die ruimte heeft geschapen voor de uitvoering van EULEX in heel Kosovo, en dringt er bij de Raad op aan om in samenwerking met de VN-missie voor interim-bestuur in Kosovo (UNMIK) te zorgen voor een duidelijke werkrelatie en een soepele overdracht tussen de beide missies op het gebied van de rechtsstaat; roept EULEX op om snel resultaten te boeken in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de vervolging van personen die worden beschuldigd van oorlogsmisdaden; betuigt bovendien zijn steun voor het werk van de Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor Kosovo en moedigt hem ertoe aan door te gaan met de uitvoering van zijn mandaat en de bevordering van een geest van pragmatische samenwerking tussen de autoriteiten in Pristina en die in Belgrado ten behoeve van de Servische gemeenschappen in Kosovo;

19.

bevestigt opnieuw dat de doelstelling van de EU in Bosnië en Herzegovina (BiH) blijft bestaan in het waarborgen van een stabiel, vreedzaam, multi-etnisch land dat onomkeerbaar toewerkt naar het EU-lidmaatschap; moedigt de politieke leiders van BiH ertoe aan de op 8 november 2008 bereikte overeenkomst uit te voeren teneinde snel te kunnen gaan werken aan de resterende doelstellingen en voorwaarden van de Vredesimplementatieraad voor de overgan halverwege 2009 van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger naar dat van de Speciale Vertegenwoordiger van de EU; uit zijn verontrusting over de mogelijke terugtrekking door de internationale gemeenschap uit BiH; is namelijk van mening dat stopzetting van de internationale betrokkenheid alleen in volledige overeenstemming met de autoriteiten van BiH kan plaatsvinden en pas wanneer BiH eindelijk een stabiele staat wordt met goed functionerende instellingen;

Oostelijk partnerschap

20.

spreekt opnieuw zijn overtuiging uit dat stimulansen voor Europees Nabuurschapsbeleid-partnerlanden om hervormingen door te voeren moeten worden versterkt, en is van mening dat de recente crisis in de Zuidelijke Kaukasus duidelijk de noodzaak heeft aangetoond van een sterkere aanwezigheid van de EU in haar oostelijke nabuurschap; ondersteunt daarom de aanpak die de Commissie bepleit in haar mededeling van 3 december 2008 over een oostelijk partnerschap (COM(2008)0823), die ten doel heeft een geïntegreerde en diepgaande vrijhandelszone te creëren, alle belemmeringen voor het vrije verkeer van personen (uiteindelijk met inbegrip van visumvrij reizen) en voor de samenwerking bij alle veiligheidsaspecten, inclusief de continuïteit van de energievoorziening, geleidelijk uit de weg te ruimen; is van mening dat het oostelijk partnerschap en de samenwerking in het Zwarte-Zeegebied elkaar dienen te versterken, waardoor er een gebied van vrede, veiligheid, stabiliteit en respect voor elkaars territoriale integriteit wordt gecreëerd; is voorts van mening dat het partnerschap gepaard moet gaan met een verdubbeling van de financiële steun van de EU en met een krachtige politieke dimensie waarvan EURONEST, de voorgestelde paritaire parlementaire vergadering van leden van het Europees Parlement en van de parlementen van de nabuurschapslanden een integraal deel moet uitmaken;

21.

staat achter het besluit van de Raad om opnieuw contacten aan te gaan met de autoriteiten van Wit-Rusland, waarbij tegelijkertijd de dialoog met alle democratische bewegingen in het land moet worden voortgezet, mits de Wit-Russische autoriteiten positief op dit aanbod reageren door wezenlijke vooruitgang te realiseren op het gebied van democratische waarden, de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden; is van mening dat op deze grondslag een stapsgewijze samenwerking onder strikte voorwaarden ontwikkeld moet worden, waarmee Wit-Rusland geleidelijk kan worden opgenomen in het oostelijk partnerschap; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan onverwijld doeltreffende maatregelen te treffen teneinde de visumprocedures voor Wit-Russische burgers te vereenvoudigen, onder meer door de kosten te verlagen die zijn verbonden aan hun binnentreden van de Schengenzone;

Georgië

22.

complimenteert het Franse voorzitterschap van de Raad met het feit dat het ervoor heeft gezorgd dat de EU een sleutelrol heeft gespeeld bij het beëindigen van de oorlog in Georgië; roept de EU, en in het bijzonder haar Speciale Vertegenwoordiger voor de crisis in GeorgiË, ertoe op het beginsel van de territoriale integriteit van Georgië en de eerbiediging van minderheden te handhaven en tegelijkertijd te streven naar een akkoord dat voorziet in doeltreffende mechanismen voor de veilige terugkeer van binnenlands ontheemden en vluchtelingen en voor een doeltreffend toezicht op de veiligheid in de regio;

23.

dringt er bij de Raad op aan te staan op volledige uitvoering van het bestand en te waarborgen dat de waarnemers van de EU volledige toegang wordt verleend tot alle gebieden die getroffen zijn door het conflict, overeenkomstig het mandaat van de EUMM; hecht er groot belang aan regelmatig en volledig op de hoogte te worden gehouden van de verslagen die de EUMM opstelt;

24.

is van mening dat de EU andere potentiële conflicten in dit deel van het Europese nabuurschap van de EU nauwlettend in het oog dient te houden en zich moet inzetten voor een oplossing daarvan, onder andere door het leggen van contacten en het openen van communicatiekanalen met alle relevante regionale actoren; benadrukt in dit verband dat er een nauwe samenwerking met Turkije moet worden aangegaan;

Rusland

25.

is van mening dat het partnerschap van de EU met Rusland gebaseerd moet zijn op een coherente strategie en een duidelijke verbintenis van beide zijden dat zij zullen optreden op een wijze die volledig in overeenstemming is met het internationale recht en met de door hen aangegane bilaterale en multilaterale akkoorden; benadrukt, overeenkomstig de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 1 september en 15-16 oktober 2008, dat Rusland zijn in het kader van de akkoorden van 12 augustus en 8 september 2008 aangegane verplichtingen moet nakomen; is er derhalve van overtuigd dat de instemming van Rusland om internationale waarnemers toe te laten om de situatie in Zuid-Ossetië en Abchazië te controleren en de volledige naleving door Rusland van de voorwaarden van het 6-puntenplan noodzakelijk zijn voor normalisatie van de betrekkingen tussen de EU en Rusland; is tevens van mening dat een strategisch partnership onmogelijk is wanneer de waarden democratie, eerbied voor de rechten van de mens en de rechtsstaat niet volledig worden onderschreven en geëerbiedigd; verzoekt de Raad die waarden centraal te stellen in de lopende onderhandelingen over een nieuwe Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met Rusland;

Midden-Oosten

26.

betreurt de verslechtering van de situatie in het Midden-Oosten en de zware tol aan civiele mensenlevens die het gewapende conflict in de Gazastrook heeft geëist, en die nog wordt verergerd door het uitblijven van wezenlijke vooruitgang in het vredesproces; waarschuwt voor het verstrijken van de termijn die is overeengekomen op de Conferentie van Annapolis in 2007 en is overtuigd van de toegevoegde waarde die een sterkere trans-Atlantische samenwerking voor het proces van Annapolis kan betekenen; is van mening dat de EU een krachtige en zichtbare politieke rol moet spelen in de regio, in overeenstemming met de financiële middelen die zij beschikbaar heeft gesteld, vooral ter bestrijding van de dramatische humanitaire crisis in de Gazastrook; roept de Raad ertoe op door te gaan met zijn inspanningen om in de Gazastrook een permanent staakt-het-vuren te bewerkstelligen, overeenkomstig Resolutie 1860 (2009) van de VN-Veiligheidsraad, zodat er tussen Israël en de Palestijnse bevolking vredesbesprekingen op gang kunnen komen, in overleg met de andere regionale actoren; dringt er bij de Raad op aan alle middelen in overweging te nemen om een duurzame vrede in de regio te bevorderen, met inbegrip van de inzet van een missie in het kader van het EVDB (Europees Veiligheids- en Defensiebeleid);

27.

verwelkomt het voornemen van de Raad om het mandaat van de EU-politiemissie in de Palestijnse gebieden te verlengen en is van mening dat er nog altijd behoefte is aan een krachtiger ondersteuning van de ontwikkeling van de rechtsstaat en de politiecapaciteit; neemt daarnaast kennis van het besluit van de Raad om het mandaat van de EU-grensmissie in Rafah te verlengen, alsmede van zijn vastberaden voornemen en bereidheid om die missie nieuw leven in te blazen; is van mening dat deze vastberadenheid moet resulteren in concrete initiatieven voor het herstel van de vrijheid van verkeer in de Palestijnse gebieden;

Unie voor het Middellandse-Zeegebied

28.

is tevreden over de voortgang die op de Euro-mediterrane ministeriële topontmoeting op 3 en 4 november 2008 in Marseille is geboekt bij de nadere omschrijving van het institutionele kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied; is van mening dat kwesties inzake mensenrechten, vrede, veiligheid en ontwikkeling in het Middellandse-Zeegebied niet afzonderlijk kunnen worden aangepakt; onderstreept dat zowel politieke en culturele dialoog als economische betrekkingen, de beheersing van migratiestromen, milieubeleid en veiligheid – inclusief de bestrijding van terrorisme – een substantieel onderdeel moeten uitmaken van de Euro-mediterrane agenda; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan Turkije een significante, passende rol te geven in de Unie voor het Middellandse-Zeegebied; acht het noodzakelijk dat de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering wordt geïntegreerd in de structuur van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, teneinde daaraan een parlementaire dimensie te geven;

Midden-Oosten in bredere zin

29.

is van mening dat de EU haar betrokkenheid bij Irak moet vergroten en, in samenwerking met de Iraakse regering en de VN, steun moet verlenen aan het proces van ontwikkeling van democratische instellingen, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, en dat zij daarnaast het verzoeningsproces moet ondersteunen, niet alleen binnen Irak, maar ook tussen Irak en zijn buurlanden; is ingenomen met de verlenging van de geïntegreerde rechtsstaatmissie van de EU voor Irak (EUJUST LEX) en de vooruitgang die is geboekt bij de voorbereiding van de allereerste handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak;

30.

roept de EU op een effectievere en bredere relatie met Iran te ontwikkelen, waarbij behalve aan de nucleaire kwestie ook aandacht moet worden geschonken aan de samenwerking op het gebied van handel en energie, de stabiliteit in de regio en, niet in de laatste plaats, aan een behoorlijk bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten;

31.

is van mening dat de EU een nieuwe strategie ten aanzien van Afghanistan moet bevorderen en deze moet coördineren met de nieuwe Amerikaanse regering teneinde de deur open te zetten voor onderhandelingen tussen de Afghaanse regering en de elementen die bereid zijn de grondwet te aanvaarden en het geweld af te zweren; merkt op dat de hulp meer gericht moet zijn op de rechtsstaat, een behoorlijk bestuur, het verschaffen van basisvoorzieningen (met speciale aandacht voor de gezondheidszorg), alsmede economische en plattelandsontwikkeling, onder andere door de bevordering van realistische alternatieven voor de opiumteelt;

32.

is bezorgd over de verslechtering van de veiligheidssituatie in Afghanistan; wijst er nogmaals op dat het dringend noodzakelijk is de institutionele belemmeringen te overwinnen en de samenwerking tussen de EU en de NAVO te verbeteren om het opereren van de EU-politiemissie in Afghanistan (EUPOL) te vergemakkelijken; is van mening dat de EU en de VS hun respectieve initiatieven op het gebied van politiehervorming beter op elkaar moeten afstemmen; is ingenomen met de toezegging van de lidstaten dat zij het personeel van EUPOL zullen versterken en roept op tot de spoedige inzet daarvan; is ervan overtuigd dat het welslagen van deze operatie van groot belang is voor de toekomst van het trans-Atlantisch bondgenootschap, en dat alle lidstaten zich daarvan rekenschap moeten geven en zich daarom krachtiger moeten inzetten voor de stabiliteit in Afghanistan;

Afrika

33.

dringt er bij de Raad op aan Afrika in een ruimere context bij zijn agenda te betrekken en daaronder een breder scala van beleidscomponenten te laten vallen dan momenteel het geval is, en Afrika tot een prioriteit voor het externe beleid van de EU te verheffen;

34.

is van mening dat de EU-steun voor de VN in oostelijk Tsjaad van belang blijft als onderdeel van een oplossing voor Darfur die de gehele regio omvat; wijst erop dat European Union Force Chad (EUFOR Tsjaad) volgens plan zal worden afgebouwd en zijn activiteiten zal overdragen aan een missie onder VN-vlag; dringt er bij de Raad op aan een soepele overgang te vergemakkelijken en op een gecoördineerde manier te onderzoeken hoe de EU de momenteel overbelaste Afdeling vredesoperaties van de VN kan bijstaan bij de uitvoering van de VN-missie;

35.

is ernstig bezorgd over de zeer slechte humanitaire situatie in Somalië; dringt erop aan dat de EU onderzoekt hoe zij de VN in nauwe coördinatie met de Afrikaanse Unie kan bijstaan bij een snelle aanpak van dit veiligheids-, politiek en humanitair probleem; vestigt de aandacht op de toenemende dreiging van piraterij vanaf de Somalische kust en is in dat verband ingenomen met het besluit van de EU om een maritieme EVDB-operatie te lanceren;

36.

is bezorgd over de escalatie van het geweld en het conflict in de Democratische Republiek Congo (DRC), die kunnen uitlopen op een ernstige humanitaire crisis; roept alle partijen, inclusief de regeringstroepen, ertoe op het willekeurige geweld en de schendingen van de mensenrechten ten aanzien van de burgerbevolking te staken, de vredesonderhandelingen die in Goma en Nairobi op gang zijn gebracht te hervatten en het door de Nationale Vergadering van de DRC goedgekeurde programma te steunen; is van oordeel dat de betrokkenheid van de EU bij de DRC meer moet omvatten dan de technische ondersteuning van de EU Security Sector Reform Mission (EUSEC RD Congo) en de European Union Police Mission (EUPOL RD Congo) en moet resulteren in tastbare steun voor de VN-vredesmissie, die het geweld tot dusver niet heeft kunnen stoppen;

Azië

37.

is ingenomen met de aanmerkelijk afname van de spanningen in en rond de Straat van Taiwan, alsook met de lopende dialoog tussen Beijing en Taipei over bilaterale interactie en het feit dat Taiwan concreet betrokken is bij internationale organisaties; spreekt zijn krachtige steun uit voor de verklaring van de Raad van 19 september 2008, waarin hij opnieuw zijn steun betuigt voor de participatie van Taiwan in gespecialiseerde multilaterale fora, inclusief de toekenning van de status van waarnemer bij organisaties waarvan Taiwan geen lid kan worden;

38.

stelt vast dat de economische betrekkingen tussen de EU en China een voortdurende groei laten zien en dat de menselijke contacten zich tot vele terreinen hebben uitgebreid en in omvang zijn toegenomen; blijft echter uiterst bezorgd over de geringe bereidheid van de Chinese autoriteiten om de talrijke schendingen van de mensenrechten aan te pakken en ervoor te zorgen dat de bevolking gebruik kan maken van grondrechten en vrijheden; is in dit verband diep teleurgesteld over de redenen die de Chinese autoriteiten aanvoeren voor het besluit de elfde top tussen de EU en China uit te stellen; neemt er kennis van dat een nieuwe top EU-China voor de eerste helft van 2009 is gepland en verwacht dat bij die gelegenheid op alle terreinen van samenwerking vooruitgang kan worden geboekt;

39.

betreurt het besluit van de Chinese autoriteiten om de gesprekken met de vertegenwoordigers van de Dalai Lama te beëindigen, en herinnert hen aan de toezeggingen die zij na de tragische gebeurtenissen in maart 2008 voor de Olympische Spelen hebben gedaan; verzoekt de Raad opnieuw een speciale gezant voor Tibetaanse aangelegenheden te benoemen om de situatie van nabij te volgen en de hervatting van de dialoog tussen de partijen te vergemakkelijken;

Latijns-Amerika

40.

verwijst opnieuw naar het voorstel in zijn resoluties van 15 november 2001 over een globaal partnerschap en een gemeenschappelijke strategie voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika (6), dat later in zijn resoluties van 27 april 2006 (7) en 24 april 2008 (8) is herhaald, welke werden aangenomen met het oog op de EU-LAC (Latijns-Amerika/ Caraïben) topconferenties in respectievelijk Wenen en Lima, en dat de opstelling beoogt van een Europees-Latijns-Amerikaans handvest voor vrede en veiligheid dat, op basis van het Handvest van de Verenigde Naties, het opzetten van gezamenlijke politieke, strategische en veiligheidsgerelateerde acties en initiatieven mogelijk zou maken; roept de Raad en de Commissie op actieve stappen te ondernemen om deze ambitieuze doelstelling te kunnen verwezenlijken;

41.

is verheugd over de inspanningen die gericht zijn op de totstandkoming van biregionale associatieovereenkomsten met Latijns-Amerika, de eerste overeenkomsten van deze aard die de EU voornemens is aan te gaan;

*

* *

42.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de NAVO, de fungerend voorzitter van de OVSE, de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de OVSE, de voorzitter van het Comité van ministers van de Raad van Europa en de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 573.

(3)  PB C 288 E van 25.11.2006, blz. 59.

(4)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 309.

(5)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0254.

(6)  PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 569.

(7)  PB C 296 E van 6.12.2006, blz. 123.

(8)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0177.


Top