Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0068

    Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene begrotingsgaranties - Op 30 juni 2008 {SEC(2009) 159}

    /* COM/2009/0068 def. */

    52009DC0068

    Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene begrotingsgaranties - Op 30 juni 2008 {SEC(2009) 159} /* COM/2009/0068 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 18.2.2009

    COM(2009) 68 definitief

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE

    aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene begrotingsgaranties op 30 juni 2008 {SEC(2009) 159}

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE

    aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene begrotingsgaranties op 30 juni 2008 {SEC(2009) 159}

    INHOUDSOPGAVE

    1. Inleiding en soorten gedekte operaties 4

    2. Gebeurtenissen sinds het laatste verslag van 31 december 2007 4

    3. Gegevens over het risico voor de begroting 5

    3.1. Definitie van risico 5

    3.2. Met lidstaten verband houdend risico 6

    3.3. Met derde landen verband houdend risico 7

    3.4. Totaal risico voor de begroting 8

    3.5. Ontwikkeling van het risico 8

    4. Wanbetalingen, beroep op begrotingsgaranties en betalingsachterstanden 10

    4.1. Gebruik van kasmiddelen 10

    4.2. Overmakingen uit de begroting 10

    4.3. Gebruik van het Garantiefonds 10

    5. Garantiefonds 10

    5.1. Teruggevorderde bedragen 10

    5.2. Activa 10

    5.3. Streefbedrag 10

    6. Evaluatie van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste EU-leningsoperaties betrekking hebben 11

    6.1. Inleiding 11

    6.2. Kandidaat-lidstaten 11

    6.3. Potentiële kandidaat-lidstaten 12

    1. Inleiding en soorten gedekte operaties

    Dit verslag wordt ingediend overeenkomstig artikel 130 van het Financieel Reglement, waarin is bepaald dat de Commissie tweemaal per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's [1]. Het wordt aangevuld met een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat een reeks gedetailleerde tabellen en toelichtingen bevat (de "bijlage")[2].

    De door de begroting van de Europese Unie ("de begroting") gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lenings- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld:

    - EG-leningen met een macro-economisch doel (macrofinanciële bijstandsleningen ("MFB-leningen") aan derde landen)[3] en, in samenwerking met de instellingen van Bretton Woods, betalingsbalansleningen ter ondersteuning van lidstaten die niet tot de EMU behoren en die met tijdelijke macro-economische moeilijkheden te kampen hebben; en

    - leningen met een micro-economisch doel (leningen van Euratom en vooral leningen van de Europese Investeringsbank ("EIB") buiten de Gemeenschap[4]). Sinds 1994 worden deze operaties gedekt door het Garantiefonds ("het Fonds")[5] dat onder meer is opgezet om de budgettaire gevolgen van het beroep op begrotingsgaranties voor leningsoperaties in derde landen te beperken (wanneer een derde land een lidstaat wordt, wordt het risico rechtstreeks gedekt door de begroting). Wanneer het Fonds onvoldoende middelen bevat, wordt een beroep gedaan op de begroting.

    De in 1994 vastgestelde verordening van de Raad tot instelling van het Fonds (de "Fondsverordening"[6]), is in 1999 een eerste keer gewijzigd. Krachtens een tweede wijziging van de Fondsverordening, die in 2004 door de Raad is goedgekeurd, vervalt de dekking van het Fonds indien derde landen lidstaten worden. Door de Gemeenschap toegekende of gegarandeerde leningen aan lidstaten worden immers rechtstreeks door de begroting gedekt.

    2. Gebeurtenissen sinds het laatste verslag van 31 DECEMBER 2007

    In de eerste helft van 2008 hebben geen uitbetalingen in het kader van MFB- en Euratom-leningen plaatsgevonden.

    In oktober 2008 heeft een nieuwe uitbetaling van 22 miljoen USD in het kader van een Euratom-lening plaatsgevonden.

    De EIB had voor een totaalbedrag van 1 884 miljoen EUR aan financieringsovereenkomsten ondertekend onder het algemene mandaat 2007-2013 (Besluit 2006/1016/EG van de Raad). Er is een bedrag van 911 miljoen EUR uitbetaald, waarvan 286 miljoen EUR in het kader van het nieuwe algemene mandaat 2007-2013.

    Opgemerkt moet worden dat naar aanleiding van stappen die het Parlement heeft ondernomen, het Hof van Justitie op 6 november 2008 Besluit 2006/1016/EG van de Raad nietig heeft verklaard, omdat het niet op de juiste rechtsgrondslag was vastgesteld. Bij de nietigverklaring van het besluit heeft het Hof voorts het volgende verklaard: "De gevolgen van Besluit 2006/1016 blijven gehandhaafd voor financieringen van de Europese Investeringsbank die worden overeengekomen tot de inwerkingtreding, binnen een termijn van twaalf maanden nadat dit arrest is gewezen, van een nieuw besluit dat is vastgesteld op de juiste rechtsgrondslag, namelijk de artikelen 179 EG en 181 A EG tezamen" . De Commissie is momenteel een voorstel in die zin aan het opstellen, dat vervolgens bij het Europees Parlement en de Raad zal worden ingediend.

    3. Gegevens over het risico voor de begroting

    3.1. Definitie van risico

    De risico's voor de begroting vloeien voort uit het uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten met betrekking tot gegarandeerde operaties.

    Operaties waarbij er van wanbetaling sprake is, worden gedekt door het Fonds wanneer zij met derde landen verband houden (73% van het gegarandeerde totale uitstaande bedrag per 30 juni 2008) en rechtstreeks door de begroting wanneer het lidstaten betreft (leningen voor of ten gunste van projecten in lidstaten zijn goed voor de resterende 27% van het totale uitstaande bedrag). Het grote percentage gegarandeerde leningen dat met lidstaten verband houdt, is het gevolg van de recente uitbreidingsrondes. Overeenkomstig artikel 1, derde alinea, van de Fondsverordening wordt het aan de leningen verbonden risico voor het Fonds immers naar de begroting overgeheveld zodra een land een lidstaat wordt.

    In het kader van dit verslag worden twee methoden gehanteerd om de risico's voor de begroting (hetzij direct, hetzij indirect via het Fonds) te beoordelen:

    - de methode waarbij het totale uitstaande bedrag in hoofdsom, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten, met betrekking tot de desbetreffende operaties op een gegeven datum wordt berekend. Deze methode levert de omvang van het risico voor de begroting op een gegeven datum op;

    - de budgettaire benadering omschreven als "het jaarlijkse risico voor de begroting" is gebaseerd op de berekening van het maximumbedrag dat de Gemeenschap in een begrotingsjaar zou moeten uitbetalen indien er voor alle gegarandeerde leningen van wanbetaling sprake zou zijn[7].

    Tabel 1: Totale uitstaande bedragen gedekt op 30 juni 2008 in miljoen EUR |

    Uitstaand bedrag in hoofdsom | Verschuldigde en niet-betaalde interesten | Totaal | % |

    Lidstaten* |

    MFB | 196 | 5 | 201 | 1% |

    Euratom | 435 | 9 | 444 | 3% |

    EIB | 3 976 | 36 | 4 012 | 23% |

    Subtotaal lidstaten* | 4 606 | 51 | 4 657 | 27% |

    Derde landen |

    MFB | 534 | 13 | 547 | 3% |

    Euratom | 39 | 1 | 40 | <1% |

    EIB | 11 729 | 128 | 11 857 | 69% |

    Subtotaal derde landen | 12 302 | 142 | 12 444 | 73% |

    Totaal | 16 908 | 193 | 17 101 | 100% |

    * Dit risico wordt rechtstreeks door de begroting gedekt en omvat ook Bulgarije en Roemenië, daar deze landen op 1 januari 2007 tot de EU zijn toegetreden. |

    In de tabellen A1, A2, A3 en A4 van de bijlage wordt nadere informatie over deze uitstaande bedragen verstrekt, met name op het gebied van plafonds, uitbetaalde bedragen en garantiepercentages.

    Het totale uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten gedekt door de begroting nam licht af met 122 miljoen EUR tot 17 101 miljoen EUR ten opzichte van de situatie op 31 december 2007.

    3.2. Met lidstaten verband houdend risico

    De huidige risico's ten aanzien van de lidstaten houden verband met leningen die vóór de toetreding zijn toegekend.

    In de tweede helft van 2008 vertegenwoordigt het met lidstaten verband houdende risico voor de begroting 378 miljoen EUR. Uit tabel 2 blijkt dat Bulgarije en Roemenië op de eerste en de tweede plaats komen wat het uitstaande bedrag betreft.

    Tabel 2: Rangorde van de lidstaten volgens het maximumrisico voor de begroting in de tweede helft van 2008 (miljoen EUR) |

    Rangorde | Land | 2008 | % |

    1 | Roemenië | 116,7 | 30,8% |

    2 | Bulgarije | 91,9 | 24,3% |

    3 | Tsjechië | 45,2 | 11,9% |

    4 | Polen | 42,3 | 11,2% |

    5 | Slowakije | 32,5 | 8,6% |

    6 | Slovenië | 19,1 | 5,0% |

    7 | Hongarije | 18,1 | 4,8% |

    8 | Cyprus | 4,8 | 1,3% |

    9 | Letland | 3,7 | 1,0% |

    10 | Litouwen | 3,3 | 0,9% |

    11 | Estland | 0,6 | 0,1% |

    12 | Malta | 0,3 | 0,1% |

    Totaal | 378,3 | 100,0% |

    Het met lidstaten verband houdende risico betreft leningen aan alle bij de laatste twee uitbreidingen betrokken lidstaten met looptijden die in 2031 verstrijken.

    3.3. Met derde landen verband houdend risico

    In de tweede helft van 2008 zal het met derde landen samenhangende maximumrisico voor het Fonds 571 miljoen EUR vertegenwoordigen. Hierna volgt een lijst van de eerste tien landen gerangschikt volgens het totale uitstaande bedrag. Zij zijn samen goed voor 79% van het risico voor het Fonds in 2008. De economische situatie van die landen wordt geanalyseerd en toegelicht in afdeling 6.

    Tabel 3: Rangorde van de 10 belangrijkste derde landen volgens het maximumrisico voor het Fonds in de tweede helft van 2008 (miljoen EUR) |

    Rangorde | Land | 2008 | % van het totale maximumrisico |

    1 | Turkije | 158,4 | 21,8% |

    2 | Egypte | 91,7 | 12,6% |

    3 | Tunesië | 64,6 | 8,9% |

    4 | Marokko | 64,4 | 8,9% |

    5 | Libanon | 55,0 | 7,6% |

    6 | Zuid-Afrika | 46,8 | 6,4% |

    7 | Servië | 29,4 | 4,0% |

    8 | Mexico | 20,5 | 2,8% |

    9 | Jordanië | 20,4 | 2,8% |

    10 | Kroatië | 20,3 | 2,8% |

    Totaal voor de 10 | 571,3 | 78,7% |

    Het Fonds dekt de gegarandeerde leningen van 57 landen met looptijden die in 2038 verstrijken. In tabel A2 van de bijlage worden nadere bijzonderheden per land verstrekt.

    3.4. Totaal risico voor de begroting

    Alles samen zal de begroting in de tweede helft van 2008 een bedrag van 1 104 miljoen EUR (de in de loop van deze periode verschuldigde bedragen) dekken, waarvan 34% voor rekening komt van de lidstaten (zie tabel A2 van de bijlage).

    3.5. Ontwikkeling van het risico

    Het risico ten aanzien van de lidstaten zou in de toekomst moeten afnemen naarmate de leningen in het kader van Euratom, MFB of door de EIB gegarandeerde leningsoperaties worden terugbetaald (zie grafiek A1 van afdeling 1.3 van de bijlage)

    Het totale risico ten aanzien van de lidstaten zal echter toenemen door de activering van het communautair mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn (betalingsbalansmechanisme). Met dit financiële mechanisme kunnen leningen worden toegekend aan een of meer lidstaten die de euro nog niet hebben aangenomen en zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans gesteld zien. In de tweede helft van 2008 is voor een bedrag van 6 500 miljoen EUR een leningsovereenkomst gesloten met Hongarije[8].

    MFB-leningen aan derde landen zijn onderworpen aan afzonderlijke besluiten van de Raad. De financiële bijstand die krachtens Besluit 2007/860/EG van de Raad van 10 december 2007 tot toekenning van communautaire macrofinanciële bijstand aan Libanon is verleend, bestaat voor 50 miljoen EUR uit leningen en voor maximaal 30 miljoen EUR uit giften. Het is de bedoeling de lening in twee gelijke tranches uit te betalen in 2009. Voor Euratom-leningen aan lidstaten of in bepaalde in aanmerking komende derde landen (Russische Federatie, Armenië en Oekraïne) geldt een plafond van 4 miljard EUR, waarvan ongeveer 85% reeds is opgebruikt. De resterende marge bedraagt ongeveer 600 miljoen EUR. In 2007 is in het kader van de bestaande leningsovereenkomst van 2004 (leningsfaciliteit van 83 miljoen USD) aan K2R4 in Oekraïne 39 miljoen EUR uitbetaald. Zoals vermeld in afdeling 2, is op 10 oktober 2008 een nieuwe tranche ter waarde van 22 miljoen USD uitgekeerd.

    Het vorige algemene mandaat van de EIB liep af op 31 juli 2007. Op die datum waren er overeenkomsten gesloten die tezamen 98% vertegenwoordigden van het totale plafond onder dit mandaat (20 060 miljoen EUR – zie tabel A5 van de bijlage). Er moet nog een totaalbedrag van 6 774 miljoen EUR worden uitbetaald uit hoofde van vorige EIB-mandaten, waarvan 97% in verband met het vorige algemene mandaat[9]. Uitbetaling van dit bedrag dient te geschieden binnen tien jaar na afloop van dit mandaat, aangezien de garantie van de Gemeenschap na het verstrijken van deze periode vervalt[10].

    De factor die in de toekomst het grootste effect op het risico voor de begroting zal sorteren, is de communautaire garantie die in het kader van het algemene mandaat 2007-2013 aan de EIB is verleend. Deze communautaire garantie is beperkt tot 65% van het totale bedrag van de in het kader van de financieringsverrichtingen van de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen, waarbij een maximumplafond van 27 800 miljoen EUR geldt[11]. Op 30 juni 2008 was voor een bedrag van in totaal 3 761 miljoen EUR aan overeenkomsten gesloten onder dit mandaat, waarvan op de verslagdatum 3 352 miljoen EUR nog niet was uitbetaald (zie tabel A6 van de bijlage).

    In grafiek A2 van afdeling 1.3 van de bijlage wordt een simulatie gemaakt van een aantal uitbetalingsscenario's in het kader van zowel de van voor het algemene mandaat 2007-2013 daterende lopende mandaten als het algemene mandaat 2007-2013 zelf, omdat deze uitbetalingen een groot effect op de stortingen in het Fonds sorteren.

    4. Wanbetalingen, beroep op begrotingsgaranties en betalingsachterstanden

    4.1. Gebruik van kasmiddelen

    De Commissie spreekt haar kasmiddelen aan om in geval van laattijdige betaling door een debiteur vertragingen bij de dienst van door haar opgenomen leningen en de daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen[12].

    4.2. Overmakingen uit de begroting

    Er is niet om een krediet uit hoofde van begrotingsartikel 01 04 01 "Garanties van de Europese Gemeenschap voor verstrekte leningen" verzocht, aangezien in de eerste helft van 2008 geen wanbetalingen zijn voorgekomen.

    4.3. Gebruik van het Garantiefonds

    Wanneer de begunstigde van een door de Gemeenschap toegekende of gegarandeerde lening (een derde land) in gebreke blijft, wordt binnen drie maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Garantiefonds gedaan[13].

    In de eerste helft van 2008 is geen beroep gedaan op het Fonds.

    De achterstallige betalingen per 30 juni 2008, d.w.z. de achterstandsrente van de Republiek Argentinië, bedroegen in totaal 1 718 493,12 USD. Daarvan moet nog 1 448 433,44 USD (918 823,54 EUR) door het Fonds worden teruggevorderd. Aangezien voor het resterende verschil geen beroep op het Fonds is gedaan, is dit bedrag aan de EIB verschuldigd.

    5. GARANTIEFONDS

    5.1. Teruggevorderde bedragen

    In de eerste helft van 2008 hebben geen terugvorderingen plaatsgevonden. Op 12 december 2008 vond een terugvordering plaats van 1 448 433,44 USD aan achterstandsrente van de Republiek Argentinië.

    5.2. Activa

    Op 30 juni 2008 bedroegen de netto-activa van het Fonds 1 029 656 202,33 EUR.

    5.3. Streefbedrag

    Het Fonds dient een passende omvang te hebben (streefbedrag), die is vastgesteld op 9% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen die uit elke operatie voortvloeien, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten. De verhouding tussen de middelen van het Fonds (1 029 656 202,33 EUR) en het uitstaande bedrag in hoofdsom van de verplichtingen in de zin van de Fondsverordening[14] (12 443 426 701,62 EUR) is iets verbeterd van 8,26% op 31 december 2007 tot 8,29% op 30 juni 2008. Deze verhouding zal dicht in de buurt komen van het streefcijfer van 9% nadat in januari 2009 de overdracht van een bedrag van 91,60 miljoen EUR dat eind 2007 in het voorontwerp van begroting voor 2009 was opgenomen, zijn beslag heeft gekregen.

    De middelen van het Fonds waren eind 2007 lager dan het streefbedrag. In overeenstemming met de op 30 januari 2007 door de Raad goedgekeurde nieuwe voorzieningsregeling[15] is een voorziening van 91,60 miljoen EUR in het voorontwerp van begroting voor 2009 opgenomen, alsmede een bedrag van 500 000,00 EUR voor de externe evaluatie uit hoofde van de tussentijdse evaluatie van het EIB-mandaat voor projecten buiten de Gemeenschap overeenkomstig Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 2006[16].

    6. EVALUATIE VAN DE RISICO'S: ECONOMISCHE EN FINANCIËLE TOESTAND IN DE DERDE LANDEN WAAROP DE VOORNAAMSTE EU-LENINGSOPERATIES BETREKKING HEBBEN

    6.1. Inleiding

    In de voorgaande afdelingen van het verslag wordt informatie over de kwantitatieve aspecten van het risico voor de begroting verstrekt. Er moet echter ook worden gekeken naar de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren (zie afdeling 3.3). De tabellen betreffende de evaluatie van het landenrisico zijn apart opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie. In het verslag en in de bijlage wordt een beknopte samenvatting gegeven van deze analyse voor de tien landen die in 2008 het grootste jaarlijkse risico voor de begroting vertegenwoordigden (zie afdeling 3.3) en voor de landen die een direct risico vormen voor de communautaire begroting (MFB- en Euratom-leningen). Hieronder volgt de analyse met betrekking tot de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten.

    6.2. Kandidaat-lidstaten

    In Kroatië bedroeg de reële groei van het bbp (bruto binnenlands product) in 2007 5,6%, tegen 4,8% in 2006. Deze groei was voornamelijk toe te schrijven aan een versnelde toename van de particuliere en overheidsconsumptie, die werd geschraagd door een krachtige, maar afnemende kredietgroei, eenmalige uitkeringen aan pensioengerechtigden en in de aanloop naar de verkiezingen gedane uitgaven. De economische groei vertraagde weliswaar in het eerste kwartaal van 2008 tot 4,3% (jaar-op-jaar), maar werd wel wat evenwichtiger: de consumptie daalde en de investeringen, vooral uit particuliere hoek, trokken aan, mede als gevolg van verbeteringen in het algemene ondernemingsklimaat. Het tekort op de lopende rekening nam toe van 7,9% van het bbp in 2006 tot 8,7% in 2007. In de twaalf maanden tot maart 2008 liep het verder op tot 9,6%, voornamelijk als gevolg van een hoger handelstekort. Dit laatste werd in de hand gewerkt door een krachtige binnenlandse vraag, hogere grondstoffen- en energieprijzen op de wereldmarkten en een lagere exportgroei. De netto-instroom van BDI (buitenlandse directe investeringen) is in 2007 met 33% toegenomen tot 9,1% van het bbp. Het tekort op de lopende rekening werd hierdoor dus meer dan goedgemaakt. De bruto buitenlandse schuld is blijven stijgen onder impuls van een toename van rechtstreekse leningen van de bedrijfssector, terwijl de overheid en de bankensector hun uitstaande buitenlandse verplichtingen hebben teruggebracht. De bruto externe schuldquote is gestegen van 85,5% van het bbp eind 2006 tot 88,9% eind 2007.

    In de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is de (reële) productiegroei in 2007 aanzienlijk versneld tot ongeveer 5%, tegen 4% in 2006. Belangrijke groeifactoren waren de uitvoer van staalproducten en de particuliere consumptie. De lopende rekening verslechterde in de laatste maanden van het jaar en liet aan het einde van 2007 een tekort van bijna 3% van het bbp zien. De bruto BDI-instroom was eind 2007 weer teruggelopen tot 4,8% van het bbp, nadat de BDI-instroom in 2006 tot bijna 6% van het bbp was gestegen wegens een privatiseringsproject in de energiesector. Onder invloed van vervroegde schuldaflossingen daalde de buitenlandse schuld van het land tot circa 50% van het bbp.

    In Turkije is de bbp-groei op jaarbasis in 2007 op 4,5% uitgekomen, tegen 6,9% in 2006. Hogere inflatie en het sinds medio 2006 door de centrale bank gevoerde, sterk verkrappende monetaire beleid hebben de groei van de binnenlandse vraag getemperd. Het tekort op de lopende rekening is constant gebleven op bijna 6% van het bbp. In 2007 vertegenwoordigde de bruto BDI-instroom 3% van het bbp, waarvan de financiële sector ongeveer twee derde voor zijn rekening nam. De buitenlandse schuld van het land is met ongeveer 2 procentpunt teruggelopen tot 37% van het bbp eind 2007. Tegelijkertijd is de overheidsschuld afgenomen tot 39% van het bbp, tegen 46% van het bbp in 2006. Turkse banken lenen veelvuldig internationaal om hun binnenlandse leningen te financieren, en de verwachting is dan ook dat zij geleidelijk aan de gevolgen van de wereldwijde kredietschaarste zullen ondervinden.

    6.3. Potentiële kandidaat-lidstaten

    In Bosnië-Herzegovina is de reële bbp-groei vertraagd van 6,7% in 2006 tot 6% in 2007. In 2007 heeft het verder oplopende handelstekort bijgedragen tot een toename van het tekort op de lopende rekening van 8,4% van het bbp in 2006 tot 13,1% van het bbp in 2007. Het tekort op de lopende rekening werd volledig gefinancierd door netto BDI omdat omvangrijke privatiseringsopbrengsten in de Republika Srpska (Република Српска) in combinatie met betere relatieve prestaties van greenfield-investeringen een forse stijging van de BDI tot 13,8% van het bbp tot gevolg hadden. De buitenlandse overheidsschuld is gedaald tot 18,5% van het bbp aan het einde van 2007, terwijl de totale buitenlandse schuld op minder dan 50% van het bbp wordt geraamd.

    In Servië bedroeg de reële bbp-groei in 2007 7,5%. Het tekort op de lopende rekening is verder opgelopen tot 16% van het bbp als gevolg van een stijgend handelstekort en een daling van de netto inkomensoverdrachten. De netto BDI-instroom is afgenomen tot 5,1% van het bbp, terwijl de buitenlandse leningen zijn gestegen tot 10,3% van het bbp. Ten gevolge van de afname van de kapitaalinstroom is de accumulatie van buitenlandse valuta van de Servische Nationale Bank verminderd tot 3% van het bbp. De deviezenreserves van de Servische Nationale Bank vertegenwoordigden aan het einde van het jaar 7,5 maanden invoer van goederen en diensten. De externe schuld is op 62% van het bbp gebleven, waarbij de externe schuldenlasten van de particuliere en de openbare sector eind 2007 goed waren voor respectievelijk 41% en 21% van het bbp.

    In Montenegro wijzen ramingen van het bbp op een forse groei van de economie met 8% in de eerste helft van 2008, die met name werd gestimuleerd door dienstverlening aan de aanbodzijde en particuliere consumptie aan de vraagzijde. Het tekort op de lopende rekening is sterk gestegen tot 39% ten gevolge van het omvangrijke handelstekort, en met name de stagnerende export. Toch liet de BDI-instroom in het eerste halfjaar van 2008 een gematigde daling zien, waardoor de netto BDI-instroom slonk tot 22% van het bbp. De overheidsschuld is gestegen tot 33,6% van het bbp vanwege de forse toename van de binnenlandse schuldenlast. Daar staat tegenover dat het aandeel van de externe overheidsschuld is afgenomen tot 17,5% van het bbp na aflossingen aan multilaterale schuldeisers, die mede mogelijk werden gemaakt door het goede begrotingsresultaat.

    [1] COM(2008) 451 en SEC(2008) 2249 vormen het vorige verslag over de stand van de begrotingsgaranties op 31 december 2007.

    [2] SEC(2008) […].

    [3] MFB kan ook de vorm aannemen van giften aan derde landen. Voor meer informatie over MFB, zie het verslag van de Commissie COM(2008) 590 en SEC(2008) 2504.

    [4] Zie tabel A1 van de bijlage voor de gegevens over de EIB-mandaten en tabel A4 van de bijlage voor de verwijzingen naar de rechtsgrondslagen.

    [5] Voor het meest recente verslag over het Fonds, zie COM(2006) 695 "Algemeen verslag over de werking van het Garantiefonds" en het daaraan gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2006) 1460).

    [6] Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot instelling van een Garantiefonds, PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1.

    [7] Bij deze berekening wordt aangenomen dat leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd, d.w.z. dat alleen met de verschuldigde betalingen rekening wordt gehouden (zie ook afdeling 1 van de bijlage).

    [8] In november 2008 heeft Letland een verzoek gericht aan de EU voor ondersteuning in het kader van het betalingsbalansmechanisme.

    [9] Zie afdeling 1.3. van de bijlage.

    [10] Zie artikel 1.06 van de geherformuleerde en gewijzigde garantieovereenkomst tussen de EG en de EIB ondertekend op 30 augustus/2 september 2005.

    [11] Uitgesplitst in een basisplafond van een vast maximumbedrag van 25 800 miljoen EUR en een facultatief mandaat van 2 000 miljoen EUR waarover de Raad besluit.

    [12] Zie artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen.

    [13] Voor nadere bijzonderheden, zie afdeling 1.4.3 van de bijlage.

    [14] Vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten.

    [15] Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad van 30 januari 2007 (PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1).

    [16] PB L 414 van 30.12.06, blz. 102.

    Top