Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AR0157

    Advies van het Comité van de Regio's over de dialoog tussen universiteiten en bedrijven

    PB C 141 van 29.5.2010, p. 27–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 141/27


    Advies van het Comité van de Regio's over de dialoog tussen universiteiten en bedrijven

    2010/C 141/06

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Het CvdR wijst er nogmaals op dat, nu de EU bezig is de gevolgen van de huidige economische recessie zoveel mogelijk op te vangen en de koers naar economisch herstel heeft uitgezet, het moment gekomen is om, gezien de cruciale bijdrage van onderwijs en opleiding aan de Lissabonstratie en de hernieuwde Sociale Agenda, een platform te creëren voor de dialoog tussen prominente vertegenwoordigers uit de wereld van het onderwijs en het bedrijfsleven.

    Het CvdR benadrukt dat de op alle bestuurlijke niveaus gevoerde dialoog tussen universiteiten en bedrijven een belangrijk instrument is, dat ons in staat stelt de mogelijkheden voor economische en sociale ontwikkeling in de regio's ten volle te benutten.

    Het CvdR beklemtoont dat lokale en regionale overheden overal in de Europese Unie een primaire verantwoordelijkheid hebben voor onderwijs en opleiding, en dat ze een sleutelrol spelen bij het uitstippelen van strategieën ter ontwikkeling van onderzoek en innovatie in regio's, omdat ze vaak het beheer voeren over onderzoeksinstituten en bijdragen tot een innovatief klimaat.

    Het CvdR onderstreept dat de rol van het hoger onderwijs op het gebied van lokale en regionale ontwikkeling bijzondere aandacht verdient en dat er meer samenwerking moet komen tussen de instellingen voor hoger onderwijs en de lokale en regionale overheden, waarbij ook lokale en regionale actoren uit sociaal-economische sectoren zullen moeten worden betrokken.

    Rapporteur

    :

    MASOOD (UK/EVP), lid van de gemeenteraad van Bradford

    Referentiedocument:

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een nieuw partnerschap voor de modernisering van de universiteiten: het EU-forum voor dialoog tussen universiteiten en bedrijven

    COM(2009) 158 final

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    1.

    De dialoog zoals die tot nu toe tussen universiteiten en bedrijven is gevoerd, heeft een schat aan ideeën opgeleverd, die vaak nauw aansluiten op lokale en regionale initiatieven, en is van een hoog niveau geweest.

    2.

    De op alle bestuurlijke niveaus gevoerde dialoog tussen universiteiten en bedrijven is een belangrijk instrument, dat ons in staat stelt de mogelijkheden voor economische en sociale ontwikkeling in de regio's ten volle te benutten.

    3.

    De Kennisdriehoek, een interactief samenwerkingsverband tussen de sectoren onderzoek, onderwijs en innovatie, heeft zijn waarde bewezen als middel ter verhoging van de innovatiecapaciteit en verbetering van de werkgelegenheid van afgestudeerden in Europa.

    4.

    Er vindt een verschuiving plaats van technologie-overdracht via de uitwisseling van kennis naar kennisdeling en open innovatiesystemen. Er is meer onderzoek nodig naar de maatschappelijke processen en gedragspatronen die ten grondslag liggen aan deze zich ontwikkelende systemen.

    5.

    Overal in de Europese Unie hebben lokale en regionale overheden een primaire verantwoordelijkheid voor onderwijs en opleiding.

    6.

    De lokale en regionale overheden spelen een sleutelrol bij het uitstippelen van strategieën ter ontwikkeling van onderzoek en innovatie in regio's. Vaak voeren ze het beheer over onderzoeksinstituten en dragen ze bij tot een innovatief klimaat.

    7.

    Om het beleid verder te kunnen ontwikkelen en programma's goed te kunnen uitvoeren zou een beroep moeten worden gedaan op de democratisch gekozen plaatselijke organen. Met behulp van plaatselijk voorhanden deskundigen en bestuurders met een democratische verantwoordingsplicht kunnen de bestuurlijke mechanismen binnen de partnerschappen tussen universiteiten, ondernemingen en lokale overheden worden verbeterd. Hierdoor wordt het mogelijk om op lokaal niveau prioriteiten te stellen en controle uit te oefenen, hetgeen direct aansluit op het subsidiariteitsbeginsel.

    8.

    De lokale en regionale overheden behoren daarom tot de belangrijkste betrokken partijen als het gaat om maatregelen en initiatieven ter consolidering en vooral ook uitbreiding van de Europese Onderzoeksruimte. Zeker bij het uitdragen van de visie dat er behoefte is aan gerenommeerde onderzoeksinstellingen en academische centra, opererend in een klimaat van innovatie, kunnen de decentrale overheden nuttig werk verrichten.

    9.

    Het is een goede zaak dat tal van Europese universiteiten de afgelopen jaren het punt van regionale economische ontwikkeling officieel hebben opgenomen in hun beleidsverklaringen. Ook regionale ontwikkelingsagentschappen zijn bezig beleidsmaatregelen ter ondersteuning van partnerschappen tussen universiteiten en bedrijven te integreren in hun strategieën voor regionale ontwikkeling.

    10.

    Onderlinge afstemming van beleidsmaatregelen is van cruciaal belang op regionaal niveau. In veel gevallen is er behoefte aan een verticale coördinatie tussen de verschillende niveaus (Europees, nationaal, regionaal) en aan een horizontale coördinatie tussen de regio's onderling om te voorkomen dat er overlapping optreedt, en om het mogelijk te maken dat er van elkaar wordt geleerd.

    11.

    In het belang van de dialoog tussen universiteiten en bedrijven zullen een aantal nieuwe en onlangs voorgestelde initiatieven en programma's, zoals de Europese Onderzoeksruimte (EOR), het Europees Technologie-instituut (EIT) en het Programma voor Levenslang Leren, beter op elkaar moeten aansluiten.

    12.

    De samenwerking tussen universiteiten en bedrijven wordt mede beïnvloed door specifieke regionale omstandigheden, zoals: de middelen waarover ontwikkelingsagentschappen beschikken om samenwerking tussen universiteiten en bedrijven op regionaal niveau te ondersteunen; de rol die bedrijvenclusters spelen bij het ontwikkelen van netwerken tussen universiteiten en ondernemingen, en de mate waarin bedrijven in de regio investeren in O&O.

    Algemene opmerkingen

    13.

    De rol van het hoger onderwijs op het gebied van lokale en regionale ontwikkeling verdient bijzondere aandacht. Er zal meer samenwerking moeten komen tussen de instellingen voor hoger onderwijs en de lokale en regionale overheden, waarbij ook lokale en regionale actoren uit sociaal-economische sectoren moeten worden betrokken.

    14.

    De samenwerking tussen universiteiten en de particuliere sector moet worden bevorderd en universiteiten dienen te worden erkend als drijvende krachten achter de innovatie in de regio waar ze gevestigd zijn.

    15.

    Universiteiten worden aangemoedigd om op zoek te gaan naar nieuwe modellen van samenwerking tussen overheidsinstellingen en de particuliere sector. Hierbij valt bijv. te denken aan maatregelen om te komen tot publiek-private innovatiefondsen, waarmee de mobiliteit op alle gebieden kan worden bevorderd.

    16.

    Er is behoefte aan een nauwe pan-Europese samenwerking tussen ondernemingen, universiteiten en onderzoekscentra, waarbij ook politieke actoren en bestuursorganen op lokaal, regionaal en nationaal niveau worden betrokken.

    17.

    De mate waarin wordt samengewerkt, verschilt per land, per universiteit en per wetenschappelijke discipline, dit ondanks het bestaan van EU-programma's waarmee wordt getracht om bruggen te slaan tussen de universitaire wereld en het bedrijfsleven en om partnerschappen op specifieke gebieden, zoals research en studentenmobiliteit, te ontwikkelen.

    18.

    Deze samenwerking heeft maar weinig invloed gehad op de bestuurlijke en administratieve praktijken in de twee sectoren, omdat slechts een beperkt aantal universiteiten een algehele strategie voor samenwerking met het bedrijfsleven kennen. Bovendien zijn de universiteiten die wel zo'n strategie hebben geconcentreerd in een klein aantal lidstaten.

    19.

    In veel landen is het bestaande rechts- en financiële kader nog altijd onvoldoende om uiniversiteiten die proberen samen te werken met het bedrijfsleven, hiervoor te belonen. Het komt zelfs voor dat pogingen in deze richting hierdoor worden ontmoedigd.

    20.

    Om te kunnen nagaan hoe de huidige stand van zaken m.b.t. de dialoog tussen universiteiten en ondernemingen is, dienen er adequate prestatiebeoordelingsindicatoren te worden ontwikkeld. Er is behoefte aan zowel kwalitatieve als kwantitatieve indicatoren om de prestaties juist te kunnen beoordelen, waarbij goed in het oog moet worden gehouden welke invloed de keuze van de indicatoren heeft op het gedrag van de gebruikersgroepen.

    21.

    De universiteiten zouden bijdragen aan de dialoog tussen universiteiten en bedrijven moeten belonen. De gedachte om dergelijke activiteiten mee te wegen bij promoties vormt een bijzondere uitdaging voor de academische wereld. Hoewel veel universiteiten verklaren doordrongen te zijn van het belang van een dialoog met het bedrijfsleven, zijn er toch maar weinig instellingen die een heldere en transparante methode hebben om inspanningen hiertoe op één lijn te stellen met onderzoeks- en onderwijsactiviteiten en deze dienovereenkomstig te belonen.

    22.

    Het bevorderen van ondernemerschap en het verbeteren van vaardigheden via levenslang leren zijn belangrijke taken van het hoger onderwijs.

    23.

    Het is een goede zaak dat bij de financiering van onderzoek en innovatie in de verschillende regio's wordt getracht om meer mogelijkheden te scheppen voor deelname van de particuliere sector en om universiteiten en hogescholen meer ruimte te geven om zelf hierover te beslissen.

    24.

    Nieuwe modellen van samenwerking tussen overheidsinstellingen en de particuliere sector, zoals publiek-private innovatiefondsen, zouden kunnen worden gebruikt als voorbeeld van een duurzaam en economisch verantwoord gebruik van overheidsgelden.

    25.

    Het cohesiebeleid speelt een speciale rol bij het ondersteunen van innovatie-activiteiten in de regio's. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) zou dan ook kunnen worden gebruikt om starterscentra en wetenschapsparken te financieren. Clusters zijn in het bijzonder belangrijk voor het MKB, omdat kleine en middelgrote ondernemingen hierbinnen gemakkelijker contact kunnen leggen met universiteiten en grote ondernemingen en toegang kunnen krijgen tot internationale handelsnetwerken.

    26.

    Ook het MKB speelt zeker met het oog op de werkgelegenheid en het invoeren van innovaties een cruciale rol. Kleine en middelgrote ondernemingen worden aangemoedigd deel te nemen aan de dialoog tussen universiteiten en bedrijven en in dit verband doelgerichte en innovatieve initiatieven te nemen.

    27.

    De grensoverschrijdende samenwerking van hogescholen en onderzoeksinstellingen met partners van buiten de universiteit - vertegenwoordigers uit de wereld van industrie en handel, overheidsorganen, de culturele sector en andere maatschappelijke geledingen - valt toe te juichen.

    28.

    Organisaties en andere actoren die een bemiddelende rol vervullen tussen universiteiten en bedrijven, kunnen van doorslaggevende betekenis zijn voor het aanknopen van onderlinge contacten en verdienen het daarom om speciaal te worden genoemd en om meer te worden gesteund.

    Voorbeelden van goede praktijken

    29.

    Het is verheugend te constateren dat er overal in Europa tal van gevallen van samenwerking tussen universiteiten en bedrijven zijn.

    30.

    Het wekt zorg dat er in de nieuwe lidstaten maar weinig goede praktijken op dit gebied zijn aan te wijzen.

    31.

    Het valt te loven dat de Commissie van plan is een studie te laten verrichten naar de mogelijkheden die er zijn om bestaande goede praktijken in kaart te brengen. Het Comité van de Regio's zou de Commisie willen verzoeken om hierbij rekening te houden met de behoeften van de lokale en regionale overheden.

    Instrumenten die de lokale en regionale overheden ter beschikking staan

    32.

    Er moet worden gestreefd naar het opzetten van partnerschapsstructuren waarin de belangrijkste lokale en regionale actoren en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de overheden en het hoger onderwijs met elkaar samenwerken om de onderlinge dialoog te bevorderen, bijv. door het organiseren van rondetafels en workshops, het opzetten van wetenschapsparken voor de overdracht van technologie en het organiseren van wetenschappelijk-culturele ontmoetingen en studentenmarkten.

    33.

    Instellingen voor hoger onderwijs dienen middelen uit te trekken voor het uitstippelen en ten uitvoer brengen van regionale en stedelijke ontwikkelingsstrategieën op economisch, sociaal, cultureel en milieugebied.

    34.

    De instellingen voor hoger onderwijs worden opgeroepen om gezamenlijk te investeren in programma's die specifiek de belangen van regionale ondernemingen en gemeenschappen dienen. Daarnaast zou het instellen van leerstoelen die door het bedrijfsleven worden gesponsord, moeten worden bevorderd. Deze kunnen de vorming van netwerken tussen verschillende kenniscentra en instituten voor O&O en innovatie aanmoedigen, bevorderen dat er fora voor het uitwisselen van kennis komen, en een impuls geven aan de ontwikkeling van netwerken van regio's die uitblinken in innovatie.

    35.

    De instellingen voor hoger onderwijs zouden er goed aan doen om de middelen met een regionale bestemming op een duurzame wijze, verspreid over meerdere jaren, te besteden.

    36.

    Het Comité van de Regio's is bereid er zorg voor te dragen dat er op een gecoördineerde wijze gebruik wordt gemaakt van KP7, de structuurfondsen, het KCI en het FEADER. Dit is een essentiële voorwaarde voor het verbeteren van de Europese concurrentiepositie en het bereiken van synergie- effecten tussen het cohesie-, het onderzoeks-, het hoger- onderwijs- en het innovatiebeleid op nationaal en regionaal niveau, zoals het Comité al in enkele eerdere adviezen heeft vastgesteld.

    37.

    Het begrip „innovatie” zal ruim moeten worden geïnterpreteerd en ook van toepassing moeten zijn op de sociale en menswetenschappen en de vruchtbare wisselwerking van deze disciplines met stedelijke en regionale culturen in de omgeving.

    Conclusies

    38.

    Nu de EU bezig is de gevolgen van de huidige economische recessie zoveel mogelijk op te vangen en de koers naar economisch herstel heeft uitgezet, is het moment gekomen om, gezien de cruciale bijdrage van onderwijs en opleiding aan de Lissabonstratie en de hernieuwde Sociale Agenda, een platform te creëren voor de dialoog tussen prominente vertegenwoordigers uit de wereld van het onderwijs en het bedrijfsleven.

    39.

    Het is verheugend te constateren dat de Commisise heeft voorgesteld om te onderzoeken hoe de structuurfondsen kunnen worden ingezet ter ondersteuning van regionale initiatieven op dit vlak.

    40.

    Er zijn goede mogelijkheden voor samenwerking tussen bedrijven en andere onderwijsniveaus — vooral middelbare scholen en instellingen voor beroepsonderwijs — waarbij Europese programma's deze samenwerking kunnen stimuleren.

    41.

    Het Comité van de Regio's herhaalt zijn standpunt dat vertegenwoordigers van de hiertoe aangewezen overheidsorganen, waaronder de lokale en regionale overheden, betrokken dienen te worden bij de volgende fase van het EU-forum voor de dialoog tussen universiteiten en bedrijven.

    42.

    Op het EU-forum voor de dialoog tussen universiteiten en bedrijven zal de samenwerking op het niveau van het hoger onderwijs centraal moeten staan.

    43.

    De lokale en regionale overheden worden opgeroepen om de samenwerking tussen bedrijven en universiteiten te steunen en de universiteiten te erkennen als drijvende krachten achter de innovatie in regio's.

    44.

    Het EU-forum voor de dialoog tussen universiteiten en bedrijven zal moeten worden uitgebreid met plenaire vergaderingen, aan bepaalde thema's gewijde seminars, een eigen website en een grotere rol voor vertegenwoordigers van relevante overheidsorganen, zoals de regionale overheden en eventueel actoren uit derde landen.

    45.

    Er zal effectief moeten worden gereageerd op de agenda „Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen” en de economische recessie, waarbij van gedachten moet worden gewisseld over zaken als partnerschappen voor regionale ontwikkeling, partnerschappen met het MKB, een gedifferentieerde benadering op het gebied van leermethoden, kwaliteitsbewaking en accreditering.

    46.

    De Commissie wordt verzocht op zoek te gaan naar nieuwe vormen van gestructureerde samenwerking tussen bedrijven en universiteiten op basis van hiertoe dienende EU-programma's.

    Brussel, 4 december 2009.

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Luc VAN DEN BRANDE


    Top