Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AG0016

    Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 16/2009 van 16 februari 2009 , vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 103E van 5.5.2009, p. 40–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.5.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 103/40


    GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 16/2009

    door de raad vastgesteld op 16 februari 2009

    met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2009/C 103 E/02)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

    Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (3),

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De werking van de vijf richtlijnen die het huidige regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten vormen, namelijk Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (5), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (6), Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (7), Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) (8) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (9) (hierna tezamen „de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen” genoemd), is onderworpen aan een periodieke toetsing door de Commissie, met name om te bepalen of wijzigingen nodig zijn in het licht van technologische en marktontwikkelingen.

    (2)

    In dat verband heeft de Commissie verslag uitgebracht over haar bevindingen in haar mededeling aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 29 juni 2006 over de herziening van het regelgevingskader van de EU voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

    (3)

    De hervorming van het EU-regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, met inbegrip van de versterking van de voorschriften met betrekking tot eindgebruikers met een handicap, is een belangrijke stap voorwaarts op weg naar de totstandbrenging van een interne Europese informatieruimte en tegelijk een inclusieve informatiemaatschappij. Deze doelstellingen zijn opgenomen in het strategische kader voor de ontwikkeling van een informatiemaatschappij als omschreven in de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 1 juni 2005 met als titel „i2010 - Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid”.

    (4)

    Met het oog op de duidelijkheid en de eenvoud heeft deze richtlijn uitsluitend betrekking op wijzigingen van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

    (5)

    Onverminderd Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (10), met name de eisen in verband met gebruikers met een handicap in artikel 3, lid 3, punt f), hiervan, moeten bepaalde aspecten van eindapparatuur, inclusief apparatuur voor gebruikers met een handicap, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) worden gebracht, om de toegang tot netwerken en het gebruik van diensten te vergemakkelijken. Deze apparatuur omvat momenteel uitsluitend voor ontvangst bestemde radio- en televisie-eindapparatuur, alsmede speciale eindapparatuur voor slechthorende eindgebruikers.

    (6)

    De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om te bevorderen dat een markt ontstaat voor algemeen beschikbare producten en diensten, met functies voor eindgebruikers met een handicap. Dat zou onder meer kunnen worden bereikt, onder verwijzing naar Europese normen, door invoering van eisen voor elektronische toegankelijkheid (eAccessibility) in procedures voor overheidsopdrachten en aanbestedingsdiensten, overeenkomstig de wetgeving waarmee de rechten van gehandicapte eindgebruikers worden beschermd.

    (7)

    Bepaalde definities moeten worden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met het beginsel van technologische neutraliteit en gelijke tred te houden met de technologische ontwikkeling. Meer bepaald moeten de voorwaarden voor de levering van een dienst worden gescheiden van de feitelijke definitie van een openbare telefoondienst, d.w.z. een voor het publiek beschikbaar gestelde elektronische-communicatiedienst voor het initiëren en ontvangen, direct dan wel indirect, van nationale en/of internationale oproepen met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan, ongeacht of deze dienst circuitgeschakeld of pakketgeschakeld is. Een dergelijke dienst is per definitie bidirectioneel, zodat beide partijen kunnen communiceren. Een dienst die niet aan al deze voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld een „doorklik”-toepassing op een website van een klantenservice, is geen openbare telefoondienst. Openbare telefoondiensten omvatten tevens specifieke communicatiemiddelen voor eindgebruikers met een handicap, die gebruik maken van diensten die spraak omzetten in tekst („text relay”) of van diensten voor totale conversatie.

    (8)

    Er dient te worden verduidelijkt dat de indirecte levering van een dienst situaties kan omvatten waarin een gesprek wordt geïnitieerd via carrierkeuze of -voorkeuze of waarin een dienstverlener door een andere onderneming geleverde openbare telefoondiensten wederverkoopt of van een nieuwe merknaam voorziet.

    (9)

    Ten gevolge van technologische en marktontwikkelingen maken de netwerken steeds meer gebruik van „Internet Protocol”-technologie (IP) en kunnen de consumenten steeds meer kiezen tussen een reeks concurrerende leveranciers van spraakdiensten. Het moet voor de lidstaten daarom mogelijk zijn om universeledienstverplichtingen in verband met het leveren van een verbinding met het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie te scheiden van de levering van een openbare telefoondienst (inclusief oproepen naar noodhulpdiensten via het „112”-nummer). Een dergelijke scheiding mag geen effect hebben op de werkingssfeer van de op communautair niveau vastgestelde en herziene universeledienstverplichtingen. De lidstaten die nationale alarmnummers gebruiken naast het „112”-nummer mogen aan ondernemingen dezelfde verplichtingen voor toegang tot deze nationale alarmnummers opleggen.

    (10)

    Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is het aan de lidstaten om aan de hand van objectieve criteria te beslissen welke ondernemingen als aanbieders van de universele dienst worden aangewezen, waar nodig rekening houdend met de capaciteit en de bereidheid van die ondernemingen om alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan te aanvaarden. Dit sluit niet uit dat de lidstaten in de aanwijzingsprocedure specifieke voorwaarden om redenen van doeltreffendheid kunnen opnemen, zoals onder meer het groeperen van geografische gebieden of componenten of een minimumperiode voor de aanwijzing.

    (11)

    De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de evolutie en het niveau van de tarieven voor eindgebruikers voor diensten die binnen de werkingssfeer van de universeledienstverplichtingen vallen te monitoren, zelfs wanneer een lidstaat nog geen onderneming heeft aangewezen die deze universele dienst moeten leveren. In dat geval moet de monitoring zo plaatsvinden dat hierdoor geen bovenmatige administratieve lasten aan de nationale regelgevende instanties of aan de deze dienst verlenende ondernemingen worden opgelegd.

    (12)

    Overbodige verplichtingen, bedoeld om de overgang van het regelgevingskader van 1998 naar dat van 2002 te vergemakkelijken, moeten worden geschrapt, samen met andere bepalingen die bij Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) vastgestelde bepalingen overlappen en verdubbelen.

    (13)

    De eis om een minimumpakket van huurlijnen op eindgebruikersniveau aan te bieden, die noodzakelijk was om de continue toepassing te waarborgen van de bepalingen van het regelgevingskader van 1998 op het gebied van huurlijnen, waarop onvoldoende mededinging was toen het 2002-kader in werking trad, is niet langer noodzakelijk en kan dus worden geschrapt.

    (14)

    Carrierkeuze en -voorkeuze op directe wijze via communautaire wetgeving blijven opleggen kan de technologische vooruitgang belemmeren. Dergelijke maatregelen moeten veeleer door de nationale regelgevende instanties worden opgelegd als resultaat van marktanalyses uitgevoerd overeenkomstig de procedures van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) en middels de in artikel 12 van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) bedoelde verplichtingen.

    (15)

    Bepalingen over contracten moeten niet alleen van toepassing zijn op consumenten, maar ook op andere eindgebruikers, met name micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), die een aan de consumentenbehoeften aangepast contract kunnen verkiezen. Om onnodige administratieve lasten voor de aanbieders en complexiteit in verband met de definitie van KMO's te voorkomen, mogen de bepalingen over contracten niet automatisch van toepassing zijn op de bedoelde andere eindgebruikers, maar alleen als deze hierom verzoeken. De lidstaten moeten adequate maatregelen nemen om het bewustzijn van deze mogelijkheid bij KMO's te bevorderen.

    (16)

    Als gevolg van technologische ontwikkelingen kunnen in de toekomst, naast de gewone vormen van nummeridentificatie, andere soorten identificatoren worden gebruikt.

    (17)

    De aanbieders van elektronische-communicatiediensten die oproepen mogelijk maken moeten ervoor zorgen dat hun klanten er op adequate wijze over worden geïnformeerd of toegang tot noodhulpdiensten al dan niet inbegrepen is en over eventuele beperkingen van de dienstverlening (zoals een beperking op het verstrekken van locatiegegevens over de beller of het doorgegeven van noodhulpoproepen). Deze aanbieders moeten hun klanten tevensvoorzien van duidelijke en transparante informatie in het initiële klantencontract en in het geval van een wijziging in de toegangverlening, bijvoorbeeld middels informatie op de rekening. Deze informatie moet alle beperkingen omvatten wat territoriale dekking betreft, op basis van de geplande technische operationele parameters van de dienst en de beschikbare infrastructuur. Als de dienst niet wordt geleverd via een geschakeld telefoonnet, moet de informatie ook het betrouwbaarheidsniveau van de toegang en van de informatie over de locatie van de oproeper omvatten in vergelijking met een dienst die via een geschakeld telefoonnet wordt geleverd, rekening houdend met de huidige technologie en kwaliteitsnormen, alsmede de overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) gespecificeerde parameters inzake de kwaliteit van de dienstverlening.

    (18)

    Met betrekking tot de eindapparatuur moeten in het klantencontract alle beperkingen worden gespecificeerd die de aanbieder oplegt wat het gebruik van de apparatuur betreft, bijvoorbeeld door mobiele apparatuur te SIM-locken, indien dergelijke beperkingen niet bij de nationale wetgeving verboden zijn, en alle kosten die bij het aflopen van het contract vóór of op de afgesproken einddatum verschuldigd zijn, inclusief de kosten die worden opgelegd om de apparatuur te mogen behouden.

    (19)

    Zonder dat hierbij een verplichting aan de aanbieder wordt opgelegd om actie te ondernemen die verder gaat dan die welke de communautaire wetgeving vereist, moet in het klantencontract ook het soort van actie worden gespecificeerd, als in actie is voorzien, die de aanbieder kan ondernemen in geval van beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.

    (20)

    Om kwesties van algemeen belang met betrekking tot het gebruik van communicatiediensten aan te pakken en de bescherming van de rechten en vrijheden van derden te bevorderen, moeten de bevoegde nationale instanties met de hulp van de aanbieders informatie van algemeen belang over het gebruik van communicatiediensten kunnen produceren en laten verspreiden. Deze informatie kan informatie van algemeen belang omvatten over schending van het auteursrecht, ander onwettig gebruik en de verspreiding van schadelijke inhoud, en ook advies over en manieren om zich te beschermen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, die bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van de vrijgave van persoonlijke informatie in bepaalde omstandigheden, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens. De informatieverstrekking kan worden gecoördineerd volgens de samenwerkingsprocedure waarin is voorzien in artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn). Dergelijke informatie van algemeen belang dient wanneer nodig te worden geactualiseerd en in door de lidstaten te bepalen, eenvoudig te begrijpen gedrukte en elektronische formats en op de websites van de nationale overheden te worden aangeboden. De nationale regelgevende instanties moeten de aanbieders kunnen verplichten deze gestandaardiseerde informatie te verspreiden naar al hun klanten op een manier die de nationale regelgevende instanties geschikt achten. Indien de lidstaten dat voorschrijven, moet de informatie ook worden opgenomen in de contracten.

    (21)

    Het recht van abonnees om zich zonder boete uit hun contract terug te kunnen trekken, heeft betrekking op wijzigingen van de contractuele voorwaarden die door de leveranciers van de elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten worden opgelegd.

    (22)

    Gezien het toenemende belang van elektronische communicatie voor consumenten en ondernemingen moeten de gebruikers in ieder geval volledig worden geïnformeerd over het beleid inzake verkeersbeheer van de diensten en/of de exploitant van het netwerk waarmee zij het contract sluiten. Wanneer er geen effectieve mededinging is, moeten de nationale regelgevende instanties de voorzieningen gebruiken waarover zij overeenkomstig Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) beschikken om ervoor te zorgen dat de toegang van gebruikers tot bepaalde soorten inhoud of toepassingen niet op onredelijke wijze wordt beperkt.

    (23)

    Bij ontstentenis van relevante communautaire wettelijke regels zijn inhoud, toepassingen en diensten legaal of schadelijk overeenkomstig het nationaal materieel en procesrecht. Het is aan de lidstaten en niet aan de aanbieders van de elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten om, overeenkomstig de juiste gerechtelijke procedures, te bepalen of inhoud, toepassingen of diensten al dan niet legaal of schadelijk zijn. Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) en de andere bijzondere richtlijnen gelden onverminderd Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake electronische handel) (11), die onder andere een „mere conduit” (doorgeefluik)-regel bevat voor dienstverleners die als tussenpersoon optreden, zoals aldaar gedefinieerd.

    (24)

    De beschikbaarheid van transparante, actuele en vergelijkbare informatie over aanbiedingen en diensten is een cruciaal element voor consumenten op concurrerende markten waar verscheidene dienstverleners hun diensten aanbieden. De eindgebruikers en consumenten van elektronische-communicatiediensten moeten in staat zijn gemakkelijk de prijzen van de diverse op de markt aangeboden diensten te vergelijken, gebaseerd op informatie die in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekend wordt gemaakt. Om hen in staat te stellen gemakkelijk de prijzen te vergelijken, moeten de nationale regelgevende instanties van de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten, een grotere transparantie op het gebied van informatie (met inbegrip van tarieven, consumptiepatronen, en andere relevante statistieken) kunnen eisen en ervoor kunnen zorgen dat derden het recht krijgen om kosteloos de openbaar beschikbare informatie te gebruiken welke door zulke aanbieders is gepubliceerd. Zij moeten ook in staat zijn tariefgidsen beschikbaar te stellen, met name wanneer de markt die niet kosteloos of tegen een redelijke prijs levert. De ondernemingen hebben geen recht op vergoeding voor dergelijk gebruik van informatie die al bekend is gemaakt en aldus tot het publieke domein behoort. Bovendien moeten de eindgebruikers en de consumenten op toereikende wijze worden geïnformeerd over de relevante prijs of het type van de aangeboden dienst alvorens zij een dienst aankopen, met name als een freephone-nummer gepaard gaat met extra kosten. De nationale regelgevende instanties moeten kunnen voorschrijven dat deze informatie algemeen en, voor bepaalde categorieën van diensten die zij bepalen, onmiddellijk voorafgaand aan de doorschakeling van het gesprek bekend wordt gemaakt, tenzij in het nationaal recht anders is bepaald. Bij de bepaling van de gesprekscategorieën waarvoor vóór de doorschakeling prijsinformatie moet worden verstrekt, moeten de nationale regelgevende instanties naar behoren rekening houden met de aard van de dienst, de prijsvoorwaarden die erop van toepassing zijn en de vraag of de dienst wordt geleverd door een aanbieder die geen aanbieder van elektronische-communicatiediensten is. Onverlet het bepaalde in Richtlijn 2000/31/EG (Richtlijn inzake elektronische handel), moeten de aanbieders ook, indien de lidstaten zulks voorschrijven, de abonnees de door de bevoegde openbare instanties geproduceerde informatie van algemeen belang verstrekken, onder meer over de meest gebruikelijke inbreuken en de juridische gevolgen daarvan.

    (25)

    De klanten moeten op de hoogte worden gebracht van hun rechten met betrekking tot het gebruik van hun persoonlijke informatie in abonneegidsen, met name van het doel of de doelen van deze gidsen, alsmede van hun recht om kosteloos niet in een openbare abonneegids te worden opgenomen, overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Waar systemen bestaan waarbij informatie in de gegevensbank van de abonneegids mag worden opgenomen maar niet toegankelijk voor de klanten van de gidsdiensten mag worden gemaakt, moeten de klanten ook over deze systemen worden geïnformeerd.

    (26)

    Een concurrerende markt moet de kwaliteit van de door de gebruikers gevraagde dienstverlening waarborgen, maar in bijzondere gevallen moet er eventueel over worden gewaakt dat openbare communicatienetwerken aan minimumkwaliteitsniveaus voldoen teneinde achteruitgang van de dienstverlening, blokkering van de toegang en vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen. Meer in het bijzonder moet de Commissie over de mogelijkheid beschikken om tenuitvoerleggingsmaatregelen te nemen teneinde de door de nationale regelgevende instanties te gebruiken kwaliteitsnormen vast te leggen.

    (27)

    In het geval van toekomstige IP-netwerken waarbij de levering van diensten kan worden gescheiden van de levering van het netwerk, moeten de lidstaten de meest geschikte maatregelen kunnen bepalen om de beschikbaarheid van openbare telefoondiensten te waarborgen met gebruikmaking van openbare communicatienetwerken en ononderbroken toegang tot noodhulpdiensten in gevallen waarbij het elektriciteitsnetwerk uitvalt of in geval van overmacht, rekening houdend met de prioriteiten van de verschillende soorten abonnees en met technische beperkingen.

    (28)

    Om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap kunnen profiteren van de mededinging en de keuze tussen aanbieders van diensten die de meerderheid van de eindgebruikers hebben, dienen de desbetreffende nationale instanties, indien nodig en in het licht van de nationale omstandigheden, te bepalen aan welke voorschriften inzake consumentenbescherming de aanbieders van openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten moeten voldoen. Die voorschriften kunnen, met name, inhouden dat ondernemingen ervoor moeten zorgen dat eindgebruikers met een handicap van hun diensten gebruik kunnen maken op dezelfde algemene voorwaarden, prijzen en tarieven daaronder begrepen, als die welke aan hun andere eindgebruikers worden aangeboden, en dat hen gelijkwaardige prijzen voor hun diensten in rekening worden gebracht, ongeacht de eventuele extra kosten die daarvoor gemaakt moeten worden. Zij kunnen ook voorschriften omvatten betreffende de wholesale-regelingen tussen ondernemingen.

    (29)

    Telefonische-assistentiediensten hebben betrekking op een groot aantal verschillende diensten voor eindgebruikers. Welke diensten in dat verband worden aangeboden wordt bepaald via onderhandelingen tussen de aanbieders van openbare communicatienetwerken en telefonische-assistentiediensten, zoals het geval is voor alle gebruikersondersteuningsdiensten, en het is niet nodig de levering van dergelijke diensten verplicht te stellen. De desbetreffende bepaling moet dus worden geschrapt.

    (30)

    Telefooninlichtingendiensten moeten onder concurrerende marktvoorwaarden worden aangeboden, en worden dat ook vaak, op grond van artikel 5 van Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (12). Maatregelen betreffende de opneming van gegevens van eindgebruikers (bijgehouden door ondernemingen die telefoonnummers aan abonnees toekennen) in gegevensbanken moeten voldoen aan de waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens, inclusief artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Er moet een kostengebaseerde levering van die gegevens ten behoeve van openbare telefoongids- en telefooninlichtingendiensten aanwezig zijn om te waarborgen dat de eindgebruikers ten volle kunnen profiteren van redelijke en transparante voorwaarden uit concurrerende aanbiedingen.

    (31)

    Eindgebruikers moeten toegang hebben tot de noodhulpdiensten met gebruikmaking van ongeacht welke telefoondienst waarmee telefoonoproepen kan worden geïnitieerd via een nummer of via nummers in de nationale of internationale telefoonnummerplannen. De instantie die de noodsituatie behandelt moet „112”-oproepen minimaal even snel en efficiënt kunnen beantwoorden en behandelen als oproepen naar nationale alarmnummers. Het is belangrijk het bewustzijn betreffende het bestaan van het „112”-nummer te vergroten teneinde het niveau van bescherming en veiligheid van burgers die reizen in de Europese Unie te versterken. Te dien einde moet aan de burger duidelijk worden gemaakt bij reizen in alle lidstaten dat het „112”-nummer in de hele Gemeenschap als een uniform alarmnummer kan worden gebruikt; dit moet met name gebeuren via informatie die wordt verstrekt in internationale busterminals, treinstations, havens of luchthavens en in telefoongidsen, telefooncellen, abonnementsdocumenten en afrekeningen. Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar de Commissie moet voortgaan zowel met de ondersteuning als met de aanvulling van de initiatieven van de lidstaten om de bekendheid van „112” te bevorderen en de kennis ervan bij de bevolking periodiek te evalueren. Om de burger binnen de Europese Unie beter te beschermen, moet de verplichting worden versterkt om informatie over de locatie van de oproeper ter beschikking te stellen. Met name moeten ondernemingen locatiegegevens over de beller beschikbaar stellen aan de noodhulpdiensten zodra de oproep die dienst bereikt, ongeacht de gebruikte technologie.

    (32)

    De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ondernemingen die eindgebruikers een elektronische-communicatiedienst aanbieden, die bestemd is voor uitgaande gesprekken via een nummer of een aantal nummers in een nationaal telefoonnummerplan, toegang leveren tot noodhulpdiensten met de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid die voor die elektronische-communicatiedienst technisch haalbaar is. Dienstenaanbieders die onafhankelijk zijn van netwerken, hebben wellicht geen controle over netwerken en zouden niet kunnen waarborgen dat de routering van via hun dienst verrichte noodhulpoproepen met dezelfde betrouwbaarheid geschiedt als bij aanbieders van traditionele geïntegreerde telefoondiensten, aangezien zij wellicht niet in staat zijn de beschikbaarheid van de dienst te garanderen omdat zij geen controle hebben over infrastructuurproblemen. Wanneer er internationaal erkende normen zijn vastgesteld die een nauwkeurige en betrouwbare routering en verbinding met de noodhulpdiensten waarborgen, moeten dienstenaanbieders die onafhankelijk zijn van netwerken, ook voldoen aan de verplichtingen inzake toegang tot noodhulpdiensten, op een niveau dat vergelijkbaar is met de voorschriften voor andere ondernemingen.

    (33)

    De lidstaten moeten specifieke maatregelen treffen om te waarborgen dat de noodhulpdiensten, inclusief het „112”-nummer, gelijkelijk toegankelijk zijn voor mensen met een handicap, met name eindgebruikers die doof of slechthorend zijn, spraakmoeilijkheden hebben of doof-blind zijn. Dit kan inhouden dat speciale eindapparatuur voor slechthorende gebruikers wordt verstrekt of diensten die spraak omzetten in tekst („text relay”) of andere specifieke systemen worden aangeboden.

    (34)

    Spraaktelefonische oproepen blijven de meest solide en betrouwbare vorm van toegang tot noodhulpdiensten. Andere contactvormen, zoals tekstberichten, kunnen minder betrouwbaar zijn en kunnen lijden aan een gebrek aan directheid. De lidstaten moeten evenwel vrij zijn om, als zij dit nodig achten, de ontwikkeling en uitvoering van andere vormen van toegang tot noodhulpdiensten te bevorderen waarmee toegang kan worden gegarandeerd die gelijkwaardig is aan toegang via spraaktelefonische oproepen.

    (35)

    Overeenkomstig haar Beschikking 2007/116/EG van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met „116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (13), heeft de Commissie de lidstaten verzocht nummers binnen de nummerreeks „116” voor te behouden voor bepaalde diensten met een maatschappelijke waarde. De relevante bepalingen van Beschikking 2007/116/EG moeten terug te vinden zijn in Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) ten einde ze steviger te verankeren in het regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten en ook de toegang voor eindgebruikers met een handicap te vergemakkelijken.

    (36)

    De interne markt houdt in dat de eindgebruikers toegang hebben tot alle nummers die zijn opgenomen in de nationale nummerplannen van andere lidstaten, en toegang krijgen tot diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers binnen de Gemeenschap, met inbegrip van onder meer freephone-nummers en betaalnummers. Eindgebruikers moeten ook toegang kunnen krijgen tot nummers van de Europese telefoonnummerruimte (ETNS) en tot universele internationale freephone-nummers (UIFN). Er mag geen beperking zijn op de grensoverschrijdende toegang tot nummercapaciteit en de daarmee verband houdende diensten, tenzij in objectief gerechtvaardigde gevallen, bijvoorbeeld wanneer dit nodig is om fraude of misbruik te bestrijden, zoals bij bepaalde betaalnummerdiensten, wanneer het nummer uitsluitend als een nationaal nummer is gedefinieerd (bv. nationale verkorte doorkiesnummers), of wanneer dit technisch of economisch gezien niet haalbaar is. De gebruikers moeten van tevoren duidelijk worden geïnformeerd over alle kosten in verband met freephone-nummers, zoals internationale oproepkosten voor nummers die toegankelijk zijn via de standaard internationale oproepcodes.

    (37)

    Om ten volle te kunnen profiteren van de mededinging, moeten de consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken en van dienstenleverancier kunnen veranderen wanneer dat in hun voordeel is. Het is essentieel dat zij dit kunnen doen zonder gehinderd te worden door juridische, technische of praktische belemmeringen, zoals contractuele voorwaarden, procedures, heffingen, enz. Dit sluit niet uit dat in contracten met consumenten een redelijke minimumcontractperiode wordt opgenomen. Nummerportabiliteit is cruciaal om de keuzevrijheid van de consument te vergemakkelijken en een daadwerkelijke mededinging op de concurrerende markten voor elektronische communicatie te waarborgen. Zij moet onverwijld worden uitgevoerd. De technische overdracht van het nummer mag in geen geval langer dan één dag duren. De nationale regelgevende instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers invoeren met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technologische haalbaarheid en, zo nodig passende maatregelen om te waarborgen dat consumenten gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd. Deze bescherming kan inhouden dat misbruik van het overdragen van nummers wordt beperkt en dat snelle corrigerende maatregelen worden vastgesteld.

    (38)

    Er kunnen doorgifteverplichtingen („must-carry”) worden opgelegd met betrekking tot welbepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra faciliteiten die door een gespecificeerde leverancier van mediadiensten worden aangeboden.De lidstaten moeten dergelijke doorgifteverplichtingen duidelijk motiveren in hun nationale wetgeving zodat wordt gewaarborgd dat zij transparant, evenredig en correct gedefinieerd zijn. In dat verband moeten de doorgifteverplichtingen ontworpen zijn om een afdoende stimulans voor efficiënte investeringen in infrastructuur te leveren. De doorgifteverplichtingen moeten op gezette tijden worden herzien om ze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen en ervoor te zorgen dat zij evenredig blijven met het beoogde doel. De extra faciliteiten omvatten, maar zijn niet beperkt tot, diensten voor betere toegankelijkheid voor eindgebruikers met een handicap, zoals videotekstdiensten, ondertiteling, audiobeschrijving of gebarentaal.

    (39)

    Teneinde bestaande tekortkomingen qua raadpleging van de consumenten te verhelpen en op passende wijze aan de belangen van de burger te voldoen, moeten de lidstaten een geschikt raadplegingsmechanisme opzetten. Een dergelijk mechanisme kan de vorm aannemen van een orgaan dat, onafhankelijk van de nationale regelgevende instantie én van de dienstenleveranciers, onderzoek uitvoert over consumentenkwesties, zoals consumentengedrag en mechanismen voor het veranderen van dienstenleverancier, dat op een transparante wijze functioneert en de bestaande mechanismen voor raadpleging van de belanghebbenden aanvult. Bovendien kan een mechanisme worden ingesteld om adequate samenwerking mogelijk te maken inzake kwesties die verband houden met de bevordering van wettelijke inhoud. Samenwerkingsprocedures die op grond van zo'n mechanisme tot stand komen, mogen evenwel geen stelselmatig toezicht op internetgebruik toestaan.

    (40)

    De Commissie moet in kennis worden gesteld van de openbaredienstverplichtingen die worden opgelegd aan aangewezen ondernemingen met openbaredienstverplichtingen.

    (41)

    De verwerking van verkeersgegevens voor zover die strikt noodzakelijk is met het oog op het detecteren, lokaliseren en verhelpen van storingen en defecten van het netwerk en met het oog op netwerk- en informatiebeveiliging, waardoor de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van opgeslagen of overgedragen gegevens worden gewaarborgd, zal ertoe bijdragen onbevoegde toegang en verspreiding van kwaadaardige codes „denial of service”- aanvallen en schade aan computers en elektronische-communicatiesystemen te voorkomen.

    (42)

    De liberalisering van de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de snelle technologische ontwikkelingen hebben samen een krachtige stimulans gegeven voor de mededinging en de economische groei en hebben geresulteerd in een rijke diversiteit van via openbare elektronische-communicatienetwerken aangeboden eindgebruikersdiensten. Er moet op worden toegezien dat consumenten en gebruikers eenzelfde hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer wordt geboden, ongeacht de technologie die wordt gebruikt om een specifieke dienst te leveren.

    (43)

    Conform de doelstellingen van het regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, en het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel, en met het oog op rechtszekerheid en doelmatigheid voor het Europese bedrijfsleven en de nationale regelgevingsinstanties, heeft deze richtlijn uitsluitend betrekking op openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten, en is zij niet van toepassing op besloten gebruikersgroepen en bedrijfsnetwerken.

    (44)

    De technologische vooruitgang maakt de ontwikkeling mogelijk van nieuwe toepassingen die zijn gebaseerd op systemen voor gegevensverzameling en identificatie, zoals contactloze radiofrequentiesystemen. RFID-systemen (Radio Frequency Identification Devices) bijvoorbeeld maken gebruik van radiofrequenties om gegevens op te vangen van op unieke wijze geïdentificeerde RFI-chips, gegevens die vervolgens kunnen worden verstuurd over bestaande communicatienetwerken. Een breed gebruik van dergelijke technologieën kan aanzienlijke economische en maatschappelijke baten opleveren en kan dus een krachtige bijdrage leveren voor de interne markt, op voorwaarde dat hun gebruik aanvaardbaar is voor de burger. Om dat doel te bewerkstelligen, is het noodzakelijk al de fundamentele rechten van het individu, inclusief het recht op privacy en gegevensbescherming, te waarborgen. Wanneer dergelijke systemen aan openbare elektronische-communicatienetwerken worden gekoppeld of gebruik maken van elektronische-communicatiediensten als basisinfrastructuur gelden de relevante bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), inclusief die in verband met veiligheids-, verkeers- en locatiegegevens en vertrouwelijkheid.

    (45)

    De aanbieder van een openbare elektronische-communicatiedienst moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen om de veiligheid van zijn diensten te garanderen. Onverminderd Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (14) moet er met deze maatregelen voor worden gezorgd dat alleen gemachtigd personeel voor wettelijk toegestane doeleinden toegang tot de persoonsgegevens heeft en dat zowel de opgeslagen of verzonden persoonsgegevens als het netwerk en de diensten beschermd zijn. Bovendien moet er een veiligheidsbeleid met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens worden uitgewerkt om kwetsbare punten in het systeem vast te stellen, moet er op regelmatige basis worden gezorgd voor monitoring en preventieve, corrigerende en temperende maatregelen.

    (46)

    De bevoegde nationale instanties moeten toezicht op de genomen maatregelen houden en beste praktijken onder aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten verspreiden.

    (47)

    Een inbreuk op de beveiliging die resulteert in het verlies of de compromittering van de persoonsgegevens van een individuele abonnee, kan, wanneer dit probleem niet tijdig en op toereikende wijze wordt aangepakt, aanzienlijk economisch verlies en maatschappelijke schade, inclusief identiteitsfraude, tot gevolg hebben. Derhalve moet de aanbieder van een openbare elektronische-communicatiedienst, zodra hij kennis van een dergelijke inbreuk heeft, de daaraan verbonden risico's beoordelen, bijvoorbeeld door na te gaan op welke soort gegevens de inbreuk betrekking heeft (met inbegrip van het gevoelige karakter ervan, de context en de bestaande beveiligingsmaatregelen), wat de oorzaak en de reikwijdte van de inbreuk zijn, hoeveel abonnees er zijn getroffen en welke schade abonnees zouden kunnen lijden als gevolg van de inbreuk (bijvoorbeeld identiteitsdiefstal, financieel verlies, verlies van economische activiteit of van werkgelegenheidsmogelijkheden of lichamelijke schade). Abonnees die worden getroffen door beveiligingsincidenten die kunnen leiden tot een ernstig risico voor hun persoonlijke levenssfeer (bijvoorbeeld identiteitsdiefstal of -fraude, lichamelijke schade, ernstige vernedering of aantasting van de reputatie), moeten daarvan onverwijld in kennis worden gesteld zodat zij de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen treffen. De desbetreffende kennisgeving moet informatie bevatten betreffende de door de aanbieder van de dienst genomen maatregelen en aanbevelingen voor de getroffen gebruikers. De abonnee dient niet van een inbreuk op de beveiliging in kennis te worden gesteld indien de aanbieder aan de bevoegde instantie heeft aangetoond dat hij passende technologische beveiligingsmaatregelen heeft getroffen, en dat deze maatregelen werden toegepast op de gegevens die bij de inbreuk op de beveiliging betrokken waren. Dergelijke technologische beschermingsmaatregelen moeten de gegevens onbegrijpelijk maken voor eenieder die geen recht op toegang tot deze gegevens heeft.

    (48)

    De nationale regelgevende instanties moeten de belangen van de burgers van de Europese Unie bevorderen door, onder meer, bij te dragen tot een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en privacy. Te dien einde moeten zij over de nodige middelen beschikken om hun verplichtingen na te komen, met inbegrip van toegang tot alomvattend en betrouwbare gegevens over daadwerkelijke beveiligingsincidenten die hebben geresulteerd in de compromittering van de persoonsgegevens van individuen.

    (49)

    Bij de uitvoering van maatregelen tot omzetting van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) dienen de autoriteiten en rechtbanken van de lidstaten niet enkel hun nationaal recht overeenkomstig die richtlijn uit te leggen, maar dienen zij er tevens voor te zorgen dat zij zich niet baseren op een uitlegging ervan die strijdig zou zijn met fundamentele rechten of algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.

    (50)

    Er dient te worden bepaald dat de Commissie aanbevelingen kan aannemen over de middelen ter verwezenlijking van een passend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en beveiliging van persoonsgegevens die worden verstuurd via of verwerkt in elektronische-communicatienetwerken binnen de interne markt.

    (51)

    Bij de vaststelling van gedetailleerde regels betreffende het formaat en de procedures voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens moet de nodige aandacht worden besteed aan de omstandigheden van de inbreuk, onder meer aan de vraag of de persoonsgegevens al dan niet met behulp van encryptie of andere middelen waren beschermd zodat de waarschijnlijkheid van identiteitsfraude of andere vormen van misbreuk in de praktijk kon worden beperkt. Bovendien moet bij dergelijke regels en procedures rekening worden gehouden met de rechtmatige belangen van de wetshandhavingsautoriteiten in gevallen waarin vroegtijdige melding van incidenten nodeloos het onderzoek naar de omstandigheden van een inbreuk zou hinderen.

    (52)

    Software om heimelijk de handelingen van de gebruiker te monitoren of de werking van de eindapparatuur van de gebruiker ten bate van derden te beïnvloeden (zogenaamde „spyware”) vormt een ernstige bedreiging voor de privacy van de gebruiker. Een hoog en gelijk niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet worden gewaarborgd, ongeacht of ongewenste spionageprogramma's onbedoeld worden gedownload via elektronische-communicatienetwerken, dan wel verborgen in programmatuur die wordt verspreid via andere externe media voor gegevensopslag, zoals cd's, cd-ROM's of USB-sticks worden afgeleverd en geïnstalleerd. De lidstaten moeten eindgebruikers ertoe aanmoedigen de nodige maatregelen te nemen om hun eindapparatuur te beschermen tegen virussen en spyware.

    (53)

    Om ongevraagde commerciële communicatie („spam”) te bestrijden doen aanbieders van elektronische-communicatiediensten aanzienlijke investeringen. Bedoelde aanbieders zijn ook beter geplaatst dan de eindgebruikers qua kennis en middelen om spammers op te sporen en te identificeren. De leveranciers van e-maildiensten en andere aanbieders van diensten moeten derhalve over de mogelijkheid beschikken om een rechtsvordering in te leiden tegen spammers en zo de belangen van hun klanten als onderdeel van hun eigen rechtmatige ondernemingsbelangen, te verdedigen.

    (54)

    Aangezien een toereikend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens, verzonden en verwerkt in het kader van het gebruik van elektronische-communicatienetwerken in de Gemeenschap, moet worden gewaarborgd, doet de noodzaak zich gevoelen van effectieve tenuitvoerleggings- en handhavingsbevoegdheden teneinde adequate nalevingsstimulansen te leveren. De bevoegde nationale instanties en, in voorkomend geval, andere relevante nationale organen, moeten over afdoende bevoegdheden en middelen beschikken om inbreuken daadwerkelijk aan een onderzoek te onderwerpen, inclusief de bevoegdheid om in verband met klachten alle benodigde relevante informatie op te vragen en sancties in geval van niet-naleving op te leggen.

    (55)

    Voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de bepalingen van deze richtlijn is vaak samenwerking tussen de nationale regelgevingsinstanties van twee of meer lidstaten nodig, bijvoorbeeld bij de bestrijding van grensoverschrijdende spam en spyware. Met het oog op een vlotte en snelle samenwerking in deze gevallen, moeten in aanbevelingen procedures worden omschreven, bijvoorbeeld in verband met de hoeveelheid en het formaat van de tussen instanties uitgewisselde informatie of de in acht te nemen termijnen. Met dergelijke procedures zullen ook de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor marktactoren kunnen worden geharmoniseerd, hetgeen bijdraagt tot de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap.

    (56)

    De grensoverschrijdende samenwerking en handhaving moeten worden versterkt in overeenstemming met de bestaande communautaire wetshandhavingsmechanismen, zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 2006/2004 (15) door middel van een wijziging van die verordening.

    (57)

    De maatregelen die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van de Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) moeten worden vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (16).

    (58)

    In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de bijlagen aan de vooruitgang van de techniek en veranderingen in de marktvraag aan te passen. Daar het maatregelen betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten ze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsingbepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

    (59)

    Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (60)

    Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (17) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijziging van Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn)

    Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn) wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    artikel 1 wordt vervangen door:

    „Artikel 1

    Onderwerp en werkingssfeer

    1.   Binnen het kader van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) heeft deze richtlijn betrekking op het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan eindgebruikers. De doelstelling is de beschikbaarheid in de gehele Gemeenschap van publiek beschikbare diensten van goede kwaliteit te waarborgen op basis van effectieve mededinging en keuzevrijheid en een antwoord te bieden op omstandigheden waarin door de markt niet op bevredigende wijze aan de behoeften van de eindgebruikers wordt voldaan. Deze richtlijn bevat ook bepalingen betreffende thuis bij de consument gebruikte eindapparatuur. De richtlijn bevat tevens bepalingen betreffende bepaalde aspecten van eindapparatuur, die bedoeld is om de toegang van eindgebruikers met een handicap te vergemakkelijken.

    2.   Bij deze richtlijn worden de rechten van de eindgebruikers vastgesteld, alsmede de daarmee verband houdende verplichtingen voor ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden. Om de levering van een universele dienst te waarborgen in een context van open en concurrerende markten, wordt bij deze richtlijn een minimumpakket van diensten van nader gespecificeerde kwaliteit omschreven, waartoe alle eindgebruikers toegang hebben tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs en zonder dat de mededinging wordt verstoord. Bij deze richtlijn worden ook verplichtingen vastgesteld met betrekking tot de levering van bepaalde verplichte diensten.

    3.   De bepalingen in deze richtlijn betreffende de rechten van eindgebruikers gelden onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name de Richtlijnen 93/13/EEG en 97/7/EG, en de nationale voorschriften die met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn.”;

    2.

    artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt b) wordt geschrapt.

    b)

    punten c) en d) worden vervangen door:

    „c)

    „openbare telefoondienst” een voor het publiek beschikbaar gestelde dienst voor rechtstreeks of onrechtstreeks uitgaande en binnenkomende nationale of nationale en internationale gesprekken, met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal telefoonnummerplan;

    d)

    „geografisch nummer” een nummer van een nationaal telefoonnummerplan waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft die wordt gebruikt voor het routeren van gesprekken naar de fysieke locatie van het netwerkaansluitpunt (NAP);”;

    c)

    punt e) wordt geschrapt;

    d)

    punt f) wordt vervangen door:

    „f)

    „nietgeografisch nummer” een nummer van een nationaal telefoonnummerplan dat geen geografisch nummer is. Het betreft hier onder meer nummers voor mobiel bellen, kosteloze nummers en betaalnummers.”;

    3.

    artikel 4 wordt vervangen door:

    „Artikel 4

    Aanbieding van toegang op een vaste locatie en aanbieding van telefoondiensten

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat aan alle redelijke aanvragen om aansluiting op een vaste locatie op een openbaar communicatienetwerk door ten minste één onderneming wordt voldaan.

    2.   De geleverde aansluiting ondersteunt spraak-, fax- en datacommunicatie, met datasnelheden die toereikend zijn voor functionele toegang tot het internet, rekening houdend met de voor de meerderheid van de abonnees gangbare technologieën en met de technologische haalbaarheid.

    3.   De lidstaten waken erover dat aan alle redelijke aanvragen voor de levering van een voor het publiek beschikbare telefoondienst over de in lid 1 bedoelde netwerkaansluiting, die uitgaande en binnenkomende nationale en internationale gesprekken mogelijk maakt, door ten minste één onderneming wordt voldaan.”;

    4.

    in artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   In de in lid 1 bedoelde telefoongidsen worden onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (18) alle abonnees van openbare telefoondiensten vermeld.

    5.

    artikel 7 wordt vervangen door:

    „Artikel 7

    Bijzondere maatregelen voor eindgebruikers met een handicap

    1.   Tenzij in hoofdstuk IV eisen zijn bepaald die een gelijkwaardig effect bewerkstelligen, treffen de lidstaten bijzondere maatregelen teneinde ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap een betaalbare toegang hebben tot de in artikelen 4, lid 3, en artikel 5 bedoelde diensten, die gelijkwaardig is aan die van andere eindgebruikers. De lidstaten kunnen nationale regelgevende instanties verplichten de algemene noodzaak en de specifieke eisen te beoordelen, met inbegrip van de omvang en concrete vorm van dergelijke specifieke maatregelen voor eindgebruikers met een handicap.

    2.   De lidstaten kunnen, in het licht van de nationale omstandigheden, specifieke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap eveneens kunnen profiteren van de keuze tussen ondernemingen en aanbieders van diensten die voor het merendeel van de eindgebruikers beschikbaar zijn.”;

    6.

    in artikel 8 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

    „3.   Wanneer een overeenkomstig lid 1 aangewezen onderneming voornemens is een belangrijk deel of het geheel van haar netwerk voor locale toegang af te stoten naar een afzonderlijke juridische entiteit met een ander eigenaarschap, stelt zij de nationale regelgevende instantie daarvan tijdig op de hoogte zodat die instantie het effect van de geplande transactie kan afwegen op de levering van toegang op vaste locaties en van telefoondiensten overeenkomstig artikel 4. De nationale regelgevende instantie kan in dit verband voorwaarden opleggen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn).”;

    7.

    in artikel 9 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door:

    „1.   De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de ontwikkeling en het niveau van de tarieven voor de eindgebruiker van de in de artikelen 4 tot en met 7 omschreven diensten die onder de universeledienstverplichtingen vallen en door aangewezen ondernemingen worden verstrekt, of, als er geen onderneming in verband met dergelijke diensten is aangewezen, die op een andere wijze op de markt beschikbaar zijn, met name met betrekking tot de nationale consumentenprijzen en inkomens.

    2.   In het licht van de nationale omstandigheden kunnen de lidstaten verlangen dat de aangewezen ondernemingen de consument tariefopties of -pakketten aanbieden die afwijken van die welke onder de gebruikelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt, met name om ervoor te zorgen dat consumenten met een laag inkomen of met bijzondere sociale behoeften niet wordt verhinderd gebruik te maken van de in artikel 4, lid 1, bedoelde netwerktoegang of van de diensten die in artikel 4, lid 3, en de artikelen 5, 6 en 7 zijn aangemerkt als vallend onder de universeledienstverplichtingen en die door de aangewezen ondernemingen worden aangeboden.

    3.   In aanvulling op bepalingen luidens welke aangewezen ondernemingen bijzondere tariefopties moeten aanbieden of moeten voldoen aan voorschriften inzake maximumprijzen of geografische gemiddelden of andere vergelijkbare regelingen, kunnen de lidstaten voorzien in waarborgen dat consumenten van wie vaststaat dat zij een laag inkomen, of bijzondere sociale behoeften hebben, worden bijgestaan.”;

    8.

    artikel 11, lid 4, wordt vervangen door:

    „4.   De nationale regelgevende instanties kunnen prestatiedoelstellingen vaststellen voor de ondernemingen met universeledienstverplichtingen. Daarbij houden de nationale regelgevende instanties rekening met de standpunten van de belanghebbende partijen, met name zoals bedoeld in artikel 33.”;

    9.

    de titel van hoofdstuk III wordt vervangen door:

    10.

    artikel 16 wordt geschrapt;

    11.

    artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties passende voorgeschreven verplichtingen opleggen aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een specifieke eindgebruikersmarkt overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) wanneer:

    a)

    na een marktanalyse overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) een nationale regelgevende instantie vaststelt dat er op een gegeven eindgebruikersmarkt, aangewezen overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn), geen sprake is van daadwerkelijke mededinging; en

    b)

    de nationale regelgevende instantie vaststelt dat de verplichtingen die worden opgelegd door de artikelen 9 tot en met 13 van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) niet leiden tot verwezenlijking van de doelstellingen zoals bepaald bij artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).”;

    b)

    lid 3 wordt geschrapt;

    12.

    de artikelen 18 en 19 worden geschrapt;

    13.

    de artikelen 20 tot en met 23 worden vervangen door:

    „Artikel 20

    Contracten

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de consumenten en andere hierom verzoekende eindgebruikers die zich abonneren op diensten waarbij een aansluiting tot het openbare communicatienetwerk en/of openbare elektronische-communicatiediensten worden aangeboden, recht hebben op een contract met een onderneming of ondernemingen die dergelijke aansluiting en/of diensten aanbieden. In het contract worden ten minste de volgende elementen in een heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm gespecificeerd:

    a)

    de identiteit en het adres van de leverancier;

    b)

    de verstrekte diensten, met name:

    informatie over het beleid dat de aanbieder inzake verkeersbeheer voert;

    de minimumkwaliteitsniveaus van de geboden diensten, te weten de wachttijd bij eerste aansluiting en, in voorkomend geval, andere parameters voor de kwaliteit van de dienst, zoals gedefinieerd door de nationale regelgevende instanties;

    het type van de aangeboden onderhoudsdiensten en de verstrekte klantondersteuningsdiensten alsmede de wijzen waarop contact met deze diensten kan worden opgenomen;

    alle beperkingen die de leverancier heeft opgelegd met betrekking tot het gebruik van geleverde eindapparatuur;

    c)

    in geval van een verplichting in de zin van artikel 25, de keuzemogelijkheden van de abonnee met betrekking tot de vraag of zijn persoonsgegevens in een gids al dan niet zullen worden opgenomen, en de gegevens in kwestie;

    d)

    bijzonderheden van prijzen en tarieven, de middelen voor het verkrijgen van actuele informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten, aangeboden betalingsmethoden en verschillen qua kosten als gevolg van de betalingsmethode;

    e)

    de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, inclusief:

    de voorwaarden betreffende de minimumcontractduur in verband met promoties,

    alle kosten in verband met de portabiliteit van nummers en andere identificatoren,

    alle kosten die bij de beëindiging van het contract verschuldigd zijn, inclusief elke terugvordering van kosten met betrekking tot eindapparatuur;

    f)

    de schadevergoedings- en terugbetalingsregelingen die gelden ingeval niet aan contractueel overeengekomen kwaliteitsniveaus van de dienst wordt voldaan;

    g)

    de wijze waarop geschillenbeslechtingsprocedures kunnen worden ingesteld overeenkomstig artikel 34;

    h)

    het type actie dat door de onderneming kan worden ondernomen in reactie op beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.

    De lidstaten mogen ook voorschrijven dat het contract alle eventueel daartoe door de bevoegde overheidsinstanties verstrekte informatie over het gebruik van elektronische-communicatienetwerken en -diensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud en over beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bevat waarnaar in artikel 21, lid 4, onder a), wordt gewezen en die van toepassing is op de aangeboden dienst.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer contracten worden gesloten tussen abonnees en aanbieders van elektronische-communicatiediensten die spraakcommunicatie mogelijk maken, bedoelde abonnees duidelijk worden geïnformeerd of al dan niet is voorzien in toegang tot noodhulpdiensten en of locatiegegevens over de beller worden verstrekt. De aanbieders van elektronische-communicatiediensten zorgen ervoor dat de gebruikers, alvorens een contract wordt gesloten duidelijk worden geïnformeerd over een wijziging in de toegang tot de noodhulpdiensten en over een beperking van de toegang tot noodhulpdiensten.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat abonnees zonder boete hun contract kunnen opzeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de onderneming die de elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten verstrekt. De abonnees worden tijdig en ten minste één maand vooraf naar behoren op de hoogte gesteld van dergelijke wijzigingen en worden tegelijkertijd op de hoogte gesteld van hun recht om zonder boete hun contract op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties het formaat van dergelijke kennisgevingen kunnen specificeren.

    Artikel 21

    Transparantie en bekendmaking van informatie

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden, kunnen verplichten transparante, vergelijkbare, toereikende en bijgewerkte informatie overeenkomstig bijlage II over de geldende prijzen en tarieven bekend te maken in verband met de toegang tot en het gebruik van door hen aan de eindgebruikers en aan de consumenten aangeboden diensten. De nationale regelgevende instanties kunnen voorschriften vaststellen ten aanzien van de vorm waarin dergelijke informatie wordt bekend gemaakt teneinde ten behoeve van de consument transparantie, vergelijkbaarheid, duidelijkheid en toegankelijkheid te waarborgen.

    2.   De nationale regelgevende instanties bevorderen het verstrekken van vergelijkbare informatie om eindgebruikers en consumenten bijvoorbeeld met behulp van interactieve gidsen of soortgelijke technieken in staat te stellen zich een onafhankelijk oordeel te vormen over de kosten van een alternatief gebruikspatroon. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties dergelijke gidsen en technieken kunnen verschaffen, met name wanneer deze niet kosteloos of tegen een redelijke prijs op de markt verkrijgbaar zijn. Derden hebben het recht om, met het doel dergelijke gidsen of technieken te verkopen of beschikbaar te maken, kosteloos de informatie te gebruiken die wordt bekendgemaakt door de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties de aanbieders van elektronische-communicatiediensten kunnen verplichten om, onder andere:

    a)

    abonnees te informeren over de geldende tarieven voor elk nummer en elke dienst waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden; voor afzonderlijke categorieën van diensten kunnen de nationale regelgevende instanties eisen dat deze informatie wordt verstrekt onmiddellijk vóór de doorschakeling van het gesprek;

    b)

    abonnees te informeren over eventuele wijzigingen in het beleid inzake verkeersbeheer van de aanbieder;

    c)

    abonnees te informeren over hun recht om te bepalen of, en zo ja welke, persoonsgegevens in een abonneelijst worden opgenomen, overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie); en

    d)

    abonnees met een handicap geregeld en gedetailleerd te informeren over producten en diensten die voor hen zijn bedoeld.

    Als dit nodig wordt geacht, mogen de nationale regelgevende instanties zelf- of mederegulerende maatregelen bevorderen alvorens verplichtingen op te leggen.

    4.   De lidstaten mogen voorschrijven dat de ondernemingen als bedoeld in lid 3 kosteloos informatie van algemeen belang aan bestaande en nieuwe abonnees verstrekken, indien nodig. In dat geval wordt dergelijke informatie door de bevoegde openbare instanties in een gestandaardiseerde vorm aangeleverd en heeft onder meer betrekking op de volgende punten:

    a)

    de meest voorkomende vormen van gebruik van elektronische-communicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud, met name waar dit de eerbiediging van de rechten en vrijheden van derden kan aantasten, inclusief schendingen van het auteursrecht en hiermee samenhangende rechten, en de juridische gevolgen hiervan; en

    b)

    beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bij het gebruik van elektronische-communicatiediensten.;

    Artikel 22

    Kwaliteit van de dienst

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties, na de meningen van de belanghebbenden te hebben gehoord, kunnen verlangen dat ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden, ten behoeve van de eindgebruikers vergelijkbare, toereikende en actuele informatie over de kwaliteit van hun diensten bekendmaken en over de maatregelen die zijn genomen om vergelijkbare toegang voor eindgebruikers met een handicap te waarborgen. Die informatie wordt, op verzoek, vóór publicatie eveneens aan de nationale regelgevende instantie verstrekt.

    2.   De nationale regelgevende instanties kunnen onder andere de te hanteren parameters voor de kwaliteit van de dienst, alsook de inhoud, vorm en wijze van bekendmaking van de te publiceren informatie, met inbegrip van mogelijke kwaliteitscertificeringsregelingen, bepalen teneinde ervoor te zorgen dat de eindgebruikers toegang hebben tot volledige, vergelijkbare, betrouwbare en gebruikersvriendelijke informatie. In voorkomend geval kunnen de in bijlage III vermelde parameters, definities en meetmethoden worden gebruikt.

    3.   Teneinde een achteruitgang van de dienstverlening en een belemmering of vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instanties minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten kunnen opleggen aan de aanbieder(s) van openbare communicatienetwerken.

    Artikel 23

    Beschikbaarheid van diensten

    De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om de beschikbaarheid van de openbare telefoondiensten over de openbare communicatienetwerken zo volledig mogelijk te waarborgen in gevallen waarin het elektriciteitsnetwerk uitvalt of in geval van overmacht. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare telefoondiensten aanbieden alle nodige maatregelen nemen om een ononderbroken toegang tot de noodhulpdiensten te waarborgen.”;

    14.

    het volgende artikel wordt toegevoegd:

    „Artikel 23 bis

    Vergelijkbare toegang en keuzes voor eindgebruikers met een handicap

    1.   De lidstaten stellen de bevoegde nationale regelgevende instanties in staat in voorkomend geval voorschriften op te leggen aan aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap:

    a)

    een toegang tot elektronische-communicatiediensten hebben die vergelijkbaar is met die van de meerderheid van de eindgebruikers, en

    b)

    profiteren van de keuze tussen ondernemingen en diensten, die ter beschikking staan van de meerderheid van de eindgebruikers.

    2.   Om voor eindgebruikers met een handicap specifieke maatregelen te kunnen nemen en uitvoeren, bevorderen de lidstaten de beschikbaarheid van eindapparatuur met de noodzakelijke diensten en functies.”;

    15.

    artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door:

    „Telefooninlichtendiensten”;

    b)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten zorgen ervoor dat abonnees van openbare telefoondiensten het recht hebben op vermelding in de in artikel 5, lid 1, onder a), genoemde openbare telefoongids en dat hun gegevens beschikbaar worden gemaakt voor de verstrekkers van telefooninlichtingendiensten en/of telefoongidsen overeenkomstig lid 2 van dit artikel.”;

    c)

    de leden 3, 4 en 5 worden vervangen door:

    „3.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindgebruikers die over een openbare telefoondienst beschikken, toegang hebben tot telefooninlichtingendiensten. De nationale regelgevende instanties moeten verplichtingen en voorwaarden kunnen opleggen aan ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren voor het verstrekken van telefooninlichtingendiensten, overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn). Die verplichtingen en voorwaarden moeten objectief, evenredig, niet-discriminerend en transparant zijn.

    4.   De lidstaten handhaven in de regelgeving geen restricties die beletten dat eindgebruikers in een bepaalde lidstaat via spraaktelefonie of SMS rechtstreeks toegang hebben tot de telefooninlichtingendienst in een andere lidstaat en nemen maatregelen om deze toegang overeenkomstig artikel 28 te garanderen.

    5.   De leden 1tot en met 4 gelden met inachtneming van de eisen van de communautaire regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer en met name artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).”;

    16.

    de artikelen 26 en 27 worden vervangen door:

    „Artikel 26

    Noodhulpdiensten en het uniforme Europese alarmnummer

    1.   De lidstaten zorgen ervoor toe dat alle eindgebruikers van de in lid 2 bedoelde dienst, inclusief gebruikers van openbare betaaltelefoons, kosteloos en zonder dat zij daarvoor een betaalmiddel hoeven te gebruiken noodhulpdiensten kunnen oproepen via het uniforme Europese alarmnummer „112” en via eventuele nationale alarmnummers zoals bepaald door de lidstaten.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die eindgebruikers een elektronische-communicatiedienst aanbieden voor uitgaande nationale gesprekken naar een nummer of een aantal nummers in een nationaal telefoonnummerplan, toegang verschaffen tot noodhulpdiensten.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat oproepen via het uniforme Europese alarmnummer „112” naar behoren worden beantwoord en behandeld op de wijze die het meest geschikt is voor de nationale organisatie van noodhulpdiensten. Dergelijke oproepen worden ten minste zo snel en doeltreffend beantwoord en behandeld als oproepen via de eventueel nog bestaande nationale alarmnummers.

    4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toegang voor eindgebruikers met een handicap tot noodhulpdiensten vergelijkbaar is met die van andere eindgebruikers. Maatregelen die worden genomen om te waarborgen dat eindgebruikers met een handicap toegang hebben tot noodhulpdiensten wanneer zij in andere lidstaten reizen, zijn zoveel mogelijk gebaseerd op Europese normen of specificaties die overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) zijn bekendgemaakt, zonder te beletten dat de lidstaten aanvullende voorschriften vaststellen met het oog op de in dat artikel vermelde doelstellingen.

    5.   De lidstaten zorgen ervoor, voor zover technisch haalbaar, dat de betrokken ondernemingen locatiegegevens over de beller kosteloos beschikbaar stellen aan de instantie die noodhulpoproepen beheert, zodra die instantie de oproep ontvangt. Dit geldt voor alle oproepen naar het uniforme Europese alarmnummer „112”. De lidstaten kunnen deze verplichting uitbreiden tot oproepen naar nationale alarmnummers. In punt 2 bedoelde ondernemingen die zich erop wensen te beroepen dat het verstrekken van locatiegegevens betreffende de beller technisch niet haalbaar is, moeten dit zelf aantonen.

    6.   De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers adequaat worden ingelicht over het bestaan en het gebruik van het uniforme Europese alarmnummer „112”, met name via initiatieven die specifiek gericht zijn op personen die tussen lidstaten reizen.

    Artikel 27

    Europese telefoontoegangscodes

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de code „00” de standaard internationale toegangscode is. Er kunnen bijzondere regelingen voor het tot stand brengen van gesprekken tussen aan elkaar grenzende locaties over de grenzen van de lidstaten worden ingevoerd of gehandhaafd. De eindgebruikers op de betrokken locaties ontvangen volledige informatie over dergelijke regelingen.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle ondernemingen die openbaar beschikbare telefoondiensten verstrekken waarmee internationale oproepen mogelijk zijn, alle oproepen naar en van de Europese telefoonnummeringsruimte (European Telephone Numbering Space — ETNS) behandelen, zonder voorbij te gaan aan de noodzaak voor ondernemingen om hun kosten terug te verdienen.”;

    17.

    het volgende artikel wordt toegevoegd:

    „Artikel 27 bis

    Geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde, met inbegrip van het nummer van het telefonische meldpunt voor vermiste kinderen

    1.   De lidstaten bevorderen de specifieke nummers in de nummerreeks die begint met „116”, zoals vastgesteld in Beschikking 2007/116/EG van de Commissie van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met „116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (19). Zij moedigen aan dat op hun grondgebied de diensten worden aangeboden waarvoor dergelijke nummers voorbehouden zijn.

    2.   De lidstaten vergemakkelijken voor eindgebruikers met een handicap de toegang tot diensten die binnen de nummerreeks „116” vallen. De getroffen maatregel om te bevorderen dat eindgebruikers met een handicap dergelijke diensten kunnen oproepen wanneer zij in andere lidstaten reizen, kunnen ook maatregelen omvatten om de overeenstemming te waarborgen met relevante normen of specificaties als gepubliceerd overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers adequaat worden ingelicht over het bestaan en het gebruik van diensten die binnen de nummerreeks „116” vallen, met name via initiatieven die specifiek gericht zijn op personen die tussen lidstaten reizen.

    4.   Naast de maatregelen die algemeen van toepassing zijn op alle nummers binnen de nummerreeks „116” en die genomen zijn overeenkomstig de leden 1, 2 en 3, zorgen de lidstaten ervoor dat de burgers vlot toegang hebben tot een telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen. Dit meldpunt is bereikbaar op het nummer 116000.

    18.

    artikel 28 wordt vervangen door:

    „Artikel 28

    Toegang tot nummers en diensten

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover technisch en economisch gezien haalbaar en tenzij een opgeroepen abonnee om commerciële redenen heeft besloten de toegang van oproepende gebruikers die zich in specifieke geografische gebieden bevinden, te beperken, de bevoegde nationale instanties alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers:

    a)

    toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers binnen de Gemeenschap; en

    b)

    toegang hebben tot alle in de Gemeenschap toegekende nummers, inclusief de nummers in de nationale nummerplannen van de lidstaten, die van de ETNS en de Universal International Freephone Numbers (UIFN).

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties kunnen verlangen dat aanbieders van openbare communicatienetwerken en/of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten gevalsgewijs de toegang tot nummers en diensten blokkeren wanneer dit gerechtvaardigd is om redenen van fraude of misbruik, en dat aanbieders van elektronische-communicatiediensten in deze gevallen de overeenkomstige inkomsten uit interconnectie of andere diensten inhouden.”;

    19.

    artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat alle ondernemingen die openbaar beschikbare telefoondiensten en/of openbare communicatienetwerken aanbieden, de in bijlage I, deel B, genoemde extra faciliteiten voor eindgebruikers beschikbaar stellen voor zover dit technisch en economisch gezien haalbaar is.”;

    b)

    lid 3 wordt vervangen door:

    „3.   Onverminderd artikel 10, lid 2, kunnen de lidstaten de in bijlage I, deel A, onder a) en e), vermelde verplichtingen als algemene eis opleggen aan alle ondernemingen die toegang tot openbare communicatienetwerken en/of openbaar beschikbare telefoondiensten aanbieden.”;

    20.

    artikel 30 wordt vervangen door:

    „Artikel 30

    Gemakkelijker wijziging van aanbieder

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle abonnees met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken, hun nummer(s) kunnen behouden overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, deel C, ongeacht de onderneming die de dienst levert.

    2.   De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de prijsstelling tussen exploitanten en/of dienstenaanbieders met betrekking tot het aanbieden van nummerportabiliteit op de kosten gebaseerd is en dat eventuele directe kosten voor abonnees de verandering van dienstenaanbieder niet ontmoedigen.

    3.   De nationale regelgevende instanties leggen voor de nummerportabiliteit geen tarieven voor eindgebruikers op die de concurrentie zouden kunnen verstoren, zoals specifieke of uniforme tarieven voor eindgebruikers.

    4.   Nummers worden zo snel mogelijk overgedragen en geactiveerd. De technische overdracht van het nummer duurt in geen geval langer dan één dag.

    De bevoegde nationale instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers voorschrijven met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technische haalbaarheid, zo nodig ook maatregelen om ervoor te zorgen dat abonnees gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd.

    5.   De lidstaten zorgen ervoor dat in contracten tussen gebruikers en aanbieders van elektronische-communicatiediensten geen initiële contractduur van meer dan 24 maanden wordt vastgelegd.

    6.   Onverminderd de mogelijkheid van een minimumcontractduur zien de lidstaten erop toe dat de voorwaarden en procedures voor contractbeëindiging de verandering van dienstenaanbieder niet ontmoedigen.”;

    21.

    in artikel 31 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.   De lidstaten kunnen ten aanzien van nader bepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra faciliteiten, in het bijzonder toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor eindgebruikers met een handicap mogelijk te maken, aan de onder hun bevoegdheid ressorterende ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden welke voor de distributie van radio- en televisieomroepkanalen naar het publiek worden gebruikt, redelijke doorgifteverplichtingen („must carry”)opleggen indien deze netwerken voor een significant aantal eindgebruikers van die netwerken het belangrijkste middel zijn om radio- en televisieomroepkanalen te ontvangen. Dergelijke verplichtingen worden alleen opgelegd indien zij noodzakelijk zijn om doelstellingen van algemeen belang als duidelijk omschreven door elke lidstaat te verwezenlijken, en zijn evenredig en transparant.

    De in de eerste alinea bedoelde verplichtingen worden uiterlijk één jaar na … (20) door de lidstaten geëvalueerd, uitgezonderd wanneer zij een dergelijke evaluatie reeds hebben gemaakt binnen de voorafgaande twee jaar.

    De lidstaten evalueren hun doorgifteverplichtingen regelmatig.”;

    22.

    artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties in passende mate rekening houden met de standpunten van eindgebruikers, consumenten (met inbegrip van met name eindgebruikers met een handicap), fabrikanten en ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden over aangelegenheden die verband houden met alle eindgebruikers- en consumentenrechten met betrekking tot openbare elektronische-communicatiediensten, met name wanneer zij een belangrijke invloed hebben op de markt.

    Met name zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instanties een raadplegingsmechanisme opzetten dat waarborgt dat bij hun besluitvorming inzake vraagstukken die verband houden met al de rechten van eindgebruikers en consumenten wat openbaar beschikbare communicatiediensten betreft op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de consument op het gebied van elektronische communicatie.”;

    b)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    „3.   Onverminderd de met het Gemeenschapsrecht strokende nationale voorschriften ter bevordering van doelstellingen op het gebied van cultuur- en mediabeleid, zoals culturele en taaldiversiteit en mediapluralisme, kunnen de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde overheden de samenwerking bevorderen tussen de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten en de sectoren die geïnteresseerd zijn in de bevordering van wettige inhoud in elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Deze samenwerking kan ook de coördinatie omvatten van de informatie van algemeen belang die ingevolge artikel 21, lid 4, onder a), en artikel 20, lid 1, ter beschikking moet worden gesteld.”;

    23.

    artikel 34, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten zorgen ervoor dat transparante, eenvoudige en goedkope buitengerechtelijke procedures beschikbaar zijn voor het behandelen van niet-beslechte geschillen die, in het kader van deze richtlijn, ontstaan tussen consumenten en ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden en die betrekking hebben op de contractuele voorwaarden en/of prestaties van contracten voor het beschikbaar stellen van die netwerken en/of diensten. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat die procedures een eerlijke en vlotte beslechting van geschillen mogelijk maken, en kunnen in gerechtvaardigde gevallen een regeling voor terugbetaling of schadevergoeding invoeren. De lidstaten kunnen deze verplichtingen uitbreiden tot geschillen waarbij andere eindgebruikers zijn betrokken.”;

    24.

    artikel 35 wordt vervangen door:

    „Artikel 35

    Wijziging van de bijlagen

    Maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen en die noodzakelijk zijn om de bijlagen I, II, III en VI aan te passen aan technologische ontwikkelingen of aan veranderingen in de marktvraag, worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”;

    25.

    in artikel 36 wordt lid 2 vervangen door:

    „2.   De nationale regelgevende instanties stellen de Commissie in kennis van de universeledienstverplichtingen die worden opgelegd aan aangewezen ondernemingen met universeledienstverplichtingen. De Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van alle wijzigingen van de opgelegde verplichtingen of van ondernemingen waarop de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn.”;

    26.

    artikel 37 wordt vervangen door:

    „Artikel 37

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor communicatie dat is ingesteld bij artikel 22 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, lid 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”;

    27.

    bijlagen I, II, III en IV worden vervangen door de tekst in de bijlagen I en II bij deze richtlijn;

    28.

    bijlage VII wordt geschrapt.

    Artikel 2

    Wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie)

    Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.   Deze richtlijn voorziet in de harmonisering van de regelgeving van de lidstaten die nodig is om een gelijk niveau van bescherming van fundamentele rechten en vrijheden - met name het recht op een persoonlijke levenssfeer - bij de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie te waarborgen en om te zorgen voor het vrij verkeer van dergelijke gegevens en van elektronische-communicatieapparatuur en -diensten in de Gemeenschap.”;

    2.

    artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    letter c) wordt vervangen door

    „c)

    „locatiegegevens”: gegevens die in een elektronische-communicatienetwerk of door een elektronische-communicatiedienst worden verwerkt, waarmee de geografische positie van de eindapparatuur van een gebruiker van een algemeen beschikbare elektronische-communicatiedienst wordt aangegeven;”;

    b)

    letter e) wordt geschrapt;

    c)

    de volgende letter wordt toegevoegd:

    „h)

    „inbreuk in verband met persoonsgegevens” een inbreuk op de beveiliging die resulteert in een accidentele of onwettige vernietiging, wijziging, niet-geautoriseerde vrijgave van of toegang tot persoonsgegevens die zijn verstuurd, opgeslagen of anderszins verwerkt in verband met de levering van een openbare elektronische-communicatiedienst in de Gemeenschap.”;

    3.

    artikel 3 wordt vervangen door:

    „Artikel 3

    Betrokken diensten

    Deze richtlijn is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de levering van openbare elektronische-communicatiediensten over openbare communicatienetwerken in de Gemeenschap, met inbegrip van openbare communicatienetwerken die systemen voor gegevensverzameling en identificatie ondersteunen.”;

    4.

    artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door:

    „Veiligheid van de verwerking”;

    b)

    de volgende leden worden toegevoegd:

    „3.   In geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens gaat de aanbieder van openbare elektronische-communicatiediensten de reikwijdte van de inbreuk in verband met persoonsgegevens na, evalueert hij de ernst ervan en weegt hij af of de bevoegde nationale instantie en de abonnee in kennis moeten worden gesteld van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, rekening houdend met de betrokken voorschriften die de bevoegde nationale instantie overeenkomstig lid 4 heeft vastgesteld.

    Indien de inbreuk in verband met persoonsgegevens een ernstig risico voor de persoonlijke levenssfeer van de abonnee vormt, worden de bevoegde nationale instantie en de betrokken abonnee door de betrokken aanbieder van openbare elektronische-communicatiediensten onverwijld van de inbreuk in kennis gesteld.

    In de kennisgeving aan de abonnee worden ten minste de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, alsmede de contactpunten voor meer informatie vermeld, en worden er maatregelen aanbevolen om mogelijke negatieve gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens te verlichten. De kennisgeving aan de bevoegde nationale instantie bevat bovendien een omschrijving van de gevolgen van de inbreuk en van de door de aanbieder voorgestelde of getroffen maatregelen om de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken.

    4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale instantie gedetailleerde voorschriften kan vaststellen en, waar nodig, instructies kan uitvaardigen betreffende de omstandigheden waarin de kennisgeving van de inbreuk in verband met persoonsgegevens door aanbieders van een openbare elektronische-communicatiedienst noodzakelijk is, het voor deze kennisgeving toepasselijke formaat, alsmede de manier waarop de kennisgeving geschiedt.

    5.   Teneinde een samenhangende tenuitvoerlegging van de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde maatregelen te waarborgen, kan de Commissie, na raadpleging van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA), de Groep van artikel 29 en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, aanbevelingen aannemen in verband met, onder meer, de omstandigheden, het formaat en de procedures die gelden voor de in dit artikel bedoelde informatieverstrekkings- en kennisgevingseisen.”;

    5.

    in artikel 5 wordt lid 3 vervangen door:

    „3.   De lidstaten dragen ervoor zorg dat de opslag van informatie of de toegang tot informatie die reeds is opgeslagen in de eindapparatuur van een abonnee of gebruiker, alleen is toegestaan op voorwaarde dat de betrokken abonnee of gebruiker wordt voorzien van duidelijke en volledige informatie onder meer over de doeleinden van de verwerking, overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, en door de voor de verwerking verantwoordelijke het recht krijgt aangeboden om een dergelijke verwerking te weigeren. Zulks vormt geen beletsel voor enige vorm van technische opslag of toegang met als uitsluitend doel de uitvoering of vergemakkelijking van de verzending van een communicatie over een elektronisch-communicatienetwerk, of, indien strikt noodzakelijk, voor de levering van een uitdrukkelijk door de abonnee of gebruiker gevraagde dienst van de informatiemaatschappij.”;

    6.

    artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   Verkeersgegevens met betrekking tot abonnees en gebruikers die worden verwerkt en opgeslagen door de aanbieder van een openbaar elektronische-communicatienetwerk of -dienst, worden, wanneer ze niet langer nodig zijn voor het doel van de transmissie van communicatie, gewist of anoniem gemaakt, onverminderd de leden 2, 3, 5 en 7 van dit artikel alsmede artikel 15, lid 1.”;

    b)

    lid 3 wordt vervangen door:

    „3.   De aanbieder van een openbare elektronische-communicatiedienst mag ten behoeve van de marketing van elektronische-communicatiediensten of voor de levering van diensten met toegevoegde waarde de in lid 1 bedoelde gegevens verwerken voor zover en voor zolang dat nodig is voor dergelijke diensten of marketing, indien de abonnee of de gebruiker waarop de gegevens betrekking hebben daartoe zijn voorafgaande toestemming heeft gegeven. Gebruikers of abonnees kunnen hun toestemming voor de verwerking van verkeersgegevens te allen tijde intrekken.”;

    c)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    „7.   Verkeersgegevens mogen worden verwerkt voor zover dit strikt noodzakelijk is ter waarborging van de netwerk- en informatiebeveiliging, als omschreven in artikel 4, onder c), van Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (21).

    7.

    artikel 13 wordt vervangen door het volgende:

    „Artikel 13

    Ongewenste communicatie

    1.   Het gebruik van automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst (automatische oproepapparaten), fax of e-mail (met inbegrip van short message service (SMS) en multimedia messagingservice (MMS)) met het oog op direct marketing kan alleen worden toegestaan met betrekking tot abonnees of gebruikers die daarin vooraf hebben toegestemd.

    2.   Onverminderd lid 1 kan een natuurlijke of rechtspersoon die van zijn klanten elektronische contactgegevens voor elektronische post verkrijgt in het kader van de verkoop van een product of een dienst, overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, die elektronische contactgegevens gebruiken voor direct marketing van eigen gelijkaardige producten of diensten mits de klanten duidelijk en expliciet de gelegenheid wordt geboden kosteloos en op gemakkelijke wijze bezwaar te maken tegen het gebruik van die elektronische contactgegevens op het ogenblik dat zij worden verzameld en, ingeval de klant zich in eerste instantie niet tegen dat gebruik heeft verzet, bij elke boodschap.

    3.   De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat ongevraagde communicatie met het oog op direct marketing in andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde gevallen niet toegestaan is zonder toestemming van de betrokken abonnees of gebruikers, of ten aanzien van abonnees of gebruikers die dergelijke communicatie niet wensen te ontvangen, waarbij de keuze tussen deze mogelijkheden door de nationale wetgeving wordt bepaald, met dien verstande dat beide mogelijkheden voor de abonnee of gebruiker kosteloos moeten zijn.

    4.   Het is in ieder geval verboden elektronische post met het oog op direct marketing te verzenden waarbij de identiteit van de afzender namens wie de communicatie plaatsvindt wordt gemaskeerd of verborgen of die in strijd is met artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG, of zonder dat een geldig adres wordt vermeld waaraan de ontvanger een verzoek tot beëindiging van dergelijke communicatie kan richten.

    5.   Leden 1 en 3 gelden voor abonnees die natuurlijke personen zijn. De lidstaten zorgen er, in het kader van het Gemeenschapsrecht, en het toepasselijk nationaal recht tevens voor dat de rechtmatige belangen van andere abonnees dan natuurlijke personen met betrekking tot ongewenste communicatie voldoende zijn beschermd.

    6.   Onverminderd de administratieve voorzieningen die onder meer overeenkomstig artikel 15 bis, lid 2, kunnen worden genomen, zorgen de lidstaten ervoor dat natuurlijke of rechtspersonen die een rechtmatig belang hebben bij de bestrijding van inbreuken op nationale, overeenkomstig dit artikel vastgestelde bepalingen, inclusief aanbieders van elektronische-communicatiediensten die hun rechtmatige ondernemingsbelangen of de belangen van hun klanten beschermen, rechtsvorderingen voor dergelijke inbreuken kunnen instellen.”;

    8.

    het volgende artikel wordt ingevoegd:

    „Artikel 15 bis

    Uitvoering en handhaving

    1.   De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen de nodige maatregelen om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en kunnen worden toegepast met betrekking tot de hele periode van een inbreuk, zelfs indien de inbreuk vervolgens is rechtgezet. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op … (22) in kennis van die bepalingen en geven onverwijld kennis van eventuele latere wijzigingen.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale instantie en, in voorkomend geval, andere nationale organen bevoegd zijn de in lid 1 bedoelde inbreuken te doen ophouden.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale instantie en, in voorkomend geval, andere nationale organen over alle nodige onderzoeksbevoegdheden en -middelen beschikken, met inbegrip van de bevoegdheid alle relevante informatie op te vragen die zij nodig kunnen hebben om de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen te monitoren en na te doen leven.

    4.   Om een doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde nationale wetten te waarborgen en geharmoniseerde voorwaarden te creëren voor het aanbieden van diensten waarbij grensoverschrijdende gegevensstromen betrokken zijn, kan de Commissie, na raadpleging van het ENISA, de Groep van artikel 29 en de betrokken regelgevingsinstanties, aanbevelingen aannemen.”.

    Artikel 3

    Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004

    In de bijlage van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (Verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) wordt het volgende punt toegevoegd:

    „17.

    Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en electronische communicatie): artikel 13 (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).”.

    Artikel 4

    Omzetting

    1.   De lidstaten dienen uiterlijk … de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken, die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

    Zij passen die bepalingen toe met ingang van … .

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 5

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 6

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te ….

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    Voor de Raad

    De voorzitter


    (1)  PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.

    (2)  PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.

    (3)  PB C 181 van 18.7.2008, blz. 1.

    (4)  Advies van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van …

    (5)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

    (6)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.

    (7)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

    (8)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

    (9)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

    (10)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.

    (11)  PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

    (12)  PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21.

    (13)  PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.

    (14)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    (15)  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.

    (16)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (17)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

    (18)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37”;

    (19)  PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.”;

    (20)  De in artikel 4, lid 1, bedoelde datum.;

    (21)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.”;

    (22)  De in artikel 4, lid 1, bedoelde datum.


    BIJLAGE I

    BIJLAGE I

    BESCHRIJVING VAN FACILITEITEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10 (CONTROLE VAN DE UITGAVEN), ARTIKEL 29 (EXTRA FACILITEITEN) EN ARTIKEL 30 (GEMAKKELIJKER WIJZIGING VAN AANBIEDER)

    Deel A

    Faciliteiten en diensten als bedoeld in artikel 10

    a)   Gespecificeerde rekeningen

    De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties, onverminderd de voorschriften van de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, het basisniveau van specificatie van rekeningen kunnen vaststellen dat aangewezen ondernemingen (zoals bepaald in artikel 8) kosteloos aan de consumenten moeten verstrekken, zodat deze:

    i)

    de kosten van het gebruik van het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie en/of bijbehorende openbare telefoondiensten kunnen verifiëren en controleren en

    ii)

    adequaat toezicht kunnen houden op hun gebruik en uitgaven en zodoende in redelijke mate hun rekeningen kunnen beheersen.

    In voorkomend geval kan de abonnee tegen een redelijke vergoeding of gratis een hogere mate van detaillering worden aangeboden.

    Gesprekken die voor de oproepende abonnee kosteloos zijn, met inbegrip van gesprekken met hulplijnen, worden niet op de gespecificeerde factuur van de oproepende abonnee vermeld.

    b)   Kosteloze selectieve nummerblokkering bij uitgaand telefoonverkeer of Premium-SMS- of MMS-berichten

    De faciliteit waarbij de abonnee een aangewezen aanbieder van telefoondiensten kan verzoeken kosteloos bepaalde categorieën uitgaande gesprekken of Premium-SMS-of MMS-berichten van of naar bepaalde categorieën nummers te blokkeren.

    c)   Vooruitbetalingssystemen

    De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aangewezen ondernemingen in middelen voorzien waarbij de consumenten voor de toegang tot het openbare communicatienetwerk en het gebruik van openbaar beschikbare telefoondiensten vooruitbetalen.

    d)   Termijnbetaling van aansluitingskosten

    De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aangewezen ondernemingen de consument de mogelijkheid bieden voor de aansluiting op het openbare communicatienetwerk in termijnen te betalen.

    e)   Wanbetaling

    De lidstaten staan toe dat, wanneer telefoonrekeningen van overeenkomstig artikel 8 aangewezen ondernemingen niet worden betaald, specifieke maatregelen worden getroffen die in verhouding staan tot de ernst van de wanbetaling, niet-discriminerend zijn en worden bekendgemaakt. Bij deze maatregelen wordt de abonnee vooraf naar behoren gewaarschuwd over een aanstaande onderbreking van de dienstverlening of voor verbreking van de aansluiting. Behalve in geval van fraude, aanhoudend te laat of niet betaalde rekeningen, moeten deze maatregelen waarborgen dat een eventuele onderbreking van de dienstverlening, voor zover dat technisch mogelijk is, beperkt blijft tot de betrokken dienst. Verbreking van de aansluiting wegens wanbetaling mag slechts plaatsvinden nadat de abonnee naar behoren is gewaarschuwd. De lidstaten kunnen alvorens tot volledige verbreking van de aansluiting wordt overgegaan, een periode van beperkte dienstverlening toestaan waarin alleen gesprekken mogelijk zijn die geen kosten voor de abonnee met zich meebrengen (b.v. „112” -oproepen).

    Deel B

    Faciliteiten als bedoeld in artikel 29

    a)   Toonkiezen of DTMF (dual-tone multi-frequency)

    Het openbare communicatienetwerk en/of de openbaar beschikbare telefoondiensten ondersteunt het gebruik van DTMF-tonen, zoals gedefinieerd in ETSI ETR 207, voor signaleringsfuncties van eindpunt tot eindpunt in het gehele netwerk, zowel binnen een lidstaat als tussen lidstaten onderling.

    b)   Identificatie van de oproepende lijn

    Aan de opgeroepene wordt het abonneenummer van de oproeper meegedeeld voordat de oproep tot stand is gebracht.

    Bij het ter beschikking stellen van deze faciliteit moet rekening worden gehouden met de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, met name Richtlijn 2002/58/EG (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

    Exploitanten moeten, voor zover dat technisch haalbaar is, gegevens en signalen beschikbaar stellen om het aanbieden van identificatie van de oproeplijn en toonkiezen over de grenzen van de lidstaten te vergemakkelijken.

    Deel C

    Tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende nummerportabiliteit als bedoeld in artikel 30

    De eis dat alle abonnees met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken hun nummer(s) kunnen behouden ongeacht de onderneming die de dienst levert, geldt:

    a)

    in het geval van geografische nummers, op een specifieke locatie;

    b)

    in het geval van niet geografische nummers, voor elke locatie.

    Dit deel is niet van toepassing op de portabiliteit van nummers tussen netwerken die diensten leveren op een vaste locatie en mobiele netwerken.

    BIJLAGE II

    OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 21 TE PUBLICEREN INFORMATIE (TRANSPARANTIE EN PUBLICATIE VAN INFORMATIE)

    De nationale regelgevende instantie moet ervoor zorgen dat de informatie in deze bijlage overeen komstig artikel 21 wordt bekendgemaakt. Het is aan de nationale regelgevende instantie om te bepalen welke informatie wordt gepubliceerd door de ondernemingen die openbare communicatie netwerken en/of openbaar beschikbare telefoondiensten aanbieden, en welke informatie door de nationale regelgevende instantie zelf, opdat consumenten in staat worden gesteld geïnformeerde keuzes te maken.

    1.   Namen en adressen van ondernemingen

    De namen en de adressen van de hoofdkantoren van de ondernemingen die openbare communicatienetwerken en/of openbaar beschikbare telefoondiensten aanbieden.

    2.   Beschrijving van de aangeboden diensten

    2.1.   Omvang van de aangeboden diensten

    2.2.   Standaardtarieven, met vermelding van de verstrekte diensten en de inhoud van elk tariefelement (bv. toegangstarieven, alle soorten gebruikstarieven, onderhoudskosten), inclusief bijzonderheden over toegepaste standaardkortingen, bijzondere en gerichte tariefregelingen en alle extra kosten, alsmede kosten met betrekking tot eindapparatuur.

    2.3.   Schadevergoedings-/terugbetalingsbeleid met inbegrip van bijzonderheden omtrent de aangeboden schadevergoedings- en terugbetalingsregelingen.

    2.4.   Soorten onderhoudsservice die worden aangeboden.

    2.5.   Algemene voorwaarden, met inbegrip van de minimumcontractduur, beëindiging van het contract en procedures en directe kosten in verband met de overdraagbaarheid van nummers en andere identificatoren, wanneer relevant.

    3.   Regelingen voor geschillenbeslechting, met inbegrip van door de onderneming opgestelde regelingen.

    4.   Informatie over rechten ten aanzien van de universeledienstverlening, waaronder, in voorkomend geval, de in Bijlage I genoemde faciliteiten en diensten.

    BIJLAGE III

    PARAMETERS VOOR DE KWALITEIT VAN DE DIENST

    Leveringstermijn En Parameters, Definities En Meetmethoden Voor De Kwaliteit Van De Dienst Zoals Bedoeld In De Artikelen 11 En 22

    Voor ondernemingen die toegang aanbieden tot een openbaar communicatienetwerk

    Parameter

    (noot 1)

    Definitie

    Meetmethode

    wachttijd bij eerste aansluiting op het net

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    storingspercentage per toegangslijn

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    storingshersteltijd

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    Voor ondernemingen die een openbare telefoondienst aanbieden

    Parameter

    Definitie

    Meetmethode

    benodigde tijd voor het ontvangen van de kiestoon

    (noot 2)

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    wachttijden bij inlichtingendiensten

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    percentage functionerende openbare betaaltelefoons met munten en kaarten

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    klachten over onjuiste rekeningen

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    percentage mislukte oproepen

    (noot 2)

    ETSI EG 202 057

    ETSI EG 202 057

    Het versienummer van ETSI EG 2020 57-1 is 1.2.1. (oktober 2005)

    Noot 1

    De parameters moeten een analyse van de kwaliteit op regionaal niveau (d.w.z. ten minste op niveau 2 van de door Eurostat vastgestelde nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)) mogelijk maken.

    Noot 2

    Wanneer bewijzen beschikbaar zijn dat de prestaties op deze beide gebieden bevredigend zijn, kunnen de lidstaten besluiten niet te eisen dat actuele informatie betreffende de prestaties voor deze twee parameters wordt bijgehouden.


    BIJLAGE II

    „BIJLAGE VI

    INTEROPERABILITEIT VAN DIGITALE CONSUMENTENAPPARATUUR BEDOELD IN ARTIKEL 24

    1.   Gemeenschappelijke coderingsalgoritme en ontvangst van vrije signalen

    Alle voor de ontvangst van conventionele digitale televisiesignalen (dat wil zeggen de ontvangst van uitzendingen via terrestrische, kabel- of satellietverbinding die met name bedoeld is voor vaste ontvangst, zoals DVB-T, DVB-C of DVB-S) bestemde consumentenapparatuur die in de Gemeenschap wordt verkocht of verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, moet geschikt zijn om:

    het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken overeenkomstig een gemeenschappelijke Europese coderingsalgoritme zoals beheerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, momenteel ETSI;

    signalen weer te geven die ongecodeerd zijn uitgezonden, met dien verstande dat, ingeval dergelijke apparatuur wordt gehuurd, de huurder aan de desbetreffende huurovereenkomst voldoet.

    2.   Interoperabiliteit voor analoge en digitale televisietoestellen

    Analoge televisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 cm die in de Gemeenschap worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker zoals genormaliseerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, b.v. als aangegeven in de norm CENELEC EN 50 049-1:1997, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is, vooral extra decoders en digitale ontvangers.

    Digitale televisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm die in de Gemeenschap worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker (zoals genormaliseerd, of in overeenstemming met een norm die is vastgesteld, door een erkend Europees normalisatie-instituut of in overeenstemming met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie), b.v. de gemeenschappelijke interfaceconnector DVB, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is en die alle elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.”


    MOTIVERING VAN DE RAAD

    I.   INLEIDING

    De Commissie heeft in november 2007 haar voorstel (1) aangenomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming. Dat voorstel is op 29 november 2007 aan de Raad voorgelegd.

    Het Europees Parlement heeft op 24 september 2008 in eerste lezing advies uitgebracht.

    Het Comité van de Regio’s heeft op 19 juni 2008 advies uitgebracht (2).

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 mei 2008 advies uitgebracht (3).

    De Commissie heeft haar gewijzigd voorstel op 6 november 2008 aangenomen.

    De Raad heeft op 16 februari 2009 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

    II.   DOEL

    In het richtlijnvoorstel, dat een van de drie voorstellen tot herziening van het EU-regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten is, worden wijzigingen voorgesteld in drie wetgevingsteksten, namelijk Richtlijn 2002/22/EG, de zogeheten „universeledienstrichtlijn”, Richtlijn 2002/58/EG, de zogeheten „richtlijn privacy of ePrivacy” en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming.

    In haar voorstel betreffende de universeledienstrichtlijn richt de Commissie zich op de vier belangrijkste terreinen waarop naar haar oordeel wijzigingen noodzakelijk zijn, te weten: transparantie en de publicatie van informatie voor gebruikers, betere toegang voor gebruikers met een handicap, noodhulpdiensten en toegang tot het nummer 112, alsmede basisconnectiviteit en de kwaliteit van de dienstverlening („netneutraliteit”).

    In het Commissievoorstel betreffende de privacyrichtlijn wordt er met name naar gestreefd te waarborgen dat de consumenten worden gewaarschuwd wanneer hun persoonlijke gegevens door een inbreuk op de netwerkveiligheid in gevaar zijn; de exploitanten en de NRI’s hebben daartoe een grotere verantwoordelijkheid gekregen voor de veiligheid en de integriteit van alle elektronische-communicatienetwerken en -diensten, de bevoegdheden van de bevoegde instanties op het gebied van implementatie en voorschriftenhandhaving zijn versterkt, met name bij de strijd tegen spam, terwijl de toepassing van de EU-voorschriften op apparatuur voor gegevensvergaring en identificatie met gebruikmaking van openbare elektronische-communicatienetwerken is verduidelijkt.

    De verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming wordt gewijzigd, teneinde de grensoverschrijdende samenwerking en wetshandhaving te versterken overeenkomstig een bestaand communautair mechanisme waarin die verordening voorziet.

    III.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

    Algemene opmerkingen

    In het gemeenschappelijk standpunt is een groot aantal van de door het Europees Parlement in eerste lezing aangenomen amendementen naar de letter, naar de geest of ten dele overgenomen (87 van de 155 in totaal). Deze verbeteren of verduidelijken de tekst van de voorgestelde richtlijn. Andere amendementen zijn echter niet in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt, omdat de Raad ze overbodig of onaanvaardbaar vindt, of, in een aantal gevallen, omdat de bepalingen van het oorspronkelijke Commissievoorstel inmiddels zijn geschrapt of grondig zijn herschreven. De Raad heeft er meer bepaald op gewezen dat de voorstellen zorgvuldig moeten worden bestudeerd om een passend evenwicht op het stuk van evenredigheid en subsidiariteit te handhaven, en om onnodige lasten voor de nationale regelgevende instanties en voor de betrokken ondernemingen te voorkomen, terwijl mededinging en profijt voor de eindgebruikers gewaarborgd moeten blijven.

    Zowel de Raad als het Europees Parlement hebben geopteerd voor een aanpak waarin het belang van een betere toegang voor gebruikers met een handicap centraal staat. De Raad is het ook eens met het Europees Parlement over een specifiek artikel betreffende geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde, al strookt de mate van gedetailleerdheid waartoe de Raad heeft besloten, niet volledig met het standpunt van het Parlement.

    Een algemeen verschil ten opzichte van het Commissievoorstel betreft de comitologiekwestie en de verwijzingen naar de Autoriteit. Een ander algemeen verschil, ditmaal ten opzichte van het standpunt van het Europees Parlement, betreft de verwijzingen naar de inhoud. In beide gevallen zijn de verschillen tot een minimum beperkt.

    Voorts heeft de Raad een aantal bepalingen toegevoegd of gewijzigd om de doelstellingen van de tekst en de uitvoering ervan te verduidelijken.

    Specifieke opmerkingen

    Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad stemt in ruime mate overeen met het standpunt van het Europees Parlement. De voornaamste punten waar de Raad een andere aanpak heeft gekozen dan het Europees Parlement of de Commissie zijn hieronder weergegeven.

    1.   Contracten

    De Raad kan zich vinden in de strekking van de Commissievoorstellen, maar acht het net als het Parlement noodzakelijk dat de contracten nog meer nadere gegevens bevatten, met name gegevens betreffende de parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening, de dienstverlening aan de klant en de voorwaarden betreffende de minimumcontractduur in het geval van promoties.

    2.   Kwaliteit van de dienst

    De Raad heeft vooral gesproken over het niveau en de aard van het optreden van de Commissie. De gekozen aanpak bestaat erin het vaststellen van de minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de dienstverlening van de ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden, aan de NRI’s over te laten.

    3.   Kennisgeving van inbreuken op de beveiliging

    De Raad heeft het vraagstuk van de kennisgeving van inbreuken op de beveiliging intensief besproken. Hij heeft gekozen voor een aanpak waarbij de aanbieder van een openbaar beschikbare elektronische-communicatiedienst de ernst van de inbreuk, evenals de noodzaak om de NRI en/of de betrokken abonnee ervan in kennis te stellen, kan beoordelen, zulks in tegenstelling tot het Europees Parlement, dat deze beoordeling niet volledig aan de aanbieder wil overlaten en de voorkeur geeft aan een te allen tijde verplichte melding aan de NRI, in combinatie met openbaarmaking van elke inbreuk die heeft plaatsgehad. Om voor een passend niveau van harmonisatie te zorgen, verplicht de Raad de lidstaten het nodige te doen opdat de NRI’s gedetailleerde voorschriften kunnen vaststellen betreffende de omstandigheden, het formaat en de toepasselijke procedures voor informatie- en kennisgevingsvereisten voor inbreuken betreffende persoonsgegevens.

    Standpunt van de Raad ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement

    De Raad heeft de amendementen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 15, 16, 19, 20, 24, 32, 36, 37, 38, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 51, 53, 55, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 70, 71, 72, 73, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 82, 84, 85, 86, 87, 89, 90, 91, 95, 99, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 118, 119, 129, 131, 132, 138, 141, 144, 149, 150, 151, 152, 165, 180, 181, 182, 188, 189, 192, 193 en 194 integraal, ten dele of in beginsel aanvaard.

    De Raad heeft de amendementen 1, 10, 11, 12, 14, 17, 18, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29, 31, 35, 39, 40, 41, 42, 43, 50, 52, 54, 56, 57, 58, 59, 69, 83, 88, 92, 93, 96, 97, 98, 100, 101, 114, 115, 116, 117, 120, 122, 124, 125, 127, 128, 133, 135, 136, 137, 139, 140, 142, 143, 145, 146, 147, 157, 163, 166, 174, 183, 184, 185, 186, 187 en 190 niet aanvaard.

    IV.   CONCLUSIE

    De Raad is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt een evenwichtig pakket maatregelen vormt dat kan bijdragen tot het bevorderen van de mededinging, het consolideren van de interne markt en het bevorderen van de belangen van de burger.

    Met het gemeenschappelijk standpunt kan ervoor worden gezorgd dat de rechten van de consument een belangrijk punt van aandacht blijven in het kader van het regelgevingsbeleid in deze sector. Voorts zou het er mede voor zorgen dat op het stuk van evenredigheid en subsidiariteit een passend evenwicht wordt gehandhaafd, alsmede dat onnodige lasten voor de nationale regelgevende instanties en voor de betrokken ondernemingen worden voorkomen, terwijl mededinging en profijt voor de eindgebruikers gewaarborgd blijven.

    De Raad zal met het Europees Parlement graag een opbouwend debat aangaan met het oog op een spoedige aanneming van de richtlijn.


    (1)  COM(2007) 698 def.

    (2)  PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.

    (3)  PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.


    Top